De Jacobikerk van Uithuizen. Foto: Wikipedia.

Geschiedenis

Voor zover na te gaan ontstond de oudste bewoning in dit gebied ca. 600 - 500 voor Christus op de westelijke kwelderwal van de Fivelboezem met daarop de wierdenrij Lellens - Middelstum - Kantens - Usquert. Deze wierdenrij vormt het kerngebied van waaruit het gebied ten westen van de Fivel is geoccupeerd. De wierden nederzettingen Doodstil - Holwinde - Oldorp ontstonden op de kwelderaanwas ten oosten van de oude wierdenrij Middelstum - Usquert in de vroege Middeleeuwen ca. 600 - 800 na Christus. Uithuizen ontstond  in de 10e of 11e eeuw vanuit het oude dorp Oldörp als een rijpnederzetting. Uithuizen is dus niet op een wierde ontstaan. Een rijp of riep is een oeverwal waarop en waarlangs de bewoning zich concentreerde. In sommige plaatsnamen zien we het begrip van rijp of riep terug zoals Zeerijp hier in Groningen en Riepe in het naburige Ostfriesland. De Groningers onder u kennen ongetwijfeld het woord 'riep' voor trottoir. Hier heeft het de betekenis van verhoogt voetpad. Uithuizen wordt voor het eerst omstreeks het jaar 1000 vermeld in de analen van het klooster Werden. De naam Uithuizen is afgeleid van “uiterste huizen” gezien vanuit Oldörp.

 

Schildering van Jacobus de Meerder. Foto: Wikipedia.

De kerk

De Dionysius-kerk werd in de eerste helft van de 13e eeuw gebouwd in romano-gotische stijl, als een rechtgesloten zaalkerk met drie traveeën, voorzien van koepelgewelven. Elke travee had zowel aan de noord- als aan de zuidzijde twee smalle spitsboogvensters geflankeerd door twee blindnissen in de zelfde vorm met siermetselwerk. Een aantal blindnissen is nog aanwezig. Van de vensters zijn slecht enkele sporen te vinden in de zuidgevel. In de westelijke travee bevindt zich aan de noordzijde een rondbogig portaal en aan de zuidzijde een spitbogig portaal waarbinnen een keperboog is gemetseld. In de middelste travee aan de zuidzijde bevindt zich een spitbogige priesteringang. Alle drie de portalen zijn in de loop van de tijd dichtgemetseld. In de derde travee zit een laag venster, deze is eveneens dichtgemetseld. De westgevel, voorzien van een trapvormig spaarveld, heeft grotendeels zijn oorspronkelijke vorm behouden. Bij de eerste en tweede gewelf komen de ronde ribben samen in een ring. De derde travee heeft een rijker versierde gewelfsluiting. Het gotisch koor werd omstreeks het midden van de vijftiende eeuw gebouwd. Het bestaat uit een smalle travee en een driezijdige sluiting met in elk muurvlak een groot spitsboogvenster. Wellicht zijn gelijktijdig met de bouw van het koor de vensters in het schip vergroot en versneden steunberen tegen de gevels geplaatst. Een eeuw later, in het midden van de zestiende eeuw,  verrees een kapel aan de noordzijde van de koortravee. Dit laat-gotisch bouwwerk werd voorzien van drie grote spitsboogvensters en in de oostgevel werd een ingang geplaatst. Het venster aan de noordzijde van de koortravee werd dicht gemetseld. De kapel en het koor zijn voorzien van kruisribgewelven. Aan het begin van de zeventiende eeuw (1612) werden in het schip houten trekbalken aangebracht die moesten voorkomen dat de beide langsgevels door het gewicht van de gewelven naar buiten zouden worden gedreven. Ook het inbreken van de grotere vensters had een negatieve invloed op de muren. Door de groei van het aantal inwoners werd aan het eind van de achttiende eeuw een uitbreiding van de kerk noodzakelijk. De noordmuur van de tweede en derde travee werd verwijderd en een ruimte met twee traveen werd gebouwd. Kapel en noordbeuk kwamen onder één dak te liggen. De muurvlakken werden voorzien van grote spitsboogvensters. Het raam in de noordwand van de kapel werd dichtgemetseld en een nieuw portaal werd ingebroken voorzien van een spitsboog.

 

Verdwenen gebrandschilderd glas

Op een verdwenen gebrandschilderd glas werd melding gemaakt over de uitbreiding van de kerk:

 

1796 wierd deze kerk met een nieuwen uitleg aan de noordkant vergroot, zynde daarby dezelve bouworder als in't ouden kerkgebouw plaats had, bewaard, zoodat de nieuwe uitleg in 2 konstige gewelven bestaande met 2 der oude gewelven op eenen pylaar in de midden rusten, dit werk, waartoe nog de stads-, nog de provinciale architecten kans zagen te maken, wierd in korten tyd vervaardigd door den land timmerman Berend Harms, wonende op de Uithuizermeeden. Dit vergroot gebouw wierd opnieuw door den toenmalige gereformeerden kerkleraar Janssonius weder ingewyd, juist 200 jaren nadat deze kerk door de gereformeerden tot het uitoeffenen van hunnen opentlyken godsdiens gebezigt was blykens de aantekening op een enkel glas, alsnog op 't choor van die kerk in het zuidwester raam voorhanden.

 

Berend Harms heeft in de zelfde periode de vensters in het schip in grootte en vorm aangepast aan de vensters in de noordbeuk. Verder werden de steunberen aan de zuidzijde en rond het koor verzwaard en kregen ze hun afgeschuinde vorm. De vorm van de oude steunberen is nog te herkennen.

 

Bij de restauratie in de jaren zeventig zijn de sporen van een smal rondbogig venster in de zuidgevel van de derde travee verdwenen. Het venster bevond zich juist ten westen van de triomfboog. Vermoedelijk heeft dit venster licht gegeven op een opgang naar een doxaal. Helaas is er tijdens de restauratie niet systematisch naar gezocht, maar het is zeer aannemelijk dat het koor afgescheiden was van het schip omdat de zielzorg werd verricht door monniken van het klooster Bloemhof te Wittewierum. In 1284 was namelijk officieel door de bisschop van Munster bevestigd dat de kerk van Uithuizen toebehoorde aan dit klooster.

 

De toren

De 33 meter hoge toren is wellicht nog in de 12e eeuw gebouwd. Opmerkelijk is dat het oorspronkelijk vrijstond van het kerkgebouw en geen westingang heeft, evenals de toren van Stedum. Pas later werd er een verbinding aangebracht tussen kerk en toren. De kern van de toren bestaat grotendeels uit baksteen en wat afbraaktuf met een ommanteling van secundair verwerkte tufsteen. Men heeft bij het bouwen van de toren blijkbaar op de tufsteen willen besparen (duurder) want de buitenhuid is vrij dun. Vooral in het bovenste deel is de bekleding soms slechts 10 cm dik. Op de vierde geleding is de ommanteling van de zuidelijke- en westelijke gevel dan ook vervangen door baksteen. In de derde geleding bevinden zich de oorspronkelijke kleine dubbele galmgaten. Bovenaan de derde geleding is een fries met elkaar kruisende bogen aangebracht, dat deels afgekapt en gereconstrueerd is.  Aan de noord- en westzijde van de toren op de vierde geleding bevindt zich een boogfries die voor de verhoging het muurwerk van de toren afsloot onder de daklijst. In de tweede helft van de 17e eeuw werd de toren verhoogd met baksteen. Boven de oude galmgaten werden  toen grotere galmgaten ingebroken. Op de tentdak staat een in verhouding kleine lantaarn met daarop een windvaan in de vorm van een meermin zonder armen, dat is het wapen van het geslacht Menkema.

 

Gewelfschildering. Foto: Wikipedia.

Schilderingen

De oudste schildering in de kerk is een afbeelding van St. Catharina van Alexandrië met een rad. Deze bevindt zich op de zuidmuur in de koortravee. De afbeelding stamt vermoedelijk uit het laatst van de dertiende eeuw. De later aangebrachte muraalboog doorsnijd de schildering. De schilderingen op de gewelven in het koor stammen uit de periode rond 1500. Op het zuidelijk gewelfvlak in de koortravee vinden we een schildering van Adam en Eva bij de boom der kennis van goed en kwaad. Aan de noordzijde is een timmerman afgebeeld met zijn gereedschap en aan de zuidzijde Jacobus de Meerdere. Naast de oostelijke gewelfsluiting bevindt zich een afbeelding van de pelikaan die zijn jongen voedt met zijn eigen bloed. Dit is het symbool van Christus die zich aan het kruis voor de mensheid heeft geofferd. De wedergeboren Christus op een regenboog in een afbeelding van het Laaste Oordeel is geschilderd op het oostelijk gewelfvlak. Naast het hoofd van Christus zien we een zwaard aan de rechter kant en een lelietak aan de linker kant. Bij andere schilderingen van het Laatste Oordeel wordt het zwaard aan de linker kant en de lelietak aan de rechter kant van Christus afgebeeld. Musicerende engelen flankeren het Laatste Oordeel.

 

 

Borgen en de kerk

Van de vier borgen in Uithuizen zijn vooral de bewoners van de Menkemaborg van belang geweest voor de kerk. Ik vertelde u eerder van het wapen van de Menkema's op de spits van de toren; een windvaan in de vorm van een meermin zonder armen. Van het geslacht Menkema is verder weinig bekend. De naam komt in de 14e en 15e eeuw in een aantal akte's voor, o.a. een Eppo Menkema als redger te Uithuizen. Vermoedelijk aan het eind van de 16e eeuw komt de borg in bezit van de familie Clant van Stedum. Ongeveer een eeuw later(1682) verkoopt Johan Clant de borg met o.a. een gestoelte en een grafkelder in de kerk aan Mello Alberda voor een bedrag van 22.500 car. guldens. Mello Alberda woonde op Ringeweer, een borg die ten zuidoosten van de kerk lag. Deze borg had hij een aantal jaren eerder (1667) gekocht alsmede een vrouwenbank in de kerk en graven op het kerkhof voor 2065 gulden. De Menkemaborg kostte toen dus meer dan het tienvoudige van Ringeweer. Een rouwbord ter nagedachtenis van Mello Alberda hangt in de noordbeuk van de kerk. Het rouwbord van zijn vrouw Susanna Tamminga is niet meer aanwezig. Unico Allard erft van zijn vader de borgen Menkema en Ringeweer met alle rechten. In het begin van de 18e eeuw (1701) huwde hij met Everdina Cornera van Berum. Van zowel Unico Allart als Everdina Cornera zijn de rouwborden bewaard gebleven.

 

Dat er zeer nauwe betrekkingen tussen de bewoners van de Menkemaborg en de kerk waren is duidelijk aan het interieur van de kerk te zien. Zowel het orgel als de koorafsluiting met erboven de herenbank en de preekstoel zijn door toedoen van Unica Allard Alberda geplaatst.

 

Een deel van de preekstoel in de kerk van Uithuizen. Foto: Wikipedia.

De preekstoel

De preekstoel en het doophek, uit 1713, worden toegeschreven aan schrijnwerker Allert Meijer. De beeldhouwer Jan de Rijk zorgde voor het snijwerk. De beelden op de hoeken van de kanselkuip symboliseren verschillende deugden; een vrouwenfiguur met slang en spiegel als de voorzichtigheid, een vrouwenfiguur met weegschaal en zwaard als de gerechtigheid, een figuur met kinderen als de liefde, een figuur met een anker als de hoop en een vrouw met een boek als geloof en standvastigheid. Op het voorste boogvormig paneel vinden we een Vanitasvoorstelling (vergankelijkheidsvoorstelling) met o.a. doodshoofd en zandloper. Op de andere panelen zijn de vier evangelisten met hun symbolen in groot formaat afgebeeld. (Mattheus: engel - Marcus: leeuw - Lucas: rund - Johannes: adelaar). Verder zien we overal bloem- en bladmotieven en engelenfiguren. Ook het klankbord is rijk versierd. Op de hoeken zijn de vier evangelisten nog een keer afgebeeld, ze worden geflankeerd door putti's. Verder zien we het wapen van het geslacht Alberda. Het toevoegen van het tweede klankbord in de vorige eeuw heeft helaas afbreuk aan het geheel gedaan. De met lofwerk versierde panelen van het doophek zijn bij een herindeling versneden.

 

Arp Schnitger orgel in de kerk te Uithuizen. Foto: Wikipedia.

Het orgel

Het huidige orgel is niet het eerste instrument dat in de kerk stond. Bekend is dat Theodorus Faber in 1633 een ouder orgel heeft verbouwd en dat dertig (1662) jaar later Johannes Huis dat orgel heeft vernieuwd.

 

In 1699 bestelde de hervormde gemeente op initiatief van de borgheer Unico Alberda van Menkema bij Arp Schnitger een orgel met hoofd- en rugwerk voor de prijs van 1600 Caroli-guldens. Allert Meijer heeft de orgelkassen en de galerij met borstwering gemaakt. Hij ontving 900 Caroli-guldens voor zijn werk. Beeldhouwer Jan de Rijk vervaardigde het snijwerk, namelijk de blindvleugels, de guirlandes op de panelen van de borstwering en het lofwerk, de beelden en vazen. Op het rugwerk houden twee omziende leeuwen het schild met het wapen van de Alberda's. In 1701 werd het nieuwe orgel geleverd. Bekende orgelbouwers zoals Hinsz, Lohman en van Oeckelen hebben in latere jaren diverse werkzaamheden aan het orgel verricht. Het rugpositief is tien jaar geleden gerestaureerd. Momenteel is een speciale stichting bezig gelden te verzamelen om ook het hoofdwerk te kunnen restaureren. Het gaat echter om een bedrag van over de fl. 500.000,--.

 

Arp Schnitger meld in zijn aantekeningen dat hij aan de orgels van Uithuizen en van de Akademiekerk in Groningen, het orgel dat nu in de Der-Aa-kerk staat en in de zelfde tijd werd gebouwd, niets heeft verdiend omdat hij op beide plaatsen twee boeven als gazellen had, die wel veel verteerden maar niets voor hem verdienden. Aan het eind van deze aantekening schrijft hij: "God zal ze hun verdiende loon geven".

 

De torenspits met een zeemeermin. Foto: Wikipedia.

Schrijnwerker Allert Meijer bevestigd in 1703 dat hij “ in de kercke tot Uithuizen dwars voort Koer een Ofschutsel met een gestoelte dar boven” zal leveren voor een bedrag van 550 Caroli-guldens. Het snijwerk wordt toegeschreven aan Jan de Rijk. Het benedenschot bestaat uit panelen versierd met open snijwerk. In de doorgang zaten oorspronkelijk twee deuren met rijk versierde panelen. Eén van deze panelen, een afbeelding van een putto, is bewaard gebleven en verwerkt in het rechterzijschot. De symmetrie van het geheel is hierdoor ernstig verstoord. Op de galerij staan de overhuifde zitplaatsen voor de borgbewoners van de Menkemaborg. Deze zijn zodanig hoog dat ze neerzagen op de predikant en de andere kerkgangers. Wellicht was dit symbolisch. Op de luifel staat het wapen van Unico Allart Alberda van Menkema en Everdina Cornera van Berum. Het wapen is gevierendeeld met de wapens van Alberda, Van Berum, Tamminga en Ubbena. Een groot schelpmotief vult het paneel midden op de galerij. Aan weerszijden van dit middenstuk en op het achterschot van de herenbank zijn panelen met gesneden bloem-, blad- en vruchtenmotieven aangebracht

 

De familie Ausma van Engersum bezat een grafkelder in de kapel. De borg Engersum lag ten noordoosten van de kerk bij de Stationsweg. In 1900 werd de grafkelder ontruimt en gedempt. In de westmuur van de kapel is een messing grafschild uit 1560 ingemetseld die zich oorspronkelijk op de zerk van Bonno Ausma in de grafkelder bevond. Het wapen bevat drie lelies, vergezeld in het hartschild van een ster.

 

In de noordbeuk hangen de bewaard gebleven rouwborden van de familie Alberda van Menkema. Van links naar rechts zien we de borden van Everdina Cornera van Berum, Douairière Alberda, Mello Alberda, Unico Allart Alberda gestorven in 1714 en Unico Allart Alberda gestorven in 1790.  Opvallend zijn de schedels op de rouwborden van Mello Alberda en Unico Allart Alberda (gest. 1714). Deze kijken van af het rouwbord grijnzend naar beneden.

 

Op het koor en in het middenpad van het schip liggen een groot aantal zerken uit de zeventiende en achttiende eeuw.

De kerk van Uithuizen. Foto: 2016, Harm Hofman.

 

 

Bronnen en literatuurlijst:

Publicaties van de SOGK, band I, blz. 49: Rouwborden in de Ommelanden; A. Pathuis.

Publicatie van de SOGK, band III, blz. 19: Het Groninger orgelbezit van de reformatie tot de romantiek; Frans Talstra

Groninger Kerken. 11e jaargang nr. 4: Doxalen in de Groninger Ommelanden; Truus Brandsma.

Groninger Kerken 12e jaargang nr. 2: Leven en werk van Jan de Rijk, beeldhouwer; Freerk J. Veldman.

Groninger Kerken, 3e jaargang nr. 1: Oldenzijl en Oosternieland.
De kerkstichting in historisch geografisch perspectief; Teun Juk.

Groninger Gedenkwaardigheden; A. Pathuis.

Historie van Groningen; Red. W.J. Formsma

Langs de oude Groninger kerken; R. Steensma

Geschiedenis van Uithuizen; A. Bolt

Allert Meijer schrijnwerker/stadsbouwmeester, Jan de Rijk beeldhouwer; Freerk J. Veldman

Arp Schnitger und seine Schule; Gustav Fock.

De Ommelander Borgen & Steenhuizen; red. Dr. W.J. Formsma.

 

Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl.
Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen.
Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen...geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres.
Laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek.

Hoogeveen, 25 juni 2017.

Tekst: Harm Hofman, Middelstum, jaren '90. Tekst van een lezing gehouden voor de Stichting Oude Groninger Kerken.
Samenstelling: © Harm Hillinga.

Menu Artikelen.
Terug naar de HomePage.
Top