Nederland wordt door de Nazi's overvallen
In Pekela vertrekken jonge mannen met de bus ter mobilisatie Het is op 10 mei 1940 als de Nazi’s Nederland binnen vallen. We vechten terug, maar onze soldaten kunnen de Duitsers op geen enkele wijze weerstand bieden. Al op de eerste dag van de Tweede Wereldoorlog vallen vele Nederlanders ten prooi aan de Duitse overmacht. We kijken terug in de tijd dat het op die dag Aaldrik Wijsbeek het slachtoffer wordt van zinloos geweld. Aaldrik is nog maar negentien jaar en is afkomstig uit Oude Pekela. De dan negenjarige Zwaantje brengt met haar moeder Hendrik, haar oudste broer, naar de bushalte bij de IJsbaanlaan in Oude Pekela. Hendrik is in dienst geweest en wordt opgeroepen tot mobilisatie in augustus 1939. Hij heeft van de zolder een kartonnen doos gehaald met zijn uniform en trekt dat aan. Je weet wel, zo’n vreemde pofbroek tot over de knieën en daaronder rond de kuiten lappen stof gewikkeld. Het heeft lang op zolder gelegen, dus zijn spullen ruiken beslist niet lekker meer.
Moeder en Zwaantje lopen met Hendrik naar de bus, waar ook Aaldrik Wijkbeek staat. Aaldrik is de zoon van Frederikus en Stijntje Koers. Ze wonen achter in het veld, in Dekkersoord. De sfeer onder de mensen bij de bushalte in Pekela is niet best. Er staan veel huilende moeders met hun zoons. Angstig kijkt men elkaar aan. Zullen ze elkaar ooit nog weer terugzien? Het is niet te achterhalen waar Hendrik precies naar toe is gegaan, maar wel ik bekend dat hij kaartjes naar huis stuurt met bollenvelden.
Slechts vijf heftige dagen heeft ons leger tegen de Duitse overmacht gevochten, waarna een overgave volgt. Hendrik komt weer thuis, maar moet zich nu melden bij de Duitse Arbeitseinsatz. Zoal zo velen heeft hij het daar beslist niet naar zijn zin. Het is keihard werken en veel eten en drinken krijgt men daar niet. Hendrik krijgt ruzie met een bewaker en vlucht. Hij komt uiteindelijk thuis en verstopt zich op de zolder tussen de bonenstokken. Zijn zusje treft hem daar vaak huilend aan.
De bom valt op de dodenbus Aaldrik Wijsbeek overleeft de oorlog niet. Die vrijdag op 10 mei 1940, is een bus met 39 gemobiliseerde soldaten op weg naar de militaire basis Valkenburg bij Den Haag. Bij de Postbrug tussen Sassenheim en Oegstgeest bombarderen de Duitsers om drie uur in de middag de colonne van drie bussen. Zestien militairen uit de voorste bus, onder wie Aaldrik en de chauffeur, zijn op slag dood. Zevenentwintig raken gewond, van wie er later vijf aan hun verwondingen bezwijken. De vliegtuigbom slaat een enorme krater in de grond. In allerijl worden tien van de lichamen, die niet meer zijn te identificeren, in de bomkrater begraven. Onder de zestien slachtoffers bevindt zich ook Jakob Poelman uit Onstwedde. Meint Engels, een 23-jarige Pekelder, net getrouwd, sterft diezelfde dag. Hij overlijdt niet als gevolg van het bombardement op de bus maar bij de verdediging van vliegveld Valkenburg. In het ziekenhuis van Leiden bezwijkt hij nog diezelfde dag op 10 mei.
De geheel uitgebrande bus. Bron: eigen verzameling, inzender onbekend.
De rechtszaak van de boer Na dat drama ontstaat een wat rommelige briefwisseling tussen de eigenaar van het weiland waar tien van de slachtoffers provisorisch begraven zijn en de gemeente Sassenheim. De gemeente wil op die grond een gedenknaald van 2,5 meter hoogte, een kruis, eerst van hout, later van steen. Dat valt niet in goede aarde bij de boer. Zo’n kruis, meent hij, beneemt hem het uitzicht. Bovendien is in de gemeentelijke schets een omheining getekend met punten en die kunnen het vee verwonden, vindt hij. Het geschil komt voor het gerecht. De rechter geeft de boer gelijk, de gemeente haalt bakzeil en laat een passende herinnering vervaardigen.
Het tijdelijke monumen te Bakkeveen. Bron: eigen verzameling, inzender onbekend.
Abel Sanders In de verschrikkelijke dodenbus zit ook de Rooms Katholieke Abel Petrus Bernardus Sanders, 25 jaar, bouwkundig tekenaar. Ook hij komt uit Oude Pekela en is daar geboren op 15 maart 1920. Hij raakt zwaargewond, maar herstelt wonder boven wonder. Sanders, bouwkundig tekenaar, gaat na zijn herstel al spoedig in het verzet onder de schuilnaam Koos en wordt o.a. lid van de KP Diephorst1.
Zijn verzetswerk blijft bij de bezetter niet lang onopgemerkt. Kort voor de bevrijding op 15 maart 1945, precies op zijn verjaardag, wordt hij door de SD gearresteerd opgesloten in het Huis van Bewaring te Groningen.
Hij deelt een cel met de kunstenaar en drukker Hendrik Nicolaas Werkman, die op 13 maar 1945 is gearresteerd2. In die cel bevindt zich ook rijwielhandelaar E. Glaudé uit de stad Groningen, die in zijn memoires enkele herinneringen aan Sanders wijdt. Hij schrijft dat de SD’ers Sanders uren verhoren, hem volstoppen met cognac en sigaretten en hem aan het eind van het verhoor toesnauwen dat hij binnen een paar dagen niet meer in leven zal zijn.
In de vroege morgen van 10 april 1945, slechts drie dagen voor de bevrijding van dat deel van het noorden, brengen de Duitsers tien gijzelaars naar Bakkeveen en executeren hen koelbloedig.
Na de executie genieten de beulen in het nabijgelegen café van uitsmijters met melk. In Oude Pekela ligt voor Abel Sanders voor de Feiko Clockstraat 219 een ‘Stolperstein’3. ‘Een mens is pas vergeten als zijn of haar naam vergeten is’.
Laatste rustplaats Abel Sanders krijgt zijn laatste rustplaats op de Rooms Katholieke begraafplaats van Oude Pekela. Aaldrik Wijsbeek wordt in 1973 herbegraven bij de Grebbeberg, net als Meint Engels. Zwaantje Niezen, is dan getrouwd met Johan Frederik de Ruiter en bezoekt die plek met haar man.
Ze is erg onder de indruk. Alles komt weer bij haar naar boven, ze heeft hem immers als laatste gezien en weet dat er niemand is geweest die hem naar de bus heeft gebracht.
De rouwstoet van Abel Sanders in Oude Pekela. Bron: RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank.
Naar Bakkeveen Op maandag 9 april 1945 worden tien gevangenen uit het huis van bewaring in Groningen gehaald en in een vrachtauto geladen die met zeildoek is afgedekt. Vijf leden van de Sicherheitsdienst (SD) rijden mee. Een van de gevangenen, de commandant van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten uit Leek, ziet kans om drie uur 's nachts uit de vrachtauto te springen en te ontkomen. Op een zandweg blijft de auto steken. Ook met een aantal paarden is de auto niet van zijn plaats te krijgen. In de loop van de morgen wordt de auto met behulp van een grote vrachtwagen weggesleept.
Op 10 april rijden twee vrachtauto's naar de plaats van de executie. Op de Nije Drintsewei tussen Bakkeveen en Allardsoog worden tien gevangenen doodgeschoten, de negen van de vorige dag plus Hendrik Werkman.
Graf van Abel Petrus Bernardus Sanders:
Herbegraven Door de zware mist hebben de omwonenden niets kunnen zien. Op woensdag 11 april ontdekken enkele personeelsleden van de Nederlandse Heidemaatschappij dat er op een stuk bouwland is gegraven, op de plaats waar nu het monument staat. Daar vinden ze de tien stoffelijke overschotten. Onder geheimhouding wordt de afschuwelijke vondst bij de leiding van de Volkshogeschool in Allardsoog gemeld, die de commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in de gemeente Opsterland waarschuwt. Men vreest voor een herhaling, maar er gebeurt niets meer. De Canadezen zijn met een snelle opmars bezig. Zondagmorgen 15 april, Bevrijdingsdag, wordt het acht meter lange graf geopend om de slachtoffers te identificeren. De begrafenis volgt op 17 april op de begraafplaats in het bos bij Bakkeveen. Kazemier wordt naar Aduard gebracht en later worden de anderen herbegraven in eigen dorp. Alleen het stoffelijk overschot van Werkman is achtergebleven in Bakkeveen.
|
|||||||||||
|