Het klooster Yesse (later ook Essen genoemd), een cisterciënzer-vrouwenklooster, is tussen 1215 en 1594 gelegen op de plaats van het huidige buurtschap Essen, in het uiterste noorden van de gemeente Haren bij Groningen. Het dankt zijn naam aan de vader van Koning David (Yesse, Jesse, Isaï). Er leven dochters van gegoede families uit de stad Groningen, die het klooster rijkdom en aanzien bezorgen.

 

De zegel van het klooster.
Afb. boven: Een zegel van het klooster.

De wonderen van het klooster

Het klooster is met name bekend geworden om de wonderen die er in de eerste jaren van het bestaan zouden hebben plaats gevonden. De spectaculaire gebeurtenissen zijn beschreven door een zekere Caesarius van Heisterbach, de schrijver van een visiterend abt uit het Zevengebergte. Zo beschrijft hij het wonder van een kaars die niet wil doven, en het wonder van het bewegende beeld dat in het klooster staat. Dit beeld stelt een gekroonde Maria voor die haar kind op de arm draagt. Tijdens een mis neemt Christus de kroon van het hoofd van zijn moeder en zet die zelf op; later zet hij de kroon op een passend moment weer terug. Het wonder bezorgt het klooster vermoedelijk bedevaartgangers met goede gaven (in de archieven is hier weinig over terug te vinden), maar verschaft ook het klooster zelf aanzien: Yesse zou tot het einde van zijn dagen een bloeiende abdij blijven (3).

 

Middelen van bestaan

Ook is het klooster erg bekend geworden door de school die eraan is verbonden, men leeft verder van stenen bakken en de handel in graan en turf. De Cisterciënzers zijn erg bedreven in waterbeheersing en kunnen daarmee grond verbeteren die ze verkrijgen door schenkingen van vrome families en door aankoop van minder goede gronden. Wat de omvang van het grondbezit betreft wordt Yesse in de loop der eeuwen het derde klooster van de provincie Groningen.

 

 

´Liudulphus, genaamd Gholtcnape van Eelde, heeft geschonken aan het klooster te Essen een grote en kleine tiende in Dilgt als prebende voor zijn dochter Gheysseka´ (12).
Afb. boven: ´Liudulphus, genaamd Gholtcnape van Eelde, heeft geschonken aan het klooster te Essen een grote en kleine tiende in Dilgt als prebende voor zijn dochter Gheysseka´ (12).

 

Een voorbeeld van de geschenken die het klooster verkrijgt (zie afb. boven) getuigt een stuk van 1 mei 1337, waarin ´Liudulphus, genaamd Gholtcnape van Eelde, heeft geschonken aan het klooster te Essen een grote en kleine tiende in Dilgt als prebende voor zijn dochter Gheysseka (12).´ Het stuk wordt vergezeld van twee zegels:

 

Het eerste zegel is rond in de kleur groen en draagt als voornaam ´Tese´. Het randschrift luidt a.d. voorzijde: `S(igillum) THYESE ...SE´ Bron: GA.
Het tweede zegel is rond en groen en draagt als naam ´Henricus Schulte´, hij is pastoor van de parochie Haren. Het randschrift aan de voorzijde luidt: ´S(igillum) [D(omi)NI HE(n)]RICI CVRATI I(n) HAREN´. Bron: GA.
Foto boven: Het eerste zegel is rond in de kleur groen en draagt als voornaam ´Tese´. Het randschrift luidt a.d. voorzijde: `S(igillum) THYESE ...SE´ Bron: GA. Foto boven: Het tweede zegel is rond en groen en draagt als naam ´Henricus Schulte´, hij is pastoor van de parochie Haren. Het randschrift aan de voorzijde luidt: ´S(igillum) [D(omi)NI HE(n)]RICI CVRATI I(n) HAREN´. Bron: GA.

 

Dat het klooster verspreid over een groot gebied landerijen in bezit heeft, kunnen we onder meer concluderen uit een bron van 30 november 1342 waarin ´Jacobus, pastoor te Broke, verklaart dat zijn parochie jaarlijks moet opbrengen voor de monniken of conversen van Yesse een rente van vier mudden rogge, gaande uit de landen van Abelo Gherbadesman, een rente van twee mudden rogge, gaande uit de landen van Jemme Veraleyde, een rente van twee mudden rogge, gaande uit de landen van Etzt Harmensma, een rente van een mud rogge, gaande uit de landen van Geheleko Harttinc, en een rente van een mud rogge, gaande uit de landen van Eltatus Harttinc´ (13). Het gaat vergezeld van het zegel van Jacobus, pastoor van de parochie Westerbroek.

 

GA, kla0027, 30 nov. 1342, kloosterarcheiven, inv.nr. 183, reg. 27. (13). Jacobus, pastoor te Broke, verklaart dat zijn parochie jaarlijks moet opbrengen voor de monniken of conversen van Yesse een rente van vier mudden rogge, gaande uit de landen van Abelo Gherbadesman, een rente van twee mudden rogge, gaande uit de landen van Jemme Veraleyde, een rente van twee mudden rogge, gaande uit de landen van Etzt Harmensma, een rente van een mud rogge, gaande uit de landen van Geheleko Harttinc, en een rente van een mud rogge, gaande uit de landen van Eltatus Harttinc.
Afb. boven: GA, kla0027, 30 nov. 1342, kloosterarcheiven, inv.nr. 183, reg. 27. (13). 'Jacobus, pastoor te Broke, verklaart dat zijn parochie jaarlijks moet opbrengen voor de monniken of conversen van Yesse een rente van vier mudden rogge, gaande uit de landen van Abelo Gherbadesman, een rente van twee mudden rogge, gaande uit de landen van Jemme Veraleyde, een rente van twee mudden rogge, gaande uit de landen van Etzt Harmensma, een rente van een mud rogge, gaande uit de landen van Geheleko Harttinc, en een rente van een mud rogge, gaande uit de landen van Eltatus Harttinc'.

 

De grote kloosters (Aduard was het rijkst) bezitten een derde van alle grond in de provincie, elders wordt gesproken over 20% of meer. De exacte cijfers zijn nog niet nauwgezet onderzocht. In 1249 sluit het klooster zich aan bij Aduard, maar nadat de zusters steeds verder van de regel van Benedictus zijn afgedwaald stappen ze in 1418 over naar de congregatie van Sibculo, die heeft gekozen voor de Moderne Devotie. De abt Johannes X van het cisterciënzerklooster Cîteaux heeft de zusters in 1483 persoonlijk bezocht om hen een hart onder de riem te steken. Hierdoor komt het ook dat het klooster, dat van 1249 tot 1418 onder Aduard valt, zich dan aansluit bij het pas gestichte klooster Galilea Major te Sibculo (bij Hardenberg), wat tot het einde van de kloostertijd zo zal blijven. Op 10 juni 1484 wordt gevreesd voor de hervorming van het klooster: `Johannes, abt van Cistercium, maakt bekend aan de prior van het klooster St. Maria van Gallilea in Zebekeloe (= Sibculo) dat hij op zijn visitatiereis langs de kloosters in Germania ook het klooster van de religieuzen te Yesse heeft bezocht, die vreesden dat de hervorming in hun klooster, teweeggebracht door de prior van St. Maria van Gallilea, teniet gedaan zou worden, nu zij enige jaren geleden gevisiteerd waren door de abt van St. Bernardus te Adwert (=Aduard), in plaats van bovengenoemde prior, in opdracht van de abt van Clarevallis; en dat hij deze hervorming bekrachtigt en zich uitspreekt voor de voortduring ervan, terwijl hij alle leden van de orde verbiedt iets daarin tot nadeel van Yesse te wijzigen´ (10).

 

Een aantal feiten

Reeds op 18 nov. 1276 komen we het klooster Yesse tegen in de Groninger Archieven als er staat: ´Egbertus, prefect, de oldermannen van Groningen en Henricus, schulte te Eelde, verklaren uitspraak te hebben gedaan in het geschil tussen heer Johannes, ridder, Hermannus en Thezo, alle drie zoons van heer Thezo, ridder, enerzijds en de abdis en het convent te Essen anderzijds over een tiende te Glimmen.´ Schijnbaar heeft de abdis van Yesse hier een conflict over de betaling van een tiende te Glimmen en verklaren de perfect Egbertus, de oldermannen van de stad Groningen, een zekere Henricus uit Eelde én drie zoons van de ridder Thezo, dat hierin uitspraak wordt gedaan. Uit het stuk valt moeilijk op te maken over wat voor een uitspraak het hier precies gaat (11).

 

Op 19 november 1483 verklaren `Helprick Bebynge, Reyneken, Henrick, Johan en Marisses, gebroeders, en onder stoklegging (zie: Woordverklaringen) afstand te doen van de erfenis van hun tante Geye, ten behoeve van het gemene convent van Yesse, onder voorwaarde dat het convent van Esse hun zuster Stijne zal onderhouden`(8) en op 1 mei 1491 verklaren ´Willem Hylboldynghe, Johannes Eykynge, Henrick Wiltynge en Arent Campynge, kerkvoogden te Borger, en Sunte Wilbrordus, patroon van de kerk aldaar, dat zij verkocht en bij stoklegging overgedragen hebben aan het klooster van Yesse bij Gronynge al hun aanspraken op een lijnstuk op de Borger es dat wijlen Egbert Veldynge aan Sunte Wilbrordus vermaakt heeft (9)´.

 

Het klooster Yesse hanteert strakke regels en afspraken en mocht je je niet houden aan de gemaakte afspraken dan volgt er zonder meer een proces zoals blijkt op 10 juli 1481 als ´Nicolaus ther Maeth, deken van de kerk van Sanctus Clemens in Steenwick en van Drenthia, oorkondt dat hij uitspraak heeft gedaan in het proces van Johannes Egberti, procurator van het convent van Yesse, tegen Rodolphus Vroede Reus over een jaarlijkse rente, groot drie mudden rogge, gaande uit het land van Folkerus Wolters en diens vrouw Fije, gelegen ten zuiden van de kerk in Dalen, die Rodolphus aan het convent moet betalen, maar welke verplichting door hem ontkend wordt, waarbij bepaald wordt dat Rodolphus de rente aan het klooster moet betalen, terwijl hij ook veroordeeld wordt tot de betaling van de proceskosten´ (14).

 

Uit datzelfde jaar (1481) is een vrij uitgebreid stuk bekend uit het Huisarchief van Farmsum. Het is een open brief van de burgemeesters en raad van Groningen waarin verschillende partijen worden genoemd, waaronder Gheert Lewe als een van de burgemeesters van de Stad, zusters van het 'Oplden Convent' van Groningen,´Wychmoet Polmans abdisse to yesse´. Yesse komt er in dit stuk erg goed vanaf. Beschreven wordt hoe een zekere Clewe ´den vorgenoemde convente van yesse geven driehundert golden rinssche gulden offte payment dat daer guet voer is daer den convente van Yesse vorgenoemd vander verwyssinge ende betalinge wall genoget'. Het bedrag dat hier wordt genoemd is voor die tijd erg hoog en daar blijft het niet bij. Het komt veelvuldig voor dat het klooster met geld, goederen en landerijen wordt begiftigd. Voor de liefhebbers laat ik hier de inhoud dan de volledige brief volgen, zowel in oringineel als in tekst (16).

 

Afb. boven: haf187. H.A. Farmsum, inv.nr. 0770, reg. 187: ´Wy borgermestere ende Raed in Groningen betugen myt dessen openen breve dat voer ons sint gekomen Gosen van Dulck ende Gheert Lewe als gekoren dedingesluden van Clawes ende Sweder Kater wegen ghebroders ande ene zyd Johan Koenrades ende Wycher Poppe van wegen des convents van Yesse by onser stad ende den susteren des Olden Convents in onser stad ande ander zyd ende Johan Tedema van beyden parten vorgenoemd daer mede to geramet. Ende bekanden samentlike dat sie hebben ene uutsprake gedaen van oere schelingen in manieren hiir nabescreven tusschen den selven vorscreven parten. Inden eersten so sal dat convent van Yesse voerscreven overgeven Claweze vorgenoemd alle alsulke leen guederen als sie ontfangen hebben van Johan Horneken saliger gedachte wo offte waer de gelegen sint ende sullen dat uutgaen so als Clawes vorscreven dat noet is hie daer an bevestiget te worden. Ende de uutgang sal geschien up Clawezes vorscreven kost. Hiir voer sal dat convent van Yesse vorscreven hebben ende boren alsodane gelt als daer noch tachteren is vanden ampte des gerichtes van Selwert dat tUtrecht steet tot behoeff der parten vorscreven in handen Peter ..iernoet saliger gedachte so wy verstaen. Daer to sal Clwes vorscreven den vorgenoemde convente van yesse geven driehundert golden rinssche gulden offte payment dat daer guet voer is daer den convente van Yesse vorgenoemd vander verwyssinge ende betalinge wall genoget. Hiir mede sullen doet ende vergeven wesen alle schelingen de desse parten vorscreven up malkanderen gehat mogen hebben voer dessen dage oec waer van de verresen mogen wesen. Welke uutsprake beyde parten vorscreven angenomen hebben voer em ende oeren erffgenamen ende nakomelingen stede ende vast tot ewygen dagen onverbroken to holden sunder alle argelist. Dat orkonde wy myt onser stad zegell ende omme de merre vestenisse wyllen hebben wy Wychmoet Polmans abdisse to yesse, Mette Hoppers priorynne Yde Rengers kelnersche ende gemene seniores ende susters des selven convents by consente des paters van Sybkeloe onse visitaters onse conventszegel ende wy Ghese van Arnhem ministersche ende gemene seniores ende susters des OPlden Convents in groningen by consente heren Diricks van Goech onses paters onse convents zegel samentlike an dessen breeff mede gehangen. Ghegeven inden jaer ons heren dusent vierhundert eenendetachtentich up meyavent doe Gosen van Dulk, Johan Tedema, Gharmet Allema ende Gheert Lewe borgermestere waeren onser stad. ??´ (16).

 

Bij een schenking is het niet alleen zo dat het klooster er alléén baat bij heeft. Zo zijn er ook families die hun erfenis niet aanvaarden maar aan het klooster schenken, maar wel onder voorwaarde. Op 19 november 1483 komen we zo´n schenking tegen, waarbij het convent verklaart in ruil voor de erfenis te zullen zorgen voor het onderhoud van zuster Stijne, van de gebroeders Helprick Bebynge, Reyneken, Henrick, Johan en Marisses: ´Helprick Bebynge, Reyneken, Henrick, Johan en Marisses, gebroeders, verklaren onder stoklegging afstand te doen van de erfenis van hun tante Geye, ten behoeve van het gemene convent van Yesse, onder voorwaarde dat het convent van Esse hun zuster Stijne zal onderhouden´ (17). Letterlijk gaat het hier om een zekere Jeie (Geye), gegoed te Exloo, tante van Helprich, Reyneken, Hendrick, Johan, Maris en Stine. Ook worden genoemd Frerick Aelkinge (Frederik Alkynge), waarschijnlijk ook te Exloo en Helprich Bebinge (Helprick Bebynge), gegoed te Exloo, een broer van Reneken, Hendrick, Johan, Maris en Stine (tante Jeie). Verder worden o.a. genoemd Johan Ovinge (Johan Ovynghe) te Exloo en Wolter Hovinge (Wolter Hovynge), waarschijnlijk zijn broer, ook uit Exloo. Ter verduidelijking: Essen is een klooster in het Gorecht en Exloo is een buurtschap in het Zuidenveld. Voor de uitleg van ´stoklegging´ zie aan het eind van dit artikel.

 

GA. kla710, 19 nov. 1483, kloosterarchieven, inv.rn. 101, reg. 710: ´Helprick Bebynge, Reyneken, Henrick, Johan en Marisses, gebroeders, verklaren onder stoklegging afstand te doen van de erfenis van hun tante Geye, ten behoeve van het gemene convent van Yesse, onder voorwaarde dat het convent van Esse hun zuster Stijne zal onderhouden´
Afb. boven: GA. kla710, 19 nov. 1483, kloosterarchieven, inv.rn. 101, reg. 710: ´Helprick Bebynge, Reyneken, Henrick, Johan en Marisses, gebroeders, verklaren onder stoklegging afstand te doen van de erfenis van hun tante Geye, ten behoeve van het gemene convent van Yesse, onder voorwaarde dat het convent van Esse hun zuster Stijne zal onderhouden´ (17).

 

Intussen blijven de schenkingen aan het klooster gewoon doorgaan. In de Groninger Archieven treffen we lange lijsten aan van dergelijke giften, die zelfs helemaal uit Borger komen van 1 mei 1492: ´Willem Hylboldynghe, Johannes Eykynge, Henrick Wiltynge en Arent Campynge, kerkvoogden te Borger, en Sunte Wilbrordus, patroon van de kerk aldaar, verklaren dat zij verkocht en bij stoklegging (zie: onder woordverklaringen) overgedragen hebben aan het klooster van Yesse bij Gronynge al hun aanspraken op een lijnstuk op de Borger es dat wijlen Egbert Veldynge aan Sunte Wilbrordus vermaakt heeft´ (15).

 

Het kloosterterrein Yesse te Essen.
Foto boven: Het kloosterterrein van het klooster Yesse te Hessen. Foto: Stichting klooster Sibculo.

Het einde van het klooster
In de 16e eeuw heeft het klooster meerdere malen te lijden gehad van soldaten die om de stad Groningen hebben gevochten en in het klooster worden ondergebracht. Verstoken van soldij en voeding nemen ze wat ze nodig hebben. Rennenberg heeft er enkele maanden doorgebracht en vermoedelijk zijn aanval op de stad in 1580 vanuit hier voorbereid.

 

Rond 1590 wordt het de zusters buiten de muren van Groningen te heet onder de voeten. Hoewel ze al vaker naar familie in Groningen zijn gevlucht, hebben ze toen door goederenruil een pand in de Herestraat in Groningen in handen gekregen als refugium (toevluchtsoord). De laatste overgebleven zusters keren daarna niet meer keren naar Essen, ze worden tot hun dood onderhouden door de Provinciale Staten, waaraan de goederen zijn vervallen na de Reductie.

 

De Reformatie (Het Tractaat van Reductie, 1594) betekent dus ook hier het einde voor het klooster Yesse in Essen. Echter in 1641 maakt de Harense dominee Hubertus brucherus bekend dat er nog steeds in het geheim diensten worden gehouden in Essen ('exercitie van die pauselijcke superstitie').

 

De laatste restanten van het klooster zijn rond 1890 opgeruimd. In 1996 ontdekte prof. Jos Hermans (hoogleraar westerse handschriftkunde) in Paderborn bij toeval een handschrift dat in Essen door een monnik is geschreven. Het is niet bekend of er ook handschriften van vrouwen zijn of zijn geweest.

 

Het bezoekerscentrum van Annemiek Bos.

Het heden
In september 2006 is op de plaats van het voormalig klooster een bezoekerscentrum met informatie over het klooster Yesse geopend. Na de kloostertijd vinden er, behoudens bovengenoemde, voor zover bekend geen bijzondere gebeurtenissen meer plaats. De materialen van het klooster zijn door de eeuwen heen door de bewoners uit de omgeving gebruikt voor woningen, maar ook b.v. voor verharding van de Rijksstraatweg in Haren. Rond 1890 zijn de laatste (bovengrondse) resten, zoals gemeld, opgeruimd. In de bodem zijn zeker nog resten terug te vinden. Het gebied staat gemarkeerd als archeologisch erfgoed. Momenteel is door de nog bestaande gracht alleen de omtrek het kloosterterrein nog te herkennen.

 

De markering door de voormalige kloostergracht is te zien in de huidige sloten rond bestaande bebouwing. Hoewel ten tijde van de kloostertijd deze sloot breder is geweest, is de plaats ervan onveranderd. Van kloostergebouwen is niets meer terug te vinden in de huidige gebouwen. Wel zijn kloostermoppen in funderingen verwerkt. Het laatste huis waarin bovengronds dergelijke stenen zijn gebruikt is helaas in 1973 afgebroken. De feitelijke plaats van gebouwen, in welke mate deze volgens het ideaalplan van Benedictus zijn gebouwd, is nog niet duidelijk bekend. Nader onderzoek is in principe mogeljk. Op basis van kenmerken in het landschap gerelateerd aan het ideale grondplan, is wel iets te zeggen, maar dit biedt geen zekerheid. In de omgeving zijn verschillende gebieden bekend als voormalig kloosterbezit. Deels grenzen deze direct aan het kloosterterrein, veelal zijn ze door schenking bij intreden, nalaten bij overlijden of aankoop verkregen. Gebieden van Noord Groningen tot bij Emmen zijn in kloosterhanden van Yesse, hoewel veelal verpacht voor gebruik. Als tastbare herinnering aan Yesse is in de Nicolaaskerk in Haren een beeld te zien wat verwjist naar het wonder wat heeft plaatsgevonden in het klooster (Charles Vos, 1948) en wat gemaakt is in opdracht van de paters Jesuieten van het (Sint) Maartenscollege. En uiteraard de vondsten uit Essen die te zien zijn in het bezoekerscentrum.

 

Proefopgraving.

Foto boven: Een proefopgraving van Yesse te Essen. Bron: Harener Weekblad, 27 juli 2010. Foto: Marco in ‘t Veldt.

Opgravingen

Het graafwerk door RAAP in juli 2010 heeft verrassende ontdekkingen opgeleverd! Waar direct gezocht wordt naar feitelijke fundamenten lukt dit niet, maar wordt wel een doorsnede van de bodem aangetroffen die een mooie weergave geeft van de opbouw ervan door de eeuwen heen. Duidelijk wordt dat het klooster op een forse eslaag gebouwd is, wat aantoont dat er voor de kloostertijd reeds langere tijd bewoning geweest is. Op een tweetal andere plekken worden volkomen onverwacht sporen van bebouwing gevonden, op plaatsen waar dit helemaal niet wordt verwacht. Bij een van deze sporen worden menselijke resten gevonden. Naast een plek waar gezocht wordt naar een tegelvloer komt, alweer onverwacht, een fundament van een kelder vrij. Waar in de rest van het terrein slechts een alom verbreide laag puin de bewoners plaagt, ligt hier toch waarschijnlijnlijk een heel klein stukje klooster! Naar de vermeende tegelvloer is nu niet meer gegraven. Op verschillende plekken zijn kleinere vondsten gedaan, die beschreven zullen worden en vermoedelijk t.z.t. door het provinciale depot aan het bezoekerscentrum in bruikleen worden gegeven. Dit centrum is een particulier initiatief van Annemiek Bos, die met haar man op haar eigen erf een bezoekerscentrm heeft ingericht (6). De resultaten van alle onderzoeken zullen worden neergelegd in een rapport, dat nog enige tijd op zich zal laten wachten.

 

Proefopgraving.
Foto boven: Een proefopgraving van Yesse te Essen. Bron: Harener Weekblad, 27 juli 2010. Foto: Marco in ‘t Veldt.

Bronnenonderzoek

Al is er geen kloosterkroniek bewaard gebleven, toch zijn er op verschillende plaatsen bronnen beschikbaar die de tot nu toe bijeengebrachte informatie kunnen verfijnen en mogelijk uitbreiden. Het streven is om zo veel mogelijk nu verspreid aanwezige gegevens te verzamelen en te ordenen. Bronnen zijn b.v. te vinden in archieven, kronieken, kloosters en musea. Ook individuele personen blijken soms waardevolle gegevens te kunnen leveren. Hoewel verschillende mogelijkheden naast elkaar zullen lopen, is de eerste stap om alle ‘oorkonden’ vanuit de Groninger Archieven na te gaan.

Hierin worden b.v. geschillen en aankopen beschreven, maar ook wel mededelingen vanuit de kloosterorde vastgelegd betreffende het religieuze leven. Uiteindelijk is het de bedoeling al dergelijke gegevens te ordenen en een zo compleet mogelijk, gedetailleerd overzicht te maken. Nu al is gebleken dat heel veel van dergelijke oorkonden weer hun eigen vragen oproepen….

 

Recente opgravingen

In begin augustus 2010 zijn er wederom opgravingen gedaan op het kloosterterrein, waarbij de grondvesten en afdrukken van funderingen zijn gevonden. Verder is er ook een aanzet tot een gracht gevonden, een waterput en verschillende vloerresten. Bovendien zijn er menselijke botresten aangetroffen, op de plek waar mogelijk de begraafplaats is geweest (5).

 

De proefopgraving bij Essen heeft veel nieuwe gegevens opgeleverd maar roept daarmee ook veel nieuwe vragen op. In de grond zijn sporen van bebouwing aangetroffen, een mogelijk deel van het klooster en menselijke resten. De opgraving in Essen is een bijzonder project. Het maakt deel uit van het Participatieproject Klooster Essen, een project waarbij het hele buurtschap betrokken is. Veel bewoners van Essen zich af wat er nog in de grond bewaard is gebleven en waar het klooster precies heeft gestaan. Het doel van de het participatieproject is, om bewoners zoveel mogelijk bij het onderzoek naar het klooster te betrekken.

 

Proefopgraving.
Foto boven: Een proefopgraving van Yesse te Essen. Bron: Harener Weekblad, 27 juli 2010. Foto: Marco in ‘t Veldt.

Tijdens de aanloopperiode van het participatieproject wordt zoveel mogelijk kennis van de inwoners verzameld. Veel mensen weten waar er sporen te vinden zijn. Op grond van de verzamelde informatie wordt vervolgens vastgesteld waar de proefsleuven zullen worden gegraven. Bewoonster Annemiek Bos is opgetogen over de resultaten van het onderzoek. Bos bouwt in 2006 een eigen bezoekerscentrum waarin zij informatie over het klooster verzamelt en toont. Bos: “Het is wel verrassend wat er boven de grond komt, en wat niet. Zo meende ik als klein meisje fundamenten te hebben gezien in onze voortuin. Nu hebben we daar gegraven en vinden we niets."

 

"Op andere plekken komen er dan opeens dingen naar boven die heel verbazingwekkend zijn.” Op het grasveld naast het bezoekerscentrum is een lange sleuf gemaakt. De zwarte grond wordt doorsneden door een gele rechthoekige zandbaan: het einde van wat ooit een gebouw met zware muren moet zijn geweest. Provinciaal archeoloog Henny Groenendijk: “Toen het klooster gebouwd werd, heeft men hier tot op de oorspronkelijke zandlaag gegraven om te kunnen funderen. Dat doe je alleen als je iets groots bouwt. Bij de sloop van het klooster zijn alle stenen verwijderd zodat we alleen nog kunnen zien waar er gegraven is voor de fundering. Het lijkt me dat er een behoorlijk gebouw moet hebben gestaan, maar het is te klein om de kerk te zijn.” Even verder op is een sleuf gegraven tot in het slootje, waarvan vermoed wordt dat het een restant van de gracht is, die om het hele kloostercomplex heeft gelopen. De sleuf lijkt het te bewijzen. De grond naast de sloot zit vol met puin. Groenendijk: “Het lijkt er op dat men de gracht heeft geprobeerd te dempen met puin van het klooster.”

 

Puin is er trouwens genoeg, want over het hele terrein blijkt een dikke puinlaag te liggen. In een sleuf parallel aan de spoorweg staat archeologiestudente Isabel. Zij is voorzichtig aan het graven en vindt menselijke botten, waaronder diverse schedels. Groenendijk: “Wat we hier vinden zijn waarschijnlijk knekelputten. We vinden er menselijke en dierlijke botten door elkaar. Men heeft kennelijk graven geruimd en de botten bij elkaar in een gat gegooid. Vreemd is echter dat we er een heel onderbeen tussen vinden. Mysterieus. Ik heb daar geen verklaring voor.” De sleuf loopt op de plek waar Groenendijk en Bos vermoeden dat het kerkhof moet zijn geweest. Ook daar wijst een zandspoor er op dat er een gebouw heeft gestaan, mogelijk de kerk. Ook wordt er de rand van een waterput gevonden.

 

Tenslotte is er nóg een mysterie. Berry van Hoof van RAAP, het archeologiebedrijf dat de opgraving uitvoert, vindt er sporen van een kamer. Tijdens de sloop is het gebouwtje volgestort met dierlijke resten en puin. Die worden verwijderd, en de muren en een vloertje worden blootgelegd. Wat is het? Van Hoof en Groenendijk kijken peinzend maar komen er niet uit. De muren lijken te dun voor een klooster maar de stenen zijn wel oud. Zijn het hergebruikte stenen waarmee een boerderij is gebouwd? Tenslotte houden ze het er voorlopig op dat het een bijgebouwtje van het klooster moet zijn geweest. Het heeft een vloer die naar het midden toe afloopt alsof het een douche is. Maar ja, die had je in de Middeleeuwen nog niet. Dus, wat is het wel? Groenendijk: “Dit is een proefopgraving. We hebben van tevoren proefsleuven op een kaart ingetekend. We hebben toestemming om daar te graven maar niet verder. Bovendien hebben we maar geld voor vier dagen graven. We moeten het er voor nu bij laten. We hebben alles zo goed mogelijk getekend, gefotografeerd en gefilmd. Onze documentatie gaan we later uitwerken en dan pas kunnen we conclusies trekken.”

 

Als participatieproject is de opgraving zeker geslaagd te noemen. Iedere opgravingsdag komen er talloze inwoners van Essen kijken wat er gevonden wordt. Eén van hen komt aanlopen met een hoogtekaart. “Kijk, je kunt zien dat dit hele gebied hoger ligt dan de omgeving,” Anderen helpen met de spa als er gegraven moet worden. En allemaal zijn ze nieuwsgierig naar de vondsten. Vrijdagmiddag moeten de meeste sleuven echter weer dicht. Verder gegraven zal er pas worden als er weer geld is. Groenendijk:: “Wat we gevonden hebben roept heel veel vragen op. We gaan zeker op zoek naar nieuwe potjes om verdere opgravingen te financieren.” (7).

 

We zullen ondertussen rustig moeten afwachten of er ooit (veel) geld vrijgemaakt zal worden voor een uitgebreid onderzoek op het kloosterterrein. De ervaring leert dat een en ander meestal stuit op de wil van de archeologie om kostbare oudheden diep onder de grond liever te laten rusten dan deze op te graven en de gunst van de gulle gever (meestal de overheid) om daarvoor geld beschikbaar te stellen.

 

 

Contouren kapel op kloosterterrein Yesse teruggevonden

Yesse, 19 nov. 2010 (18)

 

Opgravingen Yesse

Afgelopen woensdag en donderdag heeft er een vervolg plaats gevonden van de opgravingen op het kloosterterrein Yesse te Essen (Haren). Tijdens deze graafwerkzaamheden zijn onder meer de contouren van de kloosterkapel teruggevonden. Ook is langs de noordwand van deze kapel een gedeelte van het kloosterkerkhof aangetroffen. Verder zijn enkele bijzondere vondsten gedaan. Zo zijn een zilveren munt, enig middeleeuws keukengerei en wellicht een eikenhouten dakpan gevonden. Binnen de grondvesten van de kapel is ook een aanzet tot een bescheiden zuil gevonden. Tijdens de graafwerkzaamheden in juli van dit jaar zijn al funderingsresten, muurresten en een aanzet tot een gracht gevonden. Die vondsten vormen voldoende aanleiding om nog enkele nieuwe sleuven te graven.

 

Foto RTV Noord.nl
Foto boven bron: RTV Noord.nl, 19 nov. 2010.

 

Het onderzoek vindt plaats op initiatief van de provincie Groningen, Rijksuniversiteit Groningen, de gemeente Haren en Stichting Klooster Yesse. Het onderzoek wordt uitgevoerd door het Archeologisch onderzoeksbureau RAAP in samenwerking met de provinciaal archeoloog, Henny Groenendijk.

 

Groenendijk toont zich opnieuw enthousiast over de vondsten. "Er zijn opnieuw veel gegevens boven water gekomen. Ik acht het volstrekt de moeite waard om ook volgend jaar nog vervolgonderzoek te doen." Tijdens het onderzoek van deze week is opnieuw bevestigd dat het Cisterciënzer nonnenklooster Yesse (1215-1594) destijds gebouwd is op al ontgonnen grond. Er zijn bewijzen gevonden van een oudere es onder en naast het kloosterterrein. Zoveel is wel duidelijk, dat het vervoer van en naar het klooster vooral via het water zal hebben plaatsgevonden. Vanuit het klooster is er via een schipsloot en een zijlmaar een aansluiting op de Hunze.

 

De contouren van de kapel wijzen op een gebouw van bescheiden afmetingen, zo'n 6½ meter breed. Er zijn bij de opgravingen deze week plavuizen aangetroffen en enige versierde stenen. De veronderstelling dat het klooster destijds ommuurd zal zijn geweest, lijkt onwaarschijnlijk. De ruimte daarvoor lijkt te gering. Indien het gevonden eikenhouten plankje inderdaad een dakpan blijkt te zijn, dan is de vondst een bijzondere. "Tot op heden zijn er in Nederland slechts twee andere vondsten van soortgelijke houten dakpannen gedaan. Eentje in Utrecht en een in Nieuwe Schans. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of het om een dakpan gaat", aldus Groenendijk.

 

Begin volgend jaar zal Berry van Hoof, archeoloog van RAAP, in Haren een inleiding houden over de resultaten van de beide opgravingen.

 

Foto RTV Noord.nl
Foto boven bron: RTV Noord.nl, 19 nov. 2010.

 

 

Het bodemonderzoek is onderdeel van het Participatieproject Klooster Yesse. Dit project heeft als doel bewoners bij het (archeologische) verleden van hun woonplaats te betrekken en de archeologische waarde in kaart te brengen. Daarnaast richt het zich op de bescherming van de archeologische resten in de bodem. Dit is een verplichting volgens de wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), die in 2007 van kracht is geworden. Deze wet houdt in dat er naar gestreefd wordt archeologische waardevolle resten zo veel mogelijk te behouden.

 

Nadat het onderzoek is afgerond, gaat de gemeente Haren aan de slag met een beheersplan voor het gebied. Dit gebeurt in samenspraak met de bewoners van het buurtschap. In het beheersplan wordt geregeld hoe de bewoners, de gemeente en andere gebruikers straks in gezamenlijke verantwoordelijkheid om zullen gaan met de archeologisch waardevolle resten in de bodem.

 

Meer lezen: Meer lezen... In 'Artikels en Colums' onder het hoofdstuk 'Kloosters', staan nog meer artikels over de vroegere kloosters in de provincie groningen.

 


 

Woordverklaringen:

Stoklegging: Stoklegging is een oud Drents gebruik dat dient als bekrachtiging van de verkoop van onroerend goed. De verkoper legt de stok neer, de koper neemt deze op, en pas daarna is onroerend goed geleverd. Het ritueel van stoklegging is afkomstig uit het oude Germaanse recht. De achterliggende gedachte is dat het niet mogelijk is om een stuk onroerend goed letterlijk aan een ander in handen te geven. Om een dergelijke abstracte rechtshandeling voor eenieder zichtbaar te maken doet de oude eigenaar, in aanwezigheid van familie, buren en andere belanghebbenden, afstand van zijn bezit door een stok op de grond te leggen. De stok is het symbool voor een abstract begrip: de macht die de eigenaar over zijn bezit heeft (3).

RAAP: RAAP is een Adviesbureau voor Archeologische Momumentenzorg en Cultuurhistorie.

 

Bronnen en literatuur:
1. Het klooster Yesse te Essen, ISBN 90-71809-65-X, Harener Historische reeks, Harener Miniatuurtjes nr. 1, A.M.E. Bos.
2. Jos Hermans, "Cisterciënzer handschriften uit Groningen, waaronder een handschrift uit het Zuid-Groningse klooster Essen/Jesse (1474)", artikel in "Het Noorden in het midden", Groninger Historische Reeks 17, Assen 1998.
3. Wikipedia.
4. Bezoekerscentrum klooster Yesse.
5. De Weekkrant van Groningen, dinsdag 10 aug. 2010.
6. Dagblad van het Noorden, 17 juli 2006.
7. Harener Weekblad 27 juli 2007.
8. GA, kl0710, 19 nov. 1483, kloosterarchieven, inv.nr. 101, reg. 710.
9. GA, kla0794, 1 mei 1491, kloosterarchieven, inv.nr. 103, reg. 794.

10, GA, kla0703, 10 juni 1483, kloosterarchieven, inv.nr. 96, reg. 703.
11. GA, kla0012, 18 nov. 1276, kloosterarchieven, inv.nr. 172, reg. 12.
12. GA, kla0024, 1 mei 1337, kloosterarchieven, inv.nr. 176, reg. 24.
13. GA, kla0027, 30 nov. 1342, kloosterarchieven, inv.nr. 183, reg. 27.
14. GA, kla0667, 10 juli 1481, kloosterarchieven, inv.nr. 166, reg. 667.
15. GA, kla0794, 1 mei 1491, kloosterarchieven, inv.nr. 103, reg. 794.
16. GA. haf187. H.A. Farmsum, inv.nr. 0770, reg. 187.
17. GA. kla710, 19 nov. 1483, kloosterarchieven, inv.rn. 101, reg. 710.
18. N/I/E/U/W/S/bank interactief Nederlands persbureau (19-11-2010)

 

 

Hoogeveen, 16 aug. 2010

Aanvulling: 29 nov. 2010
Verhaal: ©Harm Hillinga

 

Menu Artikelen. HomePage
Top