Portret Johannes Eppius Huninga van Oostwold.

Kort beschrijving van Johan Huninga

 

Johannes (Johan) Eppinus Huninga van Oostwold, zoon van Eppo Aylckens Huninga van Oostwold en Etke (Etta, Ettien) Johans Engelkens, geboren te Oostwold, tussen april 1584 en mei 1584, hoogleraar, raadsheer, lid van Gedeputeerde Staten, lid van de Hoofdmannenkamer, curator van de Universiteit te Groningen, burgemeester te Groningen van 1627 tot 1638, overlijdt (hoogstens 55 jaar oud) te Groningen op 9 jul 1639 (za), begraven in de kerk te Garsthuizen.

 

Ondertrouw te Groningen op 18 januari 1623 (wo) [15]. In het DTB boek wordt de bruidegeom genoemd als Johan Huninga van Oostwold, raadsheer en de bruid Anna Maria van Starckenborch van Verhildersum en Garsthuizen, dochter van Ludolph Tjarda van Starkenborgh en Hidda Onsta. Anna Maria wordt geboren te Verhildersum in mei 1590.

 

Zij trouwen (resp. hoogstens 39 en 33 jaar oud) te Groningen op 8 mrt 1624 (ma) [15].

 

Anna Maria overlijdt op 48-jarige leeftijd te Garsthuizen op 26 jul 1638 (ma) en is aldaar begraven bij haar echtgenoot.

 

 

Persoonskaart Johannes Huninga

 


De kerk van Garsthuizen waar Johannes Eppius ligt begraven. Foto circa 2006.
De kerk van Garsthuizen is hier al in een verloederde staat. De torenspits is verwijderd omdat deze gevaar oplevert voor de omgeving.

'Uit het Oldambt bereikten de Huninga's de top. Johan Huninga behoorde tot de eerste professor van de Groninger universiteit. In 1620 verwisselde hij het professoraat voor het raadheerschap te Groningen. Daarnaast treffen we hem in 1628 aan als jonker en hoofdeling te Garsthuizen. Emmius typeert zijn familie goed, wanneer hij in 1613 schijft dat hij tot die geslachten behoort, waarvan de nakomelingen thans tot de adel behoren; zijn familie behoort echter tot de eigenerfden, die het land bebouwen. Blijkbaar werkte het oude aanzien als voormalig Oldambster hoofdeling nog zo na, dat Johan via professoraat, raadsheerschap, hoofdelingschap als jonker kon worden erkend en met een Tjarda van Starkenborgh kon trouwen' [6].

Beroepen, functies, titels

Johan
is burgemeester geweest van Groningen, professor aan de universiteit van Groningen, Raadsheer, is lid geweest van de Gedeputeerde Staten en de Hoofdmannenkamer en Curator aan de universiteit van Groningen. Ook komt hij voor als jonker en hoofdeling van Garsthuizen. Rond 1630 bezit hij het land naast de kerk van de Huningaheerd in Oostwold (BBB 115). Uit archeologische vondsten wordt verondersteld dat er mogelijk een borg op deze plaats heeft gestaan.

De eerste studenten van de  Groningse hogeschool kunnen uit een collegeaanbod kiezen dat gegeven wordt door zes hoogleraren: Ubbo Emmius (1547-1625), hoogleraar in de geschiedenis en de Griekse taal, Herman Ravensperger (1568-1625), hoogleraar in de godgeleerdheid, Cornelis Pijnacker (1570-1645), hoogleraar in de rechtsgeleerdheid, Johannes Huninga (1538-1639), buitengewoon hoogleraar in de rechtsgeleerdheid en Nicolaas Mulerius (1546-1630), hoogleraar in de geneeskunde, wiskunde en sterrenkunde. Wie de zesde persoon is wordt niet helemaal duidelijk.
Johan Huninga promoveerde tot doctor in de rechtsgeleerdheid en filosofie. Op 1 september 1613 wordt hij rector van de Latijnse school in Groningen en krijgt hij een tractement van 500 Emder guldens en vrije woning. Vervolgens wordt hij hoogleraar in rechten en wijsbegeerte aan die school op 14 mei 1614, waarvoor hij f 800 per jaar ontvangt. Bij de inwijding houdt hij een redevoering, waarin hij vooral zijn Friese afkomst naar voren brengt. Onder de zes professoren is hij de enige die uit deze provincie afkomstig is. Zijn onderwijs bestaat uit voorlezingen over het 'Romeinsche Recht'. Geschriften zijn van hem helaas niet bewaard gebleven. Wel zijn er nog twee lijkredenen die hij uitspreekt ter nagedachtenis van zijn weldoender Phebens en de edelman Frederik Coenders van Helpen. Beide redevoeringen bezitten historische waarde en geven blijk, dat de professor Johan Huninga goed op de hoogte is geweest van de geschiedenis van het gewest en die van de families Phebens en Coenders. Huninga is professor gebleven tot 1620.

 

In februari van dat jaar wordt hij benoemd tot lid van de Raad van de Stad en in de jaren 1627, 1628, 1631, 1632, 1635 en 1636 is hij burgemeester van de Stad. Verder komen we Johan vaak tegen als curator van de hogeschool en als lid van verschillende regerings- en rechtscommissies. In 1619 vertegenwoordigt hij de stad bij de koop van de heerlijkheid Wedde en Westerwolde. De oude heerlijkheid is indertijd door de weduwe van Karel van Aremberg van f 125.000 verkocht aan de Amsterdamse koopman Willem van den Hove. Omdat de bewoners van Westerwolde stadvastig weigeren hem als hun heer te huldigen en te erkennen, mede in verband met het feit dat hij geen kans ziet de koopsom bij elkaar te krijgen, verkoopt Van den Hove Westerwolde weer voor f 140.000 aan de stad Groningen. De Stad wijst nu telkens iemand uit de ingezetenen aan, die in naam wordt beleend met Westerwolde. Voor de eerste keer wordt hiervoor dr. Johan E. Huninga aangewezen. Hij heeft veel gedaan om de waterwegen naar de Stad te verbeteren en met name bij het Winschoterdiep.

 

Als Johan Huninga een plan ontwerpt om Oost Friesland in de Unie der Zeven Provinciën op nemen en afschriften daarvan onder het volk verspreidt, en vervolgens achter zijn broer Sebo gaat staan in de strijd in het Oldambt, achten zijn mederegenten de tijd rijp om Johan in 1638 uit zijn ambt te gaan zetten. Kort daarop overlijdt hij op 9 juli 1639.

 

Johan heeft een beroemd 'In Memoriam' voor Eggeric Egges Phebens (geb. rond 1556) geschreven, een bekende Groninger geschiedschrijver uit Midwolda, provinciale raadsheer en hoofdman. In dit levensverhaal documenteert hij veel over de voorouders van Eggeric Phebens, waar hij de achterneef van is. Eggerick is ook rechtsgeleerde geweest en sterft op 12 november 1615 (Kronijk van Eggerik Egges Phebens van 1565-1594, uitgegeven door Mr. H.O. Feith.).

 

Het graf van Johannes in de kerk te Garsthuizen.

Grafsteen van Johannes Eppinus Huninga van Oostwold in de

kerk van Garsthuizen.


Enkele documenten waarin hij wordt genoemd

Beerta: Fol. 6 - 23 december 619:
Johannes Huninga, der beiden recht en doctor und professor met volmacht van Eppo Aielke Huninga en Etjen Engelkens, zijn ouders, verset de heerd land in de Beerta daar Ludo Ubbens op woont, aan Ludo Ubbens, caverende voor zijn vrouw Foelke. Ten oosten Botto Hinrichs (= erfgenamen), ten westen Frans Edsens, strekkende van 't Jamme an Ulsda. Tijd: 10 jaar. Prijs: 2000 Emder gld. Getuigen: Wapko Tammens en Edsart Tammens.

 

Beerta: Fol.15 - 15 mei 1639:
De e.e. Johan Huninga van Oostwold, voor zichzelf en voor de andere geïnteresseerden van Finsterwolder en Oostwolder meer, ter ener en Jawo Louwerts, Henrijck Dercx, Nantko Waldrijcx en Mello Feckens volmachten van die Beerta ter andere zijde. Bekennende, hoe dat se nu een tijtlanck quaestie hebben gehat over de wateringe vant voorgeschreven meijr, langs de Tjamme lopende ende versegelinge daervan in februario anno sestienhondert ses ende:

1o - dat voorß volmachten haer conformieren mettet gene voor desen in febru ario anno destienhondert ses ende dertich is veraccordiert, welverstaen de soveel aengaet de uutwateringe van 't meir alleene ende van 't gene tu sschen de Hardenborger huisen ende Beerster pastorije-nije-wech is gelegen, sulcx dattet ander lant, ten noorden ende westen van Hardenborch ende suiden ende westen van voorß wech liggende, daervan sal bliven uut geslot en ende tot dien einde van welgedachte Huninga in sijn qualiteit door grontpompen eerddammen sal worden affgependet.

2o - Dat daervoor welgemelte Huninga alß voorgeschreven tot sinen lasten neemt het verdiepen van 't diep offte Tjamme van Poppo Alertslant tot aen 't Grote Diep ende sulcxa en de Beerster sijdt so veele hij tot de affwateringe van sine ende de na estgelegene Beerster landen affwateringe nodich sal bevinden.

3o - Als me de tot sinen lasten neemt het leggen van de pompe in de schuttenwech van Finserwolt gaende als hij tot doorwateringe so van sijn als der voorß Beerster landen goet sal vinden.

4o - Ende indien door dese affwateringe het meir sulcx konde afflopen dat men het voorß meir niet langer sulde mot en offte behoven te bemalen, sal alsdan welgemelte Huninga met consorten betalen behoorlijc sijlschot nae redlichheit ende qualiteit van 't lant ende lasten van dien, alles tot seggen van gode mannen elcke sijds te kiesen.

5o - Doch deses alles met dese conditie, dat door dit water die Beerster landen niet beschadiget offte met water overlopen worden, 't welck indien boven verhoop mogte geschieden, sal dien van die Beerte vrij ende op en bliven het selve recht van stouwinge offte oock dam in(?) snitinge teg ens dit meirwater, als deselve tegens de van Winschote ende Blijham, dus lange hebben gebruickt.

 

 


Zijn graf in Garsthuizen


Op het graf van Johan in de kerk te Garsthuizen staat een vrij uitvoerige tekst geschreven. Ik heb nog niemand kunnen vinden die deze Latijnse tekst voor ons in begrijpbaar Nederlands heeft kunnen vertalen:

 

 

Graf van Rembt ten Ham

Foto boven: Het graf aan de rechterkant van die van Johan Huninga is die van Rempt ten Ham is ook voorzien van diverse familiewapens, nl. Ten Ham, Itens, Tjarda van Starkenborgh, Onsta, Van Ewssum, Ingenieuland, Sickinghe, Clant, Dijma, Tho Nansum, Coenders, Van Ewssum, Doorn van Esens, Brakels, Gisens en Ten Holte.

 

 

Beatam resurrectionem hic expectant nobilissimus,
amplissisimus Iohan Huninga ab Oostwold, Dominus in Hissema,
in Dyckum et Garshusen Toparcha, Consul Groninganus, cum vixisset annos
55 et menses duos,
pie obiit Groningae anno 1639, 9 Iuliiet nobilissima castissimaque Anna Maria Tiarda Van Starckeborgh,
Domicel la in Hissema, Dyckum et Garshuisen, coniunx exoptatissima,
cum expleviss et annos 48 duosque menses, in Christo Groningae obdormivit anno 1638, 26 Iulii.
Protulit hunc prisca quae nobilitate refulsit.
E magni Hunonis nomine nata domus.
Quando tumens amasus Dullarti pepperit undas.
Terrasque infusa sorpsit avarus aqua.
Attamen ingenio genus exuperavit avorum.
Doctorumque fuit doctus Huninga stupor.
Starckenborghiacam nolo hic deducere gentem.
Vix finem longae nobilitatis habet.
Vivit post funera virtus

 

Op 14 februari 2012 krijg ik een bericht van Dolf Bijl uit Oude Pekela woont. Eén van zijn voorouders is Trijntje Berends Huninga. Hij vertelt dat hij dit artikel heeft gelezen en met Google heeft geprobeerd de tekst op de zerk te vertalen, daarbij is hij op het volgende uitgekomen:

 

'Gezegend is de opstanding van hoop in de meest nobele,
John amplissisimus Huninga van Oostwold, de Heer Hissema,
Dyckum Garshusen en de lokale gouverneurs, Groninganus consul, toen hij 55 jaar en twee maanden woonden,
Groningen zijn gestorven in het jaar 1639, 9 Iuliiet de meeste castissimaque Anna Maria Van Tiarda Starckeborgh,
Domicel Hissema in la, en Dyckum Garshuisen, de vrouw van ernstige begeerte,
expleviss 48 jaar en twee maanden, overleed in 1638 in Groningen, 26 juli.

Deze oude adel die weer scheen.
De naam van de grote Hunonis geboren uit het huis.
Als de zwelling golven pepperit Dullarti minnaar.
En land in water toegediend sorpsit hebberig.
Desondanks moet het vermogen van exuperavit voorouders.
Artsen zijn opgeleid Huninga verbazing.
Starckenborghiacam Ik wil niet dat deze natie te brengen.
Nauwelijks heeft het einde van een lange en adellijke familie.
Leven na de dood van de macht'.


Het mag duidelijk zijn dat hier nogal wat 'haperingen' in zitten. Wie maakt het af?

 

Het grafsteen van Johan Huninga is is versierd met de wapens van de families waarmee de Huninga´s gerelateerd zijn. Aan de linker kant zijn dat van boven naar beneden Huninga, Engelkens, Bunninga (dit wapen staat er dubbel op), Tiddinga, Prenger, Gockinga, Poptada en aan de rechter kant die van Starkenborg, Frylinck, Koenders, Eelts, Onsta, Tamminga, Ewsum en Rasquaert. Aan de rechterzijde van het graf is de eerste echtgenoot van Anna Maria Tjarda van Starkenborg, Rembt ten Ham begraven, net als de eerste echtgenote van Rembt, Anna Bertha van Ewsum die in 1661 overlijdt.

 

Ondertrouw van Johan Huninga en Anna Maria.
Afb. boven: De ondertrouwakte van de erentfeste Johan Hunninga van Oostwold, raadsheer en Anna Maria van Starckenborch van Verhildersum en Garsthuizen. (Ondertrouwboek Groningen 1623-1636 Collectie DTB (toegang 124) Inventarisnummer 160, folio 24).

 



Anna Maria Tjarda van Starkenborgh van Verhildersum en Garsthuizen

 

Huwelijk Anna Maria Tjarda van Starkenborgh en Johan Huninga.
Huwelijk Anna Maria Tjarda van Starkenborgh en Johan Huninga. Er is helaas (nog) geen duidelijker exemplaar beschikbaar.

Anna Maria is de Erfdochter (Heir to) Dijkemaborg in Garsthuizen. In de OTB wordt zij genoemd als 'van Verhildersum en Garsthuizen'. In de periode 1381 - 1392 is in Garsthuizen reeds sprake van een castrum (steenhuis). Rond 1400 wordt het huis genoemd als heerd op de borgstede met singels en grachten en een ossegang. In de loop van de 16e en 17e eeuw worden de rechten verkocht. In 1323 wordt een Junge Walekama als eerste genoemd en in 1394 Asego Walekama als laatste. Rond 1619 is Walkuma van Alert Gaykinga.

 

Uit dit huwelijk 6 kinderen:

 

1. Eppo Ludolph [4529], militair, ovl. voor 14 jul 1666 (wo).

2. Aylcko [4530], ovl. voor 22 jun 1666 (di), tr. te Groningen circa 18 okt 1656 (wo) met Sibranda Stachouwer [5022], dr. van Johan Stachouwer [5026] en Wijbranda Appelman [5027], ovl. op 22 jun 1666 (di). Uit dit huwelijk een dochter.

3. Hidda Onsta [4531], geb. in 1629, ovl. (ongeveer 36 jaar oud) op 2 nov 1665 (ma), otr. op 3 feb 1665 (di) Huwelijksaankondiging, tr. (beiden minstens 26 jaar oud) te Groningen na 3 feb 1655 (wo) (na 3 feb 1665 (di)) met Asinga Swier Clant [5012], zn. van Assuerus Clant Van Scharmer (Clant) [5010] en Regina Wilcken Van Osingeweer [5011], geb. in 1629, ovl. (ongeveer 36 jaar oud) op 2 nov 1665 (ma), begr. te Bierum, (Asinga tr.(2) met Sibylla van Ewsum). Uit dit huwelijk geen kinderen.

4. Etta Hunninga van Oostwold [4532], relatie met Wolter van Besten [5028], zn. van Wolter van Besten en Nn . Uit deze relatie geen kinderen.

5. Tiddo [4533], geb. circa 1634, ovl. (minstens 14 jaar oud) na 21 feb 1648 (vr).

6. Teete Huninga van Oostwold [4534], geb. circa 1628, ovl. (ongeveer 24 jaar oud) op 28 aug 1652 (wo), begr. te (Martinikerk te) Groningen.

Anna Maria Tjarda van Starkenborgh is eerder getrouwd geweest met Rempt ten Ham. De laatste is gehuwd geweest met Anna Bertha van Ewsum. Rembt ligt rechts naast Johan Huninga begraven.

 

De borg Dijkum te Garsthuizen

 

Het wapen van de Huninga´s op de grafzerk van Johannes Huninga te Garsthhuizen.
Foto boven: Het wapen van de Huninga's op het graf van Johan Huninga

In de 16e eeuw wonen onder Garsthuizen leden van het geslacht Tjarda van Starkenborgh. Deze familie is afkomstig van Rinsumageest, maar in de eerste helft van de 16e eeuw vestigt Barthold van Starkenborgh zich in de Ommelanden, vermoedelijk in verband met zijn huwelijk met Bawe Fryling. Hun eerste contact met Garsthuizen dateert, voor zover bekend, van 1538. In dat jaar verkoopt Teso Kater, hoofdeling te Grijpskerk, aan zijn zwager en nicht Barthold Starkenborgh en Bawe het zevende deel van een heerd land, geheten Itummerheerd te Gasthuizen. Misschien bezit Bawe in die tijd, die een dochter is van Lambert Fryling en Tette Kater, al een deel van dezelfde heerd. In elk geval verkrijgt hij in 1542 door ruil met Johan van Ewsum en Henryck Kater e.l. nog een part in Itummerheerd.

Barthold van Starkenborgh zal zich waarschijnlijk in Garsthuizen gevestigd hebben, hoewel hij daar niet voorkomt als hoofdeling. Hij is gestorven tussen 1561 en 1566. Zijn weduwe en kinderen zijn bekend geworden, doordat zij in 1566 een 'beeldenstorm' hebben gepleegd in de kerk te Garsthuizen. Het gevolg daarvan is, dat zij in 1568 moeten vluchten en dat hun goederen worden verbeurd verklaard. Typisch is, dat daarbij geen borg te Garsthuizen genoemd wordt, maar wel een heerd land, 45 grazen groot, in gebruik bij Dierck Jans. Bawe sterft op 30 oktober 1570 in ballingschap te Hinte in Oost-Friesland, waar een grafsteen haar nagedachtenis bewaart. Van haar kinderen is Jan of Johan de bekendste. Hij is gedeputeerde der Ommelanden en moet in 1580 opnieuw uitwijken. Na 1594 zullen de Van Starkenborghs teruggekeerd zijn.

 

 

De prachtige zerk van Bawe Fryling, gestorven op 30 oktober 1570, weduwe van Barthold (Tjarda) van Starkenborgh en in balingschap uitgeweken naar Oost-Friesland. Foto: Harm Hofman, Middelstum.

 

 

 

Het borgterrein is vóór 1972 nog zichtbaar in het landschap. De foto is het borgterrein in 1922 (Pastoor, Gron. V.A. blz. 18). Ook op deze oude foto is het borgterrein nog duidelijk zichtbaar.
Foto’s voorjaar 1920. Links vanaf het borgterrein en rechts vanaf de noordsingel in westelijke richting van Garsthuizen. De nog natte noordbinnengracht. Op de achtergrond koren- en pelmolen 'De Hoop'. Foto’s van W.F. Pastoor met op de foto’s J. Vinhuizen.

 

Vóór 1972 is het borgterrein nog duidelijk in het landschap zichtbaar, daarna is het terrein helaas volledige geëgaliseerd.Ondanks bezwaren van Gedeputeerde Staten van Groningen en de Monumentenraad is het geheel in de zomer van 1971 geëgaliseerd met als winst 0.4 ha landbouwgrond op een totaal bedrijfsterrein van meer dan 70 ha.

 

Van een borg te Dijkum of Garsthuizen wordt in de 16e eeuw geen melding gemaakt. Het eerst wordt Dijkum genoemd in 1618 in het grafschrift van Ludolf Tjarda van Starkenborgh, nl '...to Verhildershem, Dikum en Garshusen etc. jr. en hoveling'. Hij is een kleinzoon van Barthold en Bawe voornoemd. Hij trouwt met Hidda Onsta, erfdochter van Verhildersum, waar hij zich vestigt. Na hun dood in 1618 komt de heerd land met behuizing, hoften, singels, poorten, grachten te Dijkum onder de klokslag van Garsthuizen met al het huisraad op het huis te Garsthuizen bij erfscheiding aan hun dochter Anna Maria, getrouwd met Rempt ten Ham, hoofdeling te Loppersum. Zij zullen zich te Dijkum gevestigd hebben, want Rempt ten Ham compareert voor Garsthuizen op de landdag. Hij sneuvelt in 1622, waarna zijn weduwe hertrouwt met  Johan Huninga van Oostwold. Beiden zijn in Garsthuizen begraven, resp. in 1638 e 1639, als heer en vrouwe op Hissema, Dijckum en Garsthuizen. Uit haar eerste huwelijk heeft Anna Maria een zoon, in 1622 kort na de dood van zijn vader geboren en naar hem Rempt ten Ham genoemd. Deze erft Dijkum. Hij huwt in 1651 Anna Berta van Ewsum, die kans ziet hem in een 10-jarig huwelijk 9 kinderen te schenken. Zij sterft in 1661.


Rempt ten Ham is een krijgsman; hij maakt zich reeds in 1665 verdienstelijk tegenover de Munstersen en sneuvelt in 1672. In 1669 heeft hij Dijkum publiek laten verkopen. Het goed wordt omschreven als het huis Dijkumborch te Garsthuizen met het schathuis, hoven, grachten, 90 grazen land, met gerechtigheden. Koper wordt Johan Clant tot Stedum. Johan Clant, die in hetzelfde jaar Nittersum laat herbouwen, zal er niet gewoond hebben. Dijkumborg is gesloopt in een niet bekend jaar. Op de Coenderskaart staat de borg nog als eenvoudig getekend.


Volgens het klauwboek Tjassens zijn in Garsthuizen zes edele heerden, waarvan twee de Dijksterkluft, nl Hissemaheerd alias Ipemaheerd en Paelsterheerd toe Dijckum’. Dijkum is vlakbij Hissemaheerd. De verhouding tussen Dijkum en Hissema is niet duidelijk.Omstreeks 1733 is Peter Harms getrouwd met Venje Jacobs de beklemde meijer op Hissemaheerd. Het eigendom van de landerijen is inmiddels door vererving overgegaan van de familie Clant naar de familie Rengers. Wanneer de landerijen uiteindelijk vrij en eigen worden is onbekend. In 1758 kopen de voogden van de kinderen van wijlen Fokke Heeres, bakker te Garsthuizen en Grietje Clasen uit Westeremden, van Peter Harms het beklemde eigendom van 8½ grazen land gelegen aan de oostzijde van de Dijkumerweg.
In 1760 koopt hun zoon Claas Fockes (eind 18e eeuw kerkvoogd te Garsthuizen), getrouwd met Hilje Nannincks uit Noorddijk, van Peter Harms de nabijgelegen boerderij Hissemaheerd met beklemde landerijen.

 

Tot de landerijen behoort ook de voormalige borgstee Dijkumborg. Het totale oppervlak van de landerijen is 49 grazen. Claas Fockes verkoopt in 1824 de boerderij aan hun zoon Nanne Klaassen Bos getrouwd met Janna Jacobs Bousema. De weduwe doet in 1873 de boerderij over aan hun dochter Cornelske Nannes Bos getrouwd met Wiebrand Jans Bos. In 1884 wordt de boerderij verkocht aan Menne Pieters Nanninga getrouwd met Aaltje Melles Nieveen. De verkoop is al gesloten wanneer Menne en Wiebrand, bij een uit de hand gelopen ruzie tussen elkaar, het leven verliezen (bericht Leeuwarder Courant 3 oktober 1884). De weduwe Aaltje betrekt met haar jongste zoon de boerderij. In 1898 worden boerderij en landerijen publiek verkocht. Eigenaar wordt Berend Klaassen Westerdijk getrouwd met Trijntje van Niejenhuis. Zij vergroten het bedrijf in 1909  door aankoop van land met daarop het inmiddels gesloopte boerderijtje in de hoek van de Dijkumerweg. In 1958 gaat de boerderij over in handen van Jans Westerdijk getrouwd met Grietje Cornelia Bolt.

 

Tijdens hun boerenbedrijf wordt de ingrijpende ruil- en herverkaveling uitgevoerd. Hun zoon Berend Jan Westerdijk getrouwd met Jantina Attje Luitjens gaat later op de boerderij wonen. In 1998 wordt het grootste deel van het land verkocht aan hun zoon Berend Johannes Ulfert Westerdijk getrouwd met Janke Diewerke Bouwsema.

 

 

De kerk van Garsthuizen in betere dagen.
Foto boven: de kerk te Garsthuizen aan het begin van de 20e eeuw.

 

In een aantal gevallen is de plaats van een verdwenen borg aan de hand van een gracht en borgstee nog vast te stellen. Zo ook met de plaats van de voormalige Dijkumborg, waarvan de samenstellende delen van de aanleg zich tot 1971 zonder moeite in het terrein lieten herkennen. Het betreft een terrein bestaande uit een centraal gelegen borgstee, een binnengracht, een wal of singel en een buitengracht (kadastrale percelen, gemeente Stedum, sectie D 2, nrs. 289, 290 en 291).

 

Hoe ver de geschiedenis ter plaatse teruggaat is niet met zekerheid te zeggen. Dat er echter redenen zijn om aan te nemen dat het terrein van de Dijkumborg reeds vóór historische bronnen hieromtrent iets vermelden een functie heeft gehad, blijkt uit de geografische situering, de aanwezigheid van de wal of singel en de hoge ligging van de borgstee. Ook de afmetingen van ter plaatse gevonden kloostermoppen 30 x 15 x 10 cm wijzen in deze richting. Deze dateren uit de tweede helft van de 12e eeuw en behoren tot de alleroudste bekende bakstenen.

 

 De naam Dijkum

 

Dijkum of Dikum, een gehucht bij Garsthuizen in Fivelingo, moet onderscheiden worden van Deikum, een gehucht bij Pieterburen in Hunsingo. Het eerstgenoemde wordt uitgesproken als Dikum, het laatstgenoemde als Daikum. De oorsprong van Deik in Deikheim of Deikum is onbekend, maar Dijkum (Dijkheim, Dikheim, Dikeheim of Dikaheim) is het heim van Dike. De Friese mansnaam Di of Dy of Dye, die nog in Friesland voorkomt, heeft Dike als verkleinvorm, en dit Dike is nog heden, vooral in Oostfriesland, een algemene mansnaam. Van deze naam zijn de geslachtsnamen Dikena, Diken, Dijken, Diekens, Dijkema, Dijkama, Dijkma, Dijksma, Dikema, Dikken, die alle in de verschillende streken van Friesland voorkomen, Dikkens (in Holland), Dickens, Dykings, Ditchling, Diceling, Dycing (in Engeland) afgeleid en tevens de plaatsnamen: Dikeningen, een voormalig klooster in Drenthe; Dikenshoff, een sate bij Wirdum in Oostfriesland; Diken, een gehucht bij het dorp Pakens in Östringen; en Diekhusen, een gehucht bij het dorp Minsen in Wangerland (de beide laatste in het Oldenburger Friesland).

 

 Het steenhuis

 

Het westelijk gelegen Garsthuizen ontstaat aan het einde van de 12e eeuw na de aanleg van de Fiveldijk in 1192. Het dijkenpatroon rond de Fivelboezem laat zien dat de plaats van het borgterrein tussen twee zeedijken ligt, te weten de toenmalige westelijke dijk van de Fivelmonding en een slaperdijk. Dit onderstreept de strategische betekenis toendertijd van de plaats van de latere Dijkumborg.

De ligging aan de nog open Fivel strookt geheel met die bij sluizen, kruispunten van wegen, aan zee en dergelijke waar doorgaand verkeer kan worden gehinderd of geblokkeerd en welke in deze periode karakteristiek is voor een zogenaamde chateau à motte. In het onderhavige geval kan de toegang tot de haven van Westeremden voor schepen worden belet. De verhoogde borgstee op het terrein van de Dijkumborg doet vermoeden dat ook hier sprake is geweest van een dergelijke chateau à motte, dat wil zeggen de bouw van een versterking op een omgrachte ronde heuvel.

 

Deze versterking heeft zeer waarschijnlijk de vorm gehad van een steenhuis (de oudst bekende borgvorm) bestaande uit een eenvoudig gebouw met zeer dikke muren en kleine vensters, geheel op de verdediging ingesteld. Hoelang ter plaatse een dergelijk steenhuis heeft gestaan, is onbekend. De inpoldering van de Fivelboezem en de toenemende invloed van de stad Groningen zal tot het verval van het steenhuis hebben bijgedragen.

 

Tekening van Stellingwerff van de Boukumborg.
Afb. boven: Tekening van Stellingwerff van de Boukumborg. De borg Dijkum is vergelijkbaar met die van de Boukemaborg.


 

Het is denkbaar dat bij de thans bekende aanleg van de Dijkumborg de aanwezigheid van het naastgelegen dijklichaam een rol heeft gespeeld. Wellicht vormt dit een uitgangspunt voor de aanleg van het circa 55 m brede westelijke walgedeelte. De voor het noordelijk en zuidelijk walgedeelte benodigde grond zal verkregen kunnen zijn bij de afgraving van het overige dijklichaam. De grond van de verhoogde borgstee en wallen bestaat uit zand. De nieuwe vorm die men aan het terrein geeft is in overeenstemming met de algemene aanname dat men bij de nieuw- of verbouw van borgen eind 15e, begin 16e eeuw door het rustiger worden der tijden hogere eisen aan de woning gaat stellen dan enkel verdedigbaarheid.

 

 Het borgterrein beslaat ongeveer 145 x 120 meter. De afmetingen van de borg zijn 46 bij 24 meter. De Dijkumborg heeft een rechthoekige vorm gehad met mogelijk één of twee verdiepingen en op elke verdieping drie of meer ineenlopende vertrekken. De borg komt aan drie zijden uit het water op behalve aan de voorzijde, waar een voorterrein of terras ligt. In de noordelijke hoek zijn drie keldergewelven, mogelijk uit de tijd van het steenhuis afmetingen van in totaal 8 x 12 meter. Er zijn twee ronde torens aan elke kant één. Een 8 m  breed gedeelte van het voorplein aansluitend aan de borg is ommuurd. De borgstee en de singels steken meer dan 2 meter boven het maaiveld uit. De borggrachten zijn uitgegraven tot ongeveer 1½ meter beneden het maaiveld. De binnengracht is dieper dan de buitengracht. De binnengracht is omstreeks 10 meter breed.

De borg

 

Plattegrond van de borgstee.

1. Borgstee. 2. Hissemaheerd, 3. Weg naar Garsthuizen
4. Dijkumerweg. 5. Weg over Wijnjetil naar Zeerijp.
6. Garsthuizer Maar.

Het is niet onmogelijk dat de uiteindelijke keuze van de plaats voor de bouw van de Dijkumborg (vermoedelijk in de 16e eeuw) bepaald is door de nog zichtbare overblijfselen van de voormalige borgklip. Het landschap ter plaatse heeft zich inmiddels sterk gewijzigd. De Fivel is dichtgeslibd en Westeremden kent geen haven meer.

 

Ook hebben de hier gelegen dijken hun oorspronkelijke functie verloren en zijn wellicht reeds geheel of gedeeltelijk afgegraven. Uit welke periode de rechthoekige vorm van wal en grachten van de Dijkumborg dateert is niet met zekerheid te zeggen. Het voorbeeld van de Onstaborg te Sauwerd, die volgens de kaart van Haubois uit 1641, in die tijd zijn rechthoekige vorm van terrein en grachten nog niet kent, laat zien dat deze nog in de 17e eeuw kan zijn ontstaan.

 

De grond uit de grachten is vermoedelijk verticheld. Aan de zuidwestzijde op de hoge singel heeft een gebouwtje gestaan met veel misbaksels en aan de noordoosthoek veel pannenmateriaal. Het plein of terras is met een borstwering omsloten geweest en kan op de hoeken voorzien zijn geweest van een stenen wachthuisje. Een brug zal toegang hebben gegeven tot het voorplein. In de richting van de Hissemaheerd bevinden zich restanten van een schathuis en een koetshuis.

 

De aanleg van de Dijkumborg met de twee ronde torens doet sterk denken aan de naburige Boukumborg te Leermens, met als voornaamste verschil het bestaan van het voorterrein. De aanleg onderscheidt zich verder nadrukkelijk van die van andere bekende borgterreinen in de provincie Groningen, waar nimmer sprake is geweest van een verhoogde borgstede of een hoge singelwal.

 

Garsthuizen nu


Garsthuizen is een actief dorp gezien haar economische bedrijvigheid. Het dorp telt slechts 250 inwoners maar heeft wel een eigen bedrijvenvereniging. Weliswaar ondernemingen in de categorie midden en klein-bedrijven, maar toch heel actief in een klein dorp. Inwoners van Garsthuizen zijn voor de eerste levensbehoeften aangewezen op Loppersum of Uithuizen. Het dorp heeft een karakteristiek uiterlijk en er is veel groen in en om het dorp. De knotwilg is een bijzonder kenmerk van de beide dorpen. Binnen de bebouwde kom staan ongeveer 90 woningen. Er is geen plan of mogelijkheid dat er nog nieuwe woningen bijgebouwd mogen worden. Slechts vernieuwen van bestaande woningbouw wordt toegestaan. Het dorp ligt pal aan de N46 (Groningen-Eemshaven) en op een afstand van 20 (auto)minuten vanaf de stad Groningen.

 

Historie Garsthuizen


Garsthuizen komt van grashuizen. Dit vanwege de weelderige groene weiden. Ook wordt wel beweerd dat de naam Garsthuizen komt van: huizen op gars- of geestgronden. Met zijn hoogte, half schoorwal, half wierde of dijk min of meer aan elkaar verbonden tot een allereerste dijk. Deze dijk heeft dienst gedaan de aangeslibde gronden van de Fivelboezem in te polderen. Monniken van de abdij Feldwerth leggen het Garsthuizer voorwerk aan.


Er zijn twee borgen geweest. De Walkumaborg (de Oude Wielkam) is ingesloten geweest tussen Nieuwstad en Symensoord. Deze borg moet in de dagen van de Vetkopers en Schieringers zijn fgebroken en na 1400 zijn herbouwd op de plaats waar nu de boerderij de Karshof zich bevindt aan de Karshofweg. In de 17e eeuw woont daar de familie Cather. De borg wordt in die tijd de Catershof genoemd en uiteindelijk verbasterd tot Karshof zoals het nu heet..

 

 

Molen de Hoop te Garsthuizen.
Afb. boven: Er zijn 2 molens geweest. De molen De Hoop aan de Smydingheweg staat er nog. Dit is een koren en pelmolen. Het is inmiddels de 3e molen die op deze plek staat en de laatste dateert van 1839. De ander molen is een zogenaamde roggemolen en heeft in het buurtje Meulenhorn ter hoogte van de Smydingeweg 22 gestan.

 

 

De andere borg in Garsthuizen is dus de Dijkumerborg geweest. Dit is eerst een steenhuis geweest en moet er reeds hebben bestaan in de 14e eeuw. De Dijkumerborg ligt in vroegere tijden ten oosten van het dorp. De (straat-)naam Dijkumerweg herinnert er nog steeds aan.


Garsthuizen moet reeds in de middeleeuwen een typische dorpskerk rijk zijn geweest. Enige informatie daarover is een tekening uit 1824. Op een plattegrond van Garsthuizen is de kerk getekend. De oude kerk is in 1871 gesloopt om van de vrijkomende stenen wegen aan te leggen. Van de opbrengst van de stenen heeft de Garsthuizer gemeenschap vrijwel een nieuwe kerk kunnen laten bouwen. Er komt een kleinere kerk voor in de plaats. Meer over de kerk van Gasthuizen is verwoord in een afzonderlijk artikel.

 

 

Lucia Barthelts

 

Rest het graf aan de linkerzijde van Johan Huninga. Het betreft het graf van een zekere Lucia Barthelts. In de denkbeelden van weleer past zijn uitstekend naast Johan Hunninga omdat zij namelijk 'de eer ende deughtrycke huisvrouwe des e pastores, Johannis Sasmeshuisen' is geweest. Verder lezen we op haar graf dat zij is op 1 maart is overleden op een leeftijd van 72 jaar, wat in die tijd behoorlijk oud is geweest.. Tot slot wordt nog vermeld: 'saelich in den Heere onslapen verwachtende hier eene vroolicke opstanding in Jesu Chrosto'. Johannes Sasmeshusen is in die dagen ook een man van betekenis geweest is is ook in de kerk begraven. Op zijn grafzerk wordt hij beschreven als 'theologus solide doctus literator et poeta eximius'.

 

Deze Johannes Sasmeshusen komen we rond 11 maart 1661 ook tegen te Loppersum, als wordt geschreven 'art. 2. Schoolmeesters, moogen wel uit de diaconie profijt trecken voor de institutie, van der armen kinderen als streckende tot becledinge en vercieringe van haere zielen'. Verder staat er: 'Dit advies eenes Erw. classis Mester Hendrik voorgelesen sinde gelijck hem of hi wat rustiger was, maer claegde dat pastoer hem hadde gesegt dat hi pastoer niet wiste waeromme hij den school mester het schoelgelt misgunde of het moste wesen dat het mester Hindrik speet dat hi geen school mester waere geworden. Heeft pastoer daer in vergaederinge niet alleen bekende maer repeteerde geeft mij andere reden waerom niet een van den ouderlinge diaconen huissman ambachtsman in de gemeente daer over swarigheit maekt als gi allene oft het moet darom wesen, waerop mester Hindrik stil steigerende gink ter kercken uit en ontstak hem vant H. avontmael.'

 

Hij komt dan voor als 'p t class[is] Loppersum[anae] praeses' terwijl dan Richaerdus Matini 'p.t. scriba' is.

 

Ook in Krewerd is de familie Sasmeshusen kerkelijk bekend. Op 25 mei 1658 staat er in het kerkeboek aldaar geschreven dat Gretien Sasmeshusen en anderen op 25 mei 'sijnde Pinxterdach hebbe ick nae gedaane visitatie ende proefpredicatie met deese naevolgende ledematen het aventmail des Heeren geholden'.

 

 

 



 

 

Woordverklaringen:


Hoofdmannenkamer:. De Hoofdmannenkamer of Hovetmannenkamer was het hoogste rechtscollege van de Groninger Ommelanden tussen 1560 en 1749. Dit rechtscollege kwam voort uit de Gemene Landswarf en bestond uit vertegenwoordigers uit de Ommelanden en afgevaardigden van de stad.
Erentfeste: [oudtijds] ) groot-achtbare, (eeretitel).Erenfeste komt in die tijd wel vaker voor bij ingezetenen van hoger komaf. Erenfeste is géén titel.
Curator: bestuurder, lid van het curatorium (raad van toezicht, meestal aan een universiteit of hogeschool).
Steenhuis: zie Woordverklaringen.

 

 

 

Bronnen:


01. A. Pathuis, Groninger gedenkwaardigheden, teksten, wapenen en huismerken.
02. DTB boek Loppersum, Doop- en trouwboek, Groningen, van 1634 tot 1801 (21 jan 1708 (za).
03. Stamboom A.Redmeijer-Zuur, Redmeijer.
04. Familieboek Elema; Gr. Alm (Groninger Almanak).
05. BBB: Boerderijenboek in het Wold Oldambt.. De overige bronnen/referenties staan in de tekst vermeld.
06. De Ommelander Borgen en Steenhuizen, Dr. W.J. Formsma, R.A. Luitjens-Dijkveld Stol en A. Pathuis, Assen, 1973.
Betreft een citaat van Emmius uit: "H. Brugmans en F. Wachter, Briefwechs el des Ubbo Emmius, Aurich 1911, II, blz. 160".
07. J. Vinhuizen en G. A. Wumkes, Dijkumborg en haar bewoners. Gron. V.A. 1922 blz. 1. Over de Beeldenstorm.
08. Kleijntjens S. J., Beeldenstorm in Groningen en in .,de Ommelanden" Arch. Aartsb. Utrecht 67 blz. 171.
09. Chris van Dijkum. De geschiedenis van het steenhuis en de borg te Dijkum, 12 juli 2009.
10. Gemeente Loppersum. Wonen in Garsthuizen.
11. De website van Garsthuizen (Tjerk Bos ) (Anno 2020 bestaat deze website niet meer).
12. Stichting restauratie kerk van Gasthuizen.  (Anno 2020 bestaat deze website niet meer).
13. Draag een steentje bij aan de restauratie van de Gasthuizer kerk. (Anno 2020 bestaat deze website niet meer).
14. De foto's van de graven zijn speciaal voor dit artikel gemaakt door Jan Roelf de Vries uit Garsthuizen.

15. Ondertrouwboek 1623-1636, archiefnummer 124, Doop-, trouw- en begraafboeken enz. in de provincie Groningen, inventarisnummer 160, blad 24 Gemeente: Kerkelijke gemeente - Groningen, 18-01-1624..


 

 


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl.
Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen.
Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen...geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres.
Laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek.
Hoogeveen, 20 november 2010
Update: 20 maart 2012
U[date: 11 februari 2020
Samenstelling: © Harm Hillinga
.
Menu Artikelen.
Terug naar de HomePage.
Top