Inleiding

De Bartholomeüskerk is een romanogotisch kerkgebouw. De forse kruiskerk stamt uit de dertiende eeuw en is oorspronkelijk aan de apostel Bartholomeüs[1] gewijd. Deze kerk wordt wel gezien als het hoogtepunt van de romanogotische bouwkunst in Groningen. Ook het onderste gedeelte van de zadeldaktoren is in de 13e eeuw gebouwd. Toren en kerk zijn rond 1300 met elkaar verbonden. Tevens is er rond die tijd een luidklok gegoten door een onbekende gieter, deze hangt nog steeds in de toren en is de oudste overgebleven luidklok van de provincie Groningen. Het romanogotische schip dateert uit de tweede helft van de 13e eeuw. Het koor dateert uit de 15e eeuw. De kruiskerk van Garmerwolde, het dwarspand van Loppersum en de kruiskerk van Appingedam vormen met die van Stedum een vergelijkbare groep, waarvan die van Stedum het gaafste voorbeeld is. Kenmerkend daarvoor is dat de gevels zijn verdeeld in een beneden- en een bovenzone waarbij de benedenzone groter is dan de bovenste en versierd met spitsboognissen[2]

 

Dronefoto van de Bartholomeüskerk van Stedum. Foto: ©Jur Kuipers, 9 oktober 2022.

 

Historie

De Bartholomeüskerk van Stedum heeft zeer waarschijnlijk een tufstenen voorgangster gehad, zo is gebleken uit bodemonderzoek[3]. Het grondplan van de kerk is dat van een eenbeukige kruiskerk. De toren met zadeldak is het oudste deel en stamt zeer waarschijnlijk uit het begin van de 13e eeuw[4]. Hij is later door een ‘tussenlid’ met het schip verbonden.

 

In het interieur vallen de gewelfschilderingen uit de 15e eeuw op. Het houtwerk van de orgelgalerij is een ontwerp van de Groninger stadsbouwmeester Allert Meijer uit 1680. Het houtsnijwerk is van Jan de Rijk. Het duo Meijer en de Rijk heeft voor veel Groninger kerken het kerkmeubilair ontworpen en gemaakt (zie de foto verderop). De maker van het oorspronkelijke orgel is niet bekend. Wel bekend is dat de orgelbouwer Albertus Antoni Hinsz het orgel in 1735 heeft vernieuwd. Uiteindelijk hebben Dirck en Gerhard Diederich Lohman het orgel in 1791 opnieuw geheel vernieuwd.

 

In het koor staat het marmeren praalgraf van Adriaan Clant van Stedum, borgheer van de borg Nittersum en medeondertekenaar van het vredesverdrag van Münster in 1648. Het praalgraf is ontworpen door de beeldhouwer Rombout Verhulst (zie de foto verderop).

 

In 1877-1878 is de kerk gerestaureerd volgens plannen van architect P.J.H. Cuypers. In een latere restauratie in 1937-1939 zijn een aantal storende toevoegingen uit de eerdere restauratie weer deels verwijderd.

 

 

Dronefoto van Stedum met de kerk en daarvoor de voormalige pastorie. Foto: ©Jur Kuipers.

Dronefoto van Stedum met de kerk en daarvoor de voormalige pastorie. Foto: ©Jur Kuipers.

 

 

Toren en schiptraveeën

De toren is door een tussenlid met de kerk verbonden. De kerk bestaat uit een schip van twee traveeën, een dwarspand, een koortravee met een vijfzijdige sluiting en aan de noordoostzijde een sacristie met verdieping.

De schiptraveeën en het dwarspand tonen de romanogotische indeling in een beneden- en een bovenzone. Kenmerkend is hier dat de benedenzone naar verhouding hoger is dan de bovenzone en verlevendigd wordt door hoge van de grond af opgaande spitsbogige spaarvelden die door lisenen gescheiden zijn. Aan noord- en zuidzijde in de westtravee bevinden zich dichtgezette rondbogige portalen tussen de spitsboognissen, de vroegere vrouwen- en manneningang.

 

De bovenzone van het schip heeft per travee drie smalle, flauw spitsbogige vensters met flankerende nissen. Vensters en nissen zijn omgeven door rondstaven. Bovenin wordt de gevel afgesloten door een rondboogfries op verschillend vormgegeven draagsteentjes. 

 

De westgevel van het zuiderdwarspand, eerder al eens herbouwd, toont een vergelijkbare indeling. Deze is bij de restauratie opnieuw aangebracht. De bovenzone heeft slechts één venster met ter weerszijden twee spitsbogige spaarnissen.

 

Gedeelte van de oostelijke dwarspand. Foto: Jur Kuipers, 2020.

Gedeelte van de oostelijke dwarspand. Foto: Jur Kuipers, 2020.

 

Zuidgevel

De zuidgevel van het uit dezelfde periode als het schip daterende dwarspand laat eenzelfde gevelindeling in een hoge benedenzone en een bovenzone zien met daarboven een in een punt uitlopende topgevel.

De frontgevel van het zuiderdwarspand heeft in het midden van de benedenzone een rechthoekige portaalingang binnen een rondbogige nis met aan weerszijden langs de zijkanten een hoog spitsbogig spaarveld.

De bovenzone toont drie flauw spitsbogige vensters met ter weerszijden een spitsbogig spaarveld. Vensters en nissen zijn door rondstaafprofielen omgeven.

De topgevel is verlevendigd door klimmende spitsbogig gesloten  en omkraalde spaarnissen met in de punt een ruitvormig veldje.

 

Oostgevel

De oostgevel van het dwarspand en de zuidgevel van de koortravee tonen in de benedenzone respectievelijk twee brede spaarnissen en drie spitsbogige spaarvelden. Laatste gescheiden door kolonetten. In de bovenzone bevinden zich vensters geflankeerd door nissen, omgeven door rondstaven.

 

Beneden voor de brede nissen in de oostgevel zijn de omtrekken zichtbaar van een tweetal absidiolen, kleine vaak halfronde sluitingen. Het plan om de dwarspanden aan de oostzijde van absidiolen te voorzien, zie bijvoorbeeld ook Leermens,  is echter niet voltooid. Bij de laatste restauratie is hun omtrek nader aangegeven.

 

Noordoosten

Vanuit het noordoosten geeft de kerk een fraai ritme van vlakken en lijnen te zien.

Links het 15e -eeuwse gotische koor, naar rechts vervolgens de 16e -eeuwse laatgotische sacristie met verdieping, daarnaast het uit de tweede helft van de 13e eeuw daterende romanogotische noorderdwarspand en tenslotte de begin 13e -eeuwse toren.

 

In de 15e eeuw wordt de aanwezige rechte koorsluiting verwijderd en vervangen door de huidige vijfzijdige gotische koorsluiting. De hoge spitsboogvensters, liggend tussen tweemaal versneden steunberen, zijn voorzien van een middenmontant met spruitstuk.

 

Behalve de kerk van Stedum hebben ook de kerken van Appingedam, Loppersum en Middelstum een sacristie met verdieping. De noordgevel van deze laatgotische sacristie heeft wijde spitsboogvensters voorzien van bakstenen tracering. De eenmaal versneden steunberen dienen ter versterking. In de oostgevel bevindt zich een wijde spitsboognis, waarbinnen een toegang is aangebracht met daarboven een tweetal rondboogvensters. De bovenverdieping heeft kruisvensters. De topgevel van de sacristie is verlevendigd met drie spitsbogige, gedeelde spaarvelden. 

 

Frontgevel nooderdwarspand

De frontgevel van het noorderdwarspand heeft een meer authentieke indeling dan die van het zuiderdwarspand. Met name in de benedenzone zijn de hoogopgaande spitsbogige spaarvelden gescheiden door kolonetten bewaard gebleven.

 

De topgevel van het noorderdwarspand wijkt af van die aan de zuidzijde. De klimmende spaarnissen zijn hier rondbogig gesloten en  gescheiden door kolonetten. De spaarnissen zijn verlevendigd met siermetselwerk in liggend keper. Daarboven bevindt zich een ruitvormige uitsparing.

 

Dronefoto van Stedum met de kerk.. Foto: ©Jur Kuipers.

Dronefoto van Stedum met de kerk.. Foto: ©Jur Kuipers.

 

Benedenzone westgevel

De benedenzone van de westgevel van het noorderdwarspand heeft drie brede rondbogige spaarvelden gescheiden door lisenen. Laag in het middelste bevinden zich twee gekoppelde rondbogige nissen met daarbinnen dichtgezette vierkante openingen. Vermoedelijk zijn dit knielnissen geweest en moeten de vierkante openingen zicht bieden op zijaltaren die daar tegenover in het noorderdwarspand hebben gestaan. Ook in Leermens zijn op die plaats knielnissen aanwezig[5].

 

Westelijke schiptravee

In de westelijke schiptravee zijn zowel in de noord- als de zuidgevel gedichte portalen aanwezig. Het gaat hier om de vroegere vrouwen- en manneningang. Vóór de Reformatie zitten vrouwen en mannen gescheiden in de kerk; de vrouwen aan de noordzijde van het middenpad en de mannen aan de zuidzijde. De noordingang is voor de vrouwen en de zuidingang is voor de mannen geweest. De noordzijde is de zijde van de duisternis. Deze brengt associaties mee met de duivel en het kwaad. Het is de vrouw die met Eva het kwaad in de wereld heeft gebracht, dus hoort ze aan de noordzijde te zitten. Maar het is ook de vrouw, die door Maria de Verlosser ter wereld heeft gebracht. De Mariakapel in Loppersum, de geschilderde Mariacyclus in Garmerwolde, maar ook Maria-altaren, zoals in Loppersum en Huizinge zijn op het noorden gesitueerd[6]. Tegenwoordig is er geen middenpad meer aanwezig.

 

Dronefoto: ©Jur Kuipers, 2022.
Dronefoto: ©Jur Kuipers, 2022.
Dronefoto: ©Jur Kuipers, 2022.
Dronefoto: ©Jur Kuipers, 2022.
Dronefoto: ©Jur Kuipers, 2022.
Dronefoto: ©Jur Kuipers, 2022.
Foto: ©Jur Kuipers, 2022.

 

Zadeldaktoren

De forse zadeldaktoren aan de westzijde van de kerk is het oudste deel van de kerk, daterend uit het begin van de 13e eeuw. Hij is nagenoeg even breed als het schip en door een tussenlid ermee verbonden. De bedoeling hiervan is geweest verdere verzakking van de toren tegen te gaan.

 

De westzijde toont in het benedendeel een rond venster, ook wel roosvenster genoemd, dat nog uit de bouwtijd van de toren dateert. Het is een rechthoekig geprofileerde en van een rondstaaf voorziene lichtopening. De twee door twee spitsboogjes gedekte spaarvelden, waarvan de middenliseen het roosvenster oversnijdt, zijn van jongere datum[7].  Daarboven bevindt zich een rondbogige lichtspleet met ter weerszijden een spitsboognis. Deze lichtspleet komt op dezelfde hoogte ook aan de noord- en de zuidkant voor. Verder naar boven sieren aan de westzijde drie rondbogige galmgaten en een wijzerplaat met daarboven een rondbogige nis de torengevel. Op dit punt wijkt de westgevel af van de overige.

 

Zuidzijde toren

De zuidzijde van de toren komt wat de detaillering betreft niet helemaal overeen met de westzijde. De ingang is een rechthoekig geprofileerde spitsboog. Daarboven bevindt zich een rondbogige lichtspleet en vervolgens vier rondbogige spaarvelden. In de volgens Ozinga door de tijd heen sterk gewijzigde westzijde ontbreken deze[8]. Boven de rondbogige spaarvelden een rondbogige galmnis met twee spitsbogige galmspleten geflankeerd door twee flauw spitsbogige galmgaten. In de noord- en de oostgevel van de toren bevinden zich op deze hoogte drie van dergelijke rondbogige galmnissen, waarvan een onder en twee daarboven.

 

Boven de galmnissen, c.q. de galmgaten bevindt zich aan elke zijde van de toren een wijzerplaat  met wapenbekroning.

 

Een van de wijzerplaten met daarboven het door een omziende gouden griffioen met opgeheven vlucht (Clant) links en een omziende gouden leeuw (Lewe) rechts opgehouden wapen Nittersum[9]. Zie foto links.

 

Interieur

Zoals eerder beschreven bestaat de kerk uit twee schiptraveeën, een vieringtravee met een noorder- en een zuiderdwarsarm, een koortravee met aansluitend een vijfzijdige koorsluiting en een sacristie in de hoek tussen noorderdwarspand en koor.

 

Het romanogotische schip, het dwarspand en de koortravee worden overdekt door meloenvormige koepelgewelven op spitsbogige muraal- en gordelbogen. Deze gewelven hebben alle acht ribben. Iedere sluitring is echter weer anders uitgevoerd. De gewelven hebben een ornamentale en figurale beschildering uit het eind van de 15e eeuw[10].

 

De laatgotische koorsluiting wordt overkluisd door een stergewelf. Ook daarop bevinden zich eind 15e -eeuwse schilderingen.

 

De kansel staat in het midden op de scheiding van dwarspand en koor.

 

De kerkbanken  zijn zowel in het schip als in het dwarspand in een centraal blok geplaatst.

 

Interieur schip

Het interieur van het schip wordt overdekt door meloenvormige koepelgewelven met eind 15e -eeuwse beschildering.

 

De gevels van het interieur hebben in de benedenzone door kolonetten gescheiden spitsbogige spaarvelden. De bovenzone heeft aan de noordzijde twee vensters per travee en aan de zuidzijde drie. Bogen, ribben, wandpijlers en kolonetten zijn in schoonwerk  uitgevoerd. Sinds ca. 1525 zijn de bogen met blokverband in bruinrood, blauw en geel beschilderd. Bij de  laatste restauratie in 1938 is dat blokverband vervangen door schoonwerk.

Het orgel staat aan de westzijde van het schip op de orgeltribune met borstweringen uit 1680.

 

Orgeltribune

De orgeltribune wordt toegeschreven aan Allert Meijer en de fraaie in snijwerk uitgevoerde bovenrand is hoogstwaarschijnlijk van de hand van Jan de Rijk uit 1680. Ook de drie putti op de bovenrand van het grote middenpaneel dat uit het begin van de 18e eeuw dateert en de siertrossen op de zijkanten van dat paneel zijn zeer waarschijnlijk van zijn hand (zie foto hieronder).

 

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

 

Noorderdwarspand

In het noorderdwarspand staat aansluitend aan de in een centraal blok geplaatste kerkbanken de uit het eind van de 17e eeuw daterende overhuifde herenbank van de familie Clant.

In de oostgevel van het dwarspand zijn rondbogige nissen zichtbaar voorzien van een rijke profilering met rondstaven. Voor de Reformatie hebben in deze nissen zijaltaren gestaan.

In de rechter nis hangt het rouwbord voor Anna Coenders.

 

Zuiderdwarspand met de Prinsenvlag

Het zuiderdwarspand bevat tevens de zuidingang die via een tochtportaal toegang tot het kerkgebouw biedt. Boven het portaal hangt de Prinsenvlag.

 

Voorzijde van de vlag:

 

VIVAT PRINS VAN ORANIEN, 1788.

Wapen, stadhouder Willem V:
Gevierendeeld:
1 in blauw een gouden leeuw, vergezeld van staande gouden blokken [Nassau];
II in goud een rode leeuw [Katzenelnbogen];
III in rood een zilveren dwarsbalk [Vianden];
IV in rood twee gaande leeuwen onder elkaar [Dietz].
Middenschild:
Gevierendeeld:
I en IV in rood een zilveren rechterschuinbalk [Chalons];
II en III in goud een blauwe hoorn [Oranje]. Hartschild: geschaakt van blauw en goud in drie rijen van drie stukken [Geneve].

 

N.B. Vergelijk: T. van der Laars. Wapens, vlaggen en zegels van Nederland. Amsterdam 1913. Blz. 135.

Wapen, Tjaart Adriaan Gerlacius: Gevierendeeld:
I in zwart drie gouden sterren [Gerlacius];
II in goud een olifant met opgeheven slurf [Helphenstein [1]];
III in blauw drie zwarte rechterschuinbalken [Helphenstein [2]];
IV doorsneden: a. in blauw een dubbele zwarte adelaar; b. in rood vier gouden rechterschuinbalken [Gerla]. Op de deellijn tussen de velden I en II een schildje beladen met een leeuw. Op de deellijn tussen de velden III en IV een effen schildje.

Wapen, Stedum: In goud een blauwe staande en aanziende geharnaste man met gepluimde helm en gesloten vizier, zwaaiend met een zwaard boven het hoofd, de linkerhand in de zijde en een van de koppelriem afhangende schede.

 

Achterzijde, in spiegelschrift:

 

VIVAT PRINS VAN ORANIEN, 1788.

 

Wapens: Stadhouder Willem V en Tjaart Adriaan Gerlacius als aan de voorzijde. Wapen: In blauw een gouden staande en aanziende bisschop met nimbus en kromstaf.

 

De Heraldische uitbeelding van deze geschilderde vlag is zo slecht, dat beschrijving mede is ontleend aan afbeeldingen op de gegraveerde koperen plaat. RAG, Archief De Hochepied. Niet geïnventariseerd. Handgekleurde afdrukken hiervan behoren hij schertsgenealogie Gerlacius, waarvan verbetering NLW, 1934, k. 185.
Vergelijk: GDW, nr. 3480, 3485. Door staten van Stad en Lande gevormde gewapende exercitiegenootschappen na omwenteling bij resolutie van 21 januari 1795 opgeheven, waarna vlaggen en vaandels moesten worden ingeleverd bij hoge justitiekamer.
Zie: RAG, Archieven hoge justitiekamer, inv. nr. 2582. Vlag van Stedum kwam terecht in grafkelder, werd later teruggevonden en in kerk opgehangen.
Zie: GVA, 1930, blz. 168. Voorzijde afgebeeld: K. ter Laan. Nieuw Groninger woordenboek. Groningen 1929. Blz. 962. GDW, blz. 38, nr. [39]. Pathuis beschrijft de vlag onder de kop ‘Excercitiegenootschappen’ bij Stedum.

 

Meer over de Prinsenvlag

Boven het tochtportaal in het zuiderdwarspand hangt de Prinsenvlag met onderop het opschrift: 'VIVAT PRINS VAN ORANIEN' en bovenaan de datum 1788. Op de voorzijde van de vlag zijn een drietal wapens geschilderd. Het bovenste is dat van stadhouder Willem V. Links daaronder het wapen van Tjaard Adriaan Gerlacius en rechts het wapen van Stedum.

Op de achterzijde van de vlag staan voorgaande opschriften en wapens in spiegelbeeld, behalve dat van Stedum. Op die plaats  is een ander, onbekend wapen: in blauw een gouden staande en aanziende bisschop met nimbus en kromstaf, opgenomen[13]. Halsema vermoedt dat het een herinnering aan Liudger is, die het evangelie in het Groningerland bracht.

 

Deze Prinsenvlag ook wel Oranjevaandel genoemd, stamt uit de woelige periode van de Patriotten en de Prinsgezinden. Uit de tijd dat het dragen van Oranjelinten verboden is. Als groentevrouwen niet mogen spreken van Oranjewortels en Princesseboontjes, maar deze gele peen en slaboontjes worden genoemd. Als voor wie het Wilhelmus zingt gevangenisstraf of geseling wacht. En als Oranjevlaggen, versierde kronen en erebogen moeten worden ingeleverd[14]. In de vorige eeuw is deze vlag gevonden in de grafkelder van Tjaard Adriaan Gerlacius. Hij is Oranjegezind en de Prinsenvlag zal mede op zijn initiatief in 1788 zijn gemaakt. Gedurende de Franse tijd wordt de vlag in de grafkelder van de kerk verstopt en bewaard.

 

De Prinsenvlag ook wel Oranjevlag genoemd is in feite een exercitievlag. Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

De Prinsenvlag ook wel Oranjevlag genoemd is in feite een exercitievlag. Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

 

Zuiderdwarsgevel

Het zuiderdwarspand is in het derde kwart van de 16e eeuw hersteld. Het gewelf bevat metselwerk in staand keperverband. 

 

Oostgevel zuiderdwarsgevel

In de oostgevel van het zuiderdwarspand zijn, evenals bij die van het noorderdwarspand, rondbogige nissen zichtbaar voorzien van een rijke profilering met rondstaven. Voor de Reformatie hebben in deze nissen zijaltaren gestaan. Volgens Ozinga hebben die nissen toegang geboden tot vroegere apsiden die aan de dwarsarmen gebouwd zijn geweest[11]. Volgens anderen zijn deze wel gepland, maar nooit voltooid. Buiten, aan de zuidoostzijde van het dwarspand zijn de omtrekken van deze apsiden, ook wel absidiolen genoemd, zichtbaar gemaakt.

 

In de nissen van de oostgevel hangen de rouwborden voor Johan Clant en zijn dochter Elisabeth Lewe-Clant.

In de spaarnissen van de zuidgevel zijn een tweetal familiewapens opgehangen. Links het wapen van Eilco Clant gehuwd met Willemina Hinckart en rechts het wapen van Johan Clant van Stedum gehuwd met Anna Coenders. Beide sierstukken zijn vermoedelijk afkomstig uit de borg Nittersum[12].

 

Schilderij van Johan Clant, gemaakt tussen 1650 en 1680., unicus collator van de kerk van Stedum, echtgenoot van Anna Coenders. Onbekende schilder. Heeft oorspronkelijk in de pastorie van Stedum gehangen. Foto: ©Jur Kuipers.

Schilderij van Johan Clant, gemaakt tussen 1650 en 1680., unicus collator van de kerk van Stedum, echtgenoot van Anna Coenders. Onbekende schilder. Heeft oorspronkelijk in de pastorie van Stedum gehangen. Foto: ©Jur Kuipers.

 

Koorsluiting

De koorsluiting heeft van de grond opgaande nissen. Uitzondering hierop vormt het middenvenster dat bovendien ingekort is in verband met het aanwezige grafmonument voor Adriaan Clant. De koorsluiting wordt overdekt door een stergewelf waarvan de ribben rusten op kolonetten.

 

De één trede lager liggende koortravee wordt overkluisd door een meloenvormig koepelgewelf met acht ribben. Ook de gevels van de koortravee hebben een indeling in benedenzones met spitsbogige spaarnissen gescheiden door kapitelen en bovenzones met spitsbogige vensters. In de 15e eeuw is vermoedelijk alleen de aanwezige rechte koorsluiting verwijderd en vervangen door de huidige vijfzijdige sluiting.

 

De beschildering van het koorgewelf en de sluiting met vooral florale motieven dateert uit het eind van de15e eeuw.

 

In het koor zijn een drietal rouwborden aanwezig,  op de koormuren staan enkele wijdingskruisen.

 

Nittersum

De bewoners van de borg Nittersum hebben een stevig stempel gedrukt op de inrichting van de Stedumer kerk. Ze schenken de kerk de kansel, een herenbank en een orgel. Bovendien hebben ze een grafkelder in het koor. In opdracht van Johan Clant maakt de beroemde beeldhouwer Rombout Verhulst een grafmonument voor zijn vader Adriaan Clant van Stedum, heer van de borg Nittersum, lid van de Staten-Generaal, overleden in 1665. Hij is een beroemdheid. Zo is hij in 1648 aanwezig bij de ondertekening van de Vrede van Münster die een eind heeft gemaakt aan de Tachtigjarige Oorlog met Spanje.

 

De beëdiging van het verdrag door de Spaanse en Nederlandse onderhandelaars (Gerard Terborch, 1648). Dit schilderij herdenkt de ratificatie op 15 mei 1648 van het Spaans-Nederlandse vredesverdrag dat eerder dat jaar werd ondertekend, ook in Münster. Het gaat niet om het beroemdere Verdrag van Münster dat Frankrijk, de Keizer van het Heilige Roomse Rijk en hun respectievelijke bondgenoten op 24 oktober 1648 ondertekenden en waarvoor geen schilderijen bestaan. 
De ondertekening van het vredesverdrag van Münster - de zes onderhandelaars met opgeheven vingers v.l.n.r. Willem Ripperda, Frans van Donia, Adriaen Clant tot Stedum, Adriaen Pauw, Johan van Mathenesse en Barthold van Gent.

De beëdiging van het verdrag door de Spaanse en Nederlandse onderhandelaars (Gerard Terborch, 1648). Dit schilderij herdenkt de ratificatie op 15 mei 1648 van het Spaans-Nederlandse vredesverdrag dat eerder dat jaar werd ondertekend, ook in Münster. Het gaat niet om het beroemdere Verdrag van Münster dat Frankrijk, de Keizer van het Heilige Roomse Rijk en hun respectievelijke bondgenoten op 24 oktober 1648 ondertekenden en waarvoor geen schilderijen bestaan.
De ondertekening van het vredesverdrag van Münster - de zes onderhandelaars met opgeheven vingers v.l.n.r. Willem Ripperda, Frans van Donia, Adriaen Clant tot Stedum, Adriaen Pauw, Johan van Mathenesse en Barthold van Gent.
Het object en een schilderij; olieverf op koper, 45,4 x 58,5 cm (17,8 x 23 inch). Bron: Rijksmuseum, Amsterdam. Licentie: Publieke Domein.

 

Het praalgraf dateert uit ca. 1672.

De tombe van rood geaderd marmer staat op een zwarte hardstenen verhoging van drie treden, haaks op de koorwand geplaatst. De achterwand toont een gedenkplaat met familiewapens. De cartouche daarbinnen bevat een Latijnse tekst met gegevens  over de overledene. Het monument toont in wit marmer de overledene liggend in slapende houding op een matras. Hij is gekleed in een kamerjas met nachthemd en draagt pantoffels losjes aan zijn voeten. Zijn hoofd rust op een kussen.

Zijn rechterhand ligt op zijn middel. De linkerhand ondersteunt zijn hoofd. Steensma wijst er terecht op hoe prachtig doorleefd de tekening van hoofd en handen is[15].  

 

Ongetwijfeld een belangrijk kunstwerk van Rombout Verhulst. Deze heeft al eerder een opdracht in Groningen gekregen, namelijk van Anna van Ewsum bewoner van de borg Nienoord die voor haar echtgenoot, Carel Hieronymus von Inn- und Kniphausen, in de kerk van Midwolde een praalgraf heeft laten oprichten.

 

Benedenzone zuidwand koortravee

De benedenzone van de zuidwand van de koortravee toont de reeds gememoreerde indeling in spitsboognissen gescheiden door kolonetten met kapitelen. De basementen hiervan zijn gewijzigd bij de restauratie van 1877-1878.

Op de grens van koor en sluiting bevindt zich een met een keperboog gedekte nis, die in gebruik zal zijn geweest ter berging van liturgisch gerei als het romanogotische koor nog in gebruik is.

 

In de middelste twee spaarnissen hangen borden met de lijst van predikanten sinds de Reformatie.

Rechts daarnaast hangt een gedenkbord dat informeert over vernieuwingen van de inrichting die hebben plaatsgevonden. Het opschrift luidt:

 

Dese Floer Ao 1668. De Banken 1669. De Predickstoel 1671. Dit Orgel Ao 1680. als Pastor tot Stedum Dominus Arn. Warendorp. Tijmo Haijckens Jacob Tonnis Peter Bolt en Reyner Jacobs KerkeVoogeden Waren indertijdt
[16].

 

Kansel

De fraaie kansel met klankkaatser die volgens het gedenkbord uit 1671 dateert, staat tegenwoordig op de scheiding van viering en koor. Bij de restauratie in 1877-1878 is deze verplaatst van de zuidwand naar de huidige plaats[17]. Enige jaren na die verplaatsing wordt een glazen wand tussen koor en schip aangebracht. Bij de laatste restauratie is die wand weer verwijderd, alsmede het doophek uit ca. 1670/5[18]. De kansel bleef eertijds enigszins verloren middenin de ruimte achter gestaan. Ook de gesloten trapopgangen die in die tijd aan weerszijden zijn aangebracht om het geheel meer body te geven hebben dat niet veranderd[19].

 

De kuippanelen van de preekstoel zijn gevat binnen Korintische zuilen met versierde voet. Het barokke snijwerk van de panelen bevat onder meer het wapen van de opdrachtgever Johan Clant. De panelen van de kanselkuip bevatten behalve het wapen van de opdrachtgever Johan Clant (1624-1694) ook fraai gesneden vergankelijkheidssymbolen, zoals schedels en een zandloper. De baretschild toont heel mooi snijwerk.

 

Houtsnijwerk op de kansel. ©Foto: Jur Kuipers.

Houtsnijwerk op de kansel. ©Foto: Jur Kuipers.

 

Herenbank

In het noorderdwarspand staat de uit het eind van de 17e eeuw daterende herenbank van de familie Clant. De overhuiving daarvan rust op getorste Korintische zuiltjes aan de voorzijde en pilasters aan de achterzijde. Op de huif tussen de hoekvazen prijkt het wapen van de opdrachtgever, Johan Clant, opgehouden door twee omziende griffioenen. Voor de herenbank staat een doopvont.

 

Op de achtergrond de Herenbank van Clant. Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Op de achtergrond de Herenbank van Clant. Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

 

Orgel

Het orgel staat op de orgelgalerij tegen de westmuur van het schip. Volgens het gedenkbord in het koor dateert het uit 1680. De naam van de orgelbouwer is niet bekend. Door de tijden heen heeft het diverse vernieuwingen en wijzigingen ondergaan. In 1726 wordt het vernieuwd door M. Amoor en negen jaar later, in 1735, door A.A. Hinsz. In 1787-1791 wordt het orgel door D. Lohman en zonen vernieuwd en uitgebreid. Zo sterk zelfs dat de orgelgalerij kerk inwaarts moet worden verbreed. Ook wordt de huidige orgelkas dan gemaakt ter vervanging van een kleinere kas met vleugeldeuren[20]. In 1939 bij de kerkrestauratie is ook het orgel gerenoveerd.  Veel historisch pijpwerk is vervangen door gelijksoortig fabrieksmateriaal. In de oorlog werkt de Groninger orgelbouwer M. Ruiter als onderduiker aan het instrument. Het daarvoor benodigde pijpwerk komt na de oorlog van de firma Stinkens. In 1946 is deze restauratie voltooid.

 

Orgel met balustrade rond 1680. Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Orgel met balustrade rond 1680. Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

 

De orgelkas is uitgevoerd in blank eiken. De balustrade is rond 1680 vermoedelijk ontworpen door Allert Meijer en het snijwerk is hoogst waarschijnlijk van de hand van Jan de Rijk. De bladornamenten en de zittende vrouwenfiguren tonen grote gelijkenis met die in de Nederlands Hervormde kerk te Pieterburen.

Het grote uit de eerste helft van de 18e eeuw daterende middenpaneel met Hercules en Minerva en de wapenschilden van Gerlacius en Gockinga is vermoedelijk afkomstig van een schouw van de borg Nittersum[21]. Volgens Veldman heeft dit de plaats ingenomen van een oorspronkelijk aanwezig rugpositief en zouden de stijlen met guirlandes en de drie putti op de bovenrand, waarschijnlijk van de hand van Jan de Rijk, in de versiering van dat rugwerk opgenomen zijn geweest[22].

 

Orgelbalustrade, rond 1680. Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Orgelbalustrade, rond 1680. Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

 

Rouwborden

In de 16e tot en met de 18e eeuw maakt men bij het overlijden van borgheren of borgvrouwen een rouwbord met alle bijzonderheden over de afstamming in de vorm van familiewapens en kwartieren. Gedurende de rouwperiode wordt deze boven de hoofdingang van de borg opgehangen. Na afloop van de rouwperiode hangt men het rouwbord in de kerk aan de wand van het koor ter nagedachtenis aan de overledene. In de 18e eeuw ontstaat de gewoonte na het overlijden een apart rouwbord in fraaiere uitvoering in de kerk op te hangen. Daarnaast blijft het eenvoudiger bord boven de borgingang in zwang.

 

Veel van deze rouwborden, ook wel rouwkassen genoemd, zijn in de Franse tijd (1795-1814) uit de kerken verwijderd. Trouwens heraldieke emblemen op kansels en herenbanken moeten dan ook hier en daar wijken, vanwege het gelijkheidsbeginsel[23]. Na de Franse periode zijn de rouwborden voorzover nog aanwezig weer teruggeplaatst. Vele zijn vernietigd, andere zijn gedemonteerd of beschadigd en moeten eerst hersteld worden voor ze weer op hun plaats kunnen worden teruggebracht. Ook zijn sommige verwisseld.

 

Niet alleen de graftombe voor Adriaan Clant, maar ook de familiewapens op rouwborden, wijzerplaten, kansel, herenbank en orgel tonen de grote invloed die de bewoners van de borg Nittersum op het kerkelijk gebeuren van Stedum hebben gehad. Deze borg heeft ten oosten van de kerk gelegen en is in 1818 afgebroken.

 

De graftombe van Adriaan Clant. Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

De graftombe van Adriaan Clant. Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

 

Graftombe

PERENNI MEMORIAE VIRI ILLUSTRI PROSAPIA LONGOQUE NOBILISSIMORUM MAIORUM SANGUINE INSIGNIS, ADRIANI CLANT A STEDUM, DOMINI IN NITTERSUM, OB EXIMIAS ANIMI DOTES INTER PRAEPOTENTES PATRIAE PROVINTIAE ORDINES DEPUTATOS SAEPIUS ELECTI EIUSDEM PROVINTIAE NOMINE IX PER ANNOS MAGNO SUO MERITO MAIORI REIP. COMMODO AD CELSISSIMUM ORDINUM GENERAL. FOEDERATAE BELGICAE POTENTISS. CONSESSUM DELEGATI, AD PERPETUAE PACIS FOEDERA HISPANOS INTER BELGASQUE FOEDERATOS MONASTERII WESTF. AUSPICATO PACTA, LEGATE CUIUS CHARISSIMAS EXUVIAS POSTQUAM VIXISSET LXVI ANNOS HOC TEMPLI ADYTO REVERENTER CONDIDIT FILIUS IOHANNES CLANT A STEDUM, DOMINUS IN NITTERSUM, STEDUM, RINGENUM, UITWYRDA, TOPARCHA IN LOPPERSUM, EESTRUM, TEN BUIR, ETC. AD CONCILIUM ORDINUM FOEDERATAE BELG. DEPUTATUS, IDQUE EO LOCI, UBI INTER LONGAM ATAVORUM SERIEM QUIESCUNT CINERES NOBILISS. AVI EILCONIS CLANT A STEDUM, DOMINI IN NITTERSUM, INTER FOEDERATI BELGII AMPHICTIONES POTENTISS. HUIUSQUE PROVINTIAE DEPUT. ORD. DUM VIVERET EXCELLENTISSIMI PROAVO AUTEM. PARI NOBILISSIMORUM NATALIUM SPLENDORE CENSENDO, EGBERTO CLANT A STEDUM, DOMINO IN NITTERSUM, QUI OMLANDIAE PROCERUM QUONDAM PARS MAGNA EORUNDEM NOMINE ULTRAIECTINAM UNIONEM, CEDRO DIGNISSIMAM, SIGNAVIT, ATROX BELLONA HANC SEDEM INVIDIT634 QUAM OLIM SIBI, SERAEQUE SUORUM POSTERITATI, IN NOVISSIMUM DIEM SEQUESTRAM FORE, VOVET IDEM, QUI EXSTRUXIT OPTIMO PARENTI HOC MONUMENTUM ANNO CHRISTI MDCLXXII.

 

Wapen: Clant van Stedum [1]. Schildhouders: twee griffioenen met opgeheven vlucht. Vier kwartieren:

 

CLANT. MANNINGA. HINKART [2]. MEPSCHE.

 

Kwartieren, de bovenste vier met helmtekens:

CLANT MANNINGA HINCKART [2] MEPSCHE
ADDINGA RIPPERDA BALVEREN TAMMINGA
NITTERSUM VISCHWERT SCHERPENSEEL [2] ADDINGA
LEWE HOUWERDA WEERDENBORCH THEDEMA

N.B. Beeldhouwwerk van wit marmer: Adriaan Clant, liggend in slapende houding op een matras, gekleed in een lang gewaad. Ter zijde, eveneens wit marmer, een harnas met helm en heimteken: een gevleugelde draak met twee poten [Clant]. Ongesigneerd werk van Rombout Verhulst. Zie: GVA, 1899, blz. 206. Elisabeth Neurdenburg, De zeventiende eeuwsche beeldhouwkunst in de noordelijke Nederlanden (Amsterdam 1948) afb. 175, 176. Afgebeeld: GSL, 328/329; MON, plaat LII, 2 en LVI, 3; LGK, afb. nr. 44; GRK, 1 (1984) 105. GDW, blz. 633, nr. [3486].

 

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Foto's boven: Kwartieren en ornamenten rond de graftombe.

 

Johan Clant en Anna Coenders

In de 16e eeuw zijn de rouwborden klein en rond zoals de twee oudst nog bestaande in de kerk van Hellum tonen. Begin 17e eeuw hebben ze een vierkante vorm en worden ze aan de punt opgehangen. Het rouwbord voor Anna Coenders in het noorderdwarspand is het laatste ruitvormige exemplaar. Zij is de echtgenote van Johan Clant van Stedum geweest[24].

 

Het rouwbord Adriaan Clant van Stedum. Foto: ©Jur Kuipers.

 

OBIIT ANNO 1665, DEN 22 AUGUSTI.

Wapen: Coenders [1]. N.B. Anna Coenders, van Dunebroek, vrouw van Johan Clant van Stedum. Vergelijk: GDW, nr. 3497. GDW, blz. 634, nr. [3488].

 

Het rouwbord voor Adriaan Clant van Stedum in de consistoriekamer eveneens uit 1665 heeft dan al een rechthoekige vorm met zuilen aan de zijkanten en kapitelen gekregen. Het bord voor Anna Coenders, maar ook dat voor Adriaan Clant van Stedum vermeldt de namen van de overledene nog niet. De wapens worden zo bekend verondersteld, dat dat niet nodig wordt geacht. Later vindt wel naamsvermelding plaats.

 

 

Johan Clant, 1664

Het rouwbord voor Johan Clant van Stedum uit 1694 vermeldt behalve zijn naam ook zijn functies. In de cartouche op het wapen staat:

 

DEN WELHOOGGEB. HEER JHR. JOHAN CLANT VAN STEDUM CUM AENEXUM EN HOVELING, IN SYN LEVEN PRESIDENT DER OMMELANDEN TUSSCHEN DE EEMS EN LAUWERS, OBIIT DEN 24 SEPTEMBER, AETA 77 JAAR. 1694.

Wapen: Clant van Stedum [2]. Schildhouders: Twee gouden griffoenen met opgeheven vlucht.

 

Kwartieren:

CLANT HINKERT [2] CLANT ALBERDA
NITTERSUM SCHERPENZEEL [2]   TEN HOLTE [2] BALLEN
MANNINGA MEPSCHE ALBERDA BROERSEMA
HOUWERDA ADDINGA CONDERS [1] ROTGEMA [1]

 

N.B. AENEXUM bij restauratie in 1969 gewijzigd in ANNEXUM. Bron: GDW, blz. 634, nr. [3489].

 

Rouwbord van Johan Clant van Stedum uit 1694. Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

Rouwbord van Johan Clant van Stedum uit 1694. Foto: ©Jur Kuipers, 2020.

 

 

Op de naamplaat van zijn doodkist staat:

1665, den 25 jannuari, is te Stedum overleden Adriaan Clant, oud 66 jaar, en den 21 augustus Anna Coenders van Dunebroek, vrouw van Johan Clant van Stedum, oud 31 jaar, beide volgens de platen, de eerste van coper, de tweede van zilver, op derselver kisten in de grafkelder te Stedum.

N.B. De eerste wel, de tweede niet meer aanwezig en vermeld: KGO, blz. 242b. Zie: GDW, nr. 3496. Ook: GVA, 1930, blz. 181. GDW, blz. 636, nr. [3497].

 

 

Elisabeth Lewe geboren Clant

Ook het rouwbord ernaast uit 1696 voor zijn dochter Elisabeth Lewe geboren Clant vermeldt:

 

HOOGED. EN WELGEBR. VROU, MEVROUW ELISABETH LEWE GEB. CLANT, VROU VAN STEDEM, RINGNUM EN CANTES, OBIIT DEN 12 APRIL 1696, AETA. 39 JAAR EN 7 MAENDE.

Wapen: Gedeeld: I Lewe; II doorsneden: a. Clant; b. Clant.

 

Kwartieren:

CLANT CLANT CONDERS [1] RINCKING-
HINKART [2] ALBERDA TAEDEMA WESTERHUYS
MANNINGA ALBERDA- CLANT UTTERSTEWEER
MEPSCHE BROERSEMA CAMMINGA [1] MACHALEN

N.B. Weduwe Albert Lewe van Kantens. Zie: GDW, nr. 3476. GDW, blz. 634, nr. [3490]. Zij is de weduwe van Albert Lewe van Kantens.

 

Op de naamplaat van haar doodkist staat:

ANNO 1696, DEN 12 APRIL, IS IN DEN HEERE GERUST DE HOOGHEEDEL WELGEBOOREN VROUW, MEVROUW ELISABETH CLANT VAN STEDUM, WEDUWE LEWE, VROUW OP NITTERSUM TOT STEDUM, RINGNUM, UITWYERDA, HOLWYERDA, WESTEREMBDEN, GARSHUISEN, CANTENS MET ANNEXE CARSPELEN, SALWERT EN HELLUM ETC. OUDT IN HET VIERTYHSTE JAER EN VERWACHT AELHYR EEN SALIGE OPSTANDINGE IN CHRISTO JESU TEN EEWIGEN LEVEN.

Wapen: Gevierendeeld: I en IV Clant; II en III Coenders [1]. Schildhouders: twee omziende griffioenen met opgeheven vlucht. N.B. Koper. Weduwe Albert Lewe van Kantens. Zie: GDW, nr. 3476. GDW, blz. 637, nr. [3502].

 

 

Johan Clant, Elisabeth en Petronella Lewe

De rouwborden voor Johan Clant en zijn dochter Elisabeth hangen in het zuiderdwarspand.

Van Petronella Lewe zijn twee rouwborden in het koor van de kerk aanwezig. Linksboven het rouwbord dat speciaal voor gebruik in de kerk is gemaakt. Het vermeldt de volgende persoonsgegevens van de overledene:

 

Rouwbord van Petronella Lewe, overleden op 13 augustus 1761. Foto: Jur Kuipers, 2020.

Rouwbord van Petronella Lewe, overleden op 13 augustus 1761. Foto: Jur Kuipers, 2020.

 

GEBOOREN DEN 12 MAY 1684. GESTORVEN DEN 31 AUGUSTUS 1761. DE HOOGWELGEBOREN VROUW, MEVROUW PETRONELLA VAN LINTELO, GEBOREN BARONNESSE LEWE, ERFVROUW VAN 'T HUIS NITTERSUM, RINGENUM EN STEDUM, WESTEREMDEN, GARSHUYSEN, UYTWIERDA, BYSUM, SOLWERT EN MARSUM.

Wapen: Lewe. Schildhouders: twee omziende gouden leeuwen.

 

Kwartieren:

LEWE CONDERS [1]
ADDINGA    TAMMINGA
CLANT    CONDERS [1]
HINCKERT [2]     TAEDEMA
CONDERS [1] CLANT
  ROLTMAN  RINCKING
CLANT  ALBERDA
HINCKERT [2] WESTERHUIS
Rouwbord van Everhard Frederik Baron van Lintelo, Heer op Nittersum.
Rouwbord van Everhard Frederik Baron van Lintelo, Heer op Nittersum. Bron: eigen verzameling

 

 N.B. Afgebeeld: OGK, blz. 68. Vergelijk: GDW, nr. 3492. Vrouw van Everhard Frederik van Lintelo. Zie: NLW, 1939, k. 61. Dochter van Albert Lewe en Elisabeth Clant, GDW, nr. 3490. Opstelling kwartieren misleidend. Zie: OBS, blz. 384. GDW, blz. 635, nr. [3491].

 

Het eenvoudige rouwbord rechtsboven is voor haar gemaakt om boven de deur van het sterfhuis op te hangen. Het hangt nu rechts naast de ingang naar de consistoriekamer.

 

De vormgeving van deze rouwborden toont een verdere ontwikkeling vergeleken met de eerdere. Ook die van haar echtgenoot, Everhard Frederik Lintelo, is in dezelfde rococo-trant gemaakt. Bovenin het rouwbord voor Petronella prijkt een schedel met doodsbeenderen eronder. Vanachter het rouwbord komen aan beide kanten zeisen te voorschijn. Dat van haar man toont middenboven een bebaarde mannenkop een zandloper links- en een schedel met doodsbeenderen eronder. Volgens Pathuis afwijkend van het normale gebruik. Van Everhard vermeldt het opschrift:

 

EVERHARD FREDERIK BARON VAN LINTELO TOT D'EHSE, HEER OP NITTERSUM EN RINGENUM, HEER VAN STEDUM, WESTEREMDEN. GARSHUISEN, UITWIERDA, BYSSUM, SOLWERT, HOLWIERDA EN MARSUM ETC. ETC. ETC. NATUS DEN 15 AUGUSTI MDCLXXXI. OBIIT DEN 2 OCTOBER MDCCLXI.

Wapen: Van Lintelo [2]. Helmteken: een zwarte vlucht, schuinrechts vergezeld van eer vlag, waarop het wapen [Lintelo 2] is herhaald. Dekkleden: zilver en zwart. Schildhouders twee omziende gouden leeuwen.

LINTELO [1] KNIPHUISEN [2]
DORTH   VRYDAG
HOEMEN  AMELUNXEN
BOECOP HAEREN
VEEN  MANINGA
VORDEN  OLDENBOCUM
WYNBERGEN   RUTENBERG
AERNHEM  SCHADE

 

Kwartieren:

 

N.B. Afgebeeld: GDW, plaat XXVIII. OGK, blz. 63.636. GDW, blz. 635, nr. [3493].

 

Het bord van Sara Anna Gelacius uit 1826 wordt door Pathuis niet als een rouwbord aangemerkt, maar als een gedenkbord tot gedachtenis aan de douarière de Hochepied-Gerlacius. Het gaat om Sara Anna Gerlacius, overleden in 1841. Ze is gehuwd geweest met Gerard Johannes de Hochepied, overleden 1801. Ze is een zuster van de laatste heer van Stedum die in 1817 overlijdt. Een jaar later (1818) wordt de borg Nittersum gesloopt. Het bord dateert uit 1826. Er zijn twee exemplaren: een met het familiewapen van vaders kant en een met dat van moederskant[25]. Beide gedenkborden hangen in de ruimte tussen toren en schip.

 

Gewelfschilderingen

Eind 15e eeuw worden de gewelven (opnieuw) beschilderd met Bijbelse taferelen, symbolische voorstellingen, heiligenfiguren en uitbundige florale motieven. Na de Reformatie verdwijnen de schilderingen onder een laag witkalk, omdat ze niet passen bij de nieuwe leer. Een jaar voor de eerste restauratie zijn ze herontdekt. Volgens Grote e.a. zijn bij de eerste restauratie in 1877-1878 de schilderingen eerder krachtdadig vernieuwd dan gerestaureerd. Bovendien zijn sommige voorstellingen verkeerd geïnterpreteerd. Ook is toen pleisterwerk weggebikt en zijn helaas schilderingen definitief verdwenen. Bij de laatste restauratie in 1937-1939 zijn zo goed en zo kwaad dat is gegaan voorgaande herstellingen weer ongedaan gemaakt. De huidige schilderingen dienen dan ook met enige terughoudendheid bekeken te worden. Desalniettemin vormen ze een verfraaiing van de kerk en bieden ze de bezoeker een boeiend schouwspel.

 

Op het gewelf van de eerste travee uit het westen staan binnen de sluitring de symbolen van de vier evangelisten afgebeeld met hun namen op banderollen. Daaromheen zijn florale motieven aangebracht. Boven de noord- en de zuidgevel zijn figuren  met vreemdsoortige muziekinstrumenten afgebeeld. De schilderingen dateren uit het eind van de 15e eeuw[26].

De evangelistensymbolen.
De evangelistensymbolen. Bron: eigen verzameling.

 

De evangelistensymbolen komen in relatie tot tal van schilderingen voor. Zij gaan oorspronkelijk terug op de vier wezens met het aangezicht van mens, leeuw, rund en arend, zoals beschreven in het roepingsvisioen van Ezechiël (1: 4-10).  Sinds Hiëronymus, hij leeft rond 400, worden de vier wezens, of de vier gevleugelde dieren: engel, leeuw, stier en adelaar opgevat als de symbolen van de vier evangelisten: Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes.

Binnen de sluitring van het tweede schipgewelf uit het westen is de patroonheilige van de kerk, Bartholomeüs, afgebeeld omgeven door musicerende engelen, allegorische figuren en florale motieven. Rondom de sluitring zijn tussen de florale schilderingen de volgende voorstellingen geschilderd: een griffioen, een aap, een pelikaan, een zeemeermin, een mannetje met opengesperde mond, twee zwanenhalzen, een man in gevecht met een draak en een hert. Beneden op het gewelf zijn rondom vier musicerende engelen afgebeeld, waarvan drie vergezeld gaan van allegorische dierfiguren.

 

Bartholomeüs in een monnikspij en zijn hoofd omgeven door een aureool. Uitsnede van een foto van ©Jur Kuipers.

Bartholomeüs in een monnikspij en zijn hoofd omgeven door een aureool.
Uitsnede van een foto van ©Jur Kuipers.

 

Bartholomeüs

De kerk werd gewijd aan Bartholomeüs. Op de afbeelding is hij weergegeven in een monnikspij, zijn hoofd omgeven door een aureool. In zijn linkerhand heeft hij het vildersmes, waarmee volgens de legende zijn huid wordt afgestroopt.

 

Bartholomeüs is een van de apostelen. Volgens de overlevering zou hij het geloof hebben verkondigd in Indië, Mesopotamië, Parthië, Lycaonië en als laatste in Armenië. Daar zou hij op last van koning Astyagus te Albanopolis zijn gedood, doordat men hem levend de huid afstroopt en daarna onthooft. Na omzwervingen wordt zijn gebeente tenslotte in 983 in de aan hem gewijde kerk op het Tibereiland te Rome bijgezet.

 

Bartholomeüs is de patroon van herders, landlieden en leerlooiers. Zijn attributen zijn een boek of boekenrol, het vildersmes en soms zijn afgestroopte huid. In Stedum dus beperkt tot het mes.

 

Rondom de sluitring met Bartholomeüs zijn, omgeven door plant- en bloemmotieven, een aantal figuren afgebeeld. Dit deel van het tweede gewelf uit het westen toont van links naar rechts: een griffioen, een hert, een man die vecht met een draak en twee zwanenhalzen.

 

Een griffioen is half arend en half leeuw. De arend is de koning van de lucht. De leeuw de koning der aarde. De griffioen wordt dan ook gezien als het symbool voor Christus als koning van hemel en aarde[27].

Het hert is volgens de Physiologus de uitgesproken vijand van de slang. Het hert staat als symbool voor Christus die de helse slang, de duivel, heeft overwonnen.

 

Een man die vecht tegen een draak: de draak wordt gezien als symbool van de Satan, van het kwaad. Gedacht kan worden aan de strijd tegen zonde en het kwaad.

 

De betekenis van de twee zwanenhalzen is niet helder. De zwaan is het dier der minne, dat Venus en Amor vergezeld, maar ook wel teken van zuivere handel en wandel en attribuut van de goede dood.

Het tweede deel met de schilderingen rondom de sluitring met Bartholomeüs toont, omgeven door plant- en bloemmotieven, van links naar rechts: een aap, een pelikaan, een zeemeermin en een mannetje dat zijn mondhoeken ver opentrekt.

 

Een aapje geldt als symbool van de duivel, van verleiding en bekoring.

 

De zeemeermin of sirene is een monster met het bovenlijf van een vrouw en de staart van een vis. Ze staat symbool voor valse liefde en vrouwelijke verleiding. De figuur die zijn mond wijd openspert geldt als beeld van de vraatzucht, een van de zeven hoofdzonden.

 

De pelikaan geldt als Christussymbool en als symbool voor de eucharistie, maar is dan meestal boven het koor afgebeeld.

 

Aan de vier zijden van het tweede gewelf uit het westen zijn engelen met muziekinstrumenten weergegeven. Drie van de vier engelen gaan vergezeld van een dierfiguur. Linksboven een draak, rechtsboven een vreemdsoortig monsterdier en linksonder een ezel.

 

De betekenis van deze afbeeldingen is voor meerdere uitleg vatbaar. De engelen worden wel geïnterpreteerd als de vier aardsengelen: Michaël, Rafaël, Gabriël en Uriël, die de boodschap, verkondigt door de klaroenen uit het eerste gewelf, verder dragen. De ezel op de zuidmuur en de draak op de noordmuur zijn wel uitgelegd als 'het Jodendom en het heidendom, het ongeloof uit het zuiden en het noorden.'

De meeste auteurs houden het echter op musicerende engelen en allegorische dierfiguren of monsterdieren. Mogelijk is deze voorzichtigheid ook mede ingegeven door twijfels rond de betrouwbaarheid der afbeeldingen als gevolg van de eerste restauratie[28].

 

Vieringgewelf

De acht ribben van het vieringgewelf komen samen in een sluitring waar binnen een ruit de afbeelding van het Lam Gods is geschilderd. In de velden tussen ruit en sluitring zijn florale motieven afgebeeld. Buiten de ring zijn rondom de volgende figuren geschilderd: een bisschop, een gevleugelde stier, een wolkenrand met stralenkrans, een wolvenkop, een zwaan, een hert en een tweede wolkenrand door een stralenkrans omgeven. Tussen en rondom de figuren zijn florale schilderingen aangebracht[29].

 

Het eerste deel van het vieringgewelf toont van links naar rechts tussen florale motieven: een wolvenkop met opengesperde bek en gevaarlijke tanden, een zwaan, een hert en een wolkenrand waar een hand uitsteekt en die met stralen is omgeven met daarboven een zwaan.

 

De wolf geldt als symbool voor allerlei ondeugden: de ondeugd van de toorn, want hij is prikkelbaar, maar ook van de vraat- en roofzucht. Christus zelf vergelijkt de satan met een wolf: als de huurling de wolf ziet komen om de schapen te roven, laat hij zijn schapen in de steek en vlucht (Joh. 10: 12). De wolf staat meer algemeen ook voor de ketterij die de kerk van haar schapen beroofd.

 

Door de hand die uit de wolk reikt en omgeven is door een stralenkrans wordt aanvankelijk God de Vader uitgebeeld in de voorstelling van de H. Drie-eenheid, zoals omschreven in de doop van Christus in de Jordaan door Johannes de Doper. De Heilige Geest wordt daarbij vaak voorgesteld als een duif. Johannes staat beneden op ditzelfde gewelf.

Op de tweede deel van het vieringgewelf zijn tussen de florale motieven een bisschop, een gevleugelde stier en een wolkenrand met stralen afgebeeld. Zeker waar het de gevleugelde stier betreft roept dit vragen op, gelet op de weergave van "hoeven" en "vleugels". Mogelijk zijn misinterpretaties rond de eerste restauratie hier misleidend.

In muur- en gewelfschilderingen komt het thema van De Zondeval frequent voor. In Groningen behalve in Stedum ook in de kerken van Middelstum, Noordbroek, Uithuizen en Westeremden.

De Zondeval in de Bartholomeüskerk.. Bron: Eigen verzameling.
De Zondeval in de Bartholomeüskerk.. Bron: Eigen verzameling.


De voorstelling in Stedum toont Adam en Eva  elk aan een kant van de Boom der Kennis die geplaatst is in een landschap met fantasieplanten. Met de ene hand bedekken ze hun schaamte. Eva plukt met haar andere hand juist een appel van de Boom der Kennis. Boven hun hoofden kijkt de slang toe.

Volgens Grote e.a. is de voorstelling bij de eerste restauratie danig verhaspeld. Zo is bijvoorbeeld Adam van een baard voorzien[30]. Ook krijgen beiden een nimbus, hetgeen in de gegeven situatie toch niet zo voor de hand ligt.  

 

Volgens Hammer duidt het ter weerszijden van de boom staan, in combinatie met de bedekking van hun schaamte, op het voorbij zijn van hun onschuld. Beide lichamen staan enigszins naar het midden van de afbeelding gekeerd. Zo'n symmetrische compositie geeft volgens genoemde auteur aan, dat elk der stamouders een even grote mate van schuld wordt toebedacht.

 

Noordzijde vieringgewelf

Aan de noordzijde op het vieringgewelf is Johannes de Doper afgebeeld. Hij geldt als een van de vroegst afgebeelde heiligen.

 

Grote e.a.  wijzen erop dat mogelijk bij de restauratie in 1878-1879 het boek dat Johannes in zijn linkerhand houdt in de plaats is gekomen van het Lam Gods dat hij gebruikelijk op zijn arm draagt. Het opschrift ernaast luidt:

 

JESUS CHRISTUS FILIUS DEI en ANNO DOMINI 1418

 

waarbij het jaartal vermoedelijk 1478 moet zijn.

 

Volgens Schoneveld heeft Johannes als regel in zijn linkerhand een boek met daarop het Lam Gods, voorzien van kruisnimbus en kruisstaf en wijst hij met zijn rechterhand daarop. Zo komt hij ook in de Martinikerk (Gr.) en de kerk van Westeremden voor[31]. Dit zou dus eerder op onvolledigheid van de voorstelling in Stedum wijzen. De stekelige planten die hem omgeven zijn een verwijzing naar zijn verblijf in de woestijn, aldus Schoneveld.

 

Johannes wordt meestal afgebeeld in een kameelharen mantel als teken van de asceet en profeet. Ook de scheuren aan de onderkant, zodat zijn benen zichtbaar zijn, behoren tot het gebruikelijke patroon.

 

Kampvechters

In een viertal Groninger kerken zijn voorstellingen met twee strijdende figuren weergegeven, bekend onder de noemer 'kampvechters'. Behalve in Stedum komen die ook in de kerken van Den Andel, Westerwijtwerd en Woldendorp voor.

 

Kampvechters. Bron: eigen verzameling.
Kampvechters. Bron: eigen verzameling.

De schildering van Stedum op de noordzijde van het viering gewelf dateert uit het eind van de 15e eeuw en is daarmee van jongere datum dan de andere voorstellingen. Ook wijkt ze qua voorstelling enigszins af, daar het hier niet om professionele kampvechters gaat die in een duel verwikkeld zijn, maar om 'gewone' vechtersbazen uit de werkende klasse. Hun kleding komt overeen, behalve dat de rechterfiguur een kap op heeft. Ze zijn gewapend met een lange puntige dolk of een kort zwaard. De man links heeft de rechter bij de kraag, terwijl die rechts de linker bij zijn gordel vasthoudt. Volgens de hiervoor genoemde auteur gaat het bij deze twee figuren om een uit de hand gelopen ruzie[32].

 

De interpretatie van deze vechtende figuren plaatst zij tegen de achtergrond van de rest van de schilderingen in het dwarspand, die handelen over de strijd van de mens tegen zonde en de strijd tussen goed en kwaad. Zo komt zij tot de conclusie dat het hier niet zozeer gaat om de ene die goed symboliseert tegenover de ander kwaad, maar dat er eerder sprake zal zijn van de afbeelding van een zonde of een ondeugd, zoals  tweedracht, onenigheid, ruzie of strijd, waartegen op deze wijze wordt gewaarschuwd.

 

Gewelf noorderdwarspand

Op het gewelf van het noorderdwarspand komt een variatie aan geschilderde figuren voor die geïnterpreteerd kunnen worden als jacht- en strijdscènes.

 

Linksonder een voorstelling van Simson die de leeuw verslaat. Met de klok mee daarboven een Eenhoorn.  Daarboven een Boogschutter. Vervolgens een Man in gevecht met een Draak. Daaronder een Man in gevecht met een Everzwijn. En helemaal beneden een Doedelzakspeler.

 

De betekenis van de leeuw kan hier worden opgevat als symbool van de duivel. Simson, die de leeuw verscheurt, geldt dan als symbool voor Christus die de duivel overwint. Het everzwijn staat te boek als verwoester van de wijngaard des Heren (Ps. 79:14). Evenals de leeuw valt hij onder de ondeugden; vertegenwoordigt hij het boze. Hij wordt hier bestreden door de man. Ook de doedelzakspeler plaatst Van Lier in dat kader. Hij representeert de zonde van de seksualiteit. De Eenhoorn geldt als symbool voor Christus. De Boogschutter is volgens de psalmen ( Ps.10:3 en 36: 14) de boze die de rechtvaardige, i.c. de Eenhoorn,  belaagt. Ook de strijd van de Man tegen de Draak als symbool van het kwaad past in dit thema. De algemene conclusie is dat het hier gaat om de strijd van goed tegen kwaad, de strijd die de mens moet voeren tegen de zonde. Van Lier: 'Het hele gewelf van het noordelijke dwarspand staat in dit teken en ook het vieringgewelf staat er vol mee: de Zondeval en Johannes de Doper die wijst op de vergeving der zonden: Jezus Christus, de Zoon van God. De wolken en lichtstralen in de gewelf nok duiden volgens Hoogewerff op de "dageraad der verlossing"[33].

 

Koortravee met de haan en een vogel

De romanogotische koortravee telt acht ribben die samenkomen in een sluitring, met daarbinnen een kleinere ring. Ook dit koepelgewelf heeft florale motieven, zij het met een grotere variatie dan de koorsluiting.

Het stergewelf van de vijfzijdige koorsluiting is gedecoreerd met plantenmotieven. Evenals de andere schilderingen dateren ook deze uit het eind van de 15e eeuw.

 

Aan de zuidzijde van het koorgewelf zijn tussen het rankwerk een haan en een vogel afgebeeld. 

De waakzame haan die de nieuwe da0g aankondigt die de duisternis doet verdwijnen, symboliseert Christus die de duisternis en de kwade geesten overwint. Maar de haan geldt ook als symbool voor de biecht, omdat hij herinnert aan Petrus' verloochening die door berouw gevolgd wordt (Mattheüs: 26:74).

 

Kruiskerk te Stedum. Dronefoto: ©Jur Kuipers.

Kruiskerk te Stedum. Dronefoto: ©Jur Kuipers.

 

 

Meer lezen: Egbert Clant van Stedum en de borg Nittersum.

 

 

Noten, bronnen en referenties:

Noten:

 

1. Roemeling, 2013: 383.

2. Berghuis e.a., 1976: 673.

3. Van Deijk, z.j., 34.

4. Ozinga, 1940: 148.

5. Van Deijk, z.j.: 35.

6. Steensma, z.jb: 24 e.v.

7. Ozinga, 1940: 152.

8. Ozinga, 1940: 152.

9. Pathuis, 1977: 631, nr.3476.

10. Grote e.a., 2001: 213 e.v.

11.  Ozinga, 1940: 154 e.v.

12.  Pathuis, 1977: 647, nrs. 3562 en 3563.

13.  Pathuis, 1977: 38, nr. 39.

14. Halsema Thzn, 1992: 97.

15. Steensma, z.j.a: 62.

16. Pathuis, 1977: 632, nr. 3483.

17. Volgens Steensma (z.ja,: 62) heeft de kansel voorheen tegen de zuidwand gestaan, terwijl Van der Ploeg (2002: 13) van mening is dat ze oorspronkelijk waarschijnlijk tegen noordwestelijke vieringpijler heeft gestaan..

18. Ozinga, 1940: 157.

19. Van der Ploeg, 2002: 13-15.

20. Stichting Groningen Orgelland V, 1994: 151.

21. Stichting Groningen Orgelland V, 1994: 151.

22. Veldman, 1981: 100 en 1995: 61.

23. Naar Pathuis, z.j.: 58 e.v.

24. Pathuis, z.j.: 52 e.v.

25. Pathuis, z.j.: 65.

26. Grote,e.a., 2001: 213 e.v.

27. Timmers, 1978: 212, nr. 589.

28. Vergelijk: Steensma, z.jb.: 63; Van Deijk, z.j.: 33 en Grote e.a., 2001: 214.

29. Deze waarneming wijkt enigszins af van de beschrijving van Grote e.a., 2001: 214. Zeker voor wat de wolvenkop betreft. Bovendien zijn er twee wolkenranden met stralenkrans.

30. Grote e.a., 2001: 214.

31. Schoneveld, 1991: 69.

32. Van Lier, 2003: 72.

33. Van Lier, 2003: 71.

 

 

Met dank aan:
Jur Kuipers voor de (drone)foto's

 

Bronnen, referenties en literatuur:

- Roemeling, Otto, 'Mariapatrocinia in de provincie Groningen', Groninger Kerken
- Berghuis W.J. en R. Steensma, 'Kerkelijke Bouwkunst', In: Formsma, W.J., M.G. Buist, W.R.H. Koops, e.a.(red.), Historie van Groningen, Stad en Land, Groningen: H.D. Tjeenk Willink bv en Bouwma's Boekhuis bv, 1976.
- Ozinga, M. D., De Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst, Deel VI, De Provincie Groningen, Eerste stuk: Oost-Groningen, 's-Gravenhage: Algemeene Landsdrukkerij, 1940.
- Deijk, Ada van, 'Groninger kerken en hun lage vensters, Enkele onderzoeksresultaten', Groninger Kerken, 6, (1989).
- Steensma. R. Langs de oude Groninger kerken, Baarn: Bosch en Keuning N.V,  z.ja.
- Steensma. R. Vroomheid in hout en steen, Middeleeuwse kerken in Noord-Nederland, Baarn: Bosch en Keuning nv,  z.jb.
- Pathuis, A. 'Rouwborden in Ommelander kerken', Publicatieband 1, Stichting Oude Groninger Kerken, z.j.

- Pathuis, A, 'Het handschrift "Ommelands Eer" van Pater Franciscus Mijleman S.J., Missionaris der Ommelanden 1639-1667'. Archief voor de Geschiedenis van de katholieke kerk in Nederland , Zeven jaargang, Aflevering 1, 1965.

- Pathuis, A. Groninger gedenkwaardigheden, Teksten, wapens en huismerken van 1298-1814, Assen / Amsterdam: Van Gorcum, 1977.

-Pathuis, A. en H.G. de Olde , 'Verhuld voorgeslacht', Publicatieband 3 (1979-1983), Stichting Oude Groninger Kerken, (1982).
- Ploeg, Kees van der, 'Kerkrestauraties in Groningen tot 1955'. In: Steensma Regnerus, Harry Boerema, Kees van der Ploeg (red.),  Kerkrestauraties in Groningen: Studies voor Harry de Olde bij zijn afscheid als voorzitter van de Stichting Oude Groninger Kerken, Zutphen: Walburgpers & Stichting Oude Groninger Kerken, 2002.
- Lier, Saskia van, 'Vechtende Friezen in Groninger godshuizen', Groninger Kerken 20, (2003).
- Timmers, J.J.M., Christelijke symboliek en iconografie, Vierde druk, Haarlem: De Haan, 1978.
- Pathuis, A. Groninger gedenkwaardigheden, Teksten, wapens en huismerken van 1298-1814, Assen / Amsterdam: Van Gorcum, 1977.
- Stichting Groningen Orgelland, Het Groninger Orgelbezit van Adorp tot Zijldijk, deel I tot en met V, Groningen: Dijkhuizen Van Zanten bv, 1994
- . Schoneveld, J., Groninger kerken en hun schilderingen, Stad en lande Historische Reeks 9, Utrecht: Stichting Matrijs, 1991.
- Grote, Rolf-Jürgen, Kees van der Ploeg (red.), Muurschilderkunst in Nedersaken, Bremen en Groningen, Vensters op het verleden, Catalogus, Niedersaksisches Landesambt für Denkmalplfege & Stichting Oude Groninger Kerken, Groningen, 2001.
- Timmers, J.J.M., Christelijke symboliek en iconografie, Vierde druk, Haarlem: De Haan, 1978.

 


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorg-vuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.

Hoogeveen, 26 januari 2023.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Klik hier om naar het menu ARTIKELS te gaan.
Klik hier om terug te gaan naar de HOMEPAGE.
Top