Groningen - Stadhuis, 1930-1938. Collectie Groninger Archieven. Bron: RHCGA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.

Ansichtkaart. Groningen - Stadhuis, 1930-1938. Collectie Groninger Archieven. Bron: RHCGA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.

 

Wederopbouw stad Groningen


Politiek en instanties zijn het niet altijd eens
Na de tweede wereldoorlog bestaat er een bijzondere staat van beleg, een soort noodbestuur, het Militair gezag (MG). Een van de laatste besluiten van het kabinet Gerbrandy II is het zogenaamde wederopbouwbesluit, van 07 mei 1945, een Koninklijk Besluit dat voorschrijft hoe de wederopbouw moet plaatsvinden. Er wordt een College van Algemene Commissarissen voor de wederopbouw ingesteld dat in principe volledige zeggenschap over de wederopbouw heeft. Later gaat dit op in het ministerie voor wederopbouw en volkshuisvesting. Ook wordt een prioriteitscommissie ingesteld die de urgentie bepaalt van de te ondernemen wederopbouw waarbij voorrang wordt gegeven aan herstel van de infrastructuur. Het College van Algemene Commissarissen staat onder toezicht van het ministerie van Waterstaat en Wederopbouw; later na de kabinetswisseling, ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw. Het overgangskabinet Schermerhorn- Drees acht het niet nodig om het Koninklijk Besluit door de (voorlopige) Staten Generaal te laten bekrachtigen. Zij ziet de wederopbouw als een nationale taak geleid door nationale rijksdiensten.


College van Algemene Commissarissen
Het College van Algemene Commissarissen heeft verregaande bevoegdheden Zo worden door gemeentebesturen geen bouwvergunningen verleend zonder goedkeuring van of vanwege het College van Algemene Commissarissen art.19 wederopbouwbesluit. In het wederopbouwbesluit wordt niet gerept over enige taak die de Gemeenten bij de wederopbouw van hun eigen verwoeste gebieden kunnen vervullen. Wederopbouwplannen behoeven geen goedkeuring van de gemeenteraden (Noodraden). Bij de beoordeling van plannen overleggen de Commissarissen met de Rijksdienst voor Monumentenzorg die ressorteert onder het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Wanneer de wederopbouwplannen niet naar wens zijn, heeft Monumentenzorg als het ware een veto recht. In het geval van Groningen gebeurt dat een paar maal.


Voor de oorlog heeft Groningen geen stedenbouwkundige dienst zodat al tijdens de bezetting besloten wordt om een adviesbureau voor wederopbouw op poten te zetten. Dit gebeurt op initiatief van Schut, directeur Gemeentewerken, in overleg met de uit het ambt gezette college en burgemeester Cort van der Linden. De stedenbouwkundige Granpré Molière wordt benaderd en hij zal deze taak na de bezetting voor de gemeente op zich nemen. Het Wederopbouwbesluit verhindert echter dat Granpré direct voor de gemeente zal werken. Hij wordt chef van het Advies Bureau voor de Wederopbouw dus niet in de eerste plaats adviseur van de gemeente maar bovenal de aan het Rijk verantwoordelijke supervisor. De nieuwe dienst is een verlengstuk van de nationale overheid. Granpré en zijn naaste medewerkers Pouderoyen en Verhagen worden betaald door Den Haag. Het Adviesbureau voor de Wederopbouw ontwikkelt de plannen en niet Gemeentewerken. De gemeentelijke autonomie komt hierdoor in gevaar.


Wederopbouwcommissie
Op 4 september 1945 roepen het college en de burgemeester de Gemeentelijke Commissie voor de Wederopbouw in het leven, kortweg de Wederopbouwcommissie. Onder leiding van Cort van der Linden beoogt deze commissie de gemeentelijke belangen te verdedigen tegen centralistische tendensen van de overheid. Men voelt zich geroepen om de burgers bij de wederopbouw te betrekken, althans zo luidt het en men neemt aanvankelijk de taak van de raad bij de wederopbouwplannen waar. In de commissie zitten vertegenwoordigers van stedelijke belangengroepen plus twee burgers, één van linkse en één van rechtse signatuur. Dit laatste om te voorkomen dat de twee burgers een meerderheid kunnen vormen, zou een kwaadwillende burger kunnen denken die voor de gesloten deuren staat waarachter de vergaderingen plaatsvinden. Granpré en van der Linden kunnen het best vinden met elkaar. Met gemeentewerken wordt geen overleg gepleegd, haar functie is secundair. Schut voelt zich buiten spel gezet, hetgeen leidt tot onenigheid tussen hem en Cort van der Linden over de uitbreidingsplannen voor het stadhuis.


Verhagen is de schakel tussen de wederopbouwcommissie en het adviesbureau; hij vertegenwoordigt de belangen van het rijk en het centralistische standpunt. Er is wel overleg met het Adviesbureau voor de Wederopbouw. Dat vindt plaats op het door het rijk gefinancierde kantoor van het adviesbureau. Daar worden ook de plannen ontwikkeld en het is de plek waar de tekeningen en schetsen worden gemaakt. Granpré, een wijs en gematigd persoon, is bereid rekening te houden met de wensen van de Wederopbouwcommissie. Hij licht zijn ontwerpen toe en neemt geuite wensen mee terug naar het Adviesbureau. Commissieleden krijgen geen plannen thuis gestuurd.


Er tekenen zich dus drie problemen af:

- er is geen gemeenteraad waardoor de burgers niet gerepresenteerd zijn,
- meningsverschil over de positie van het Adviesbureau (instrument van de rijksoverheid versus gemeentelijke autonomie en het zelfstandig maken van plannen),
- de relatie Granpré Molière, Cort van der Linden en Schut.


Noodgemeenteraad
In oktober 1945 wordt er een tijdelijke noodgemeenteraad geïnstalleerd. De verhouding tussen de Wederopbouwcommissie en de Gemeenteraad is niet ideaal. De Gemeenteraad wordt niet op de hoogte gebracht van de verschillende fasen van de plannen. Pas in februari 1946 wordt de stand van zaken bekend gemaakt De raad wordt pas op de hoogte gesteld van de wederopbouw- / uitbreidingsplannen nadat deze in een definitieve vorm zijn gegoten. De waarde van een goedkeuring door de raad is niet duidelijk. Verhagen stelt voor om de resultaten van de raadsbehandeling door te sturen naar Den Haag. Op de eerste plannen voor wederopbouw van 1946 (in september 1946 door de Wederopbouwcommissie aanvaard) komt echter kritiek uit Den Haag van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Gevolg is dat zij in deze vorm onaanvaardbaar blijkt.

Granpré Molière
De ontwikkelingen tot zover moeten worden gezien tegen de achtergrond van de verwarrende naoorlogse situatie en onzekerheid over de toekomstige hervormingen in het democratisch staatsbestel en dat geldt ook voor de manier waarop Gemeenten zullen worden bestuurd. De nood dwingt ertoe om ongekende bevoegdheden te verlenen aan de centrale overheid. Toch lukt het Granpré Molière een plan te maken dat aansluit bij de wensen van het stadsbestuur. Dit plan van september 1946 kan men beschouwen als de kern in de plangeschiedenis van de nieuwe Grote Markt. Alle latere plannen zijn afgezwakte varianten van dit oorspronkelijke ontwerp. De eerste landelijke verkiezingen worden in mei 1946 gehouden, gevolgd door die van Provinciale Staten en de gemeenteraden enkele weken later. De eenheid tijdens de bezetting blijkt slechts schijn te zijn, opgelegd door de nood van de omstandigheden. De bezetting heeft geen breuk met het verleden gebracht. De oude lijn wordt weer opgevat. Daarmee is de N.V.B. gedachte en de doorbraak mislukt.


De Gemeenteraad wint nu weer aan invloed en zij uit kritiek op de ondemocratische wijze waarop het wederopbouwplan tot stand is gekomen. De perikelen rond de dekolonisatie van Indonesië eisen alle aandacht op en lijken een blijvende centralisatie te rechtvaardigen zodat de nationale overheid niet terugtreedt en de bereidheid om grote sommen geld in de wederopbouw te steken afneemt. Het college verzuimt om de gemeenteraad volledig in te lichten over de totstandkoming van het wederopbouwplan. Dit berust op een verschil van mening over de positie van het college, Cort van der Linden ziet dit orgaan niet als een `boodschappenjongen` van de Raad, maar als leidinggevend lichaam in de Gemeente. Ook weet de Raad niets over de moeilijkheden met de Directeur van Gemeentewerken en over de positie van Granpré.


Feitelijk treft de kritiek van de Gemeenteraad geen doel; zij wordt niet gepasseerd door de Wederopbouwcommissie, noch door het College, maar door de centrale overheid. Deze rol van de overheid wordt door B&W gebagatelliseerd en buiten de Raad gehouden. Gevolg is wel dat de Wederopbouwcommissie geen rol van betekenis meer speelt na de installatie van een gekozen Gemeenteraad. Er ontstaat een wantrouwen van de Raad ten opzichte van de gemaakte plannen. Cort van der Linden blijft de plannen steunen. De Raad onthoudt haar goedkeuring aan de inmiddels gewijzigde plannen .Wat er moet gebeuren met de verwoeste delen van het centrum wordt nu de inzet van een politiek steekspel. De meningen zijn verdeeld; epigonen van Hermes wensen een centrum dat aan de legende van "Groningen als derde handelsstad" wat meer gestalte zal geven. Weer anderen stellen zich een bolwerk van geleerdheid en cultuur voor, terwijl de derde stroming een gigantisch bestuurscentrum vóórstaat, dat een nieuwe geordende samenleving moet uitstralen.


Vegter wordt aan het Adviesbureau voor de Wederopbouw toegevoegd in verband met de stadhuisuitbreiding. Hij heeft voor de oorlog een prijs gewonnen voor het ontwerp van een nieuw stadhuis in Amsterdam. Hij is deskundige voor de herverkaveling en is in rijksdienst. Later, na vaststaan van het basisplan, gaat hij over in Gemeentedienst. Aanvankelijk is hij een aanhanger van de Delftse School als bouwstijl, de richting van Granpré, doch hij "bekeert" zich later tot het zogenaamde `Nieuwe Bouwen` de richting van de vroege Le Corbusier, of ook wel functionalisme genoemd. Is Vegter een kameleon?


In 1947 wordt  er een versoberde versie van het wederopbouwplan aan de Raad voorgelegd, het Forumplan. Dit moet tegemoet komen aan alle partijen zoals de naam al doet uitkomen. Het is de laatste poging om tot een groots ontwerp in de traditie van de Delftse School te komen. De arme stedenbouwkundige Grandpré is echter als het ware in een bak met piranha's terecht gekomen, zodat uiteindelijk van zijn plannen slechts een afgekloven skelet overblijft. De gemeenteraadsleden blijven vinden dat zij onvoldoende in de plannen zijn gekend en dat zij moeten slikken of stikken. Het Forum plan wordt niet door de raad goedgekeurd. Daarnaast geeft de overheid geen toestemming voor de afbraak van nog intacte panden aan de Guldenstraat.

 

Groningen, Schildersbuurt, Westerhaven, 1951.Het schip links is de steilsteven Risico van schipper Abel Valkema.Collectie Groninger Archieven. Bron: RHCGA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.

Ansichtkaart. Groningen, Schildersbuurt, Westerhaven, 1951.Het schip links is de steilsteven Risico van schipper Abel Valkema.Collectie Groninger Archieven. Bron: RHCGA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.


Belangenstrijd
Hiermee zijn we aangeland bij de term Wederopbouw die soms verwarrend is omdat sommige nieuwbouw- en uitbreidingsplannen en verfraaiingen geen strikte wederopbouw zijn en dus door de Algemene Commissarissen niet voor een rijksbijdrage in aanmerking komen. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer een ingediend plan de afbraak van onbeschadigde panden vereist. Dan verkrijgt men geen toestemming van de Commissarissen en dus geen rijksbijdrage. De belangenstrijd spitst zich nu geheel toe op de uitbreidingsplannen voor het stadhuis. Om uit de impasse te geraken, besluit men in 1948 tot de oprichting van de Raadscommissie van bijstand voor zaken betreffende de Wederopbouw. Zij vervangt de Wederopbouwcommissie.


Doel is om overeenstemming te bereiken tussen het College en de nu bij de besluitvorming betrokken Gemeenteraad. Het is een zuiver politieke commissie, alle fractievoorzitters zijn lid uitgezonderd de CPN! Dit laatste is het gevolg van de nu opkomende Koude Oorlog en de gebeurtenissen in Praag in 1948. Deze Koude Oorlog zal de totstandkoming van het plan van de Grote Markt overheersen. Geen van de politieke partijen durft zijn handen te branden door samenwerking aan te gaan met de niet onaanzienlijke fractie van de CPN. Het vormen van een meerderheid door PVDA en CPN, die het meest voor de hand ligt, wordt onmogelijk. De dienst Stadsuitbreiding en Volkshuisvesting wordt buiten de Raadscommissie gehouden.


Het falen van het Forumplan geeft het startsein voor de gedupeerden om met eigen voorstellen te komen. De belangengroep `Comité herbouw Groningen's Binnenstad` schakelt de architecten Emck en Reitsma in, die alternatieve voorstellen vervaardigen. Het Comité is een epigoon van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Voor Tellegen geldt hetzelfde. Ook Granpré en zijn naaste medewerkers Pouderoyen en Vegter leveren alle drie schetsplannen in voor de stadhuisuitbreiding. De gedupeerden wachten niet langer af en sturen hun plannen rechtstreek naar het College van Algemene Commissarissen. Daarnaast dreigt de overheid met de weigering om nog langer op te draaien voor de kosten die het voorbereiden van de wederopbouwplannen met zich meebrengt. De greep vanuit Den Haag dreigt de invloed van de eigen Gemeenteraad te overstemmen. Men moet nu wel tot een oplossing komen. Granpré belooft het supervisorschap over de architectuur op te geven om zo een compromis te vergemakkelijken. De weerstand tegen zijn historiserende bouw stijl blijft groot. De beslissende Raadsvergadering is op 31 mei 1949. Met de motie De Jong van de CPN wordt het plan eindelijk aangenomen. De alternatieve oplossingen zijn nu van de baan.

Het stadhuis
Het élan is nu uit de plannenmakerij en de zaak wordt opgestuurd aan het College van Algemene Commissarissen. Een oplossing voor het stadhuis moet nog worden gevonden. Het zal nog drie jaar duren voordat de eerste steen zal worden gelegd. Vechter ontwerpt de nieuwe stadhuisuitbreiding. De ontwerpen van Granpré, die toch niet zonder allure zijn en de ideeën van de Delftse School hebben het nu definitief verloren van de stroming die het functionalisme, het nieuwe bouwen, voorstaat. Hoewel de aandacht voor de wederopbouw vooral op de indeling van de Grote Markt is gericht, zijn er ook nog andere gedeeltes van de stad beschadigd door oorlogsgeweld. Voor het toezicht op bouwactiviteiten is er een Supervisiecommissie in het leven geroepen die waakt over zaken die de architectuur betreffen. Leden zijn Granpré, Pouderoyen en iemand namens de Gemeente. Daarnaast is er een Bouwraad die eventuele geschillen moet oplossen en moet voorkomen dat gedupeerden opbouw plegen die niet past bij het stedenbouwkundige plan.

 

Groningen. Groote Markt met Stadhuis in 1910. Uitgever: Weenenk & Snel, Gng. 194 ; 15 6303. Bron: RHCGA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.

Ansichtkaart. Groningen. Groote Markt met Stadhuis in 1910. Uitgever: Weenenk & Snel, Gng. 194 ; 15 6303. Bron: RHCGA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.


Dienst Volkshuisvesting
Beschadigde of verwoeste percelen worden direct na de oorlog onteigend. Gedupeerden komen in aanmerking voor schadevergoeding (gebaseerd op het prijspeil van mei 1940) maar ontvangen geen geld. Het tegoed wordt ingeschreven in het Grootboek voor de Wederopbouw. Inschrijving betekent dat men een herbouwplicht aangaat. Verdere financieringsmogelijkheden zijn aanwezig. Ontheffing van herbouwplicht is mogelijk. De inschrijvingen zijn overdraagbaar. De gemeente maakt hier veel gebruik van om zo veel percelen in bezit te krijgen. Voor de overdracht van gronden is wel een raadsbesluit nodig. November 1949 vindt er een reorganisatie plaats in de Supervisiecommissie voor de Wederopbouw. Leden zijn: Dienst volkhuisvesting (Van Boven) en de architecten Van der Steur en Van Tijen. Deze vernieuwde commissie neemt het stedenbouwkundige werk van Granpré Molière over.

Dienst Gemeentewerken
De Dienst Gemeentewerken is in 1947 gesplitst in een dienst Openbare Werken en een dienst Stadsuitbreiding (1960 Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting genoemd) met Van Boven als directeur. Op initiatief van Van Tijen komt er een Adviescommissie voor Architectenkeuze (A.C.V.A) November 1949. Hierin zitten Dieperink, hoofd provinciaal wederopbouwbureau, Van Halewijn en oud-minister Van der Leeuw. Het wordt hun taak om winkeliers en andere opdrachtgevers die willen bouwen in het kader van het wederopbouwplan, te adviseren over de te kiezen architect. Formeel zijn de adviezen niet bindend doch een Oké van deze ploeg maakt een goedkeuring door de Supervisiecommissie zo goed als zeker. Deze club is voorstander van het zogenaamde Nieuwe Bouwen. In 1956 wordt zij opgeheven. Op 16 juni 1950 komt er een nieuwe Wederopbouwwet (Sts.bl. No. K260 en K236) die van kracht zal blijven tot 1 januari 1953. Hiermee vervalt het Koninklijke Besluit van 7 mei 1945.


De Gemeenten en hun diensten plannen nu de wederopbouwplannen alsmede de herverkaveling en betalingen voor geleden oorlogsschade. Het College van Algemene Commissarissen blijft de bewaking voeren over de rijksbijdragen. De positie van Monumentenzorg blijft ongewijzigd. Het College van Algemene Commissarissen gaat niet akkoord met de ombuiging van de Oude Ebbingestraat in 1950. De rest van het basisplan is goedgekeurd. De nieuwe Wederopbouwwet zal in werking komen en als er geen volledig goedgekeurd wederopbouwplan is, moet men helemaal opnieuw beginnen. B&W voelen zich weer eens in een dwangpositie gebracht. Op 3 april 1951 legt Granpré zijn functie van algemeen adviseur wederopbouw officieel neer. De Supervisiecommissie onder leiding van Van Tijen neemt zijn taak over. Het nieuwe bouwen zet door. De Algemene Commissarissen keuren de plannen goed en het definitieve plan wordt met algemene stemmen door de Raad aanvaard in 1952. Feitelijk blijven de hoofdlijnen van Granpré intact. Het functionalisme zorgt voor ruim baan voor het verkeer en de loskoppeling van architectuur en stedenbouw. De laatste wordt gereduceerd tot een discipline zonder ruimtelijke ontwerp opvatting.

 

Eén voor één verschijnen nu de nieuwe gebouwen, "Mutua Vides", een ontwerp van Vegter, als eerste in 1952. In 1953 volgt Vegters ontwerp voor de stadhuisuitbreiding. Deze wordt door Monumentenzorg afgewezen vanwege de "luchtbrug". Monumentenzorg ziet liever een ondergrondse verbinding, ook geeft men geen toestemming voor de afbraak van de Hoofdwacht. Een impasse ontstaat. In 1957 begint men maar vast met de bouw van het hoofdgebouw dat in 1962 klaar is. De bouwvergunning komt pas in 1958. In 1960 krijgt men toestemming om de Hoofdwacht af te breken hoewel het ministerie van defensie, de eigenaar, al geld heeft gereserveerd voor de restauratie! Het cultuurcentrum, aanvankelijk aan de Grote Markt gepland, wordt uiteindelijk in de Oosterpoort gerealiseerd.


Op 20 december 1957 verzoekt de Gemeente aan het Rijk haar te ontheffen van haar in 1950 opgedragen wederopbouwtaak. De geschiedenis van de wederopbouw is daarmee beëindigd.

Noten, bronnen en referenties:

Noten, bronnen en referenties:

- Tekst: Groninger Archieven, laatste wijziging 17-04-2018, 1526: Bureau wederopbouw, herverkaveling financiëring, tekeningen 1945-1951. Omvang: 3,25m standaardarchiefberging. De tekst is alleen taalkundig bewerkt voor NZD.
- Foto's: Deze hebben geen rechtstreekst betrekking op de tekst, maar dienen slechts ter illustratie. Bron: RHCGA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.

Hoogeveen, 12 maart 2025.
Redigering: René van Rijn.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Klik hier om naar het menu ARTIKELS te gaan.
Klik hier om terug te gaan naar de HOMEPAGE.
Top