Genealogie van NazatenDeVries en anderen
Nn
Nn .

tr.
met

Ragnfröðr 1, zn. van Halfdan II van Haithabu en Nn, 1, (Deense' legeraanvoerder (dux) komt om aan de zijde v.d. Franken in 837, ovl. in 837.

Uit dit huwelijk 2 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Haraldr (Harald)*800  †844  44
Roricus (Roric)*845  †882  37



Bronnen:
1.Noormannen in de Lage Landen, Boek op A4 formaat, Luit van der Tuuk, Kok Omnibook, A4, ISBN nummer: 9789059773530, Kampen


Elske Pannenborg
Elske Lucas Pannenborg, geb. te Weener (Dld) voor zondag 7 apr 1709, ged. te Weener (Dld) op zondag 7 apr 1709, ovl. (minstens 55 jaar oud) te Weener (Dld) op donderdag 13 dec 1764.

tr.
met

Menno Jans ter Haseborg, zn. van Jan Temmen ter Haseborg (Bezitter van een brouwerij.) en Susanna Focken Ter Haseborg, geb. in 1709, ovl. (ongeveer 55 jaar oud) in 1764.

Uit dit huwelijk 11 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan*1733     
Geertjen*1734  †1743  9
Lucas*1735  †1738  3
Lucas*1738     
Menne*1739     
Wibrant*1741  †1749  8
Geertjen*1743     
Susanna*1745     
Rena*1748     
10 Wybrand*1749     
11 Ocke*1753  †1801  48


Edske Hewens
Edske Hewens, geb. vermoedelijk te Midwolda [Gr] in 1553.



Bronnen:
1.De Nederlandse Leeuw (O.D.J.Roemeling); 104:274 (1987., S646
2.De Nederlandse Leeuw 104:274-275, 1987, S645


Haraldr
Haraldr (Harald) Ook: Harald of Haraldr junior 1, geb. voor 800, 1, ovl. (minstens 44 jaar oud) circa 844.


Aantekeningen bij Haraldr (Harald) .
In 834 wordt Frisia opgeschrikt door plunderende Denen, die via Utrecht naar het emporium Dorestad varen (1). Lodewijk de Vrome reorganiseert de reeds door zijn vader Karel de Grote opgezette kustverdediging. Het jaar daarop wordt Dorestad opnieuw geplunderd (2). Weer neemt Lodewijk defensieve maatregelen. De keizer vermoedt dat zijn zoon Lotharius, waarmee hij in conflict is, achter de aanvallen zit en maant hem. Lotharius wordt door zijn vader ontboden, maar deze blijft in Italië, het koninkrijk waarnaar hij, samen met veel van zijn medestanders, door de keizer is verbannen (3). Op de rijksdag te Worms in 835 waarschuwt Lodewijk zijn zonen en het volk om zich niet met rovers in te laten. Wegens hun nalatigheid bij de bestrijding van de piraten worden enige graven bestraft (4). In 836 wordt het emporium Witla aan de Maasmonding en de civitas Antwerpen geplunderd, alsmede Frisia en weer Dorestad (5)..
Als Lotharius niet naar de keizer wil komen, moet Lodewijk wel naar het ballingsoord van zijn zoon reizen om diens intriges een halt toe te roepen. De keizer wil in 837 met zijn hele leger en samen met zijn zonen Pippijn en Lodewijk naar Italië trekken. Omdat hij wel begrijpt dat de vikingaanvallen door zullen gaan brengt hij de kustverdediging nog eens op orde. Ondanks deze defensieve maatregelen - er zijn garnizoenen of versterkte wachtposten 'seditiones' ingericht - wordt later dat jaar het eiland Walcheren en weer Dorestad geplunderd (6). Wanneer de keizer van de raid op Walcheren hoort stelt hij zijn reis uit, stuurt in zijn plaats enige gezanten naar zijn zoon en gaat direct naar zijn palts in Nijmegen om maatregelen te nemen. De Denen trekken zich vervolgens "tactisch" terug..
In 838 blijft het rustig in Frisia, wellicht omdat de piraten door een storm op zee verrast worden. De Westfrankische annalist Prudentius voegt aan dit bericht opgelucht - maar weinig realistisch - toe, dat ze bijna allemaal zijn verdronken. Misschien is de goede organisatie van de kustwacht, eerst in 838 uitgevoerd onder persoonlijk toezicht van de keizer, één van de oorzaken voor het uitblijven van aanvallen in dit jaar (7). In 839 wordt nog een onbekend gebied in Frisia aangevallen (8), maar het jaar daarop keert de rust weer..
Het ligt in de lijn der verwachtingen dat we bij deze aanvallen met Haraldr (Herioldus) 'junior' te maken hebben (9). Het was deze Haraldr, die in 826 was achtergebleven aan het Karolingische hof nadat zijn oom Klakk-Haraldr was beleend met het graafschap Riustringen. Zijn vader - mogelijk Ragnfröðr (Reginfridus) of Óli (Anulo) - was dood, zijn oom Klakk-Haraldr zat in Riustringen en als lid van de verdreven Haraldr-clan kon junior niet naar zijn vaderland Denemarken terugkeren. Toen de keizer ook nog eens toenadering zocht met de Deense koning Hárekr voelde Haraldr zich in de steek gelaten. Dit zal hem welhaast vanzelf in de armen van Lotharius hebben gedreven, nu deze laatste in conflict was gekomen met zijn vader. In 833 had Lotharius, ontevreden over het feit dat hij slechts in naam medesoeverein was en zijn vader in werkelijkheid de scepter zwaaide, namelijk voldoende medestanders gevonden om zijn vader af te zetten. De aanleiding was een herindeling van het rijk, waarbij de jeugdige Karel (de latere Karel de Kale) een groot gedeelte kreeg toegewezen ten koste van zijn oudere halfbroers Lotharius, Pippijn en Lodewijk. Doch het jaar daarop keerde het tij en herkreeg Lodewijk de Vrome zijn macht en keizerlijke waardigheid. Hij ontnam Lotharius de macht over de hem in 817 toegewezen gebieden, waaronder Frisia (10). Zo weet Lotharius in 834 Haraldr 'junior' tot actie bewegen. Frisia wordt, zoals reeds vermeld, vanaf 834 tot en met 839 praktisch jaar in jaar uit geplunderd. Dat is precies de periode waarin Lodewijk en Lotharius met elkaar in conflict zijn, want in 839 verzoenen vader en zoon zich met elkaar en krijgt Lotharius zijn gebieden weer terug (11). Haraldr komt in de jaren 834-839 niet expliciet in de bronnen voor, maar dat het bij deze plunderingen inderdaad om deze Deen gaat wordt in 841 nog eens duidelijk gemaakt door Prudentius, die schrijft dat Haraldr Frisia gedurende enige jaren had geteisterd in het belang van Lotharius en tot schade van Lodewijk (12)..
In 839 verzoenen vader Lodewijk de Vrome en zoon Lotharius zich met elkaar. Bij het verdrag van Worms, eind mei bezegeld, krijgt Lotharius zijn gebied terug, waaronder Frisia benoorden de Maas (13). Drie maanden later houden ook de aanvallen van Haraldr 'junior' op (14). Lotharius blijkt is zijn medestanders niet vergeten te zijn. Bovendien zoekt hij partijgenoten in de strijd tegen zijn broers Lodewijk de Duitser en Karel de Kale, die na de dood van Lodewijk de Vrome is losgebrand. Nadat hij een smadelijke nederlaag had geleden in de slag bij Fontenay in juni 841 had Lotharius iedere hulp die hij kon krijgen bitter hard nodig. Een verbintenis met Haraldr 'junior' komt nu goed van pas. Daarom vergeet hij onze Deen niet: 'uit dank voor zijn verdienste' zoals Prudentius het sarcastisch formuleert - maar waarschijnlijk ook in ruil voor zijn bondgenootschap tegen Karel de Kale - draagt Lotharius het koningsgoed Walcheren en andere naburige plaatsen aan hem in leen over. Prudentius windt zich bijzonder op over deze verfoeilijke daad: het christelijke volk wordt voortaan bestuurd door een 'duivelsaanbidder' (15). In de monding van de Schelde gelegen was Walcheren immers een ideale uitvalsbasis voor aanvallen op het rijk van Karel de Kale..
"Walcheren en andere naburige plaatsen" ofwel het Zeeuwse kustgebied tussen Maas en Schelde, dat krachtens de verdeling van Worms in 839 aan Karel de Kale toeviel, wordt feitelijk door Lotharius geüsurpeerd wanneer hij Haraldr 'junior' met dit gebied beleent. Wellicht vond Lotharius dat hij recht had op dit gebied, omdat het formeel deel uitmaakte van Frisia. De aanwezigheid van Haraldr op Walcheren lijkt succes te hebben: bij het verdrag van Verdun in 843 wordt het gebied van Lotharius uitgebreid tot aan de Schelde (16)..
Vanaf 840 vindt geen Deense inval meer plaats en keert de rust weer in Frisia. De piraten verleggen hun aanvallen - misschien door een afspraak met Lotharius, zoals Nithard suggereert - naar het rijk van Karel de Kale, en vooral naar Engeland (17)..
Na een reeks van burgeroorlogen, waarin de drie zonen van Lodewijk de Vrome elkaar hun erfdeel betwisten, wordt het politieke roer onder druk van de bisschoppen en de rijksgroten omgegooid. In oktober 844 sluiten ze te Yütz bij Thionville een vriendschapsverdrag waarbij broederschap en vrede tussen de koninkrijken de basis wordt. Ieder zal de ander te hulp komen bij het handhaven van vrede en orde (18). Nu er enige stabiliteit is in de verhoudingen tussen de koninkrijken heeft Lotharius de Denen niet meer nodig. Nu ze de mondingen van de Wezer, Rijn, Maas en Schelde beheersen, vormen ze een niet geringe machtsfactor in zijn rijk, een ongewenste situatie. Liever zal hij een getrouwe uit het Frankische kerngebied als vazal in Frisia willen stationeren. Ook al had Lotharius de aanwezigheid van zijn vazal Haraldr 'junior' op Walcheren met succes gebruikt om het Zeeuwse kustgebied bij het verdrag van Verdun in de wacht te slepen. Maar nu was de aanwezigheid van Haraldr in Zeeland niet meer nodig. Bovendien zijn er na - de door Lotharius zelf geïnitieerde aanvallen - geen vikingaanvallen meer op het kustgebied van Frisia geweest en daardoor zal de drang tot het nemen van defensieve maatregelen afgenomen zijn. Daarbij had Haraldr junior in 842 al geen blijk gegeven van grote opofferingsgezindheid voor zijn heer. Bij het aanschouwen van een overmacht van Lodewijk en Karel aan de Moezel had hij de benen genomen (19). In of kort na 844 vallen de beide Deense broers dan ook in ongenade bij Lotharius. De Annales Fuldenses melden dat Haraldr al gestorven was toen zijn broer Hrœrekr gevangen genomen werd door Lotharius. Daarop ontkwam Hrœrekr naar het rijk van Lodewijk de Duitser, waar hij enige jaren in Saksen leefde. Vervolgens begon hij een carrière als piraat (20). De eerste aanval op het rijk van Lotharius vond in 845 plaats (21). Al deze lotgevallen van Hrœrekr hebben dus jaren in beslag genomen en daarmee ligt ook de dood van Haraldr jaren voor het annalenbericht van 850 en waarschijnlijk nog voor de eerste aanval van Hrœrekr in 845. Haraldr 'junior' zal daarom rond 844 zijn overleden. De dood van Haraldr en de gevangenneming van Hrœrekr door Lotharius zullen in tijd dus niet ver uit elkaar hebben gelegen. Hoewel de bronnen hierover zwijgen is het goed mogelijk dat Haraldr 'junior' ook op bevel van Lotharius gearresteerd is en hierbij om het leven gekomen is..
*.
Noten.
(1) AB 834: zie Rau (1958a), 24..
(2) AB 835, 28; AF 835, 22: zie Rau (1960); AX 835: zie Rau (1958b), 342..
(3) AB 836, 30; Theganus continuatio: zie Tremp (1995), 254..
(4) Astronomus: zie Tremp (1995), 504..
(5) AB 836, 30; AF 836, 22..
(6) AB 837, 32; AF 837, 22; AX 837, 342; Theganus continuatio, 256..
(7) AB 838, 36..
(8) AB 839, 48..
(9) De Annales Xantenses noemen Haraldr 'junior' als broer van de later veelvuldig in de Lage Landen opererende Deen Hrœrekr (Roricus) (AX 850, 350). Deze annalen volgende zal ik deze Haraldr ook 'junior' noemen om hem te onderscheiden van zijn oom Klakk-Haraldr. In deze bron wordt Haraldr junior impliciet onderscheiden van een oudere Herioldus, die evenwel nadat de annalen zijn geredigeerd, uit de voorgaande tekst is weggevallen (Löwe (1950), 72)..
(10) Divisio imperii, zie Pertz (1835), 356-359..
(11) AB 839, 44..
(12) incommoda tanta sui causa ad patris iniuriam (AB 841, 54)..
(13) AB 839, 46..
(14) AB 839, 48..
(15) AB 841, 54; Haraldr 'junior' en zijn broer Hrœrekr waren al beleend met Dorestad in de tijd van Lodewijk de Vrome (AF 850, 38). Ze kregen deze leen niet uit handen van Lodewijk, want het is niet erg waarschijnlijk dat Lodewijk zelf de Deense broeders beleend had met Dorestad. Haraldr 'junior' had immers de Friese kustgebieden van Lodewijk bestookt. Het ligt meer voor de hand dat Lotharius na het verdrag van Worms in 839, maar nog voor de dood van Lodewijk in 840 Dorestad aan de broers heeft gegeven, min of meer in ruil voor hun diensten..
(16) AB 843, 60..
(17) Nithard: Scholz (1972), 167; ASC 837 [=840]: Garmonsway (1953), 62; ASC 838 [=841], 62-64; ASC 839 [=842], 64; ASC 840 [=843], 64; AB 841, 52; AB 842, 58; AB 843, 60..
(18) AX 844, 346; AB 844, 64..
(19) Nithard, 164; AX 842, 346..
(20) AF 850, 38..
(21) AF 845, 32..
*.
Referenties.
- Garmonsway, G.N., The Anglo-Saxon Chronicle (Londen 1953).
- Löwe, H., 'Studien zu den Annales Xantenses', Deutsches Archiv für Erforschung des Mittelalters namens der MGH. 8, (1950), 59-98.
- Pertz, G.H. (ed.), Capitularia regum Francorum, Monumenta Germaniae Historica, Leges I (Hannover 1835).
- Rau, R. 1958a, Annales Bertiniani, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte II (Darmstadt 1958), 11-287.
- Rau, R. 1958b, Annales Xantenses, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte II (Darmstadt 1958), 339-371.
- Rau, R., Annales Fuldenses, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte III (Darmstadt 1960), 19-177.
- Scholz, B.W., Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories (Michigan 1972).
- Tremp, E. , Thegan, Die Taten Kaiser Ludwigs; Astronomer, Das Leben Kaiser Ludwigs (Hannover 1995).



Bronnen:
1.Noormannen in de Lage Landen, Boek op A4 formaat, Luit van der Tuuk, Kok Omnibook, A4, ISBN nummer: 9789059773530, Kampen

Dossier:


Roricus
Roricus (Roric) Ook: Hrœrekr 1, geb. voor 845, 1, Dorestad, Oostergo, Westergo en Gent worden geplunderd door de Noormannen in 846, hij verblijft in Frisia tussen 850 en 857, hij wordt uit Friesland verdreven in 857, hij verblijft in Frisia van 861 tot 867, ovl. (ongeveer 37 jaar oud) voor 882.


Aantekeningen bij Roricus (Roric) .
Over de rol van Hrœrekr (Roricus) wordt pas in 850, als hij zich een machtspositie heeft weten te verwerven, retrospectief verslag gedaan. Het lijkt er daarom op dat als hij 'ten tijde van Lodewijk' samen met zijn broer Haraldr 'junior' beleend werd met Dorestad nog in de schaduw van zijn (oudere?) broer opereerde (1). Als Hrœrekr door Lotharius, valselijk van verraad beschuldigd, gevangen genomen wordt, wacht hij zijn vonnis niet af en weet te ontsnappen en vlucht naar het rijk van Lodewijk de Duitser. Het verdrag van Yütz, waarin de zonen van Lodewijk de Vrome hebben afgesproken om elkaar bij te staan, blijkt een papieren vod: Lodewijk levert Hrœrekr niet uit aan Lotharius. De Deen wordt in tegendeel als Lodewijks fidelis gestationeerd in Saksen, dicht bij de Deense grens (2). Lodewijk kan in dit gebied wel een sterke man gebruiken, nu de Deense koning Hárekr Guðröðarson (Horich) aanvallen op zijn rijk onderneemt (3). Bovendien blijft Hrœrekr, zoals later zal blijken, zijn kans afwachten op een machtspositie in Denemarken..
In 845 wordt Frisia, na enige jaren van rust, weer aangevallen door Noormannen, waarbij een groot aantal mensen gedood wordt. Ook de piraten zelf leiden verliezen Het jaar daarop plunderen ze Oostergo en Westergo; Dorestad gaat in vlammen op; ze krijgen bijna heel Frisia in handen. Lotharius kijkt vanuit zijn palts te Nijmegen machteloos toe (4). Het volgende jaar wordt behalve Dorestad en de stroomopwaarts gelegen villa Meginhardi (waarschijnlijk Meinerswijk bij Arnhem) ook de Betuwe door Denen geplunderd. Zij blijven het gebied bezetten (5)..
Nadat de Karolingen hun geschillen hebben bijgelegd en het gevaar voor aanvallen vanuit Denemarken verminderd is na de aankondiging van een gezamenlijke Frankische aanval op Denemarken, zal Lodewijk zich van Hrœrekr hebben afgewend. Het is dan ook niet verbazingwekkend als hij dat jaar met een omvangrijk Deens leger Frisia, de Betuwe en andere plaatsen verwoest en Dorestad inneemt (6). Dat Deense leger had Hrœrekr waarschijnlijk samengesteld uit uitgeweken tegenstanders van de Deense koning Hárekr. Deze aanval is de climax van de lange reeks van aanvallen op Frisia in de voorgaande jaren, uitgevoerd door Hrœrekr, hiertoe geprovoceerd door de valse beschuldigingen van Lotharius. En na jaren van aanvallen geeft Lotharius eindelijk toe. Hrœrekr dwingt de lenen af die hem ten onrechte zijn ontnomen. Volgens Prudentius schenkt Lotharius hem 'Dorestad en andere graafschappen'. Deze leen in het Nederrijnse gebied heeft Hrœrekr ook wel nodig, nu hij zijn Saksische basis verloren heeft en er voorlopig nog geen zicht is op een machtspositie in het voor hem vijandige Denemarken. Hij vestigt zich in Dorestad (7) en krijgt zijn lenen terug op voorwaarde dat hij het gebied verdedigt tegen piratenaanvallen. Maar aanvankelijk kan hij niet voorkomen - wellicht omdat een groot deel van zijn vloot naar Engeland is vertrokken (8) - dat in 851 een aanval op Frisia en de Betuwe plaatsvindt. Mogelijk heeft Hrœrekr de piraten weten te bewegen hun heil verder buiten het rijk van Lotharius te zoeken. Ze verleggen in ieder geval hun werkterrein nog dat jaar naar Gent en later naar het Seinegebied (9). In deze periode lijkt Lotharius zich voornamelijk in te laten met besprekingen met zijn beide broers en laat Frisia over aan Hrœrekr. In het begin van 855 trekt hij zich terug in een klooster en geeft geheel Frisia aan zijn ongeveer 18 jaar oude, gelijknamige zoon. Hrœrekr had het in 854 niet aangedurfd (of hij had geen toestemming gekregen) om zijn Friese leen te verlaten om deel te nemen aan de dan woedende Deense troonsstrijd. De verhouding met Lotharius II ligt blijkbaar anders, want in het voorjaar vertrekt Hrœrekr naar Denemarken, samen met Guðröðr (Godefridus), de zoon van Klakk-Haraldr, die zich na avonturen in West Francië bij zijn neef had gevoegd (10)..
Ze proberen in Denemarken potestatis regiae (koninklijke macht) te verkrijgen, doch zonder succes want in het najaar keren ze naar Frisia terug. Ze vestigen zich weer in Dorestad en blijven het grootste gedeelte van Frisia beheersen (11). In Denemarken wordt deze macht inmiddels door een bloedverwant van de omgekomen koning, ook Hárekr (II) geheten, bekleed (12). Deze verbiedt de uitoefening van het christelijke geloof en zendt de missionaris Anskar terug naar zijn vaderland. Wellicht was dit de reden dat Lotharius II, op instigatie van zijn oom Lodewijk de Duitser, Hrœrekr toestemming en waarschijnlijk ook steun geeft om zich in 857 op het schiereiland Eidersted, vlak bij de Deense grens, te vestigen. De stationering van Hrœrekr in dit gebied geschiedt eveneens met toestemming van de Deense koning Hárekr II en lijkt daarmee tevens de bestrijding van piraten in het kustgebied van Dithmarschen en Noord-Friesland te beogen, een probleem voor zowel de Frankische als de Deense heersers..
Maar Lotharius heeft Hrœrekr harder in Frisia nodig. Want een aantal Denen maakt gebruik van diens afwezigheid om Dorestad te bestormen en de Betuwe en andere naburige gebieden te verwoesten (14). Ook in 859 vallen Deense piraten de Betuwe aan (15). Hrœrekr keert inderdaad ergens tussen 860 en 862 terug naar zijn Friese leen en neemt de verdediging van Frisia weer ter hand. Want in 860 geeft Lotharius nog namens de afwezige Hrœrekr goederen te Gendt in de Over-Betuwe aan het klooster Lorsch (16). Doch in 862 vermaant Hincmar, bisschop van Reims, Hrœrekr per brief geen steun te verlenen aan de opstandige graaf Boudewijn. Deze had Judith, de dochter van Karel de Kale, geschaakt (17). Hrœrekr blijkt nu niet alleen een belangrijke leenman van Lotharius, maar hij lijkt ook in de politieke arena te manoeuvreren. Hij wordt door Sedulius Scottus zelfs 'koning' genoemd als deze een altaar beschrijft uit de tijd van Hrœrekr: Hoc altare sacrum Rorici tempore regis (18). Uit de genoemde brief van Hincmar kunnen we opmaken dat de bisschop denkt dat Hrœrekr voldoende macht heeft om Boudewijn te kunnen helpen. Een tweede brief van bisschop Hincmar van Reims is aan bisschop Hunger van Utrecht gericht. Hunger wordt gevraagd zijn invloed op Hrœrekr aan te wenden om hem af te houden van hulp aan graaf Boudewijn. Klaarblijkelijk verwachtte Hincmar dat Hrœrekr 'nuper ad fidem Christi conversum' is, ofwel onlangs tot het christendom bekeerd is (19), de kerkelijke autoriteit van Utrecht zou erkennen. Impliciet geeft Hincmars brief ook aan dat Hunger - althans tijdelijk - naar zijn Utrechtse zetel was teruggekeerd, hoe kon de bisschop anders macht uitoefenen op Hrœrekr? Toch kan hij niet voorkomen dat er in de winter van 862/863 een raid wordt uitgevoerd op Dorestad. Wellicht weet hij, net als in 851, de Deense aanvallers te bewegen hun heil buiten zijn gebied te zoeken. Begin 863 voeren de piraten de Rijn op naar Keulen, zij plunderen Xanten en verschansen zich tot begin april op een eiland in de Rijn bij Neuss waar ze door Lotharius op de linker en door de een Saksisch contingent op de rechter oever belegerd worden. Bij een uitval vanuit dit fort komt een Deense aanvoerder, Calbi genaamd, om het leven. Dan bemiddelt Hrœrekr tussen de belegeraars en de belegerden. Op zijn advies trekken de piraten zich terug zoals zij gekomen waren (20)..
Als een groep vikingen uit Vlaanderen wordt verdreven en hun heil aan de overkant van de Noordzee zoekt (21), dan kunnen we hierin wellicht een deel van de mannen van Hrœrekr zien, die - belust op buit en avontuur - niet langer achter hun hoofdman bleven staan. Zij volgen hun nieuwe leider Ubbe de Fries en richten het jaar daarop in York een bloedbad aan. De plunderingen in het Scheldegebied - dus buiten het gebied van Lotharius - kunnen als een zoethoudertje hebben gegolden voor de manschappen van Hrœrekr, die hun tijd in ledigheid moesten doorbrengen. Door het resolute optreden van de Vlamingen kwam hier in 864 een eind aan. Zelfs de raids op doelen binnen het gebied van de leen van Hrœrekr, zoals op Dorestad in 863, kunnen zijn uitgevoerd door zijn eigen 'muitende' mannen. Zo heeft hij steeds moeten schipperen tussen de uitspattingen van zijn moeilijk onder de duim te houden manschappen en de belangen van zijn Frankische heer..
In 867 wordt Hrœrekr uit Frisia verdreven door opstandige bewoners, die sinds kort 'Cokingi' genoemd worden. Zij lijken het juiste moment gekozen te hebben, nu een deel van zijn mannen naar Engeland is overgestoken. Lotharius wil vervolgens een leger op de been brengen, zoals hij verklaart, tegen de Noormannen. Dat hij dit leger ook gaat inzetten tegen Hrœrekr, die met Deense hulptroepen naar Frisia wil terugkeren, lijkt een tendentieuze gevolgtrekking van Hincmar (22). Uit een brief van bisschop Adventius van Metz blijkt inderdaad dat Lotharius van plan is een veldtocht te ondernemen, maar er wordt slechts over 'barbaarse naties' gesproken en nergens valt uit af te leiden dat zijn tegenstander Hrœrekr zou zijn (23). Deze lijkt steeds trouw te zijn geweest aan Lotharius en heeft voor zover dat tot zijn mogelijkheden behoorde Frisia redelijk vrij gehouden van pirateninvallen. In de periode 850-857 en ca. 861-867, waarin Hrœrekr daadwerkelijk in Frisia verbleef, is - in een zeer roerige tijd - zijn gebied slechts drie maal aangevallen door piraten. In twee gevallen (in 851 en 863) weet de Deen nog te bewerkstelligen dat de aanvallers hun heil elders gaan zoeken. Het derde geval (865) betreft een vaag en geïsoleerd bericht van de Annales Xantenses. Geen slecht resultaat vergeleken met de onophoudelijke aanvallen op het Seine- en Loiregebied in diezelfde periode. Ook later zou blijken dat hij als een trouwe vazal gold (24). In de vaderlandse historiografie wordt hij later gunstig afgeschilderd. Zo wordt hij in de Vita Adalberti genoemd als beschermer van het kerkje, dat te Egmond boven het graf van Adalbert gebouwd werd (25). Een gewapend terugkerende Hrœrekr, die door Lotharius moet worden tegengehouden, lijkt daarom helemaal niet te passen in het geschetste beeld. Het lijkt er eerder op dat Lotharius Deense piraten in het algemeen en niet Hrœrekr wilde tegenhouden. Frisia is immers zonder de verdediging van Hrœrekr blootgesteld aan vikingaanvallen en Lotharius moet daarom wel maatregelen nemen. Bovendien moet hij tegen de opstandige Friezen - de Cokingen - optreden, die zijn leenman hebben verdreven. De actie van de Cokingen zou gezien kunnen worden als een uiting van anti-Frankisch sentiment van een Fries bevolkingsdeel. De plaatselijke bevolking zal immers minder gecharmeerd geweest zijn van hun Frankisch gezinde heer en hebben Hrœrekr verdreven..
In augustus 869 overlijdt Lotharius. Hrœrekr raakt, als belangrijke leenman van Lotharius, betrokken in de machtsstrijd die losbreekt tussen Karel de Kale en Lodewijk de Duitser over de verdeling van het rijk van hun overleden neef. Karel de Kale maakt onmiddellijk gebruik van de situatie en valt het rijk van Lotharius binnen. Tegenstanders worden vervangen door getrouwen, zo benoemt hij een nieuwe aartsbisschop in Trier. Bovendien probeert hij zo veel mogelijk de rijksaristocratie voor zich te winnen. Daarom voert hij in januari 870 besprekingen met Hrœrekr in Nijmegen, aan de grens van zijn gebied, en gaat met hem een bondgenootschap aan. Met succes, want tijdens twee besprekingen in 872 zou blijken dat Hrœrekr zich loyaal had opgesteld jegens Karel (27). Het onderwerp van de beide besprekingen, waarbij ook Hróðulfr (Rodulfus), de neef van Hrœrekr aanwezig was, kan het Zeeuwse kustgebied geweest zijn. Want juist hier kon Karel wel een sterke man gebruiken. Maar ook Lodewijk de Duitser behaalt successen en uiteindelijk wordt te Meerssen het voormalige gebied van Lotharius tussen de beide broers verdeeld (28). Hrœrekr is nu genoodzaakt ook met Lodewijk besprekingen te voeren, deze worden in Aken gehouden in een sfeer van wantrouwen. Hrœrekr komt slechts onder bescherming van gijzelaars. Toch nam de Oostfrankische koning de Deen als vazal aan (29). Hierna verdwijnt Hrœrekr uit de bronnen..
In 882 wordt een jongere Guðröðr beleend met het voormalige gebied van Hrœrekr (30). Bij deze gelegenheid wordt Hrœrekr 'Francorum regibus fidelis' (getrouwe van de Frankische koningen) genoemd, waaruit we kunnen afleiden dat hij niet uit zijn leen is ontzet. Hij moet voor 882 gestorven zijn..
*.
Noten.
(1) AF 850: zie Rau (1960), 38. Haraldr 'junior' wordt in de bronnen tot 850 niet meer dan tweemaal genoemd. Het ontbreken van Hrœrekr in diezelfde bronnen hoeft dus geen grote betekenis te hebben. Toch kan het zijn dat oorspronkelijk niet de broers Haraldr 'junior' en Hrœrekr gezamelijk, maar alleen Haraldr 'junior' beleend werd met Dorestad. De Denen kunnen hierover een misverstand hebben gehad met de Franken, die iemand slechts op persoonlijke titel begunstigden. Individueel bezit was voor de Denen minder voor de hand liggend..
(2) AF 850, 38..
(3) AB 845: zie Rau (1958a), 66; AF 845, 32..
(4) AF 845, 32; AX 845: zie Rau (1958c), 346; AB 846, 68; AX 846, 348..
(5) AB 847, 70; AF 847, 34; AX 847, 348..
(6) AB 850, 76; AF 850, 38; AX 850, 350..
(7) AB 855, 90..
(8) ASC 851: zie Garmonsway (1953), 64..
(9) AX 851, 350; AB 851, 80; AB 852, 82; Chronicon Fontanellensis 851, zie Pertz (1829a), 303; Annales S. Bavonis Gandensis, in Pertz (1829b), 187..
(10) AB 855, 88..
(11) AB 855, 90..
(12) AX 856, 352; VA c.31, zie Robinson (1921)..
(13) AF 857, 50..
(14) AB 857, 94..
(15) AB 859, 100..
(16) Sloet (1872), no. 50..
(17) Perels (1939), nr. 155..
(18) Traube (1896), 210..
(19) OSU no. 73: zie Muller en Bouman (1920)..
(20) AB 863, 116; AX 864, 354..
(21) ASC 866, 68..
(22) AB 867, 166..
(23) Missone (1983), 72..
(24) AB 872, 224; AF 882, 118; en mogelijk impliciet AV 884: zie Rau (1958b), 304..
(25) Vita Sancti Adalberti Prima, zie: Oppermann (1933), 12..
(26) quem sibi foedere copulavit, AB 870, 206..
(27) AB 872, 224..
(28) AB 870, 210..
(29) AF 873, 88; AX 873, 368..
(30) AB 882, 284; AF 882, 118; AV 882, 302..
*.
Referenties.
- Garmonsway, G.N., The Anglo-Saxon Chronicle (Londen 1953).
- Missone, D., 'Mandement inédit d'Adventius de Metz à l'occasion d'une incursion normande (mai-juin 867)', Revue Bénédictine 93 (1983), 71-79.
- Muller Fzn, S. & Bouman, A.C. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301 I (Utrecht 1920).
- Oppermann O., Fontes Egmundenses (Utrecht 1933).
Perels, E., Hincmari archiepiscopi Remensis epistolae = Die Briefe des Erzbischofs Hinkmar von Reims, Monumenta Germaniae historica. Epistolae Karolini aevi 6 (Berlijn 1939).
- Pertz, G.H. (ed.), Annales S. Bavonis Gandensis, Monumenta Germaniae Historica Scriptores II (Hannover 1829a), 185-191.
- Pertz, G.H. (ed.), Fragmentum Chronici Fontanellensis, Monumenta Germaniae Historica Scriptores II (Hannover 1829b), 301-304.
- Rau, R. 1958a, Annales Bertiniani, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte II (Darmstadt 1958), 11-287.
- Rau, R. 1958b, Annales Vedastini, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte II (Darmstadt 1958), 290-337.
- Rau, R. 1958c, Annales Xantenses, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte II (Darmstadt 1958), 339-371.
- Rau, R. 1960, Annales Fuldenses, Quellen zur karolingischen Reichsgeschichte III (Darmstadt 1960), 19-177.
- Robinson, C.H., Rimbert, Life of Anskar, the apostle of the north, 801-865, translated from the Vita Anskarii by Bishop Rimbert his fellow missionary and successor (Londen 1921).
-Sloet, L.A.J.W., Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen ('s-Gravenhage 1872-1876).
Traube, L., Monumenta Germaniae Historica, Poetae Latini aevi Carolini III (Berlijn 1896).



Bronnen:
1.Noormannen in de Lage Landen, Boek op A4 formaat, Luit van der Tuuk, Kok Omnibook, A4, ISBN nummer: 9789059773530, Kampen


Eppo Tiddens
Eppo Tiddens, geb. circa 1560, ovl. (ongeveer 59 jaar oud) te Noordbroek [Gr] op woensdag 24 apr 1619.

tr. (resp. ongeveer 20 en ongeveer 23 jaar oud) circa 1580
met

Wye Wije Joachims, dr. van Joachim Wypkes (Wypckes) (Landbouwer) en Hayke Jurriens, geb. te Eexta [Gr] in 1557, ovl. (ongeveer 53 jaar oud) te Noordbroek [Gr] op zaterdag 24 apr 1610, relatie (1) met haar achterneef Tonko Toncko Hewens Heeuwens. Uit deze relatie een zoon.


Alf (Van Zweden)
Alf (Van Zweden)1.



Bronnen:
1.Genealogie van Bernd Josef Jansen, BJ Jansen

Hermann van Meinhövel
 
Hermann van Meinhövel1,2, geb. circa 735, 1,2, hij bouwt de burgt Meinhövel, wordt door ridders van Karel de Grote verslagen te Herstelle [Dui] in 798 Hij wilde geen Christen worden en verzette zich daartegen bij Karel de Grote, ovl. (ongeveer 63 jaar oud) in 7982,2.

tr.
met

Asta van Noorwegen2, dr. van Eynstein van Vestfold (Westfold) en Hild Erikson, geb. circa 7452,2.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Svartica     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Wikipedia
2.Genealogie van Bernd Josef Jansen, BJ Jansen

Dossier:


Svartica van Meinhövel
Svartica van Meinhövel.

  • Vader:
    Hermann van Meinhövel1,2, zn. van Ethehardus van Saksen en Heila van Friesland, geb. circa 735, 1,2, hij bouwt de burgt Meinhövel, wordt door ridders van Karel de Grote verslagen te Herstelle [Dui] in 798 Hij wilde geen Christen worden en verzette zich daartegen bij Karel de Grote., ovl. (ongeveer 63 jaar oud) in 7982,2, tr.
 



Bronnen:
1.Afgeschermd, Wikipedia
2.Genealogie van Bernd Josef Jansen, BJ Jansen


Haike Jochums
Haike (Haycke, Aylcke) Jochums, ovl. tussen 1664 en 1673.

tr. te Scheemda [Gr] op woensdag 26 jul 1634
met

Nantko Edzarts, zn. van Edzart Doedens en Eppe Jans, Hij komt voor als kerkvoogd te Scheemda, Landbouwer te Scheemda, ovl. tussen 1660 en 1664, tr. (2) voor donderdag 4 mei 1628 met Ide Nn, ovl. tussen 1628 en 1634. Uit dit huwelijk geen kinderen.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wija~1638 Scheemda [Gr] †1673 Siddeburen [Gr] 35



Bronnen:
1.De Nederlandse Leeuw (O.D.J.Roemeling); 104:256 (1987), S640
2.NGV-Bbs, S749


Nantko Edzarts
Nantko Edzarts, Hij komt voor als kerkvoogd te Scheemda, Landbouwer te Scheemda, ovl. tussen 1660 en 1664.

tr. (1) te Scheemda [Gr] op woensdag 26 jul 1634
met

Haike (Haycke, Aylcke) Jochums, dr. van Jochum Tonckens en Abelcke Wildricks (Wildriks), ovl. tussen 1664 en 1673.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wija~1638 Scheemda [Gr] †1673 Siddeburen [Gr] 35

tr. (2) voor donderdag 4 mei 1628
met

Ide Nn, ovl. tussen 1628 en 1634.


Ide Nn
Ide Nn, ovl. tussen 1628 en 1634.

tr. voor donderdag 4 mei 1628
met

Nantko Edzarts, zn. van Edzart Doedens en Eppe Jans, Hij komt voor als kerkvoogd te Scheemda, Landbouwer te Scheemda, ovl. tussen 1660 en 1664, tr. (1) met Haike (Haycke, Aylcke) Jochums. Uit dit huwelijk een dochter.


Wija Nantkes
Wija Nantkes, ged. te Scheemda [Gr] op vrijdag 3 sep 1638, ovl. (ongeveer 35 jaar oud) te Siddeburen [Gr] op woensdag 20 sep 1673.

tr. (ongeveer 16 jaar oud) te Scheemda [Gr] op donderdag 27 mei 1655
met

Eltje Sierts, zn. van Sier Eltjes en Hille Meertens, Landbouwer. Eltje komt voor als zijlvest en ouderling te Siddeburen, ovl. tussen 1688 en 1689.


Eltje Sierts
Eltje Sierts, Landbouwer. Eltje komt voor als zijlvest en ouderling te Siddeburen, ovl. tussen 1688 en 1689.

tr. (Wija ongeveer 16 jaar oud) te Scheemda [Gr] op donderdag 27 mei 1655
met

Wija Nantkes, dr. van Nantko Edzarts (Landbouwer te Scheemda.) en Haike Jochums, ged. te Scheemda [Gr] op vrijdag 3 sep 1638, ovl. (ongeveer 35 jaar oud) te Siddeburen [Gr] op woensdag 20 sep 1673.


Sier Eltjes
Sier Eltjes.

tr.
met

Hille Meertens.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Eltje  †1688   


Hille Meertens
Hille Meertens.

tr.
met

Sier Eltjes.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Eltje  †1688   


Edzart Doedens
Edzart Doedens.

tr.
met

Eppe Jans.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Nantko  †1660   


Eppe Jans
Eppe Jans.

tr.
met

Edzart Doedens.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Nantko  †1660   


Tiddo Aepkens
Tiddo Aepkens.


een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Eppo*1560  †1619 Noordbroek [Gr] 59

tr. (2)
met

Nn .


Nn
Nn .

tr.
met

Tiddo Aepkens, een zoon.
')}