NIEUWE STATENZIJL IN DE TWEEDE WERELDOORLOG - 1

 

Zelf heb ik de WOII niet meegemaakt. Twee jaar na de bevrijding ben ik aan de Hoofdstraat, naast de smederij in Finsterwolde geboren op 6 juni 1947, precies op D-Day. De verhalen erover heb ik vooral van mijn ouders, mijn opa van vaders kant en natuurlijk uit boeken. Als het echter over Nieuwe Statenzijl gaat, dat aan het einde van Nederland ligt en waar de ‘echte bevrijding’ dan ook iets later komt, komen de berichten bijna uitsluitend van de genoemde familie. Verder heb ik in de loop van de jaren gegevens genoteerd uit artikelen in kranten en dan is daar natuurlijk de onvergetelijke tante Stiene, die zo nu en dan een aardig beeld heeft achtergelaten van datgene wat ik niet zelf heb meegemaakt, of dat ik mij nog net meer kan herinneren omdat ik daar te klein voor was. Tante Stiene heet eigenlijk Stiene Bakker-Koolhof en heeft in die tijd samen met Willem, een van de twee garnalenvissers van Nieuwe Statenzijl, twee kinderen, Jurjen (Jurrie) en Marietje. De peuterjaren zijn voor de opvoeding van een kind erg belangrijk en wat dat betreft heb ik aan haar wel het een en ander aan haar te danken. Ze is in feite een tijdje een tweede moeder voor me geweest.

 

In de oorlog, maar ook nog erna, bestaat de gemeenschap van Nieuwe Statenzijl uit tien gezinnen. Opa Hillinga bestiert aan de andere kant van de twee sluizen een boerderijt, waar ze ook wonen, waarvan het land aan de ene kant aan Duitsland en aan de andere kant aan de Westerwoldse Aa grenst.

 

Op de boerderij, die – evenals het land- altijd eigendom is geweest van de Stad Groningen,  wonen tot 1941 Johannes van der Kamp en zijn vrouw Elisabeth Siemens, geboren in 1882 en hun zeven kinderen. Daarna vertrekken ze naar Drieborg en neemt, mijn grootvader Harm Hillinga sr. (1894-1958), getrouwd met Hebelbiena Hulsing (1897-1973) de boerderij over en gaat er ook wonen. Zij krijgen twee kinderen, Eggo (1920-1977) en Harmanna Gesina (Manne, geb. 1919), die anno 2010 evenals mijn moeder in De Tjamme te Beerta woont.  In mei 1945 wordt de boerderij gebombardeerd, niet vol geraakt, maar wel volkomen onbewoonbaar. Het gepachte boerenbedrijf, met landbouw en veeteelt, gaat daarna echter gewoon door. Ik herinner mij dat zo nu en dan de opzichter van de Stad, Noteboom, die in Nieuw Beerta woont, even langskomt om een praatje te maken. Met een scheef oog kijkt hij dan altijd even naar mijn moeder, want het is haar vader, Roelf Borgert de Vries, die het presteerde als onbezoldigde Rijksveldwachter, om notabene hem, een  ‘hoge ome’  van de Stad een bekeuring te bezorgen omdat hij de polderweg had bevuild met paard en wagen en niet gewillig was geweest om het ook weer schoon te maken. Opa De Vries is daarin keihard. Hem maakt het niet uit of hij met een arbeider van doen heeft of met een ‘hoge ome’.

 

Van december 1949 tot mei 1953 werkt mijn vader ook op het bedrijf van opa, wij wonen dan in het huis naast die van sluismeester Hendrik Heidema en zijn vrouw Bouke Raatjes, maar als er telkens geen geld op de plank komt, omdat de boerderij onvoldoende oplevert voor twee gezinnen en grootvader veel geld verdrinkt, vertrekt het gezinnetje Hillinga naar de Oudeweg in Beerta, waar pa gaat werken bij boer Everhardus Muntinga.

 

Harm Hillinga en Hebelbiena Hulsing. Geertje de Vries en Eggo Hillinga.
Opa Harm Hillinga sr en opoe Hebelbiena (Biene) Hillinga - Hulsing. Geertje de Vries en Eggo Hillinga. Hier zijn ze nog niet getrouwd.

 

Mijn vader Eggo Hillinga, trouwt zijn met Geertje (de Vries, geb. 1924), maar neemt in mei  1957 uiteindelijk de boerderij over als mijn grootvader het werk niet meer aankan. En zo komen wij voor de tweede keer in mijn leven te wonen op Nieuwe Statenzijl, dit keer in het huis van mijn grootouders die in Beerta gaan wonen,  dat duurt van 1957 tot 1965. We verlaten Nieuwe Statenzijl voor de tweede keer, omdat op het land waarop de boerderij staat, een dijk wordt aangelegd, meer als tijdelijke voorziening omdat de Duitsers niet willen meewerken aan de dijkverhoging. De boerderij moet worden afgebroken. Later verneem ik dat ze het bouwwerk hebben opgeblazen, wat vrij spectaculair moet zijn geweest omdat er nog resten granaten, niet ontplofte bommen en dergelijk oorlogstuig in en rond de boerderij aanwezig zijn geweest. In ieder geval is het keren van het water belangrijker geweest dan een vervallen boerderij met het stukje grond dat nauwelijks groter is dan 17ha. Er vallen wel veel tranen.

 

De boerderij in 1964 met links het paard Vos. De boerderij bevindt zich wel in een tamelijk vervallen staat, maar is dusdanig 'opgeknapt' dat er best in gewerkt kan worden. In de winter staat Vos binnen op de stal en ernaast staat het jongvee.
De boerderij in 1964 met links het paard Vos. De boerderij bevindt zich wel in een tamelijk vervallen staat, maar is dusdanig 'opgeknapt' dat er best in gewerkt kan worden. In de winter staat Vos binnen op de stal en ernaast staat het jongvee. Foto: ©Harm Hillinga, 1964.

 

Om bij de boerderij te komen moet je over twee sluizen lopen. Eerst de schutsluis, dan over een stukje dijk achter de sluiswachterwoning langs en dan over de spuisluis. Deze spuisluis wordt in die tijd ook wel onterecht ´oude sluis´ genoemd, maar dat komt vooral omdat er nauwelijks onderhoud aan wordt verricht en de eerste is van de twee sluizen die rond 1908 gereed is gekomen. Het gebied tussen beide sluizen is een soort (werk)eiland in de vorm van een taartpunt midden in de Westerwoldse Aa, waar behalve de woning van een sluiswachter, waar Simon en Temke de Boer met hun dochter Ina en zoon Willem wonen,  ook de houten gebouwen staan waar de sluisdeuren worden bewaard en onderhouden.

 

Loopbrug over de schutsluis, 1964.
Loopbrug over de schutsluis vanuit een andere hoek (circa 1970).
Als de loopbrug is ingetrokken kun je nog steeds de andere zijde bereiken over de sluisdeuren, voozover deze nog gesloten zijn.
Loopbrug over de schutsluis, Foto: ©Harm Hillinga, 1964. Loopbrug over de schutsluis vanuit een andere hoek, Foto: ©Harm Hillinga, 1964 Als de loopbrug is ingetrokken kun je nog steeds de andere zijde bereiken over de sluisdeuren, voozover deze nog gesloten zijn. Foto: ©Harm Hillinga, 1964.

 

Daar in Nieuwe Statenzijl heb ik de mooiste tijd van mijn leven doorgebracht. Een verhaal op zich, maar daar gaat het dit keer niet over. Het volgende epistel probeert een beeld te geven van het leven tijdens en direct na WOII opgetekend uit de verhalen zoals ik die heb gehoord en ervaren en van mensen zoals eerder vermeld.

 

De tien gezinnen, samen zo’n 35 personen hebben het in de oorlog beslist niet slecht gehad ten opzichte van de mensen in het westen van ons land en in de steden. Vaak wordt er gezamenlijk gekookt en gegeten wat het land verbouwt en het vee geeft. Honger hebben ze op Nieuwe Statenzijl dan ook niet gekend, wel eenvoud, maar dat is in die tijd gewoon. Als opa Hillinga niet voldoende haver, gerst of tarwe meer heeft, zijn er nog voldoende (zet)boeren in de buurt. Bovendien heeft bijna ieder gezin een varken en wordt er vis gevangen door Kool en Bakker. Dat zijn garnalenvissers, maar ze vangen ook wel een scharretje of bot en soms zelfs krijgen ze een steur in de netten. De vissers hebben ook voldoende zout in huis dat in grote tonnen wordt bewaard  voor het zouten van de garnalen die nog niet gekookt zijn. De vissers hebben er nog stiekem een extra handeltje bij in paling en ruilen die voor kleren en schoeisel. Hoewel dit niet zonder risico’s is, gebeurt het toch. De mensen van Nieuwe Statenzijl zijn daar aan het einde van Nederland niet echt bang en hebben lef.

 

Opa Hillinga heeft in het begin niet altijd een melkkoe staan, hij houdt het meer op slachtvee en schapen en daarom gaat men in een dergelijk geval over het trekpad langs de Westerwoldse Aa richting Nieuwe Schans waar Vieregge woont, die heeft melkkoeien.  Op zekere avond komt Tante Stiene terug van Vieregge met de melk. Hoewel het nog maar net Sperrzeit is, twee minuten over acht, wordt haar toegeschreeuwd dat  ze moet afstappen. Het is de gevreesde Hilken, de plaatselijke commandant. Met een smoesje en een vlotte babbel, want daar staat ze om bekend, redt ze de situatie en gaat vrijuit.  De commandant, die iedereen vrij goed kent in Nieuwe Statenzijl, vertelt Tante Stiene een heel verhaal over Berlijn en vraagt haar of er in Nieuwe Statenzijl nog altijd boosheid heerst over een voorval dat zich op een zondagmorgen heeft afgespeeld.

 

Dit is de originele Ausweis van mijn vader Eggo Hillinga, waarin verklaard wordt dat hij werkzaam is in de landbouw en derhalve niet ingezet wordt om 'verplichte' werkzaamheden voor de Duitsers te verrichten. Met dit bewijs kan hij ook ongestraft over de sluizen lopen naar de boerderij.
Dit is de originele Ausweis van mijn vader Eggo Hillinga, waarin verklaard wordt dat hij werkzaam is in de landbouw en derhalve niet ingezet wordt om 'verplichte' werkzaamheden voor de Duitsers te verrichten. Met dit bewijs kan hij ook ongestraft over de sluizen lopen naar de boerderij.

 

Het is op een zondagmorgen dat de mannen van Nieuwe Statenzijl de opdracht krijgen een turfschip te gaan lossen aan de laadwal. Commandant Hilken laat weten dat de inwoners als beloning ook wat turf zullen krijgen. Willem Bakker, die anders altijd even stil en rustig is, vraagt hem hoe ze te werk moeten gaan.  ‘Du einen Korb Törf un dan wir einen Korb?’ Commandant Hilken laat vervolgens zijn afkomst zien, trekt zijn revolver en richt die op Bakker. ‘Mensch, mach das du weg komst. Du konntest wohl ein Tommy sein’. Willem gaat er als een haas vandoor. De turf voor hun eigen kachel kunnen ze nu wel vergeten. De schipper houdt echter nog wat turf voor de helpers achter de hand en zo verdwijnt er toch nog wat turf in de kachels van de Statenzijlers.

 

Pa is ook lid van de luchtbescherming. De opzichter van de Stad Groningen de heer H. Noteboom die in Nieuw Beerta woont is het hoofd van de luchtbeschermingsgroep.

Pa is ook lid van de luchtbescherming. De opzichter van de Stad Groningen de heer H. Noteboom die in Nieuw Beerta woont is het hoofd van de luchtbeschermingsgroep.

 

Luchtbescherming Maatregelen om de burgers te beschermen tegen luchtaanvallen:

Een van die maatregelen is het luchtalarm: bij nadering van vijandelijke vliegtuigen beginnen sirenes te loeien. In 1938, dat even het eerste oorlogsjaar lijkt te worden, worden in Nederland de eerste verduisteringsoefeningen gehouden. Na de Duitse inval in Polen, september 1939, worden in de steden schuilkelders gebouwd, en komt rondom de steden luchtdoelgeschut te staan.

 

Luchtbeschermingsdienst:
In 1939 wordt ook de Luchtbeschermingsdienst (LBD) opgericht, een organisatie waarvan het personeel uit vrijwilligers bestaat; tijdens de bezetting wordt het personeel uitgebreid met ambtenaren. De LBD heeft tot taak de burgerbevolking te wijzen op de gevaren van luchtaanvallen, en op de maatregelen die de burgers zelf kunnen nemen om de risico's te beperken.


Verduistering:

Een belangrijke taak van de dienst wordt na mei 1940 het controleren van de verplichte verduistering. Waar een bombardement heeft plaatsgevonden kunnen LBD-leden eerste hulp bieden en assisteren bij het blussen van branden. In de bezettingstijd gaan de LBD'ers 's nachts de straat op om te controleren of de burgers zich aan de verduisteringsvoorschriften houden. Steden en dorpen moeten helemaal donker zijn, om te voorkomen dat ze als herkenningspunten voor geallieerde vliegtuigen zullen dienen.

 

Eerste hulp:

Na een luchtaanval moet de LBD eerste hulp bieden; men beschikt over EHBO-kisten, brandslangen, helmen, gasmaskers en herkenningstekens (een metalen plaatje met daarop de letters LB, dat met riempjes op de bovenarm kan worden bevestigd). De LBD heeft afdelingen in alle stadswijken en dorpen. Per 200-300 gezinnen is er een 'blokploeg' geleid door een 'blokhoofd'. Voor verzetsmensen blijkt het handig om lid te zijn van de Luchtbeschermingsdienst. Het lidmaatschap brengt met zich mee dat je 's nachts de straat op kan, wat bijna alle andere burgers verboden is. Naar aanleiding van Anjerdag, 29 juni 1940, worden in juli 1940 alle joodse leden uit de LBD gezet. Eerder al hebben joodse LBD-leden te horen gekregen dat ze 'niet meer hoefden te komen'. In een speciaal formulier hebben de LBD-leden in juni moeten opgeven of ze al of niet joods zijn. Bijna alle betrokkenen vullen die eerste 'ariërverklaring' in. De Amsterdamse dominee dr. J. Eykman is een van de weinigen weigeraars.


Na de oorlog wordt de LBD vervangen door een organisatie die sterk op de LBD lijkt: de Dienst Bescherming Bevolking, de BB. Tijdens de Koude Oorlog komt die BB in de publiciteit met wenken over wat de burger kan doen in geval van een atoomaanval. Die BB bestaat nu niet meer. De sirenes zijn er nog wel, al klinken ze anders dan de sirenes van de jaren veertig en vijftig.

 

Tante Stiene kan dit zich dit voorval maar al te goed herinneren als ze tegenover Hilken staat met de melk van Vieregge. Dan vraagt hij of Tante Stiene nog boos is over het voorval na het geval met de turf. Zelfs vraagt hij of er misschien nog turf nodig is en vertelt dat ze straks als het echt helemaal donker is maar een lege jutezak bij de achterdeur moet gaan leggen. Deze extra turf is echter helemaal niet nodig want achter de woning ligt nog zeker twee vierkante meter turf van de schipper, afgedekt met een tafel, zakken en oude kokosmatten. Ook het konijnenhok biedt enige beschutting tegen de spiedende ogen van zij die dat niet mogen zien.  Het gezin gaat die avond vroeg naar bed om de komst van een eventuele Hilken te ontwijken, maar dan zien ze hem langs de gordijnen glurend over het houten bruggetje lopen. Zijn voetstappen klinken luid in het grind van het pad als hij vervolgens een volle jutezak met turf neergelegd.

 

Eggo Hillinga in zijn jonge jaren. De foto is waarschijnlijk genomen aan de Oudedijk te Drieborg. De herkomst van de foto is niet bekend. ©Harm Hillinga
Eggo Hillinga in zijn jonge jaren. De foto is waarschijnlijk genomen aan de Oudedijk te Drieborg. De herkomst van de foto is niet bekend. Foto: ©Harm Hillinga

Meerdere malen per dag lopen opa Harm en zijn zoon Eggo over de loopbruggen of de sluisdeuren van de beide sluizen om van de boerderij naar een stuk dijk te lopen waar vee graast of andersom. Soms zijn ze samen, soms alleen. Op een goede dag loopt de jonge Eggo langs het geschut dat opgesteld staat achter het sluishuisje van de schutsluis als hij wordt staande gehouden door een soldaat. Hij mag de sluis niet over, sterker nog, Eggo wordt beetgepakt om te worden meegenomen. Opa Harm ziet alles vanuit de verte gebeuren, bedenkt zich niet en rent schreeuwend in de richting van het voorval. Altijd worden hij en zijn zoon zonder meer doorgelaten, zij hoeven hun papieren nooit te laten zien. De Duitse soldaten en vooral de wachten kennen opa en zijn zoon goed. Zo goed zelfs dat ze regelmatig een praatje maken. Opa beveelt de soldaat zijn zoon los te laten, maar de soldaat schreeuwt enkele onverstaanbare kreten terug. Het bloed van het vaderschap begint bij opa te koken en hij grijpt de soldaat bij de keel. Dan pakt hij met z’n ene hand het geweer en met de andere grijpt hij de Duitser stevig bij de haren. Het geweer valt op de grond en Eggo staat even verstijfd als opa de soldaat aan de haren boven de sluis houdt. Ver daar beneden kolkt het water. ‘Als je nu ooit nog eens het lef hebt, om mijn zoon te pakken, zal ik je laten zien wat er dan ben je gebeurt’. Zoiets schijnt hij gezegd te hebben. Dan trekt hij de soldaat toch maar weer bij de haren de sluiswand op. De soldaat grijpt zijn geweer en gaat er vandoor. De sluismeesters staan erbij te kijken en zien dat het kruis en de broek van de soldaat nat zijn…. Hoe het is gekomen weet verder niemand, maar opa is er verder niets van overkomen en Eggo is nooit weer een strobreed in de weg gelegd bij één van de sluizen.

 

In de Reiderwolderpolder worden de bewoners al vroeg geëvacueerd, dat wil zeggen dat ze zelf maar een veilig heenkomen moeten gaan zoeken, verder naar het zuiden. Ook de bewoners van het huisje bij de Tille van opa en opoe De Vries moet geruimd. Opa en opoe De Vries, (opoe heeft dan maar één been meer) en  hun jongste dochter Geertje gaan te voet naar Finsterwolde. Opa’s, zus Gepke met haar man Harm Nanninga sluiten zich bij hen aan. Zus Gepke en haar man Eggo Gernaat hebben zich ingegraven in de dijk. Bij de Tille, op enkele meters van hun huis, staat een kleine bunker die de Tille moet beschermen en nog geen vijfhonderd meter verder naar het noorden op de dijk bevindt zich Batterie Dollard Süd, zwaar geschut dat de eerste vliegtuigen moet neerhalen, die Emden proberen aan te vallen. Deze batterie bestaat uit een viertal 10.5 zogenaamde FLAK’s (Flugzeug Abwehr Kanone). De snelle opmars in Oost-Groningen wordt vooral gestagneerd door dit geschut. De zwaren kanonnen richten ook verder naar het zuiden grote schade aan. De ongeveer 2500 in het nauw gedreven Duitsers bestoken vanuit het westen, met name Hoogezand, de oprukkende Canadese troepen. De bevolking heeft hier zwaar onder te lijden. Termunten en Nieuwolda worden op last van respectievelijk de bezetters en de bevrijders geëvacureerd. Tezamen met Wagenborgen, Woldendorp, Finsterwolde en Beerta liggen zij dagenlang onder granaatvuur van beide partijen. Poolse troepen die aanvankelijk stellingen hebben ingenomen worden vervangen door Canadese eenheden. Eerst als de laatsten op 2 mei de Dollard bereiken, kan de bevolking terugkeren om in zeer vele gevallen te moeten constateren dat er was geplunderd.

 

Persoonsbewijs van Eggo Hillinga, buitenzijde.

 

De voorzijde en de binnenkant van het persoonsbewijs van Eggo Hillinga, geboren op 1 november 1920 te Finsterwolde. Het bewijs is afgegeven door de gemeente Beerta op 21 aug. 1941. Op het bewijs zijn duidelijk de verplichte vingerafdrukken te zien. Ten tijde van de uitgave woont hij te Nieuwe Statenzijl A465. De persoonsbewijs is vanaf 15 jaar verplicht.
De voorzijde en de binnenkant van het persoonsbewijs van Eggo Hillinga, geboren op 1 november 1920 te Finsterwolde. Het bewijs is afgegeven door de gemeente Beerta op 21 aug. 1941. Op het bewijs zijn duidelijk de verplichte vingerafdrukken te zien. Ten tijde van de uitgave woont hij te Nieuwe Statenzijl A465. De persoonsbewijs is vanaf 15 jaar verplicht.

 

Op een dag worden ook alle Statenzijlers uit hun huizen gehaald. SS-officieren slaan op de deuren en verschijnen voor de ramen en schreeuwen in harde taal dat iedereen de grens over moet. Daar hebben ze in Nieuwe Statenzijl nu helemaal niet op gerekend. De grens over naar Duitsland? Het is pijnlijk om te zien hoe de inwoners naar de andere kant van het kanaal worden gebracht.  Ze voelen het allemaal in hun buik als aan de Duitse kant van de Westerwoldse Aa de schepen en de vissersboten tot zinken gebracht worden. Her en der worden wallen doorgestoken en duikers kapot geslagen, wellicht stroomt het land onder water en houdt dat de geallieerde opmars tegen.

 

Op de boerderij is iedereen inmiddels ook in rep en roer. Buiten wemelt het van de Duitsers. Opa en zijn zoon bedenken snel een plan. Al het eten, de kostbaarheden, wat dekens en een aantal persoonlijke bezittingen worden op de deel  begraven. Een pas geslachte koe wordt ook mee begraven. Die zullen de Duitsers niet in handen krijgen. Maar dan worden ook zij net als alle andere inwoners van Nieuwe Statenzijl afgevoerd naar de Duitse Landschaftspolder, waar ze samen in een arbeidershuisje worden ondergebracht. Een paar mensen lopen verder en worden opgevangen door boer  Martens, die ook directeur is van strokartonfabriek De Dollard in Nieuweschans. De meesten kennen hem wel.  In de stallen wordt stro uitgespreid voor de slaapplaatsen. De Duitse Martens zorgt goed voor de mensen. Zo is er altijd voldoende voedsel, er is melk, er zijn aardappelen.  Ze weten niet hoe ze straks hun huis in Nieuwe Statenzijl terug zullen vinden. Ze weten wel dat een Duitse legermacht inmiddels bezit heeft genomen van opa’s boerderij.

 

Als het dag is gaan de volwassenen soms het land op; de kinderen blijven achter. Daar koppen ze dan de tulpen en ’s avonds komen alle Statenzijlers bij elkaar op de stallen van Martens. Daar zijn dan ook de Russische krijgsgevangenen die hier door de Duitsers te werk zijn gesteld. Deze Russen zitten hier al sinds ze in 1942 gevangen zijn genomen. Ondanks de oorlog, ondanks dat het spannende tijden zijn, spelen de Russen dan op hun muziekinstrumenten en zingen om stil van te worden. Het is ook in die sfeer dat commandant Hilken afscheid komt nemen van de bevolking van Nieuwe Statenzijl samen nog met een andere Duitse soldaat. Zij zijn ervan overtuigd dat het voor Duitsland een verloren zaak is.

 

Een luchtopname van Dollard Süd. Op de foto zijn de barakken duidelijk herkenbaar, evenals "het sprortveldje" in het midden daarvan. De gebouwtjes links op de voorgrond zullen munitieopslagplaatsen geweest zijn. Helemaal in het midden op de voorgrond zijn nog twee fundamenten zichtbaar waar de kanonnen op de zijdijk hebben gestaan. De foto is gemaakt toen het kamp in gebruk is geweest voor het onderbrengen van NSB-ers. Van dit alles is thans niets meer over, behalve het huisje helemaal bovenaan langs het pad naar het zuiden, dat in WOII een munitieopslagplaats is geweest. Het huisje is tegenwoordig ingericht als vakantiehuisje. Onderaan de afbeelding ligt dus het noorden. Bron foto: Sectie Militaire Geschiedenis Koninklijke Landmacht.
Een luchtopname van Dollard Süd. Op de foto zijn de barakken duidelijk herkenbaar, evenals "het sprortveldje" in het midden daarvan. De gebouwtjes links op de voorgrond zullen munitieopslagplaatsen geweest zijn. Helemaal in het midden op de voorgrond zijn nog twee fundamenten zichtbaar waar de kanonnen op de zijdijk hebben gestaan. De foto is gemaakt toen het kamp in gebruk is geweest voor het onderbrengen van NSB-ers. Van dit alles is thans niets meer over, behalve het huisje helemaal bovenaan langs het pad naar het zuiden, dat in WOII een munitieopslagplaats is geweest. Het huisje is tegenwoordig ingericht als vakantiehuisje. Onderaan de afbeelding ligt dus het noorden. Bron foto: Sectie Militaire Geschiedenis Koninklijke Landmacht.

 

Slechts een paar dagen daarna als het prachtig weer is, volgt een luchtaanval van de Tommies. Vooral het afweergeschut Dollard Süd in de polder wordt zwaar gebombardeerd en beschoten. In de verte zien ze dat ook Nieuwe Statenzijl wordt aangevallen. Daarbij gaat het vooral om het geschut op de sluis en de Duitse legereenheid in de boerderij. Er vallen bommen naast de boerderij van opa, doch deze wordt niet vol geraakt. Diepe kraters slaan in de grond. Een aantal bommen slaan in de grond en ontploffen niet, evenals een aantal brandbommen (zoals later blijkt). De Duitsers die in de boerderij dekking hebben gezocht raken zwaar gewond of sneuvelen. Bebloede grijpende handen zijn na de oorlog in het achterhuis op de witte muren te zien en overal liggen grote plassen opgedroogd bloed. Oorlogsmateriaal wordt achtergelaten in de kleine kelder onder de bestede die is ingestort. De regenput in het achterhuis ligt vol met eetgerei, helmen en oorlogstuig. Er is geen raam meer heel in de hele boerderij, de deuren zijn kapot, de muren staan scheef en het lijkt alsof de hele boel op instorten staat. Later blijkt dat ook dat commandant Hilken het niet heeft overleefd.

 

De boerderij in de winter 1964/65. Met op de achtergrond Nieuwe Statenzijl. De foto is genomen vanuit Duitsland naar het zuidwesten. Het ijzeren hekwerk met de knik staat precies op de grens. Het huis achter de boom aan de rechterzijde van de boerderij is het huis waar wij in de periode van december 1949 tot mei 1953 hebben gewoond. Het huis van mijn grootouders waar we in de periode van mei 1957 tot mei 1965 hebben gewoond is op de foto net niet zichtbaar door de boom aan de linkerzijde van de boerderij. Foto: ©Harm Hillinga, winter 1964/65.

De boerderij in de winter 1964/65. Met op de achtergrond Nieuwe Statenzijl. De foto is genomen vanuit Duitsland naar het zuidwesten. Het ijzeren hekwerk met de knik staat precies op de grens. Het huis achter de boom aan de rechterzijde van de boerderij is het huis waar wij in de periode van december 1949 tot mei 1953 hebben gewoond. Het huis van mijn grootouders waar we in de periode van mei 1957 tot mei 1965 hebben gewoond is op de foto net niet zichtbaar door de boom aan de linkerzijde van de boerderij. Foto: ©Harm Hillinga, winter 1964/65.

 

Op een mooie lentedag trekken veel Duitsers over de sluizen naar Duitsland. Urenlang heeft deze aftocht geduurd. Diep van binnen voelen de inwoners van Nieuw Statenzijl blijheid, maar uiten doen ze het niet, dat is nog te gevaarlijk. Oma Biene Hillinga zit voor het raam en kijkt over de straat. Uit het dijkgat doemt een legerjeep op met Duitse soldaten op de achterbank zit in het midden een jongeman in burger. Als de jeep voorbij komt, ziet oma dat het haar zoon Eggo is die achter in de jeep zit. Dit grijpt haar zo aan dat ze een zenuwinstorting krijgt. Haar hele leven lang heeft ze daar nog hinder van ondervonden. Eggo is in de polder aangehouden. Hij heeft verkering met Geertje de Vries in de Reiderwolder Polder bij de Tille en bezoekt haar daar regelmatig op de fiets. Ook dit keer fietst hij weer eens dwars door de vuurlinie heen terug naar huis in Nieuwe Statenzijl als hij plotseling wordt aangehouden en opgepakt. Gezien de gespannen situatie in de polder hebben ze heb aangezien voor een spion. Bij de sluis wordt hij uit de jeep getrokken, waar bewoners van Nieuwe Statenzijl zich ermee gaan bemoeien. Of tenslotte ‘bekende’ Duitsers een handje hebben geholpen blijft onbekend, maar na veel heen en weer gepraat wordt de dan nog jongeman die doodsbang is, vrijgelaten.

 

Deze foto is vanaf precies dezelfde plaats genomen als de vorige foto in de winter van 1964/65 vanuit Duitsland maar nu naar meer naar het zuiden. De landweg vormt hier in feite de grens. Aan de rechterkant daarvan bevindt zich het land dat bij de boerderij hoort. Op de achtergrond is te zien dat de Duitsers al een poging hebben gedaan een extra dijk aan te leggen, met een gemaal erop (langwerpig gebouwtje met drie ramen). Foto: ©Harm Hillinga, winter 1964/1965.

Deze foto is vanaf precies dezelfde plaats genomen als de vorige foto in de winter van 1964/65 vanuit Duitsland maar nu naar meer naar het zuiden. De landweg vormt hier in feite de grens. Aan de rechterkant daarvan bevindt zich het land dat bij de boerderij hoort. Op de achtergrond is te zien dat de Duitsers al een poging hebben gedaan een extra dijk aan te leggen, met een gemaal erop (langwerpig gebouwtje met drie ramen). Foto: ©Harm Hillinga, winter 1964/1965.

 

 

De munitieopslagplaats van Dollard Süd wordt tegenwoordige gebruikt als vakantiehuisje. Op het naambordje boven het rechter raam staat ook heel toepasselijk "Dollard Süd".
De munitieopslagplaats van Dollard Süd wordt tegenwoordige gebruikt als vakantiehuisje. Op het naambordje boven het rechter raam staat ook heel toepasselijk "Dollard Süd".

In de Carel Coenraadpolder is de Batterie Dollard Süd in de nacht van 24 op 25 april het zwijgen op gelegd door de Canadese Regina Rifle Regiment onder de 3rd Canadian Infanterie Division met ondersteuning van artillerie en vliegtuigen. Al vanaf 13 april verhinder deze Batterie de Poolse opmars rondom Winschoten, Blijham en Scheemda. Steeds meer  Duitse soldaten trekken zichter verder terug naar het noorden. Op het laatst komen er uit Duitsland weer veel soldaten aanlopen die onder leiding staan van SS-officieren. Deze soldaten, jongens nog, kunnen amper het zware wapentuig dat ze moeten afschieten dragen. Vanaf dat moment durft geen enkele soldaat nog  een enkele terugtrekkende beweging  te maken. Sommige Duitse jongens wagen toch een vluchtpoging over de sluizen, maar elke poging blijkt dodelijk te zijn omdat ze aan de andere kant van deze enige vluchtweg worden opgewacht door de Duitse militaire politie die onherroepelijk de opdracht heeft deze deserteurs  dood te schieten.

 

Aan de andere kant van het dijkgat naar de polder hebben de Duitsers 15 en 16 jarige kindsoldaten zich laten ingegraven in een mangat in de bermen langs de polderweg met slechts een enkel geweer, en hier en daar een pantservuist of een machinegeweer. Zij zijn het die de Canadezen en hun tanks tegen moeten houden. Maar als de tanks eenmaal de polderweg opdraaien, met een vlammenwerper voorop, blijft niet één mangat bezet met een levende Duitser. De jongens worden allemaal levend verbrand. De oorlog kent geen genade.

 

De dag erop als het stil is geworden, lopen de inwoners van Nieuwe Statenzijl naar Oude Statenzijl, waar ze hun eerste bevrijders op fietsen tegen komen met als wapen slechts een geweer en op hun baret een doodskop als embleem. In de Kroonpolder zien ze dat de korenmolen, het woonhuis en de boerderij van Udema op de dijk volledig kapotgeschoten op opgebrand is. Vlakbij ligt een Poolse tank in de sloot. NSB’er Ebels die de hele tijd in verbinding heeft gestaan met het Duitse afweergeschut heeft een van de tankchauffeurs getroffen met zijn pistoolmitrailleur. De rest van de bemanning komt er goed vanaf en neemt Ebels mee naar Drieborg. Zij zullen worden gefusilleerd en –zo gaat het verhaal- verzoeken deze om dat ook met hun kinderen te doen. Zo geschiedt. Het hele gezin komt voor het vuurpeloton te staan. De lijken worden in de boerderij gelegd, waarna deze in brand wordt gestoken. Er blijft niets van het gebouw over. Later herrijst uit de as een nieuwe boerderij, waar de familie Hektor gaat wonen.

 

Tante Stiene tilt een zware mand met pas gevangen garnalen uit de bood. Tante Stiene is 96 jaar geworden en overleden in 2006. Foto: ©Harm Hillinga, 1964.
Tante Stiene tilt een zware mand met pas gevangen garnalen uit de bood. Tante Stiene is 96 jaar geworden en overleden in 2006. Foto: ©Harm Hillinga, 1964.

De familie Bakker keert nog niet terug naar Nieuwe Statenzijl. Ze verschijnen eerst in Drieborg. Daar is iedereen gevlucht. Het vele Duitse geld dat ze er vinden is waardeloos geworden. In Nieuw Beerta vernemen ze dat tante Siene (Koolhof-Edens) en haar man Albert in de sloot voor hun huis nog bezig zijn geweest hun schuilkelder daar nog wat te verbeteren. Ze zijn dan eigenlijk al wel bevrijd, maar er zijn nog steeds schietende Duitsers. Het zal een verdwaalde kogel geweest zijn die oom Albert in zijn heup treft. Hij raakt zwaar gewond, maar overleeft. Met Siene loopt het minder goed af, zij krijgt een scherf in haar maagstreek en overlijdt in het ziekenhuis in Winschoten, waar ook Albert naar toe wordt gebracht, die uiteindelijk als weduwnaar met twee dochters achterblijft.

 

Pas een dag of tien later gaat zoon Jurrie met vader Bakker naar Nieuwe Statenzijl terug. Bi j het dijkgat liggen stapels geweren die onbruikbaar gemaakt zijn door de kolven eraf te slaan. Op de bodem van een sloot ligt nog een Duitse soldaat met zijn helm nog op en zijn armen over elkaar. Thuis is het een chaos. De kippen lopen niet meer in hun ren, maar hebben hun heil gezocht in de kamer waar ze worden aangetroffen op de vloer en op de tafel. Bij het vertrek van de Bakkers hebben ze een volle pan met boontjessoep achtergelaten. Deze is nu leeg en in de kelder worden keiharde Duitse broden aangetroffen en de weckflessen met pruimen, kersen en kruisbessen zijn door de Duitsers leeggegeten evenals de weckflessen met gezouten spek en vlees. Jurrie weet nog dat ze de kokosmatten uit de kamer later terugvinden in schuttersputjes.

 

De bevrijders hebben inmiddels Nieuwe Statenzijl ook gevonden, de bewoners keren terug en de kinderen vinden het een sport om eieren te zoeken die de vele loslopende kippen die de vrijheid hebben gevonden her en der leggen. Elk ei dat ze afleveren bij de bevrijders, die dol zijn op zo’n lekkernij, levert een sigaret op, waar ze thuis gretig op zitten te wachten.

 

De bevolking van Nieuweschans ziet er na de bevrijding vreemd uit . Zeer gemêleerde groepen repatrianten trekken voorbij. Onder de eerste transporten bevinden zich verhoudingsgewijs voor OT-ers die niet ver over de grens werk voor deze Duitse organisatie hebben verricht. Over het algemeen zien zij er nog redelijk verzorgd uit, maar naarmate de transporten dieper uit Midden-Europa komen, zien de mensen er beduidend slechter uit. De weinige uit de concentratiekampen terugkerende joden –van de 3000 eertijds in de Stad woonachtige joden komen er nog geen 200 terug- worden vergezeld door politieke gevangen, krijgsgevangenen, dwangarbeiders en in totaal rond 2500 buitenlanders, waaronder Russen, Fransen, Belgen en Polen. De joden zijn er het slechtst aan toe. Iets beter is de toestand van de arbeiders uit de voormalige Arbeitserziehungslager. Onder hen bevinden zich veel invaliden als gevolg van de welhaast ontelbare geallieerde bombardementen op de Duitse fabrieken. De eertijds krijgsgevangen genomen Nederlandse soldaten komen relatief gezien het beste uit de strijd. Afzonderlijk worden zij in georganiseerd verband naar opvangcentra in Weert of Austerlitz vervoerd. Nadat de repatrianten weer voet op Nederlands bodem hebben gezet, wacht hen allereerst de ontluizingsspuit. “Nu de Moffen zijn verslagen, begint de strijd tegen hun luizen”, heet het. Vervolgens mogen ze zich gedurende tien dagen niet wassen en ook mag men geen schoon goed aantrekken. Daarna volgt een medische keuring. De ergste ziektegevallen, open TBC, tyfus, dysenterie en zware ondervoeding gaan direct naar het quarantainekamp of naar de ziekenhuizen in Winschoten en Groningen.

 

Het wonder wil dat alle inwoners van Nieuwe Statenzijl, niet alleen de bezetting, maar zelfs de oorlog min of meer gezond hebben overleefd. Alleen opoe Hillinga valt uit de toon. Haar geestelijk vermogen is aangetast en ze zal nooit weer worden als voorheen.

 

Er valt nog veel werk te verrichten aan de huizen om ze weer redelijk bewoonbaar en schoon te maken en er moet veel rommel worden opgeruimd. Nog jaren na de oorlog vind ikzelf als peuter nog spullen onder de stoep bij de voordeur en als we voor de tweede keer in Nieuwe Statenzijl wonen, kom ik op een gegeven dag met een soort bal binnen wandelen die pa heeft opgeschept met het drinkwater voor de koeien uit de sloot achter het huis. Als ’s avonds Harm Wezeman, die dan sluiswachter is en de opvolger van De Boer, toon ik hem vol trots het ronde voorwerp. De schrik slaat hem om het hart, z’n toch al rode hoofd wordt nog roder. Hij herkent in het zware stuk ijzer een handgranaat met de pen er nog in. In de boerderij zijn wij als kinderen ook nog wel eens wezen zoeken naar oorlogstuig. We hebben nog heel wat spullen uit de waterput gehaald en hebben gezien dat de bloedsporen op de muren nooit helemaal zijn verdwenen. Bij mijn laatste vertrekt  van Nieuwe Statenzijl heb ik met een mes nog een aantal bomscherven uit de muur van de boerderij gehaald. Bij mijn laatste verhuizing in 2006 zijn deze laatste herinneringen aan de oorlog helaas ook verdwenen.

 

Tante Stiene vertelt dat ze ook veel rommel hebben moeten opruimen na de oorlog. Zo liggen in de sloot bij het huis allemaal grote ronde metalen gevallen, zo groot als een pannenkoekenpan, maar dan veel dikker. Willem is begonnen ze op te ruimen als een buurman vraagt of hij wel weet waar hij mee bezig is. Het blijken tankmijnen te zijn. In de dagen die volgen wordt er maar weinig meer geschoten. Duitsland capituleert en de geallieerde tanks die hun geschut op Emden hebben gericht keren huiswaarts. Het is weer stil geworden in Nieuwe Statenzijl. Op het einde van Nederland is ook daar de oorlog voorbij. Wat ik wel het meest opmerkelijk vind is, dat mijn ouders nooit met een kwaad woord over de Duitsers hebben gesproken. De contacten met de Duitsers vlak over de grens zijn er altijd gebleven en het zijn de Duitsers die ook kan weer met grote voertuigen de grens oversteken. Dit keer is het een zware buldog en een gigantische dorsmachine die het koren op het land komt dorsen, terwijl pa voor het zeupke zorgt, maakt moeke in de keuken een paar emmers erwtensoep klaar, die later door vader over de beide sluizen naar de harde werkers worden gebracht. Door het stof en de felle zon zie je helemaal niet dat het Duitsers zijn….

 

De boerderij te Nieuwe Statenzijl na1970. Deze is dan al niet meer in gebruik. Achter de boerderij ligt al een dijk(je), met daarvoor water. Later is de boerderij opgeblazen het het land opgehoogd. Op de achtergrond zijn nog enkele boerderijen in Duitsland te zien. Op de voorgrond: De Westerwoldse Aa die hier nog richting de spuisluis stroomt. Herkomst foto: onbekend.

De boerderij te Nieuwe Statenzijl na1970. Deze is dan al niet meer in gebruik. Achter de boerderij ligt al een dijk(je), met daarvoor water. Later is de boerderij opgeblazen het het land opgehoogd. Op de achtergrond zijn nog enkele boerderijen in Duitsland te zien. Op de voorgrond: De Westerwoldse Aa die hier nog richting de spuisluis stroomt. Herkomst foto: onbekend.

 

Noten, bronnen en referenties:

 


Noten: Geen

 

 

 

Bronnen en referenties:
1. Harm Hillinga sr., Eggo Hillinga, Geertje Hillinga-de Vries en Stiene Bakker Koolhof;
2. Jurrie Bakker, met als leidraad ‘Na Fiemel zwijgen de kanonnen voorgoed’, een krantenartikel op 1 mei 2010 in de zaterdageditie van het Dagblad van het Noorden, door Pieter Broesder die hiervoor Jurrie Bakker een interview afnam.
3. Militair gezag in Groningen: stad en provincie na de bevrijding, Johan Brand de Boer, Willem Jonkman, Groninger Historische Reeks, Van Gorcum & Comp. B.V. 1990.
4. NRC Handelsblad, 23 aug. 2003, Zaterdags Bijvoegsel.

Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.

Hoogeveen, 1 juli 2010.
Revisie: 28 september 2023.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Klik hier om naar het menu ARTIKELS te gaan.  
Klik hier om terug te gaan naar de HOMEPAGE.
Top