Abel Eppens, 1534-1590. Foto: Wikipedia, Creative Commons.Afb. links: Abel Eppens, 1534-1590.

 

 

 

Abel Eppens (tho Equart) is omstreeks Palmzondag 29 maart 1534 geboren in Eekwerd, nu een gehucht en voormalige wierde in de gemeente Loppersum. Hij overlijdt circa 29 maart 1590, waarschijnlijk in Oost-Friesland (Emden). Abel Eppens is een Nederlandse eigenerfde boer, dat wil zeggen dat hij een grotere boer is geweest met eigen grond in zijn bezit. Eppens is echter meer geweest en is in die tijd ook kroniekschrijver.

 

 

 

 

 

Leven en werk

Eppens is omstreeks palmzondag 29 maart 1534 [1] op de edele heerd Bolhuis [9] te Eekwerd geboren als zoon van Eppo Aepkens (tho Equart) en (mogelijk) Eeke (Etgijn) Tammen. [2] In DBNL wordt zij echter Ellema of Elema genoemd. Abel is de zoon uit het eerste huwelijk van zijn vader. De naam van zijn vaders eerste vrouw, Abels moeder, is niet geheel duidelijk, mogelijk is zij ….. Sickens (dochter) omdat de eerste (sibbe) voogd van Abel Eppens, Popko Sickens is geweest. De tweede (vreemde) voogd is Ballo Froma redger van Wirdum. De tweede vrouw, Abels stiefmoeder, is Anna Tryaens en de derde vrouw, Abels 2e stiefmoeder waarschijnlijk Eeke Tammen. Abel heeft één zuster gekend, genaamd Engele die later trouwt met Sebastian Wabbens, burgemeester en 'oprichter' van Appingedam, dat zich later stad mag noemen.. Zijn twee halfzusters zijn Eyske en Bauwe.

 

Als 11-jarige jongen is hij met zijn vader naar Groningen geweest om koningin Maria van Hongarije te zien. Bij een bezoek aan de Martinikerk zijn ze er getuige van dat twee metselaars, die met een ton in de gewelven zijn gehesen om de kerk ter gelegenheid van dat bezoek schoon te maken, door breuk van het touw te pletter vallen in het koor.

Nadat zijn vader en zijn tweede stiefmoeder aan de pest zijn gestorven in 1545, Abel is dan twaalf jaar [3], zorgen de voogden Pocko Sickens en Ballo Froma ervoor dat hij in Farmsum nog 2 jaar naar school gaat. Abel is dan als wees achtergebleven met een zus en twee halfzusjes. Zij blijven eerst in Farmsum wonen.

 

In overleg tussen de voogden en zijn stiefgrootvader Sicke Tammens van Zeerijp wordt later besloten om Abel naar Groningen te sturen. Hij heeft er zelf geen zin in: ’um mijnes vorigen meesters haerdicheit’, zoals hij later schrijft. Deze waarschijnlijk plak en roede hanterende onderwijzer is Meester Vogelsanck.

 

Het terrein waar het Bolhuis heeft gestaan, is nu een Rijksmonument. Het ligt bij Loppersum.Afb. links: Het terrein waar het Bolhuis heeft gestaan, is nu een Rijksmonument. Het ligt bij Loppersum.

 

 

Inmiddels is het land van de heerd ‘Bolhuis’ verhuurd. De huurder moet het huis apart overnemen. Eppens schrijft daar later van: 'het huis werd verkocht voor 700 gulden, hoewel het wel 1500 waard was'.

 

In Groningen wordt hij acht jaar lang onderwezen door onder anderen Regnerus Praedinius aan de beroemde Sint Maartensschool [10]. Vervolgens maakt hij een studiereis - een peregrinatio academica - langs Leuven (1555), Keulen en Wittenberg op aanraden van de rector Gerlacus Verrucius. Eppens moet wel een boven-middelmatige leerling zijn geweest en heeft steeds de invloedrijke steun gekregen van zijn familie en Ballo Froma die ‘Heer van Wirdum’ is. Na Leuven gaat hij in 1557 naar Keulen. In Wittenberg is hij leerling van Phillipus Melanchthon. Abel is zelfs aanwezig bij diens begrafenis en keert in 1560 via Hamburg terug naar zijn vaderland. Hij vestigt zich op de boerderij van zijn schoonvader Louwe Havicks te Enselens, nadat hij in 1562 trouwt met de niet onbemiddelde Frouwke Louwens, dochter van Louwe Havicks en Etgijn Elema. Zij krijgen acht kinderen. De buurtschap Enselens ligt bij Garrelsweer ongeveer twee kilometer van de edele heerd Bolhuis. Na enkele jaren betrekken ze zijn ouderlijk huis, Bolhuis.

 

In 1569 wordt hij genoemd als wedman, gerechtsdienaar, te Wirdum. In 1580 is hij proviandmeester van de Staten. Eppens is protestant en een fel antikatholiek. In Leuven heeft hij een hevige afkeer opgevat tegen het Katholieke geloof en de Katholieke kerk; maar hij kan toch tot 1580 rustig in zijn huis blijven wonen. Na het verraad van Rennenberg evenwel, als de godsdienstvervolgingen ook in de Ommelanden beginnen, ziet hij zich genoodzaakt met vele anderen het land te ontvluchten en naar Emden de wijk te nemen. Op 2 mei 1581 volgen ook zijn vrouw en schoonmoeder. Daar is hij herhaaldelijk gedeputeerde der gebannen Ommelanders [4]. In April 1590 leeft hij nog; waarschijnlijk is hij kort daarna gestorven, want in 1594 keert hij niet terug uit ballingschap.

 

Zijn kroniek

In 1580 ‘tho Embden in onse ballingscap’ is Eppens begonnen zijn kroniek te schrijven, voor ‘de zijnen’, zijn familie dus, waaraan hij sedert die tijd geregeld heeft gewerkt. Na een inleiding begint hij de geschiedenis van Groningen en de Ommelanden te schrijven vanaf 1537. Sinds 1566, wanneer voor hem het ‘bellum sacrum’ begint, zet hij zijn kroniek onder een enigszins andere titel voort; dit derde deel is dan weer in dertien boeken verdeeld. Het loopt van 1566 tot in 1589; vooral na 1580 wordt het steeds uitvoeriger. Eppens' beschrijving loopt ongeveer gelijktijdig met de beschreven gebeurtenissen; zij eindigt vrij abrupt midden in 1589. Bij de samenstelling heeft Eppens voornamelijk zelf beleefde of van ooggetuigen vernomen gebeurtenissen beschreven. Slechts zelden heeft hij andere bronnen gebruikt, zoals Sleidanus, Ortelius en Rengers. Zeer veel originele stukken neemt hij in de tekst op. Hij maakt de indruk van een kalm, betrouwbaar man. In het algemeen wordt hij gezien als een gematigde man in zijn ‘mededelingen’ (zoals hij ze omschrijft) niet alleen, maar ook in zijn oordeel; tegenover de stad Groningen, de Ommelander adel (jonkers) en zijn tijdgenoten in het algemeen. Alleen tegen de Katholieke kerk en vooral tegen de Inquisitie is hij zeer fel gekant. Ook wekken de Bourgondische juristen zijn toorn op. Zijn stijl, schrift en spelling zijn zeer slordig, maar zijn ‘mededelingen’ zijn in het algemeen zeer merkwaardig en zeer betrouwbaar. Voor de geschiedenis van het noorden van ons land en van Oost-Friesland in de tweede helft der 16e eeuw is zijn kroniek van grote waarde. Zijn kroniek bestaat nog steeds en is in het bezit van het Groninger Archief [7]. In een brief uit 1590 wordt hij aangeduid als ‘Abel Eppens saliger’.


Ubbo Emmius (1547-1625) heeft de kroniek van Abel Eppens een tijdlang in bezit gehad. Bron: Creative Commons, Publiek domein.

 

Foto links: Ubbo Emmius (1547-1625) heeft de kroniek van Abel Eppens een tijdlang in bezit gehad. Bron: Collectie Rijksmuseum Groningen.

 

 

Hij geeft er blijk van, door zijn universitaire opleiding, de politieke situatie in Europa goed te begrijpen en duidelijk onder woorden te kunnen brengen. Hij schrijft evenwel vrij slordig met veel fouten en hij gebruikt veel woorden in het Gronings dialect. Eppens heeft in Emden natuurlijk omgang met andere uitgewekenen. In het bijzonder met Johan Rengers van ten Post en Doede van Amsweer. Rengers schrijft zelf ook een kroniek en ze wisselen gegevens uit. Na de dood van Eppens is de kroniek beland bij de familie Werumeus (familie van zijn grootmoeder). Daarna belandt de kroniek via Ubbo Emmius bij Mr. A.J. Sitter. De Sitter overlijdt in 1814. Zijn kostbare bibliotheek wordt pas in 1863 geveild. Daar heeft het Gronings Archief het handschrift voor f 40 gekocht. Vóór  die tijd zijn er verschillende afschriften gemaakt o.a. door van Halsema, die op Rusthoven heeft gewoond. Ook Ds. Westendorp heeft de beschikking gehad over de kroniek.

 

Feith en Brugmans die de kroniek in 1911 in druk hebben uitgegeven, noemen haar: een dikke rijstebrijberg van Eppens omslachtigheid. Het hele werk zit vol belangrijke gegevens op elk terrein van de tweede helft der 16e eeuw, maar het is een uitermate vermoeiende en vervelende bezigheid om alle gegevens van één bepaald onderwerp bij elkaar te krijgen. Omdat Eppens alles ongeordend achter elkaar opschrijft wat hem ter kennis is gekomen.

Bijvoorbeeld volgt na een beschouwing over de erfopvolging in Polen, de mededeling dat in een bepaald jaar de kievieten zo vroeg terug zijn in Friesland, wat weer zonder onderbreking gevolgd wordt door een mededeling over het ophangen van de paar spionnen. We zullen de inhoud van de kroniek dan ook niet op de voet volgen. Er wordt alleen een korte weergave van de inhoud geplaatst. 

 

Uit de inhoud van de kroniek

Het is niet zo gemakkelijk om uit de politieke verhoudingen in Groningen en Ommelanden wijs te worden in de tijd vóór de reductie in 1594. In de tijd voor en omstreeks 1500 is er niemand aan te wijzen die als machthebber in de Ommelanden optreedt. Het ligt dan ook open voor gegadigden om zich als zodanig te doen erkennen. Eén figuur daarvan is Focko Ukena geweest aan wie dit tijdelijk gelukt is. Daarna komt Graaf Edzard van Oost-Friesland. Hij heeft Stad en Ommelanden een groot bedrag geleend om Nittert Tox af te kopen.

 

Als de lening niet afgelost kan worden, gaan 40 hovelingen en geestelijken uit de Ommelanden vrijwillig in gijzeling naar Emden. De stad weigert te betalen en dan sluiten de Ommelanders een verbond met Edzard. Edzard op zijn beurt sluit een verbond met Albrecht en later met George van Saksen, die Heer van Friesland zijn geweest. Al gauw krijgen ze ruzie en in 1506 wordt Edzard als Heer erkend  door Groningen. Het verbond van 1482 tussen Stad en Ommelanden wordt erkend, zodat de Stad het stapelrecht en brouwrecht behoudt.

 

Gedeelte uit de kroniek in het oorspronkelijke handschrift van Abel Eppens. Bron: Creative Commons.
Fragment opschrift derde deel van de Kroniek van Abel Eppens, 1534-circa 1590. Licentie: Public Domain.

 

In 1514 kan Edzard zich militair niet staande houden en de macht wordt overgenomen door Karel van Gelre. In 1518 wordt hij ingehuldigd in de Stad en in 1521 door de Ommelanden. Hij is het die leervrijheid geeft aan de Hervormden. In 1522 wordt de eed van trouw afgelegd in de St. Walburgkerk, maar de troepen van Karel V zijn niet ver meer weg. In 1524  wordt die Heer van Friesland en in 1528 ook van Utrecht en Overijssel.

 

In 1536 worden Groningen en de Ommelanden bij verdrag van Grave afgestaan aan Karel V voor 35.000 goudguldens ineens en levenslang 25.000 guldens per jaar. Twee later sterft Karel van Gelre.

Het conflict met Karel V begint in Groningen met slagen bij Heiligerlee en Jemmingen in 1568. Voor die tijd is een zekere reformatie heel rustig verlopen, niemand maakt het de ander lastig, ondanks de plakkaten die Karel V vanaf 1540 uitvaardigt. Met de komst van Alva moeten de meest  op de voorgrond getreden Hervormden echter uitwijken.

Johan de Mepsche proost van Loppersum en luitenant van de Hoofdmannenkamer, laat zich in al z’n kracht gelden tot de Pacificatie van Gent in 1576. Hij heeft zich met Jochem Panser verrijkt door het geroofde vee na de slag bij Jemmingen te verhandelen.

 

Sicko Panser, redger van Warffum, neemt  z’n eerste Watergeuzen gevangen op Rottumeroog in 1572 en laat ze in Groningen onthoofden.

 

De machtsstrijd tussen Groningen en de Ommelanden bereikt een hoogtepunt door de gevangenneming van vrijwel alle ommelandse vertegenwoordigers op 1 november in 1577.

 

Het verraad van Rennenberg in 1580 doet het oorlogsgeweld in alle hevigheid in onze streken losbarsten.

Aanvankelijk zijn de staatse troepen in de Ommelanden vanuit Friesland in de aanval. Het Aduarder Klooster gaat bij een botsing in 1580 verloren. Op 8 september 1581 komen enkele vendels staatse troepen vanuit Dongeradeel naar de Marne om te plunderen. Het schathuis van Jochum Panser wordt verbrand en hijzelf wordt meegevoerd. Ze worden verjaagd door de Spaanse troepen, daarbij wordt de zoon van Siert Panser doodgeschoten.

 

Op 4  November 1581 steken de Staatsen vanuit Hunsterland boerderijen in Niekerk in brand. In geheel de Marne wordt schatting geheven voor de Staatse troepen. Desondanks blijft Wigbold van Ewsum ook nog plunderen.

De Spaande troepen gaan in winterkwartier op de Tammingaborg te Hornhuizen, in Warffum en in Winsum.

In januari doen de Staatsen vanuit Niezijl een uitval naar Eenrum, maar worden door Hendrick van Delden vanuit Huis te Dijke verdreven.

 

In het voorjaar trachten Ewsum en Engelse hulptroepen onder aanvoerder Norris vanuit Aduard Groningen te belegeren. Van beide zijden wordt het platteland geplunderd. De uitgeweken gedeputeerden (waaronder Eppens willen weer terugkomen en zenden vier afgezanten naar  Ewsum en Norris om beter orde op  zaken te stellen: Johan Rengers van Hellum, Claes ten Buer van Appingedam, Johan van Lellens en Johan de Mepsche Jr. van den Ham. Daartoe wordt een landdag belegd op 24 juli 1582 in de Weem te Leens.

 

De syndicus van de Ommelanden stelt namens Ewsum nogal hoge eisen en Norris belooft met de Staten te overleggen ‘tot Landes besten’, als eer en lening gegarandeerd wordt.

 

De bescherming van Ewsum en Norris heeft in de praktijk niets te betekenen. Een week later wordt Ewsum door Tassis uit Winsum verdreven. Tassis laat Ewsum tot grote woede van de stad wegtrekken naar Dokkum. De omliggende schansen worden voor  het vertrek door de Staatsen verbrand o.a. Ranum, Schillingeham en Winsumerzijl.

Het beleg van Groningen is  opgeheven en Norris  trekt zich terug  over Visvliet en Dokkum naar Hollum. De Ommelanden worden nu weer geplunderd door de Spaanse troepen onder Verdugo vanuit Niezijl, o.a. Leens en omgeving.

In 1582 wordt Wybe van Goutum door Verdugo aangesteld tot commandant van de troepen in de Marne. De bezetting van Zoutkamp heeft als commandant Hopman Heroma.

 

Op 25 Januari 1582 schrijft ridder Ewsum de volgende brief aan de Gedeputeerde Staten van Friesland:

 

Ingelicken ducht mij geraden den Nijenziel verstarckt hadde und een infal gedaen in de Marne, brandende voervoets all off wat men becomen can. Soe soelen dusse malcontenten gedrongen worden weder toruggge to trecken.’

 

Misschien heeft als praktisch antwoord op deze brief Bernhard van Merode (1510-1591), die dan in Friesland stadhouder namens Willem de Zwijger (Willem van Oranje, 1533-1584) is, vanuit Dokkum weer een plundertocht in de Marne gehouden. Inmiddels heeft Ewsum een ander strijdtoneel gezocht en  de punt van Reyde veroverd. In 1583 zijn Ewsum en Entens beide in de Schans van Oterdum. Om ons onbekende redenen maakt Ewsum met zijn zoon en een kleine groep soldaten een krijgstocht langs de schansen Reyde, Farmsum, Heveskes, Termunten naar Wagenborgen waar Hopman Cammen twee schansen bezet houdt met West-Friezen.  Hier wordt overnacht waarna ze verder trekken over Midwolde en  Winschoten naar Wedde. Onderweg tussen deze laatste plaatsen worden ze overvallen door Hans Spirata met een groep Malcontenten. Zowel Ewsum als zijn zoon Caspar (1564-1639) worden gewond en vluchten in oostelijk richting.

 

Teruggekomen in de schans van Reyde sterft eerst Caspar aan zijn verwondingen en later ook Wigbold van Ewsum. Op 15 Juli 1584 wordt een plundertocht door Spaanse troepen vermeld in Pieterburen, Westernieland  en den Andel. Hopman Reinveld achtervolgt ze, dwingt ze de geroofde schapen te laten lopen, maar daarna gaan zijn soldaten zelf plunderen. Het jaar 1584 is wel ongeveer het diepste punt van de plundering en brandschatting van de Groninger Ommelanden. Een groot gebied rond Aduard en Visvliet is volkomen door de  bewoners verlaten.

 

De Appingedammer burgemeester Claes ten Buer brengt het zo onder woorden:

 

Wanneer we vanuit Westfriesland een inval in de ommelanden zouden doen, zou men ons ongeluk eerst goed beseffen want er zou niet één huis overeind gevonden worden, van de Marne af tot Delfzijl toe.

 

Op 12 maart 1585 wordt weer een inval in de Marne ondernomen met 9 vendels Staatsen vanuit Friesland. De namen van twee gidsen worden vermeld: Mello Hayens en Peter Meus. Heel de Marne tot Eenrum wordt gebrandschat.  Op de terugweg wordt voor ‘Geert Leeuwen hus’ (dat is Asinga borg in Ulrum) Pieter Meus doodgeschoten door Spaanse soldaten, dat zich daar verstopt hebben.

In 1585 vindt Eppens het ook de moeite waard een uitspraak van de uitgeweken Onsta van Leens te vermelden:

 

Wibe van Goutum hopman kan de boeren van de Marne voor zich laten werken en herendiensten laten doen; dat kan mij later niet geweigerd worden, want het is mijn heerlijkheid.

 

De boerderij 'Barnegaten' ligt in het gehucht Barnegaten bij Warfhuizen. Het gehucht bestaat thans uit niet meer dan slechts een tweetal boerderijen. Foto: De foto is gemaakt in augustus 1972. Bron: Wikipedia; Creative Commons.
De boerderij 'Barnegaten' aan de Zuurdijksterweg 2 ligt in het gehucht Barnegaten in de buurt van Warfhuizen en is een Rijksmonument.. Het gehucht bestaat thans uit niet meer dan slechts een tweetal boerderijen. Foto: De foto is gemaakt in augustus 1972 door Loek Tangel en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Bron: Licentie; Creative Commons.

 

In 1586 wordt Johan Oltgens van Hornhuizen, uitgeweken naar Emden, door Johan Arents van de Cruisstee redger in de Marne gedagvaard om binnen 28 dagen te verschijnen om schatting en dijkonderhoud te betalen, anders worden zijn landerijen gerechtelijk verkocht. Dit is ook typisch voor deze tijd: zo worden ontelbare hervormden geruïneerd.  Ook de staf heeft zich hieraan veelvuldig schuldig gemaakt.

 

Het is 12 december 1586. In de toren van Leens zijn twee wachters bij hun vuurtje in slaap gevallen daardoor brandt de toren uit en ze komen in de vlammen om. Tot overmaat van ramp is er van 16 op 17 november 1587 en zware storm geweest, die grote overstromingen in de hele provincie ten gevolge heeft. In de Marne is er een dijkdoorbraak bij Barnegaten, nu een gehucht bij Warfhuizen. Vanaf 1587 is de invloed van Willem Lodewijk van Nassau op het krijgsgebeuren merkbaar. Hij is al in 1584 stadhouder van Friesland geworden. Hij sluit langzaam maar zeker de troepen van Verdugo in. De ommekeer komt in 1589 met de verovering van de schans van  Enumatil. Zoutkamp wordt ook ingenomen in 1589.

 

Prins Maurits verovert Delfzijl in 1591 en samen veroveren ze Wedde in 1593. Daarna wordt in 1594 Groningen ingesloten. Er wordt aan alle kanten orde op zaken gesteld, de strijd tussen Stad en Ommelanden wordt door de Algemene Staten gedwongen beëindigd.

Helaas heeft Eppens deze goede afloop niet meer beleefd. Men weet niet precies het jaar, maar tussen 1590 en 1594 is hij in Emden overleden.

 

Dankzij zijn kroniek hebben wij kennis gekregen van veel  bijzonderheden uit deze benarde tijd.

 

Nakomelingen van Abel Eppens

Zoals we hebben gezien heeft Abel Eppens en zijn vrouw acht kinderen gekregen, waaronder de predikanten Leo Abels en Sicco Abels en de kerkvoogd en landdagcomparant Popko Abels. Sommige nazaten van Eppens krijgen bestuurlijke en juridische functies in zowel de Ommelanden als in de stad Groningen. De rechter en regent Abel Eppens van Bolhuis (1617-1659) is een kleinzoon van hem. Van Bolhuis is twee maal gehuwd. Hij heeft met zijn eerste echtgenote Jantien Michiels (1603-circa 1658) drie kinderen, waaronder de rechter mr. Michiel van Bolhuis (1644-1704). Van Bolhuis zelf overlijdt in 1659.

 

 

Bronnen
- Bergsma, W., De wereld volgens Abel Eppens een ommelander boer uit de zestiende eeuw, Wolters-Noordhoff/Fryske Akademy, Groningen/Leeuwarden, 1988
- Bergsma, W., 'Abel Eppens tho Equart', in: Biographisches Lexikon für Ostfriesland
- Brugmans, H. 'Eppens tho Equart, Abel' in: (DBNL) Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, 1914, Deel 3, P.J. Blok, P.C. Molhuysen
- J. A. Feith en H. Brugmans (ed.), De kroniek van Abel Eppens tho Equart, 2 delen (Werken, uitgegeven door het Historisch Genootschap, gevestigd te Utrecht 3, 27 und 28), Amsterdam 1911-1912
- Feenstra, H. Spinnen in het web - Groningse regenten in relatie tot het omringende platteland tijdens de Republiek, Assen:,2007
- Wikipedia, Abel Eppens.

 

Noten
1. 'Tot dussen onrustige tijden van mijnen Godt und Scepper in den yaere umtrent Palm ter werelt gecomen.' (Bergsma 1988:21).
2. In sommige bronnen wordt Etgijn Elema als zijn moeder genoemd, maar zowel Polvliet in de Nederlandsche Leeuw (1911:251) als Bergsma (1988:25) hebben er op gewezen dat Etgijn Elema niet zijn moeder, maar zijn schoonmoeder was, de moeder van zijn vrouw Frouke Louwens
3. 'Und aldoe ys ock mijn vader Eppo Aepkens tho Equart myt sijn darde huysfrouwe up enen dach den 12 Octobris in den Heren verstorven in den pest, als ick in persoen uth Gronningen cranck to huys haelt worde van mijn vader und weder gesondt was geworden, 12 yaren olt wesende, hebbende eenen suster und twee halffsusteren' (Bergsma 1988:22). De twaalfjarige leeftijd spoort niet exact met zijn geboortejaar 1534 en het overlijdensjaar van zijn vader 1545.
4. Brugmans 1914:353
5. 'Toch brengt deze Ommelander boer ons in al zijn eenvoud en met zijn vaak onbeholpen schrijfstijl in contact met hemzelf en met vele van zijn tijdgenoten, armen en rijken, geletterden en ongeletterden, orthodoxen en heterodoxen, gedecideerden en boomkijkers'. (Bergsma 1988:189).
6. Eppens is niet de enige chroniqueur, hij behoort tot een groep schrijvende ballingen. Anderen chroniqueurs zijn bijvoorbeeld Doede van Amsweer, Eggerik Eggens Phebens en Johan Rengers van Ten Post (Bergsma 1988:36 t/m 39)
7. In 1911 wordt de kroniek heruitgegeven en met kritische aantekeningen voorzien door Johan Adriaan Feith en Hajo Brugmans
8. Bergsma 1988:27
9. Bolhuis. Het bolhuis heeft aan de zuidkant van de wierde gestaan. Bolhuis is een edele heerd geweest in het Groningse gehucht Eekwerd nabij Wirdum in de gemeente Loppersum. Aanvankelijk is Bolhuis een edele heerdstede, een boerderij waaraan rechten zijn verbonden. De eigenaar is niet van adel, maar een zogenaamde eigenerfde. De boerderij bezit ruim 'zeventig grazen land' (bijna 40 hectare).In de 16e eeuw woont daar de kroniekschrijver Abel Eppens. Een aantal van zijn nakomelingen gebruikt Van Bolhuis als familienaam. De laatste telg uit de familie Van Bolhuis, die op Bolhuis heeft gewoond, verkoopt de boerderij in de 17e eeuw aan viceadmiraal Enno Doedes Star. Hij maakt er een buitenplaats van. In de 18e eeuw groeit Bolhuis uit en wordt er gesproken over Het Bolhuis. Het bestaat uit een behuizing, schathuis en schuur met bijbehorende landerijen. Het huis is kort na 1843 gesloopt. Alleen het koetshuis, dat nu als woonboerderij dient, aan de Bolhuislaan te Loppersum, herinnert nog aan de voormalige buitenplaats. Het terrein met overblijfselen is erkend als beschermd rijksmonument.
10. Voordat de universiteit in 1614 in Groningen wordt opgericht, bestaat daar al een goede onderwijstraditie. Tot ver over de grenzen is de Sint Maartensschool (de Latijnse school) beroemd. Behalve Groningers zitten er leerlingen op uit Frankrijk, Italië en Polen. Voor een universitaire studie moeten Groningers naar het buitenland. Parijs, Keulen en Leuven zijn in die tijd populair onder theologie-studenten; Bologna, Orleans, Bourges en Keulen hebben een goede naam onder rechten-studenten en degenen die geneeskunde willen studeren gaan dan naar Montpellier of Salerno.

 


 

 

Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.
Hoogeveen, 4 april 2019.
Revisie: 18 december 2023.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Naar het menu ARTIKELS.
Terug naar de HomePage.
Top