Hoogwatum, Deel 3.
Hoogwatum. Helemaal rechts achter de bomen ligt boerderij Hoogwatum. Foto: april 2022, ©Jur Kuipers.
Welke tragedie heeft zich in de oorlog afgespeeld achter de winderige zeedijk nabij Bierum te Hoogwatum tijdens de laatste rumoerige oorlogsdagen, waarin de Duitsers en landverraders zenuwachtig trachten weg te komen in bootjes over de Eems naar de Duitse Kampen. Ondanks ijverig speuren van de Rijkspolitiemensen heeft men geen bewijsstuk gevonden, dat enig licht brengt in een vermoedelijk vijfvoudige moord.
31 mei 1969
Piet Noordhuis, een 17-jarige jongen uit Holwierde zwerft vaak langs de dijk, die het Groninger land beschermt tegen het zeewater. Die zaterdagmorgen op 31 mei 1969 vindt hij, een doodshoofd, dat half boven de omwoelde aarde uitsteekt. Draglines nemen daar grote happen uit de grond om een nieuwe zwaardere zeedijk op te werpen. Als de bak neerploft op de plaats waar eens de oude Klaas Smit in zijn inmiddels afgebroken boerderijtje heeft gewoond wordt een kerkhof gedeeltelijk blootgelegd.
Het verhaal van Jan (80) en Hebeltje (78) Duursema
In april 2022 fietst fietst Jur tot twee keer toe van Hoogezand naar Hoogwatum tussen Delfzijl en de Eemshaven om op zoek te gaan naar gegevens over een kapel dat daar gestaan moet hebben. Daar aangekomen gaat hij langs verschillende huizen om te zien welke bewoners iets weten over de kapel. Hij maakt meerdere foto’s van de dijk en van boerderij ‘Hoogwatum’. Nadat hij een broodje en koffie heeft gekregen bij Jeltje, de weduwe van Ede Staal, komt hij op een gegeven moment bij een huisje aan de Bredeweg terecht, waar hij Jan en Hebeltje Duursema ontmoet die hem hartelijk ontvangen en waar hij een bijna ongelofelijk en spannend verhaal aanhoort over de vondst van skeletten van een man, een vrouw en twee kinderen. Later heeft schrijver dezes een gesprek met Hebeltje om een en ander nog duidelijker te krijgen.
Hebeltje vertelt en wordt zo nu en dan aangevuld door haar man Jan. Het echtpaar heeft van 1966 tot 2021 op boerderij Hoogwatum gewoond, hebben daar geboerd en later paarden gehouden, omdat het land “niet veel was”. De boerderij hebben ze gekocht van de weduwe Elema. Ze hebben nog steeds paarden die in de wei mogen lopen van de nieuwe bewoners van de boerderij, de familie Bakker. Daaronder bevinden zich twee Friese paarden die zo nu en dan nog worden ingezet bij begrafenissen. De paarden worden dan voor een lijkkoets gespannen en Jan loopt dan in vol ornaat naast de paarden mee. Ook hebben ze nog twee stokoude paarden van 27 jaar oud. Soms denken ze dat het wel het laatste jaar voor de beide paarden zal zijn, maar dan is daar weer een jong paard van 14 jaar die de oudjes lijkt op te vrolijken.
Hebeltje, oorspronkelijk afkomstig uit een boerenfamilie in de Reiderwolderpolder[1], vertelt dat ze in 1969 in een kuil onderaan de binnendijk skeletten hebben gevonden die door elkaar liggen. Ze hebben zelf gezien dat er zelfs nog kraakbeen zichtbaar is geweest. Het lijkt alsof de beenderen van een man, een vrouw en twee kinderen, door elkaar zijn gesmeten in een kuil. Nadat ze de politie hebben gebeld, komen er mensen helemaal uit Limburg om onderzoek te doen, vertelt ze. “Die mensen hebben bij ons koffie gedronken”. “We hebben gezien dat ze werden opgegraven, we hebben er bij gestaan”. Op mijn vraag of ze het verhaal kennen van een jongeman, Piet Noordhuis, die op 17-jarige leeftijd ongeveer op dezelfde plaats een schedel heeft gevonden, wordt ontkennend geantwoord: nee, dat verhaal kennen ze niet. Ook herinneren ze zich niet dat hun werknemer Ben Drenth mogelijk als eerste de kuil met beenderen heeft gevonden. Of een en ander te maken heeft met de familie Smit die in Hoogwatum een boerderijtje hebben gehad, weet Hebeltje niet. Wel vertelt ze dat de zoon Raang Smit, NSB-er is geweest.
Hebeltje vertelt ook nog iets meer over boerderij ‘Hoogwatum’. De singel loopt helemaal rond de boerenplaats, alsmede de gracht. Er mogen geen bomen worden gekapt uit het bosje omdat het geheel een monumentale status heeft. Tijdens de dijkverzwaringen van 1969 en 1972 wil men aanvankelijk de dijk door de singel en de gracht aanleggen, maar dit hebben ze niet mogen doen. Op een oude foto van de afgebrande boerderij in april 1945 zijn nog de kettingen aan weerszijden van de loopbrug te zien. Die kettingen zijn bewaard gebleven en zijn nu weer bevestigd aan de nieuwe brug van de huidige boerderij, waar ze 55 jaar hebben gewoond. De gracht loopt nog steeds onder het bruggetje door. Duursema heeft vroeger de gracht uitgediept en daarmee de singel verhoogd.
Hoogwatum, april 2022.
|
|
De vondst van skeletten: vijf moorden?
Op een zaterdag steekt Ben Drent, die In dienst is van de Jan Duursema, eigenaar van de kapitale boerderij Hoogwatum, vlak bij de plaats waar de skeletten zijn gevonden, de schep in de grond. Piet Noordhuis heeft hem nog niet van zijn vondst verteld. Een halve meter onder het grondoppervlak legt Duursema een skelet met gekruiste armen en zonder voeten bloot.
Als men later door gaat met graven worden nog vier stoffelijke resten van mensen gevonden, die boven op elkaar zijn geworpen onder het eerste skelet. De politie vindt tevens beenderen op de dijk.
Vermoedelijk zijn ze er daar door de dragline heen gesmeten. „Het was daar een hoek waar veel NSB'ers hebben gewoond en waar zich wilde taferelen hebben afgespeeld", herinnert Pieter Heun zich. Daar raakt ook de verzetsstrijder Gerard Elema van de boerderij Hoogwatum dodelijk gewond.
Op de plaats waar nu ‘Hoogwatum’ staat, heeft hij destijds een boerderij beheerd. Op de laatste dag van de oorlog komt de Gestapo naar hem toe. Als ze een revolver vinden, tracht Elema te vluchten. Door kogels getroffen zakt hij ineen. Bloedend gewond moet hij toezien hoe de Duitsers zijn boerderij tot de grond toe afbranden.
Later slepen verzetsstrijders hem weg naar een noodhospitaal in Spijk, dat een voltreffer krijgt. In allerijl brengen de Canadezen Gerard Elema naar een ziekenhuis in Groningen, waar hij alsnog bezwijkt aan zijn verwondingen.
Van wie zijn de skeletten geweest?
Houdt dit voorval verband met de moord op de vijf mensen? Niemand weet het. Is het een Joodse familie geweest? Het zou kunnen. Zijn het gijzelaars, die door de vluchtende Duitsers zijn vermoord, of hebben NSB'ers zich vergrepen aan hun landgenoten? Zijn het Joden geweest, vluchtend voor 't oorlogsgeweld, die toevallig terecht zijn gekomen in wat Pieter Heun ‘een rovershol’ noemt?
Er blijven slechts vraagtekens, ondanks de verwoede pogingen van de rijkspolitie om een tip van de sluier over de dood van vijf mensen op te lichten.
De stoffelijke resten, die worden opgeslagen in het politiebureau te Appingedam, worden uiteindelijk naar het gerechtelijk laboratorium van de Rijkspolitie in Den Haag overgebracht. Daar wil men onder andere uitzoeken hoe de slachtoffers om het leven zijn gekomen. Men kan alleen nog trachten het mysterie op te lossen.
Er zal echter nooit tot een berechting komen, omdat ‘het geval achter de dijk’ is verjaard. Het uiteindelijke verhaal over de doodsoorzaak van de gevonden doden is helaas niet terug te vinden, nooit boven water gekomen.
Klaas Smit
De oude 86-jarige heer Klaas Smit (1969), ‘in de oorlog bevriend met de Duitsers’, heeft vroeger daar op het boerderijtje gewoond, vlakbij de vindplaats van de beenderen en wiens naam in het begin van het onderzoek wordt genoemd, omdat men aanvankelijk aanneemt dat men hier met stoffelijke resten uit de Tweede Wereldoorlog heeft te doen. De oude Klaas Smit verklaart dat hij 78 jaar geleden bij 't planten van een boom, reeds een schedel heeft gevonden, maar er daar destijds verder geen aandacht aan heeft besteed.
Skeletten van een man, een vrouw en twee kinderen
Hoewel het criminele steeds meer op de achtergrond geraakt bij de opperwachtmeester Blomberg van de districtsrecherche te Winschoten en adjudant Schoenmaker van de Rijkspolitie te Appingedam blijft de politie wel bij de graafwerkzaamheden aanwezig.
De vijf skeletten zijn op een meter afstand van de plaats waar eens de buitenmuur van de boerderij heeft gestaan, in het grasland, vermoedelijk van een man, een vrouw en twee kinderen.
Oude herinnering komen boven
Dit roept bij Pieter Heun oude herinneringen op aan de chaotische dagen vlak na de capitulatie van de Duitsers, als hij als BS'er[2] het boerderijtje van boer Smit doorzoekt, dat volgens hem een verzamelplaats van Duitsers, landwachters, NSB'ers en landverraders is geweest. Voor zich ziet hij weer het achterdeel, waar hij in 1945 een verscheurd en met bloed besmeurd overhemd zijn aandacht heeft getrokken. In de schuur van het boerderijtje liggen verder lappen kleding met bloed erin, die vermoedelijk damesondergoed zijn geweest. Overal in de schuur zijn bloedsporen.
Hebeltje Duursema wijst in april 2022 op een luchtfoto de plaats aan waar een boerderijtje heeft gestaan en waar zij de botresten van een gezin hebben gezien. Foto: april 2022, ©Jur Kuipers.
Foto: april 2022, ©Jur Kuipers.
Er wordt verband gelegd tussen deze vondst en het feit dat bij de vindplaats dat boerderijtje heeft gestaan, bewoond door de familie Smit. Twee zoons van die familie zijn bij de landwacht geweest en een van de twee is tevens lid van de SS geweest die in 1969 in het Duitse Wilhelmshaven woont. Na de vondst van de skeletten wordt zelfs gesproken om hem terug te halen naar Nederland om hem te verhoren. Deze zoon Raang Smit merkt echter niets van alle verhalen, maar zijn zusters die in Appingedam wonen, ondervinden wel de gevolgen en stellen hun broer op de hoogte.
Een van de zussen vertelt: „Ze kijken ons en onze kinderen met de nek aan sinds die ontdekking van die lijken. En wat hebben we er mee te maken? We waren al lang voor de oorlog het huis uit”.
Ze vertelt dat haar vader Klaas Smit nooit lid is geweest van de NSB. Hij sympathiseert er wel mee. „Het was een klein boertje en hij wilde een andere wereld. Ze hebben het wel geweten dat ze aan de verkeerde kant stonden. Zowel vader als moeder zijn in het kamp geweest, na de oorlog. Niet voor een lange tijd. Beiden behoefden niet voor het tribunaal te verschijnen. Misdadigers zijn het niet geweest”, vertelt ze.
Beide zusters zijn verbolgen over 't feit dat maar zo zonder meer wordt aangenomen dat hun familie instaat is geweest tot moorden. „Broer Raang was geen lieverdje", geven ze toe, „maar wijs mij eens iemand aan die dat in die tijd wél is geweest".
Bij het onderzoek in 1969 voert de B.A.I. de werkzaamheden uit. Slechts één graf is omsloten dor een bakstenen muurtje. De Rijkspolitie volgt het een en ander. Foto: 1969, van een negatief, RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.
In totaal worden er 120 skeletten van lichamen gevonden, afkomstig van een voormalig kerkhof bij de kapel. Foto: 1969, van een negatief, RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.
Onderzoek afgesloten
Het doet de zusters pijn, dit ondanks het feit dat het justitiële onderzoek, dat wordt geopend als de skeletten worden gevonden, nu afgesloten is, en het proces verbaal klaar ligt. Het biologisch-archeologisch instituut (B.A.I.) stelt namelijk vast dat het een kerkhof uit de late middeleeuwen betreft, desondanks lijkt het toch juist om Raang Smit, de man over wie wordt gefluisterd dat hij vijf moorden op zijn geweten zou hebben, aan het woord te laten.
Tijdens zijn toenmalige proces na de oorlog voor het tribunaal in Groningen wordt Raang Smit ten laste gelegd, dat hij groepsadministrateur en groepsorganisator van de NSB is geweest. Hij wordt al in 1933 lid van de NSB; dat hij lid is geweest van de Nederlandse Volksdienst, van de Nederlandse SS en van de Vrijwillige Hulppolitie. In 1944 wordt hij ook lid van de Landwacht. De tenlastelegging vermeldt verder nog, dat Raang Smit aanwezig is geweest bij een vijftal arrestaties, respectievelijk pogingen tot arrestatie. Hij zal zich 'bewust hebben gedragen in strijd met de belangen van het Nederlandse volk en doelbewust afbreuk hebben gedaan aan het verzet tegen de vijand en diens handlanger', aldus de tenlastelegging. Het tribunaal in Groningen veroordeelt zoon Raang Smit tot drie-en-een-half jaar cel.
Hem wordt echter geen moord of geweldpleging ten laste gelegd…!
Raang Smit vertelt:
“Wat ik gedaan heb, kan ik voor God en alle mensen verantwoorden. Ik heb niets gedaan wat anderen ook niet deden. lk werd in 1933 uit idealisme lid van de NSB, net als veel andere kleine boeren. In 1940 werd ik gemobiliseerd en heb nog zes weken in Duitse krijgsgevangenschap vertoefd. In de oorlogsjaren zélf werd ik lid van de hulppolitie en deed in Groningen straat- en bewakingsdiensten. Ik heb nooit zoals wordt beweerd in het Scholtenshuis gewerkt. Bij de civiele SS heb ik ook gediend. maar ik ben oneervol uit de SS ontslagen met nog een aantal andere NSB-ers (hij noemt een aantal namen). We zijn het niet met de methoden van de SS eens geweest. Ik ben vlak voor het einde van de oorlog met mijn zuster Aaltje naar Duitsland gevlucht, maar na de bevrijding zelf naar Nederland teruggekomen en heb me aangegeven”.
|
Een overzicht van een deel van de opgravingen. In midden/onder zijn de
restanten van een waterput gevonden. Slechts één graf is omsloten door een stenen muurtje van bakstenen.. |
Het boerderijtje van Klaas Smit
„Het was daar altijd geheimzinnig. Men liep erin en eruit. Voor de oorlog wemelde het daar van de smokkelaars. Vlak na de gevechtshande-lingen, kreeg ik opdracht de boel er gaan te bekijken", vertelt de oud-BS'er Pieter Heun. „Het eerste wat ik dacht hier is een vechtpartij of een moordpartij geweest".
Een paar dagen later keert de BS terug naar de oude boerderij om verder te zoeken. Onder de deel vindt men een kelder, die leeg is, maar tamelijk verse sporen in de moestuin verraden dat er in gewoeld is. De BS'ers beginnen er te graven en vinden kisten met zwarte uniformen. „We hebben er verder geen aandacht aan geschonken, want het was een rare tijd", zegt Pieter Heun nu.
„Ik heb wel eens een arrestatie bijgewoond”, geeft Raang Smit toe. “Als lid van de hulppolitie assisteer je de politie, en u moet eens in de politiekorpsen in Nederland onderzoeken hoeveel agenten in de oorlog Joden uit hun huizen haalden”.
Zoon Raang Smit, die rond 1969 in Appingedam woont en dan 57 jaar is, heeft geen spijt van wat hij in de oorlog heeft gedaan. Hij meent dat hij niemand enig leed heeft berokkend. Hij zegt net als zoveel Duitsers niet geweten te hebben wat erin de concentratiekampen is gebeurd.
„Ik was een idealist”, zegt hij. Zijn zuster zegt: “Hij was een radicale idealist” en een politiefunctionaris zegt: „Juist omdat hij zo radicaal en verblind was, was hij gevaarlijk”.
Diezelfde politieman — hij is belast geweest met het onderzoek — geeft toe: „In Bierum zijn echter weinig mensen. die objectief over deze kwestie willen zijn. Nu zijn er weer mensen die zeggen dat er met de eerste vondst van vijf lijken toch iets bijzonders aan de hand is, omdat die lijken in één kuil werden gevonden. Bij de vele opgravingen zijn wel vaker vijf skeletten in één kuil gevonden”[3].
De huidige boerderij Hoogwatum die na de brand in in april 1945 weer werd opgebouwd. Rondom ligt een singel en een gracht. Naar het voorhuis ligt een bruggetje over het water, die nog voorzien is van de kettingen van de voormalige boerderij. Bron: RHC GA, Regionaal Historisch Centrum Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.
Zonder kleren
Pieter Heun vertelt dat begin mei 1945 tenslotte het bevel komt het boerderijtje leeg te halen, die nog vol hooi zit en gesneden riet. Er komt zelfs nog een Duitser te voorschijn, dit niet weet dat zijn oorlog voorbij is. Men haalt jachtgeweren en patronen te voorschijn. Op zolder wordt een grote voorraad nieuw serviesgoed en aardewerk gevonden. „Misschien heeft men toen de kleren van de vermoorde mensen aangetrokken, om verkleed als burgers te kunnen ontsnappen", overpeinst Heun. Vast staat dat de vijf doden ongekleed in het graf zijn gelegd, want er is op die plaats verder niets teruggevonden, geen knoop, geen gesp, geen schoenzool.
Boer Klaas Smit heult met de Duitsers, weet de oud-BS'er, die vertelt hoe zoon Harm als landwachter in het Schildmeer verdrinkt op jacht naar onderduikers. Aaltje Smit ontsnapt samen met een Duitse soldaat van de stelling op de dijk in een boot naar Duitsland waar ze trouwen. Zij woont rond 1969 nog in Wilhelmshaven. Haar broer Raang wijkt eveneens naar Duitsland uit. Op hem heeft de rijkspolitie te Appingedam de laatste hoop gericht, want een gesprek met de oude vader 87-jarige en ziekelijke Klaas Smit heeft niets opgeleverd.
Een skelet zonder voeten
Ex BS’er Pieter Heun, die na de vondst van de skeletten het verhaal vertelt van zijn bevindingen in het huis van de familie Smit, direct na de bevrijding, houdt echter aan zijn verhaal vast. Hij vertelt verder. „Ik heb wel degelijk met bloed bespatte kleren op de deel van het boerderijtje gevonden en in de tuin hebben we ook een kist met kleren gevonden”. Raang Smit wil de laatste vondst wel bevestigen. „Ik heb de beste kleren. die we hadden, achter in de tuin begraven en in die kist heb ik ook mijn SS-uniform gestopt. Mijn pistool zat er niet in. Dat heb ik bij Paap Nord in de Eems gegooid”.
Pieter Heun blijft het een geheimzinnige bedoening vinden. „En waarom zou ik niet zeggen wat ik heb geconstateerd", zegt hij. Hij beschouwt de familie Smit als „gevaarlijk tijdens de oorlog”.
Ex-buurman
Een ex-buurman van Smit weet daarentegen een verhaal te vertellen dat tegenstrijdig is aan dat van Heun. Hij vertelt dat hij door de Duitsers wordt gearresteerd en dat Raang Smit een goed woordje voor hem heeft gedaan en hij dat hij daarna is vrij gekomen.
De met de dood van verzetsstrijder Gerard Elema van boerderij Hoogwatum, zullen de Smits, volgens deze vroegere buurman, niets te maken hebben gehad. „Klaas Smit, de vader van Raang, kwam toen de boerderij van de Elema’s in brand stond, naar me toe en vroeg wat gebeurt er toch op Watum (de boerderij Hoogwatum)’. "Klaas werd overigens overal buitengehouden".
Het wordt stil in Bierum
In Bierum is het in augustus 1969 weer stil geworden rond de ’skeletten-affaire’ die achteraf geen affaire blijkt te zijn. De eind mei gevonden skeletten zijn niet van vermoorde Joden, zoals eerst wordt gedacht, en het NSB-gezin dat toevallig bij de vindplaats heeft gewoond, heeft er niets mee te maken gehad. Er is komen vast te staan dat het om menselijke overblijfselen uit lang vervlogen eeuwen gaat. Die zekerheid is echter pas ontstaan door een onderzoek van het Biologisch -Archeologisch Instituut (B.A.I.) te Groningen, nadat de politie bijna veertig dagen lang in touw is geweest om de daders van de vermeende moorden op te sporen. Dat zijn de conclusie van drs. J. W. Boersma†, medewerker van het Groningse instituut:
“Het zou wel wenselijk zijn als wij bij dergelijke vondsten wat eerder werden ingeschakeld. Niet dat ik iemand verwijten wil maken. Het is logisch dat men aan een misdaad dacht. De geruchten waren sterk en de omstandigheden waren er ook naar. Omdat zo’n vondst op vroegere NSB-grond wel verdacht moest lijken. Ik hoop echter dat men door dit geval in de toekomst wat eerder aan ons zal denken”[4].
Conclusie
Er woont nabij de dijk van Hoogwatum in de oorlogsjaren een familie, wier mentaliteit in die jaren veel mensen niet aanstond en vele jaren na de oorlog nog steeds emoties wakker maakt. Dat is niet onbegrijpelijk. Maar deze geschiedenis leert toch ook dat men voorzichtig moet zijn met het oordelen over een ander, vooral als men niet weet welke rol er precies is gespeeld. De beide zusters in Appingedam worden genegeerd om wat hun broer mogelijkerwijs gedaan zou hebben, maar in feite niets heeft gedaan, zoals uit het onderzoek blijkt.
De opmerking van de thans 87-jarige Klaas Smit (1969): ,,'t Is beter dat zij het mis hebben, dan dat wij het zijn”, geeft de opluchting weer, die er in deze familie heerst.
Dit verhaal is beslist géén verdediging van mensen, op wier gedragingen in de oorlogsjaren wel het een en ander valt aan te merken, maar het is een verhaal waarmee aangetoond wil worden dat snel oordelen soms niet op zijn plaats is[5].
De huidige boerderij Hoogwatum gezien vanaf de dijk. Foto: april 2022 ©Jur Kuipers.
|