Majoor Sebastiaan Jan Wesselink
De geboorte en jeugd
Dit verhaal begint op 6 mei 1868, als de commies Jan Hermannus Wesselink en Geertruida Bontkes in Bellingwolde in het huwelijk treden. Ruim een jaar later, op 22 juli 1869 om acht uur ’s avond, bevalt Geertruida van de hoofdpersoon van dit verhaal. In het bijzijn van de veldwachter en een collega commies doet Jan Hermannus aangifte van de geboorte van zijn zoon. Hij krijgt de naam Sebastiaan Jan. Ruim een jaar later, op 10 december 1870 wordt broertje, Jan Sebastiaan geboren. Weer enige tijd later wordt vader Jan Hermannus in Beerta als commies aangesteld. Het jonge gezin verhuist naar deze plaats en hier worden op 24 maart 1874 Sebastiaan Jans zuster Catharina Maria op 13 december 1876, zijn tweede zuster Maria Catharina, en op 11 oktober 1879 zijn derde zus, Alberta Telena geboren.
Het begin van een militaire carrière
Bij het instructiebataljon
Twee maanden na zijn vijftiende verjaardag begint Sebastiaan Jan aan zijn militaire carrière. Hij heeft zich blijkbaar tot doel gesteld om officier te worden. Aangezien hij niet de juiste papieren heeft om zich aan te melden bij de KMA[6], moet hij dit via een omweg zien te bereiken. Net als vele anderen kiest hij ervoor om eerst de onderofficiersopleiding aan het Instructiebataljon te volgen. Deze zal hem vervolgens toegang geven tot het toelatingsexamen voor de officiersopleiding bij de zogenaamde Hoofdcursus.
Bij de hoofdcursus
Op maandag 1 oktober 1888 begint hij samen met Muijser aan zijn opleiding tot 'officier van de tweede weg' bij de Hoofdcursus in Kampen onder kapitein J.T.T.C. van Dam van Isselt. Sebastiaan Jan heeft gekozen voor de opleiding tot infanterie-officier terwijl Muijser voor de opleiding tot officier 'der administratie ter lande' heeft gekozen. Alhoewel Sebastiaans opleiding tot officier nu dus echt begint, wordt hij pas per 6 oktober 1888 tot sergeant bevorderd en formeel vanuit het instructiebataljon geplaatst bij het 7de regiment infanterie te Amsterdam. Hij is dan 19 jaar en gegroeid tot een lengte van 1,72 meter.
Een jaar na de hoofdcursus
Na een detachering van 2,5 maanden en een verlof van veertien dagen keert hij op 1 oktober 1889 terug in Kampen. De dag begint voor de meesten om negen uur 's morgens met een bijeenkomst in de kantine. Hier kunnen de eerstejaars en de tweedejaars met elkaar kennis maken, terwijl vriendschappen van oud klasgenoten kunnen worden aangehaald. Ook is er de eerste bijeenkomst van Excelsior en het geheel wordt omlijst met muziek. De volgende dag worden de boekenlijsten uitgereikt en worden de bepalingen omtrent het al dan niet dragen van het B.M. en het roken toegelicht. Ook de kapitein-directeur houdt een toespraak. Op 3 oktober beginnen de lessen. In de avond wordt het nieuwe bestuur van Excelsior gekozen en wordt er door de voorzitters en erevoorzitter van de Letterlievende Vereniging een speech gehouden.
Op 15 november wordt er een defilé gehouden voor de jarige opperbevelhebber. De lansiers paraderen bewapend met een keu en gezeten op de schouders van een andere tweevoeter en Van Den Bosch draagt een dichtwerk voor. Zoals elk jaar, wordt ook dit jaar het Sinterklaasfeest gevierd. Er is die dag geen oefening en ’s avonds rond elf uur doet de Sint met zijn Pieten zijn intrede in de mooi versierde kantine. Terwijl zijn Pieten onder de aanwezigen kleine 'sintjes' uitdelen, spreekt de Sint zelf de zoete kinderen toe en geeft hun een presentje. Gedurende de rest van de avond wisselen muziek en surprises elkaar af, wordt er een goochelvoorstelling gehouden en wordt onder leiding van het hoofd van de 'St. Nicolaas fuiffeestvieringscommisarissen' een revue artistique gehouden. Ook zullen de aanwezigen niet snel het ballet van de 'dames' Giroflée en Girofla vergeten. Als snel komt dan Kerst en het verlof in zicht. Dit jaar is het verlof van 24 december tot 2 januari.
Na hun terugkeer in de kazerne, verschijnt op 12 januari 1890 het jaarboekje en op 3, 4 en 5 februari worden de algemene verjaringen gehouden. Hierbij wordt gevierd dat mensen hun 1000ste levensweek hebben bereikt en worden anderen in biljartlakens onder een waterfilter gehouden. Kort daarop, op 19 februari viert men de verjaardag van de koning. Er vindt een parade op de IJsselkade plaats. Verder is er een maaltijd, muziek en wordt in de groen versierde gymzaal de operette 'De Doge van Venetië opgevoerd'. Ook is er weer ballet, treden er vier Polen op en verschijnt 'die keetgesellschat' op het podium. Er wordt ook een dankbetuiging uitgesproken voor het laten verschijnen van het jaarboekje en na het appel wordt dan uiteindelijk de gymzaal weer vrij gemaakt. Hierna verandert de dagelijkse gang van zaken op de Hoofdcursus volkomen.
Nieuwbouw
Op 21 februari 1890 wordt daadwerkelijk begonnen met een uitbreiding van de gebouwen. Die dag sloopt men een tuinmuur, een deel van de HBS, de politiekamer en de wacht. Op dinsdag 7 maart brengt men het nachtleger van de gebouwen aan de Korenmarkt over naar de kazerne van het Instructiebataljon. De leerlingen volgen om 's middags om half vier. Nu is er ook ruimte voor de verdere sloop. Op 20 maart wordt de oude wacht gesloopt en op 23 maart is de tuin in één grote ruïne veranderd.
Mogelijk vindt de leiding dat er toch te veel gebruik gemaakt wordt van de kantine. Per 31 mei wordt er een bonnensysteem ingevoerd. Vanaf dan treft men iedereen daar met zijn kantineboekje aan. Ook voert men een middagappel in. Vele cursisten kunnen hier echter moeilijk aan wennen en vergeten dit appel nogal eens. Dit ongerief wordt echter al snel vergeten als op 3 mei het bericht binnen komt dat studiegenoot J. Eikenberg in het ziekenhuis van Kampen is overleden. Op 7 mei wordt hij gedurende een plechtige ceremonie begraven. Er worden drie kransen aan het graf gelegd en de kapitein houdt een toespraak. Op 8 mei worden de boeken van de overledene in de kantine verkocht.
Kort daarop kan echter alweer gevierd worden dat de koning de troon heeft bestegen. Dit wordt op 12 mei gevierd met een parade op de Zandberg en een toespraak van de commandant. Verder is heel Kampen versierd en brandt er ’s avonds feestverlichting in de straten. Op 14 mei houden de officieren een serenade voor de overste. Zij worden begeleid door muziek van het Instructiebataljon.
Rond 20 mei is de sloop gereed en kan worden begonnen met het hijen voor de nieuwbouw. Het bouwterrein wordt hierdoor verboden gebied voor de mensen van de Hoofdcursus.
Op 4 juni laat Sebastiaan Jan, samen met zijn klasgenoten de gebouwen van de Hoofdcursus echter kort achter zich. Zij betrekken dan, zoals elk jaar, het kamp in Oldenburg in Duitsland om daar schietoefeningen van de artillerie bij te wonen. Op 7 juni keren zij weer terug. Dit lijkt deel uit te maken van de afsluiting van de studie.
Ook zullen de meeste afgestudeerden de laatste weken bezig zijn met het regelen van hun officiersuniform. Aangezien zij daar zelf voor moeten zorgen, zullen de meesten zich hebben gewend tot een particuliere uniform kleermaker. Op 29 juni worden de tweedejaars afgepresenteerd in de schermzaal. ’s Avonds wordt dit gevolgd door een afscheidsfuif waarbij naast muziek van het stedelijke muziekkorps ook toespraken worden gehouden. De vereniging deelt aan de vertrekkende personen een aandenken uit.
Als officier aan de slag
Op 1 juli vertrekken de afgestudeerden naar hun regiment terwijl pas op 23 september het schriftelijk deel van het eindexamen wordt afgenomen. Op 17 november 1890 gaan de wegen van Muijser en Sebastiaan voorgoed uit elkaar. Terwijl Muijser naar het 1e regiment vestingartillerie in Amersfoort vertrekt, verlaat Sebastiaan Jan formeel de Hoofdcursus. Hij wordt bij het 6e regiment infanterie in Breda onder luitenant-kolonel A.A.F. Lanzing beëdigd tot officier in de rang van 2e luitenant. In de krant valt te lezen dat dit gebeurt vanuit het 7e regiment.
Op 4 december schrijft Sebastiaan zich vanuit Amsterdam in op de St. Jansstraat A 490 te Breda. Hij lijkt hier het appartement over te nemen van de onderwijzer Franciscus Burger. De tijdslijn wijst erop dat hij mogelijk vanuit het 7e regiment gedetacheerd is geweest bij de Hoofdcursus en/of dat hij daar zijn 'stage' van enkele maanden voor de Hoofdcursus heeft gevolgd. Begin december voegt zijn klasgenoot, de van de Genie afkomstige G.C.A. Harsveldt, zich ook bij het regiment in Breda.
Op 17 juli 1891 om zes uur 's avonds wordt de familie Wesselink getroffen door het overlijden van zijn pas 20-jarige broer Jan Sebastiaan in Obergum bij Winsum.
Op 23 mei 1892 staat in het 'Nieuws van de Dag' dat Sebastiaan Jan samen met Harsveldt is overgeplaatst naar het 5e bataljon van het 6e regiment in Geertruidenberg. Mogelijk leert hij hier Aart Balthazar Knook kennen, die al sinds 1889 bij het regiment is gedetacheerd en waarmee Sebastiaan Jan in 1901 een boek zal publiceren.
Op woensdag 1 november keert hij terug naar zijn bataljon. In december krijgt hij een nieuwe regimentscommandant in de persoon van luitenant-kolonel C.O. van Kesteren. Een jaar later, op 4 december 1893 lezen we in de krant dat Sebastiaan tot 15 december in Delft gedetacheerd is voor het volgen van een technische cursus bij de werkplaatsen voor draagbare wapens.
Ook treft hij bij dit (het 5de) bataljon zijn klasgenoot Harsveldt weer aan. Wanneer Harsveldt echter per september gedetacheerd wordt bij de intendance-cursus aan de 'Hoogere Krijgsschool' in Den Haag, scheiden hun wegen weer.
In november krijgt het regiment een nieuwe commandant in de persoon van kolonel J.C. van Schermbeek van het 7de regiment uit Amsterdam. Sebastiaan Jan kent hem mogelijk, aangezien Van Schermbeek in ieder geval gedurende de periode 1886-1888 als adjudant bij het 7de regiment werkzaam is geweest terwijl Sebastiaan Jan daar toen ook heeft gediend.
Een voorgenomen huwelijk
Op zondag 18 april 1897 kondigen Sebastiaan Jan en Antonia in Geertruidenberg voor de eerste keer het voorgenomen huwelijk aan. Op zondag 25 april gebeurt dit voor de tweede keer en op 28 april 1897 vindt de voltrekking van het huwelijk plaats. Het is licht bewolkt, droog en zo’n vijftien graden als Sebastiaan Jan en Antonia in het huwelijk treden. Helaas kan zijn moeder niet bij de plechtigheid aanwezig zijn. Zij geeft bij notariële akte toestemming voor het huwelijk.
De andere ouders zijn wel aanwezig en geven ter plaatse hun toestemming. Als eerste getuige is 2de luitenant Hendrik Mulder aanwezig die op de twaalfde Geertruidenberg heeft verlaten en zich in ’s Princenhage nabij Breda heeft gevestigd. Deze maakt bij het huwelijk mogelijk voor het eerst kennis met Sara Maria Boon. Dit contact leidt tot meer dan en een jaar later dat hij via het huwelijk met haar, de zwager van Sebastiaan zal worden. Sebastiaan gaat met zijn jonge bruid in wijk A in Geertruidenberg op huisnummer 76 (waarschijnlijk de Havendijk) wonen. Ruim acht maanden later begroet het 6e regiment een nieuwe commandant in de persoon van luitenant-kolonel A.R. Kraijenhoff van de Leur. De maand erop, op 4 februari 1898 om half vier in de middag wordt het jonge paar verblijdt met de geboorte van hun eerste kind. Het is een dochter en bij de aangifte op 5 februari geeft Sebastiaan zijn dochter de namen Anna Geertruida. Bij de aangifte zijn de schoonvader van Sebastiaan, de 60-jarige Isaac Boon en Hendrik Mulder getuige.
Drie maanden later, op 25 mei 1898 is Sebastiaan Jan getuige bij het huwelijk van Hendrik Mulder en Sebastiaans, dan 20-jarige schoonzus. Na al deze persoonlijke feestelijke gebeurtenissen, wordt zo’n zes maanden later in het land de troonbestijging van koningin Wilhelmina gevierd.
Op 31 augustus en 1 september 1898 zijn er hiervoor door het hele land feestelijkheden georganiseerd. In het rijkelijk versierde Geertruidenberg zal de eerste dag het garnizoen paraderen met muziek van harmonie Apollo en worden er volksspelen voor militairen gehouden. Alle manschappen en onderofficieren krijgen van de directeur van de Nederlandse wijn-import en export-maatschappij een halve fles wijn cadeau. Zij laten op niet te misverstane wijzen hun dank blijken in verschillende aubades. De rest van de dag en de tweede dag staan vooral in het teken van activiteiten voor en door de burgers[4].
Naar Breda
Op 1 januari 1900 schrijft Sebastiaan zich met zijn familie in, in een bovenwoning op de Haagdijk 137a in Breda. In november wordt kolonel A. Evenwel commandant van het 6de regiment. Later op 25 februari 1901 om twee uur in de middag wordt het derde kind en de tweede zoon van Sebastiaan Jan op het nieuwe adres geboren. Ook deze noemt hij Jan Hermannus. Getuigen hiervan zijn de 1ste luitenants Jacobus Frederik Nicolaas Ban en Thijs Bodenhausen uit Breda. Op 13 augustus 1901 meldt Het Nieuws van de Dag dat Sebastiaan Jan per 1 oktober bij het 6de regiment les gaat geven in de letterkundige vakken. Hij vervangt daar 1ste luitenant Bax.
Hetzelfde jaar verschijnt van hem en 1ste luitenant A.B. Knook het boek “Reservekader, wenken voor den adspiranten vrijwilliger voor het reservekader bij de infanterie en bij de Vesting-Artillerie”. Dit boek kost in die tijd tussen de f 4,50 en f 5,90 en bevat wenken voor de adspirant en vrijwilliger van het reservekader bij de infanterie en de vestingartillerie. Ook is het een handleiding voor hen, die zich voorbereiden tot de examens voor reservekorporaal, reserve-sergeant en vaandrig bij de infanterie.
Intussen is het gezin weer verhuisd. Op 1 januari 1902 wonen ze aan de Delpratsingel 14A. Op 14 juni is hij als leraar ook lid en secretaris van de commissie tot het toelatings- en overgangsexamen van de cursus bij het regiment.
Noten:
1. “Het nieuws van den dag : kleine courant”, 26-09-1884, p. 1, Koninklijke Bibliotheek.
Vervolg van Majoor Sebastiaan Jan Wesselink: Deel 2
|