Der Sommer, titel van de serie 'De Vier Seizoenen', een schilderij door Abel Grimmer. Arbeiders aan het werk op het land. Bron: Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen. Licentie: Publieke Domein.
Bezaaide landen De boedelinventaris, die in de 18e eeuw na iemands dood wordt opgemaakt, is eigenlijk een momentopname van hetgeen de persoon in kwestie op dat moment bezit. In de zoektocht aan de hand van inventarissen krijgen we gaandeweg inzicht in huisraad, landbouwgerei, beddengoed, kleding en nog meer en ervaren we een klein beetje hoe het leven er heeft uitgezien in en rond de Oldambtster boerderijen in vroegere tijden.
Wat ook onder de inventarisatie valt zijn de gewassen op het land. En wat we over de veldvruchten te horen krijgen heeft alles te maken met het jaargetijde waarin de boedel wordt beschreven. In de wintermaanden vinden we mudden gedorst gerst en haver op de ‘beun’ (zolder) genoemd. In de zomer worden de hokken met schoven[1] beschreven en de bulten schoven buiten de schuur. In het late voorjaar staan de gewassen nog op de wortel en krijgen we een opsomming van de ‘bezaaide landen’ met hun producten. Dat geeft ons een mooi inzicht in hetgeen de boer verbouwt en hoeveel van ieder soort.
De inventaris van Eghbert Tonckes uit 1704 bevat in dit verband een prachtige opsomming van de ingezaaide landen. Op welke boerenplaats Tonckes in Scheemda heeft gewoond, weten we niet, in het boerderijenboek Wold-Oldambt komt zijn naam niet voor. Hij komt uit Scheemda als hij op 22 februari 1691 trouwt met Wije Harmens uit Midwolda[2]. In het doopboek van Scheemda vinden we de geboorte van drie kinderen, Remke in 1694[3], Tonko Eghberts in 1697[4] en Iktien in 1701[5]. Tegenwoordig schrijven we de naam Eghbert als Egbert en de achternaam Tonckes komt later ook voor als Tonkes en Tonkens. Deze namen komen zowel in de provincie Groningen als Drenthe veelvuldig voor.
Een ‘dikke boer’ is deze Egbert geweest met een flinke lijst aan zilver, 8 koeien, 8 paarden en 4 boerenwagens. Dat lijkt in onze tijd niet veel bijzonders, maar rond 1700 is dat erg veel. Maar terwijl de gerst, de rogge en de haver op zijn landerijen goudgeel rijpen in de zomerzon, overlijdt de jonge boer. Daarom wordt op 3 juli 1704 de boedellijst opgemaakt:
De lijst laat alleen weten dat er 5 deimt (5x een halve hectare) hooiland is, waarvan 4 reeds op hoppers staan. Het akkerland in Scheemda ziet er in die tijd nog precies zo uit zoals het in de Middeleeuwen is verkaveld. Lange smalle opstrekkende heerden en kleine overzichtelijke akkertjes. Alles is nog handwerk in die tijd, het ploegen met kar- of voetploeg, het eggen met paarden, zaaien met de hand, evenals het zichten, binden, dorsen met vlegels of dorsblok en het schonen van het graan. Daarbij is een landbezit van 30 hectare meer dan genoeg.
De lijst maakt melding van 28 percelen, waaronder 10 akkers. Gezien de daarop verbouwde producten, rogge en haver, lijkt het aannemelijk dat de akkers op de ‘bouwtegrond’ te vinden zijn en de deimten[6] in de klei. Het lijkt er sterk op, dat hier een opsomming is gegeven van al de percelen in de opstrekkende heerd waarvan de grootste stukken 5 deimt zijn. Tonckes heeft voor 1704 20 ½ deimt wintergerst ingezaaid, 12 deimt + een akker haver, 4 deimt gerst en 4 ½ zomergerst. Verder 6 ½ deimt bonen en 3 deimt roeven[7] en nog 4 deimt weite (tarwe). Rogge is te vinden op 4 akkers en een ‘wentie’, een klein akkertje, op de bouwte.
Grofweg is er dus 10 ha wintergerst, ruim 6 ha haver, 2 ha gerst, ruim 2 ha zomergerst, 2 ha tarwe, 3 ha bonen (vermoedelijk bruine of gele bonen), anderhalve ha rapen, wellicht knolrapen die we van vroeger kennen als ‘landjeknollen’ en tenslotte ruim 2 ha rogge op de bouwte. Je zou meer rogge verwachten omdat roggebrood lange tijd volksvoedsel nummer een is geweest. Ook in andere inventarissen neemt gerst, winter- en zomergerst meestal een belangrijke plaats in. Het kan misschien ook gebruikt zijn voor het maken van bier. Putwater is vaak niet te drinken en in elk dorp wordt wel dun bier gebrouwen dat als water drink, de zogenaamde kluinbier[8]. Haver wordt misschien verbouwd als voedsel voor de dieren en misschien ook de rapen.
Bonen, bruine en gele, maar ook erwten vinden we regelmatig tussen de landbouwproducten van de boeren genoemd. Ook dat is volksvoedsel. De tarwe, weite, gaat voornamelijk naar de plaatselijke bakkers voor de luxe weiten bollen, nadat het eerst naar de molenaar is geweest. In andere lijsten komt ook regelmatig zwarte haver voor dat doorgaans is gebruikt als paardenvoer en nu en dan ook mosterdzaad en boekweit.
Na het overlijden Rene Klasens Wanneer de boer of zijn vrouw hartje winter overlijden en de inventaris in de winter wordt opgemaakt, zoals bij het overlijden van de vrouw van Eppo Jans, Rene Klasens, in Midwolda op 20 januari 1749, lezen we van de opgeslagen oogst op de zolder, 8 mudde haver, 22 mudde rogge, 2 ½ mudde erwten en verder nog wat ‘bultjes’ bonen gerst en haver.
Haar inventaris en bezittingen zijn immens groot en bestaan uit[9]:
1. een behuizinge, 2. schuijr (schuur)
In Schulden (uitgeleend geld)
Ondertekend door drost (vermoedelijk) Sickinghe.
Opmerking:
Met dank aan: Jan P. Koers, Scheemda, Facebook, 4 maart 2021, voor een deel van de originele tekst.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|