Riestern of neutenschait'n, de paashaas, paaseieren en paasverhalen
Pasen
Pasen is het belangrijkste christelijke feest in het liturgische jaar, volgend op de Goede Week. Christenen vieren deze dag vanuit hun geloof dat Jezus uit de dood is opgestaan, op de zondag na zijn kruisiging.
Pasen duurt twee dagen en wordt gevierd op een zondag en maandag. Beide dagen worden wel afzonderlijk eerste en tweede paasdag of paaszondag en paasmaandag genoemd.
Het christelijke Pasen verwijst ook naar de vijftig dagen durende periode van het kerkelijke jaar vanaf het paasfeest tot Pinksteren. De periode van het paasfeest tot Hemelvaartsdag duurt veertig dagen. Katholieken mogen gedurende de vijftig dagen durende periode hun jaarlijkse paasplicht vervullen.
De kerk zou Pasen over een heidens voorjaarsfeest heen hebben geplaatst, in een poging dit feest te kerstenen. Deze theorie rondom de Germaanse mythologie is opgekomen in de Romantiek. Tegenwoordig gaat men er echter van uit dat de kennis van die mythologie gebaseerd is op allerlei twijfelachtige reconstructies en speculaties. Veel van deze opvattingen zijn keer op keer klakkeloos overgenomen uit populaire publicaties, waarin dergelijke theorieën nog altijd worden vermeld, hoewel die door de serieuze wetenschap al lang zijn opgegeven.
Paaseieren
Er is sprake van paaseieren in de christelijke traditie: bij de invoering van de vasten verbiedt de kerk om eieren te eten tussen Aswoensdag en Pasen. Deze eieren worden dan pas met Pasen opgegeten, waarbij de oudste eieren gebruikt worden om te versieren.
Sommige theorieën willen dat het paasei staat voor de steen van het graf van Jozef van Arimathea, waaruit Jezus Christus is verrezen. Katholieken brengen manden vol eieren naar de kerk om te laten zegenen.
Volgens de katholieke traditie worden paaseieren door de klokken van Rome geworpen. Alle klokken zijn volgens die traditie na het luiden tijdens het Gloria tijdens de Mis op Witte Donderdag naar Rome vertrokken om op Paaszondag de meegebrachte eieren uit te werpen. Een theorie wil dat protestanten het katholieke verhaal over de klokken niet hebben vertellen. Zij zullen de paashaas aan het verhaal hebben gehecht[1].
Riestern in Dreibörg.1934. Tekst en foto: J.P. Koers, Scheemda.
Riestern in Dreibörg
Vroeger zijn de dagen rond Pasen, ook in onze streken, een tijd van veel tradities geweest. Kerkelijke tradities, maar vooral ook van heidense oorsprong. In de kern hebben ze te maken met vruchtbaarheid. Immers, na een lange en koude winter is daar de lente met het ontluikend groen, het weer wordt zachter en in de dierenwereld ontstaat nieuw leven.
Dat is voor de mensheid vroeger een groot mysterie geweest en ook nog steeds voor veel mensen nu.
Paasstok, paashaas, eieren, langs de deuren met lied en rommelpot en notenschieten zijn dingen die daar bij horen en hoorden.
Notenschieten, op in het Gronings ‘riestern’ is overal gedaan, maar verdwijnt na de oorlog vrij snel uit het straatbeeld. Ikzelf heb het eigenlijk nooit meer in het echt op staat gezien. Maar als je de ouderen mag geloven is dat eerder rond Pasen overal gebeurd.
In april 1934 is de fotograaf neergestreken in Drieborg met z’n op de dijk gelegen dorp in het weidse polderland. Het onderschrift is te mooi om weg te laten:
‘…We troffen dit fleurige groepje te Drieborg, nabij Nw. Schans.
Het geliefde spel, ’dik en dun schaiten’ of ‘riestern’ met noten kon al buitenshuis bij zonneschijn beoefend worden en deze ‘match’ werd bijgewoond door een aandachtig publiek van jong en oud achter ‘d heege.
De royale winnaar zal de jeugd zeker wel getrakteerd hebben op een handjevol van zijn winst als een Paaschcadeautje! Dan konden ook zij ‘riestern…[2]’
Riestern in 1939
Door wijlen J.W. Eelssema, de oude spelling is gehandhaafd.
‘Morgen zal het Paschen zijn, morgen zal het oude spel: riestern weer worden beoefend. Wanneer wij hierop niet nader ingaan, dan komt ons dit niet als een wonder tegemoet. Wat het toch zeer zeker is. Is het geen wonder, dat zulk een oud spel jarenlang blijft bestaan, en dat het in de toekomst jarenlang zal blijven bestaan. „Riestern" is iets van het vele, dat onze voorvaderen hebben nagelaten, „riestern" is iets, dat wij onze nageslachten zullen nalaten. Want tegen eigen tijd in, zal zooiets zich handhaven, Omdat het zulk een heerlijk, gezellig spel is, omdat wij zooiets in onze moderne tijden niet meer kennen. Omdat zich in dit spel de saamhoorigheid der menschen demonstreert. De tijd van heden kent velerlei vermaken, doch de geest der verwarring drijft de menschen uiteen in groepjes en nog eens groepjes. Voor den arme is dit spel, voor den beter-gesitueerde dat spel en voor den rijke weer iets anders. En dan spreekt de persoonlijke wensch nog een woordje mee. De een doet aan sport, de tweede aan de kunst, de derde zoekt zijn vermaak in het luidruchtige, de vierde in het stille. Doch oude spelen kunnen door allen worden meegespeeld. Is het zoo ook niet met „riestern"?
|
De oudere man en de jonge kerel, de moeder en het meisje, de grijsaard en het kind, allen kunnen ze dit oude spel beoefenen. En is het geen heerlijk gezicht dit in onze tijden van verdeeldheid te zien ? Is het niet heerlijk dat buur en buur, dat dorpsgenooten met elkaar „een potje mit mekoar riestern"? Is het niet fijn, dat een toeschouwer het spel niet kan weerstaan, mee gaat doen en zonder eenig protest opgenomen wordt in de rijen der spelers ? Is het niet heerlijk, dat de toeschouwers voor allen even mild zijn met hun critiek, dat allen zin voor humor hebben, dat ze in deze donkere dagen, het publiek en de spelers, ongekend pleizier hebben?
Zie daar eens die oudjes! Herdenken ze in hun spel niet hun jeugd? Zien ze zich zelf nog niet eens terug aan het begin van hun leven, toen ze besloten om ook in het verdere leven met elkaar „in maane" te doen? Zie daar eens die ouders! Hoe voorzichtig leiden ze de worpen van hun kroost, hoe royaal vieren ze een winner, hoe heimelijk troosten ze een verliezer. Is dat niet warm en ontroerend? En zie daar eens de jonge spelers! Hoe zijn ze bezield met de gedachte om te winnen. Die opgeschoten jongen daar, hoe wil hij graag een goede worp doen om het meisje van zijn keuze te imponeeren.
En die andere. Wat wil hij graag winnen, om zich van de winst eenige luxe te kunnen veroorloven. Een doosje sigaretten extra, een boekje of iets dergelijks. En dan nog, hoe opvoedend werkt zoo'n oud samen-beoefend spel. Bij elk spel zijn er verliezers. Verliezen is altijd minder aangenaam. Doch hier leeren de spelers het sportief te aanvaarden, om een „good looser" te zijn. Ach, wat is het mooi zoo'n oud spel, wat is het een wonder. Een wonder ook, omdat niemand de oorsprong er van weet, omdat niemand weet, wie het heeft uitgevonden, wie het het eerst heeft beoefend. Groningers, houdt uw oud spel in eere. Speel het met Paschen, speel het in uw eigen land, speel het in den vreemde, zooals een groepje Groningers in een groote stad, die het tot groot vermaak van hunzelf en van de toeschouwers in een groote zaal speelden. Groningers, riester zoo haard as ie kennen. Win zooveul as ie kennen, moar as ie verlaizen, verlaist den nait mit 'n zoer gezichte, verlais bliedt. 't Is moar ainmoal in 't joar Poaske[3].
Het paasei
Een paasei is een versierd ei of chocolade-ei, dat op sommige plaatsen met Pasen wordt verstopt voor kinderen die de eieren nadien mogen zoeken. Het verstoppen stamt uit de Germaanse traditie om eieren, als symbool van vruchtbaarheid, in akkers te begraven zodat deze akkers op hun beurt vruchtbaar zouden worden.
Paaseieren kunnen op vele manieren worden versierd. Bijvoorbeeld door het ei te beschilderen met verf. Het versieren van eieren kan ook gedaan worden met behulp van een eierverfmolen.
Soms worden bepaalde delen afgeplakt en krijgen daardoor geen (of een andere) kleur, dit kan met behulp van was (bijvoorbeeld bij pisanka) of andere materialen (zoals papier, touw, bladeren). Een andere manier van versieren is beplakken (met bijvoorbeeld stro) of krassen.
Daarnaast komen paaseieren voor die voor het versieren zijn uitgeblazen. Een soort versiering is perforeren van de schaal, het komt ook voor dat er geborduurd wordt met behulp van de perforaties.
Haan en kuikens, Noorwegen, ca. 1909-1911. Auteur: Jenny Nystrom (1854-1946). Bron: Nationale Bibliotheek van Noorwegen.
Eén ei is géén ei
“Eén ei is geen ei, twee ei is een half ei, drie ei is een paasei.” Tjonge, dat versje komt ineens boven drijven, wat leuk. Ja een paasei, daar kun je mij als kind geen groter plezier mee doen. Zo’n mooi melkchocolade ei met aan de zijkant een kuikentje van suikergoed. Dat gaat er natuurlijk als eerste af voordat het ei soldaat wordt gemaakt. Kleverige handen en lichte misselijkheid bij te snel eten, het staat me allemaal nog bij. Maar het versje komt natuurlijk voort uit een traditie: Palmpasen.
|
Palmpasen. Ingezonden: NN. |
|
Palmpasen. Ingezonden: NN. |
Optocht met Palmpasenstok
Op Palmzondag herdenkt de Kerk de blijde intocht van Jezus Christus in Jeruzalem.
Hoewel ik in mijn kleine dorp op een openbare kleuterschool in het Westeinde van Beerta zit, wordt daar wel degelijk aan Palmpasen gedaan. Uren zitten we te knutselen en het resultaat wordt steeds mooier. De stok in de vorm van een kruis versieren we met van alles: eitjes, snoepgoed, vruchten, wat groen, hij wordt steeds zwaarder. En dan natuurlijk als klapstuk het broodhaantje bovenop, wat ben ik trots op mijn mooie Palmpasenstok. Mijn school doet niet mee aan de optocht op Palmzondag maar dat maken we zelf wel goed. Met mijn vriendjes en vriendinnetjes, die ook allemaal zo’n stok hebben gemaakt, lopen we door de buurt in onze eigen ‘processie’. Pas onlangs moet ik er weer aan denken, het is dan ook iets van de kleuterschool, lang, lang geleden.
De palmpasenstok bestaat uit twee stokken in de vorm van een kruis en wordt met Palmpasen gemaakt. Het wordt vooral in Nederland en de Antwerpse Kempen gemaakt in kerken en op katholieke en christelijke basisscholen. Aan het einde van de kerkdienst worden de palmpasenstokken door de kinderen vaak uitgedeeld aan ouderen of zieken in de parochie/gemeente.
Van oudsher is het een rooms-katholieke traditie, maar in de 21e eeuw wordt de symboliek ook in protestantse en evangelische kerken gebruikt.
Er zijn bepaalde vaste attributen bij, die elk een eigen betekenis hebben:
Kruisje
Staat symbool voor het kruis waarop Jezus stierf (Goede Vrijdag, avond). Deze wordt ook wel vervangen door een horizontaal zonnerad.
Palmtakken
Staan symbool voor de intocht in Jeruzalem (Palmzondag). In Nederland worden deze vaak vervangen door buxustakken.
Het broodhaantje
Het haantje van brood staat symbool voor het breken en verdelen door Jezus van het brood bij het laatste avondmaal (Witte Donderdag). De haan staat symbool voor de haan die één keer (volgens Marcus ook nog een keer ter waarschuwing) kraaide nadat Petrus drie keer had gezegd dat hij Jezus niet kende (Goede Vrijdag/vroege ochtend).
Eitjes
Staan symbool voor nieuw leven (Paaszondag).
30 rozijnen
Staan symbool voor de 30 zilverlingen waarvoor Judasis Jezus verried. Tegenwoordig worden in plaats van rozijnen ook andere snoepjes gebruikt.
12 pinda’s
Verwijzen naar de twaalf apostelen.
Kransje
Soms ook vervangen door een kroon. Staat symbool voor het Koninklijke van Jezus. Jezus als 'koning' van zijn wereld, het Rijk Gods.
Er is vermoedelijk ook een relatie met de gebruiken rond de meiboom, het Romeinse labarum en het zonnerad.
‘Matzes' met boter en suiker
Matzes ben ik echter nooit vergeten. Ach, ik moet dan meteen aan mijn opa en oma denken. Zij hebben het altijd met Pasen in huis. En aangezien ik ongeveer tot mijn vierde vlak bij hen heb gewoond is het dan ook altijd feest. De grote oranje pakken van Hollandia met die platte heerlijkheden gaan er bij mij als… matzes. Daar kan ik er stapels van op. En soms hebben ze in andere jaargetijden ook nog wel eens mini-matzes in huis als verrassing. Als mijn ouders en ik naar een eigen woning verhuizen nemen we de traditie mee dus ik heb mijn hele jeugd met Pasen aan de matzes gezeten. De werkelijke geschiedenis van dit platte, ongerezen Joodse brood leer ik pas bij godsdienstles kennen, in de vijfde klas van de lagere school. Dominee Ader vertelt het verhaal en zij voegt weer wat toe aan een traditie die ik in ere heb gehouden: altijd matzes met Pasen. Ik ben benieuwd wat jullie Paastradities zijn.
Riestern
‘Een vertelling uit het Groningsche, door wijlen W. J. Eelssema’.
Tijdens het mijn schrijven over de biografie van mijn oude vriend Wiert J. Eelssema in 2016, ben ik in de vele stukken en boeken die hij mij heeft nagelaten op zijn volgende verhaal gestuit. Het hele verhaal heb ik in de oude spelling laten staan.:
‘Helle levensvreugde hing dien Paaschmorgen rond alles en zeker niet het minst in de stal. waar de paarden rustig voor hun voederbakken stonden, maar waar bovendien heel vaak luid gelach en gejuich opsteeg.
Daar in de stal werd dien Paaschmorgen het oud-Groningsch spel „riestern" gespeeld. De zware, breede plank, waarover anders altijd kruikarren met mest naar de mestvaalt werden geschoven, was schoon geveegd, geboend en in den Stal gelegd.
Onder veel gegrap en gelach waren toen de voorbereidende maatregelen genomen. Allereerst moest er voor gezorgd worden, dat de plank 'horizontaal lag... Wat 'n toer was, mensch'n!... Want de vloer van de stal was niet bepaald dat, wat je effen noemt.
Met deskundige gezichten werd er een ijzeren !kogel over gerold, om te zien, of de plank ook afweek, en eindelijk werd ze in goede orde bevonden. Hierna werd met behulp van krijt en een 'lange lat de notenbaan geteekend, een lange streep met meer dan honderd dwarsstreepjes. Het „opzetten" gebeurde onder veel gelach, geIstoei en geduw, want een ieder wilde de eerste zijn, niemand kon zijn beurt afwachten.
Ze geleken allen met elkaar een troepje kakelende 'kippen’. Het „opzetten" bestond daarin, dat iedere medespeler vijftien noten op de dwarsbalkjes moest plaatsen, daar waar dit balkje de lange lijn sneed. Dat was het vervelendste werk van ,,'t haile riestern", maar moest toch gebeuren voor het spel kon beginnen. Het mooiste van alles was nog wel, dat juist, toen ze bijna klaar waren, Marie Jan om zijn geplaag zulk een draai om zijn ooren gaf, dat (hij uit zijn gebukte houding voorover op zijn knieën viel. Juist op de plank en wel met zulk een bons, dat alle noten als duiveltjes uit een doosje opsprongen en van de plank wipten. Zoo, dat ze met elkaar onder veel gemor, dat echter Iniet veel te beteekenen had, opnieuw konden beginnen.
Eindelijk stonden de noten er... Maar hoe... Als een slingerend paadje kropen ze over de plank, zoodat het uiterst gevaarlijk was, daarop een schot te wagen... Want je kon nooit zien of je „dik of dun" had gegooid.
Een van de allervlijtigsten ontfermde zich er over en zette de noten als soldaatjes keurig op een rij.
Het spel kon beginnen en het begon dan ook. Jan, die de gastheer was, mocht het eerst werpen, en gooide de ijzeren kogel de plank finaal voorbij.
,,Hai duurt nait". (Hij durft niet) lachte men hem uit. Wie het laatst lacht, lacht het best. Jan kreeg 'ook reden om te lachen, want het duurde nog al ' een poosje voor de zware, ijzeren kogel de rij noten raakte. „Gain aine duurt d'r 'n begun aan moak'n was de algemeene opinie.
De zaak was met den ijzeren kogel een reeks noten van hun dwarsbalkjes te gooien. De heele rij noten meenemen was een absolute onmogelijkheid, want dan zou de kogel voor ze het einde haalde, al wel in haar vaart gestuit zijn en van de plank wippen. Het fijne van de zaak was, om den kogel zooveel vaart te geven en zulk een richting, dat ze van af een zekere lengte alle noten van haar balkjes pikte. Echter ook weer zoo dat er tot aan het begin geen enkele meer bleef staan. Had men dit geluk, dan kon men alle noten in zijn zak steken. Maar wee den gooier, die het niet tot het begin bracht, er wei noten afpikte, doch er een paar voor het begin liet staan.
Al de afgeworpen nootjes werden geteld en de strafbepaling was, dat de helft van die noten in geld of in noten betaald moest worden. Deze te betalen noten werden op die dwarsbalkjes gezet, die nog geen last droegen, totdat de plank vol was. Was dit laatste het geval, dan kwamen de noten op een hoopje te liggen, kwamen deze weer voorop, wanneer er een kruis, aangebracht op het midden van de plank, blootgelegd werd. Had men het „geluk", dat de kogel wel een „ris" noten meenam, dan er echter eenige liet staan, om vervolgens het begin toch nog mee te nemen, dan had men „dik en dun" geschoten, behoefde men niets te betalen, doch had men ook niets gewonnen, had men enkel de afgeschoten noten weef op te zetten. Dit zijn de regels van het oude volksspel, dal al jaren in Groningen wordt beoefend, speciaal met Paschen en met „lutje Poaske”, d.w.z. een week na Paschen. Buur en vriend verzamelen zich, om dit spel te beoefenen en ook ziet men langs de straat wel clubjes, waaraan een ieder, die wil, mee kan doen.
Bij Jan Boer waren ze dus ook bezig en eerlijk gezegd, het begon allen braaf te vervelen, toen er steeds maar weer voorbij de rij noten werd geschoten.
Harm, “Bekjegauw” was zijn naam. omdat zijn tong zoo vlug was —, moest zijn kunsten weer vertoonen. Reeds stond hij gebukt, de beenen wijd uit elkaar gezet, om meer kracht aan de worp te geven, toen een heldere meisjesstem hem weer deed opzien.
,.Hou wordt 't Harm". vroeg die stem, waarvoor een lach klonk, ,,Gait ’t d’r weer veurbie of wordt dinne keer mainens (ernst)?" ’t Was Martje, die het vroeg, en daar een ieder wist, dat ze Harm graag mocht, verwonderde niemand zich over dat plagerijtje...
Met een kerelachtig gebaar en een quasi-verIegen gezicht krabde Harm zich achter ’t oor en meende voorzichtig: „Dat wait 'k nait, Martje.”
„Och, bist doe mie’n kérel?”, spotte Martje geringschattend. „Dat mout nou mit rooie letters in de kraante, dat Harm Bekjegauw wat nait wait. Kom, kerel, d’r op of d’r onder.”
„Dutst (doe) doe ’t mie noa?” was de belangstellende informatie.
En terstond daarop de trouwe belofte: ,,'k Volg die deur dik en dun. All wat doe dutst, dlou ik ook...
„Zeilen wie in maane speul’n?” (in compagnonschap, ieder zijn deel in verlies en in winst).
„Joawel, moar op ain veurwoarde”...
„Dat is?”
„’t Haile spul deur”.
„Veur mien part de haile dag”.
„Goud. Aannoom’n”.
Harm maakte een luchtsprong als had hij weet niet wat een buitenkansje gehad. „Doar goan joen kwartjes en dubbeltjes, luu ”, riep hij uit. „Martje en ik goan d’r mit striek'n”.
Hij zette zich in postuur. Er kwam spanning onder dc toeschouwers. De worp... en Harm had een twintigtal noten te betalen, want veertig rolden door de krachtige stoot van de plank, doch de eersten bleven staan.
Groote hilariteit, zelfs hoerageroep. Gemopper van Martje.
„Och, beste maid". bezweer Harm den storm. „Rag (scheld) nou moar nait laanger op dien lutje (klein) kereltje. Doumee (straks) begunt hai ook nog te schrai’n en dat wilst doe toch zeekr nait gaern... kiek, ik met hier bie de allereerste neute 'n dubbeltje. Zorg nou moar, dat doe die d’r oaf krigst, den speul’n wie ons liek nog...”
„’k Zel ’t wel 'n beetje beter doun as doe”, meende Martje eigenwijs, schoot en nam een groote rij noten met het dubbeltje mee... Ze hadden gewonnen!...
Toen was het hek van de dam, volgden er meer schapen. Afwisselend op en neer ging het spel. Nu eens had men geluk, meer weer kwam men door een ongelukkig schot diep n de put. Komische oogenblikken waren er ook. Bij een nieuw spel stond er midden op de plank een noot met een kwartje... Vier noten vertegenwoordigden een cent, had men veertig noten te betalen, dan kon dit ook gebeuren met een dubbeltje. Dit muntstuk werd dan ter rijde van een noot gezet. Werd deze noot ..dun geschoten, dan was men ook een dubbeltje rijker, anders had men vijf cent extra te betalen... Nu stond er bij een noot een kwartje. Iemand moest gooien, men ried hem. die noot ..dik" te gooien en zoowaar hij deed het ook. Tot aller vreugde.
Als bij alle spelen waren er ook hier verliezers en winners, maar allen waren ze het een over dit feit. dat ze reuzen pret hadden, dat het een echt genoegclijke dag was.
Eerst heel laat gingen de gasten naar huis. Jan en zijn vrouw waren gastvrij, ze hadden een extra „Poaske-stoete" (Speciaal lang witte brood met Paschen gebakken) gekocht, koffie was er genoeg, zoodat ze allen bleven eten. En den, had Jan gepleit, „Mien beste mensch’n, woarom zeil'n wie zoo gauw weggoan. 't Is moar ainmoal in ’t joar Poaske en mörg'n is ‘t weer Zundag, kenn’n wie ons oetsloap'n"...
Het maantje stond al aan den hemel, toen Harm Martje naar huis bracht. Ze moesten allebei denzelfden kant uit, en om gemakkelijker te loopen, wandelden ze gearmd.
„’k Vond ‘t fijn", zei Harm. ,,Dat wie in maane speuld’n".
„Ik ook", bekende Martje.
Dan weer een stille. D: steviger druk van hun armen tegen elkaar zei hen beiden meer dan vele woorden.
„Martje....."
„Joa?”
„Als wie nou in de toukomst ook ains aalles in maane cleedn, Martje”, vroeg Harm, „Wat zolst doe doar van zegg'n......"
Martje keek hem aan en Harm kon een glimlach in haar oogen en rond haar mond zien. De maan scheen zoo wonderlijk helder.
Dan een paar woordjes, die hem gelukkig maakten, de eerlijke bekentenis: „Ik wil wel...." [4].
Spelregels Riestern of Neutenschait’n
|
Rondom Pasen, maar meestal op Tweede Paasdag, wordt op een aantal plaatsen in het Noorden traditiegewijs het spel 'notenschieten' beoefend. Hierbij de spelregels van een van de vele varianten van dit spel. In Groningen heeft men verschillende namen voor het spel 'notenschieten'. In het Nieuw Groninger Woordenboek van K. ter Laan (eerste druk 1929) kan men o.a. de volgende benamingen vinden: neutenschaiten, riestern, riegjen, neutjen, neutjeschietn, mit neuten gooien. |
|
Hieronder vind je een beschrijving van een van de mogelijk vele varianten van het spel 'neutenschaiten' of 'riestern'.
Dit is een bewerking van informatie gevonden op de site van het Veenkoloniaal Museum te Veendam. Dit museum, gevestigd in een fraai voormalig schoolgebouw, is zeer zeker een bezoekje waard!
Het spel opzetten
1. Leg 25 walnoten in een rechte rij met ongeveer 3 cm tussenruimte.
2. Trek op een afstand van 3 meter vanaf de voorste noot de meet. Voor kinderen kan dat aangepast worden (bv. 2 meter).
3. Vanaf de meet wordt beurtelings met een kogel naar de noten gegooid. De kunst is om de achterste noten te raken.
Uitleg over 'dik' en 'dun'
1. Schiet een speler alleen achterste noten van de lijn (één of meer) dan is dat winst voor de speler. Dat heet 'dun'. Hij mag de noten houden.
2. Schiet een speler voorste noten of noten tussenin van de lijn maar geen achterste noten dan is dat verlies voor de speler. Dat heet 'dik'.
3. Schiet de speler zowel achterste noten (één of meer) en middelste of voorste eraf, dan is dat winst noch verlies voor de speler. Dat heet 'dik en dun'. (Gronings: 'dik in dun').
Noten bijleggen
1. Schiet een ongelukkige speler 'dik' dan moet hij de weggeschoten noten weer op de lijn zetten en nieuwe noten bijleggen. Heeft hij bijvoorbeeld 5 noten dik geschoten dan moet hij ook 5 nieuwe noten bijzetten.
2. Door dit bijleggen kan de rij met noten erg lang worden. Als oplossing kan men dan '2 op 1' spelen: de speler die 'dik' gegooid heeft, legt de helft van de weggeschoten noten nieuw bij.
Noten en geld bijleggen
1. Men kan het spel ook spelen met geldelijke inzet. Dat gaat als volgt: schiet men bv. 6 noten dik, dan moet men de 6 noten terug op de rij leggen, 6 nieuwe noten bijzetten en 6 centen neerleggen naast een of meerdere noten.
2. Deze variant met geldelijke inzet kan ook uit de hand lopen omdat er in één spel grote bedragen neergelegd kunnen worden. Want als een volgende speler ook dik gooit en daarbij noten treft waar reeds geld naast ligt, dan wordt dat geld ook meegeteld.
Wie bijvoorbeeld 6 dik gooit en naast twee noten ligt in totaal 10 cent, dan moet de speler 16 cent bijleggen. Zo verdubbelen de bedragen zich. Wie niet zo grof wil spelen laat de spelers de helft bijleggen: in het genoemde voorbeeld wordt dus 8 cent i.p.v. 16 cent bijgelegd.
Wanneer is een spel afgelopen?
1. Winst maakt de speler die 'dun' schiet, d.w.z. de achterste noten eraf schiet. Ook het geld dat naast de weggeschoten noten ligt is voor de speler. Het meeste geld ligt doorgaans vooraan in de rij.
2. De speler voor wie het allemaal te veel wordt (d.w.z.: te veel dik gegooid) kan zich laten "schrappen". Deze speler doet met het lopende spel niet meer mee.
3. Een spel is 'uit' wanneer alle noten van de lijn zijn gegooid.
Riestern in Groningen. Foto: Nieuwsblad van het Noorden 18 april 1974.
Dialectbenamingen van notenschieten
Gronings: |
Drents: |
|
- neutieschieten/-scheeiten
|
|
- neutenschieten/-scheeiten
|
|
|
|
|
|
De Paashaas
De paashaas is een fictieve haas die rond Pasen actief is. De paashaas komt volgens negentiende-eeuwse aannames voort uit een Germaanse traditie voor het vieren van de lente en het nieuwe leven.
De haas speelt een prominente rol in paassprookjes. Hij is, naast eieren, een belangrijk attribuut van het niet religieus paasfeest. Er zijn onder andere beeldjes van chocolade en velerlei andere afbeeldingen van het dier. De haas is een belangrijk marketinginstrument voor de paasverkopen.
In Nederland heeft de haas een mandje op zijn rug met daarin paaseieren. Kinderen wordt verteld dat de paashaas deze verstopt, bijvoorbeeld in de tuin of op het balkon tussen de planten. Een speurtocht naar die eieren op paasmorgen hoort bij deze traditie. Het betreft vaak eieren gemaakt van chocolade.
Rooms-katholieken vertellen hun kinderen dat de paaseieren door de paasklokken gebracht worden. De kerkklokken gaan na het luiden tijdens de mis op Witte Donderdag naar Rome om er de paaseieren op te halen. Ze krijgen vleugeltjes en vliegen zo door de lucht. Omdat dit de protestanten niet aanspreekt, heeft de paashaas bij hen de rol van eierbrenger gekregen.
De kerk zou Pasen over een heidens voorjaarsfeest heen hebben geplaatst, in een poging dit feest te kerstenen. Deze theorie rondom de Germaanse mythologie is opgekomen in de Romantiek. Tegenwoordig gaat men er echter van uit dat de kennis van die mythologie is gebaseerd op allerlei twijfelachtige reconstructies en speculaties. In een enkel geval is zo’n 'heidense', mythologische, oud-Germaanse en voor-christelijke verklaring mogelijk, vrijwel altijd echter onwaarschijnlijk, soms speculatief of geheel onjuist.
Veel van deze opvattingen zijn keer op keer klakkeloos overgenomen uit populaire publicaties, waarin dit soort theorieën nog altijd worden vermeld, maar die door de serieuze wetenschap al lang zijn opgegeven.
De paashaas is een verzonnen kinderritueel, met een pedagogisch karakter. Hij schenkt oorspronkelijk slechts eieren aan kinderen die zich goed gedragen. Via een vertaald Duits boek is de paashaas in ieder geval in 1825 in Nederland bekend. In 1961 wordt de paashaas als 'nieuwe' traditie genoemd door volkskundige S.J. Van der Molen. Mogelijk is het gebruik van de paashaas eveneens door Duitse migranten naar Nederland gebracht, zoals ook de kerstboom door Duitsers in Nederland is geïntroduceerd. In Duitsland wordt de paashaas namelijk al in 1682 genoemd, die het voor elkaar kreeg om gekleurde eieren te leggen.
De door de Gebroeders Grimm veronderstelde Germaanse vruchtbaarheidsgodin Eastra, waarvan het bestaan allerminst zeker is, die in overgeleverde mythologieën als half-krankzinnig en soms even bloeddorstig als vrijgevig is geafficheerd, vertoont zich op aarde vaak in de vorm van een haas. Met name als de ‘gekke’ maartse haas in het paarseizoen aan het begin van de lente. Het christelijke Pasen is in deze contreien oorspronkelijk haar lentefeest. Pasen heet in het Engels ook nog steeds naar deze godin ‘Easter’. Vandaar dat nog steeds de heidense haas in het van origine christelijke Pasen figureert.
De woorden Ōstarūn en Ēostron en hun moderne equivalenten Ostern en Easter hebben dezelfde oorsprong, en zijn afgeleid van het Oergermaanse woord voor het oosten. Al deze vormen gaan terug op Oergermaans austrōn, dat zelf nauw verwant is met het Litouwse woord voor dageraad, aušrà. Vanuit taalkundig oogpunt lijkt het lentefeest dus vernoemd naar het opkomen of terugkeren van de zon.
In plaats van een haas is er een haan in Beieren, een kip in Tirol, een vos in Thüringen en in Westfalen en een koekoek in Hannover. Andere fictieve figuren die verbonden zijn aan feestdagen, zijn Sinterklaas en de Kerstman. In Australië wordt sinds 1968 een langoorbuideldas gepromoot als de Paaslangoorbuideldas (Easter Bilby), omdat de uitheemse konijnen grote schade aan de inheemse natuur aanrichten. In de Betuwe wordt soms aan kinderen verteld dat de paashaas in het najaar met zijn mandje op zijn rug hazelnoten gaat plukken.
Eieren gooien
|
|
Het eieren gooien wordt gedaan met een rauw ei in een soort zakje met in het midden een rond gaatje waar het ei niet doorheen kan, gemaakt van zacht leer. |
Bij het optillen van het zakje houdt het ronde gaatje het ei op zijn plaats. Doel is om het ei zover mogelijk weg te slingeren. De verste wint. |
|