Genealogie van NazatenDeVries en anderen
Frederica van Viermundt
Frederica van Viermundt.

tr.
met

Ludolph Coenraad van Keppel, zn. van Jurrien Heer van Westerholt en Lucia van Holte, geb. in 1570, heer, heer, heer, heer, heer, ovl. (ongeveer 84 jaar oud) op zaterdag 13 jun 1654, tr. (2) met Anna Helena (Hiaria) Ripperda. Uit dit huwelijk geen kinderen.


Dietrich Nn
Dietrich Nn, erfvrouwe, erfvrouwe, heer, heer.

tr.
met

Nn.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Frederica     


Nn
Nn.

tr.
met

Dietrich Nn, erfvrouwe, erfvrouwe, heer, heer.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Frederica     


Onno Ripperda
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Ewe Ewesma.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Onno Ripperda, geb. circa 1534, ovl. (ongeveer 46 jaar oud) op dinsdag 17 jun 1580 tijdens de slag op de Hardenberger Heide.


Aantekeningen bij Onno Ripperda.
Hij studeert met zijn broer Wigbolt in Genève (1562-63) en later ook met zijn oom Adriaan in Orléans. Samen met zijn broers Wigbolt, Peter en Asinga vlucht hij voor de troepen van de hertog van Alva en zoekt toevlucht in Emden (1567). In april 1568 treedt hij in dienst van graaf Lodewijk van Nassau en vecht op 23 mei in de slag bij Heiligerlee. Op 10 januari 1570 wordt hij door Alva uit de Ommelanden verbannen daar hij aan de beeldenstorm zou hebben deelgenomen. In 1572 trekt hij met de prins van Oranje naar Frankrijk en overlijdt 17 juni 1580 tijdens de slag op de Hardenberger Heide.


Hoiko Lewe
in
Parenteel van Abel Tamminga.

Hoiko Lewe, geb. circa 1537.


Evert Lewe
in
Parenteel van Abel Tamminga.

Evert Lewe, geb. te Groningen [Gr] circa 1535.

tr.
met

Wilhelmina Mulert, geb. te Ulrum [Gr] circa 1540, ovl. (ongeveer 64 jaar oud) te Groningen [Gr] op maandag 3 mei 1604.


Wilhelmina Mulert
in
Parenteel van Abel Tamminga.

Wilhelmina Mulert, geb. te Ulrum [Gr] circa 1540, ovl. (ongeveer 64 jaar oud) te Groningen [Gr] op maandag 3 mei 1604.

tr.
met

Evert Lewe, zn. van Geert Lewe en Hille de Mepsche, geb. te Groningen [Gr] circa 1535.


Derk Alberda
in
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Reint Alberda.

Derk Alberda, geb. circa 1535.

tr.
met

Hille Broersema, geb. in 1540.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Reint*1560  †1626  66


Hille Broersema
in
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Reint Alberda.

Hille Broersema, geb. in 1540.

tr.
met

Derk Alberda, zn. van Reint Alberda en Renske Rolteman, geb. circa 1535.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Reint*1560  †1626  66


Frederik Hendrik van Dongen
Frederik Hendrik van Dongen, geb. in 1703, ovl. (ongeveer 29 jaar oud) in 1732.

tr. (resp. ongeveer 26 en ongeveer 21 jaar oud) in 1729
met

Eva Gijsbertina Geertruida Sighers ter Borch, geb. circa 1708, ovl. (ongeveer 71 jaar oud) in 1779.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johanna Agnes*1730 Anloo [Dr] †1753  23


Eva Gijsbertina Geertruida Sighers ter Borch
Eva Gijsbertina Geertruida Sighers ter Borch, geb. circa 1708, ovl. (ongeveer 71 jaar oud) in 1779.

tr. (resp. ongeveer 21 en ongeveer 26 jaar oud) in 1729
met

Frederik Hendrik van Dongen, zn. van Cornelis van Dongen en Johanna Agnes van Wijenhorst, geb. in 1703, ovl. (ongeveer 29 jaar oud) in 1732.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johanna Agnes*1730 Anloo [Dr] †1753  23


Cornelis van Dongen
Cornelis van Dongen, geb. in 1665, Heer tot den Oldegaerden en Vledderinge, ovl. (ongeveer 58 jaar oud) in 1723.

tr. (resp. ongeveer 34 en ongeveer 29 jaar oud) in 1699
met

Johanna Agnes van Wijenhorst, geb. circa 1670, ovl. (ongeveer 93 jaar oud) in 1763.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Frederik Hendrik*1703  †1732  29


Johanna Agnes van Wijenhorst
Johanna Agnes van Wijenhorst, geb. circa 1670, ovl. (ongeveer 93 jaar oud) in 1763.

tr. (resp. ongeveer 29 en ongeveer 34 jaar oud) in 1699
met

Cornelis van Dongen, geb. in 1665, Heer tot den Oldegaerden en Vledderinge, ovl. (ongeveer 58 jaar oud) in 1723.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Frederik Hendrik*1703  †1732  29


Gerhard Alberda van Dijksterhuis
in
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Reint Alberda.

Gerhard Alberda van Dijksterhuis (Alberda), geb. in 1705, ovl. (ongeveer 79 jaar oud) in 1784.


Aantekeningen bij Gerhard Alberda van Dijksterhuis (Alberda).
Alle heerden met zuidwaartse opstrek lopen dwars door het Lanckwoldmer veen tot aan de Leidijk, die Noordwijk tegen het veenwater moet beschermen. Elke boer steekt of baggert aan de heerdzijde in zijn eigen veen 's zomers de brandturf. Het betekent niet meer dan wat geknabbel aan de grote veenkoek.
Omstreeks 1750 rijpt bij Daniël Onno de Hertoghe, heer van Rikkerdaen Feringa, het plan, om een grote veenontginning op te zetten. Als eigenaar van een aantal boerderijen beschikt hij al over heel wat ruwveen, maar het is nog allerminst een aaneensluitend complex. Bovendien is hij niet kapitaalkrachtig genoeg om de investeringen te financieren. Voor de afronding van een oppervlakte veen van voldoende grootte, is hij aangewezen op de Grootegaster boeren. Ze moeten hem bovendien helpen bij de noodzakelijke uitdieping en verbreding van de Grootegaster tocht, die voor de turfafvoer een te geringe capaciteit heeft. Het financiële probleem brengt hij tot oplossing, door er zijn rijke schoonvader bij te betrekken. Deze jonker, Gerhard Alberda van Dijksterhuis, is wel tot deelname bereid, maar stelt, als voorzichtig financier, bepaalde voorwaarden. Uit de inhoud van het tussen hem en zijn schoonzoon opgemaakte contract blijkt, dat Dijksterhuis het risico van de onderneming goed heeft gewogen. De Hertoghe zal geld krijgen tegen een rente van 5%. Dijksterhuis zal voor 25% in de winst delen en elk jaar moeten op z‘n minst 8000 stobben of dagwerken baggel worden afgeleverd. De overeenkomst zal minstens 8 jaar van kracht blijven. Om te beginnen krijgt Daniël Onno een voorschot van 5000 Carolus gulden. Vol ondernemingsijver werpt De Hertoghe zich op het project en nog in hetzelfde jaar begint hij met de voorbereidselen. Allereerst moet de vlotte afvoer van de turf verzekerd zijn. De Tocht dient te worden verbeterd van de pelmolen van Frederick Rompts (bij De Klap) tot aan het Trekdiep ten westen van Buikstede. Gebruikmakend van zijn gezag in het dorp, weet De Hertoghe de boeren voor zijn karretje te spannen. De Tocht is immers 'mandelig', d.w.z.gemeenschappelijk bezit als waterlossing. Bovendien zal de trekschuit door de hergraving een veel gerieflijker vaarweg krijgen. Volgens dejonker spreekt het dus vanzelf, dat de boeren de kanalisatie in hoofdzaak voor eigen rekening uitvoeren.
In de herberg komen de karspelboeren bijeen voor het tekenen van de overeenkomst. Ook wat de veenoverdracht betreft, krijgt de jonker zijn zin. Het laatste obstakel is het Pastorie-veen, dat bij de kerk behoort. Aangezien het 'seer sompig en meesttijds onbegaanbaar' is, besluiten de boeren, ook dit veen over te dragen. Het veen dat boereneigendom blijft, zal worden afgegreppeld. Het contract wordt getekend door 36 boeren, waarvan er 8 hun naam niet kunnen schrijven en hun huismerkteken onder het stuk plaatsten.
Alle boeren, die aan de vaart 'gelandet' zijn, verklaren afstand te doen van een strook grond voor het trekpaard en de uitleg van de Tocht. De vaart zal een bovenwijdte krijgen van 20 voet en een bodemwijdte van 14 voet bij een diepte van 5 voet. Het hele werk, de verbetering van de Tocht en het graven van een schipsloot van de Klap tot in het veen, zal binnen acht weken na de aanbesteding moeten worden opgeleverd. Duurt het langer, dan verbeurt de aannemer een ducaat voor de armen van Grootegast.
Het werk wordt aangenomen door H.R. Walda en Bocke Willems; de Tocht voor 3 Carolus gulden per roede (ca. 4,10m) en de Schipsloot, die er helemaal uit moet, voor 5 carolus gulden per roede. De boeren zijn aan De Hertoghe voor hun aandeel, namelijk de Tocht van de Klap tot aan het Kolonelsdiep, een bedrag van 640 carolus gulden verschuldigd. Ze moeten hem binnen vier jaar betalen. In 1756 zijn alle termijnen prompt betaald. De Hertoghe, die dit bedrag als voorschot van Dijksterhuis reeds heeft ontvangen, lost zelf pas in 1763 af.
Als Tocht en Schipsloot gereed zijn, kan men de spade in het veen steken. Aan het hoofdkanaal wordt een veenbaashuis (nu de Zuidpolder) gebouwd. Het is tevens herberg en in de gelagkamer kunnen de veenarbeiders bier, brood en andere levensmiddelen krijgen. Er worden daartoe bonnen uitgegeven en zo verdient de ondernemer ook nog op het uitbetaalde werkloon, voorzover het hier besteed wordt. In alles imiteerde hij het systeem, dat in de Nienoorter venen wordt toegepast door Von Inn- Und Kniphausen. Zijn dochter Clara is getrouwd met Ferdinand Folef, een jonker uit dit geslacht.
Als bijen op de bloeiende klaver komen uit de verre omtrek de arbeiders op het veenbedrijf af. Wie ver van huis is, blijft 's nachts op het veen. Voor deze mensen worden lichte barakken gebouwd. Naar deze loodsen is de weg De Tenten genoemd. Dit barakkenkamp staat in het zuiden van de veenbaaswoning, op de oostzijde van het kanaal.
Wijken worden in het veen gesneden voor water- en turfafvoer en zo ontstond aan de zuidzijde van de herberg een rechthoekig veenvlak, dat het eerst aan de snede wordt gebracht. Dit stuk wordt nog lang het 'Eiland' genoemd.
Na de dood van Daniël Onno in 1774 wordt het bedrijf energiek voortgezet door zijn tweede vrouw, douairière Anna Habina vanStarkenborgh. Ze koopt in 1776 enkele voormalige kloosterplaatsen te Sebaldeburen van de provincie en verbindt het daarbij behorende veen door een tocht via de Hajemasloot met het Grootegaster basisbedrijf.
In 1775 wordt er een klapbrug gelegd over de Grootegaster Tocht in de Westerzandemer weg ten oosten van Lutjegast. Voordien rijden de boeren met paard en wagen door de 'Santvoorde' aldaar, dus dwars door het diep. Ook bij de bouw van de brug moeten alle belanghebbenden hun bijdrage leveren. Mevrouw de Hertoghe zorgt voor hout, ijzer en spijkers.
Het visrecht op de tocht heeft uitsluitend de jonker. Hij draagt zijn turfschippers op, scherp uit te kijken naar clandestiene vissertjes in het riet. Verscheidene malen moet zo‘n overtreder terecht staan, waarbij doorgaans een turfschipper als getuige optreedt.
Even ten zuiden van het punt, waar de Grootegaster Tocht het Kolonelsdiep bereikt, is een 'verlaat‘ gebouwd, een kleine schutsluis. Beneden deze sluis is een grote overlaadplaats voor turf van de kleine veenschuiten op grotere vaartuigen.
In 1791 geven de grondeigenaren langs de Tocht permissie om eenpaard voor het Grootegaster snikje te laten lopen, mits hekken en wringen weer zorgvuldig worden gesloten.
De veenexploitatierekening van 1825, niet meer ten name van het jonkersgeslacht, sluit met een tekort van vier gulden. Het niet bepaald systematisch vergraven veen is uitgeput en het bedrijf zal omstreeks dat jaar zijn geliquideerd.
Restanten ruw veen, slecht ontgonnen dalgrond, petgaten en onland blijven achter als een paradijs voor kemphanen, tureluurs en grutto‘s. Lang heeft zich deze toestand gehandhaafd. De bouw van een stoomgemaal, dat een deel van het vroegere veengebied geschikt maakt voor ontginning, brengt de eerste verbetering. Een volledige ontsluiting en een afdoende waterbeheersing brengt de Ruilverkaveling 'Zuidpolder'.
(Bron: Gem. Grootegast).

tr.
met

Susanna Elisabeth Alberda van Menkema, dr. van Unico Allard Alberda en Everdina Cunnera van Berum, geb. in 1707 (circa 1706), ovl. (ongeveer 37 jaar oud) in 1744.

Uit dit huwelijk 5 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Unico Allard*1726  †1790  64
Margarethe Josina*1728 Groningen [Gr] †1754 Groningen [Gr] 26
Everdina Cornera*1730  †1753  23
Willemina*1735  †1786  51
Wendelina Cornera*1742  †1819 Groningen [Gr] 77


Susanna Elisabeth Alberda van Menkema
in
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Reint Alberda.

Susanna Elisabeth Alberda van Menkema, geb. in 1707 (circa 1706), ovl. (ongeveer 37 jaar oud) in 1744.

tr.
met

Gerhard Alberda van Dijksterhuis (Alberda), geb. in 1705, ovl. (ongeveer 79 jaar oud) in 1784.


Aantekeningen bij Gerhard Alberda van Dijksterhuis (Alberda).
Alle heerden met zuidwaartse opstrek lopen dwars door het Lanckwoldmer veen tot aan de Leidijk, die Noordwijk tegen het veenwater moet beschermen. Elke boer steekt of baggert aan de heerdzijde in zijn eigen veen 's zomers de brandturf. Het betekent niet meer dan wat geknabbel aan de grote veenkoek.
Omstreeks 1750 rijpt bij Daniël Onno de Hertoghe, heer van Rikkerdaen Feringa, het plan, om een grote veenontginning op te zetten. Als eigenaar van een aantal boerderijen beschikt hij al over heel wat ruwveen, maar het is nog allerminst een aaneensluitend complex. Bovendien is hij niet kapitaalkrachtig genoeg om de investeringen te financieren. Voor de afronding van een oppervlakte veen van voldoende grootte, is hij aangewezen op de Grootegaster boeren. Ze moeten hem bovendien helpen bij de noodzakelijke uitdieping en verbreding van de Grootegaster tocht, die voor de turfafvoer een te geringe capaciteit heeft. Het financiële probleem brengt hij tot oplossing, door er zijn rijke schoonvader bij te betrekken. Deze jonker, Gerhard Alberda van Dijksterhuis, is wel tot deelname bereid, maar stelt, als voorzichtig financier, bepaalde voorwaarden. Uit de inhoud van het tussen hem en zijn schoonzoon opgemaakte contract blijkt, dat Dijksterhuis het risico van de onderneming goed heeft gewogen. De Hertoghe zal geld krijgen tegen een rente van 5%. Dijksterhuis zal voor 25% in de winst delen en elk jaar moeten op z‘n minst 8000 stobben of dagwerken baggel worden afgeleverd. De overeenkomst zal minstens 8 jaar van kracht blijven. Om te beginnen krijgt Daniël Onno een voorschot van 5000 Carolus gulden. Vol ondernemingsijver werpt De Hertoghe zich op het project en nog in hetzelfde jaar begint hij met de voorbereidselen. Allereerst moet de vlotte afvoer van de turf verzekerd zijn. De Tocht dient te worden verbeterd van de pelmolen van Frederick Rompts (bij De Klap) tot aan het Trekdiep ten westen van Buikstede. Gebruikmakend van zijn gezag in het dorp, weet De Hertoghe de boeren voor zijn karretje te spannen. De Tocht is immers 'mandelig', d.w.z.gemeenschappelijk bezit als waterlossing. Bovendien zal de trekschuit door de hergraving een veel gerieflijker vaarweg krijgen. Volgens dejonker spreekt het dus vanzelf, dat de boeren de kanalisatie in hoofdzaak voor eigen rekening uitvoeren.
In de herberg komen de karspelboeren bijeen voor het tekenen van de overeenkomst. Ook wat de veenoverdracht betreft, krijgt de jonker zijn zin. Het laatste obstakel is het Pastorie-veen, dat bij de kerk behoort. Aangezien het 'seer sompig en meesttijds onbegaanbaar' is, besluiten de boeren, ook dit veen over te dragen. Het veen dat boereneigendom blijft, zal worden afgegreppeld. Het contract wordt getekend door 36 boeren, waarvan er 8 hun naam niet kunnen schrijven en hun huismerkteken onder het stuk plaatsten.
Alle boeren, die aan de vaart 'gelandet' zijn, verklaren afstand te doen van een strook grond voor het trekpaard en de uitleg van de Tocht. De vaart zal een bovenwijdte krijgen van 20 voet en een bodemwijdte van 14 voet bij een diepte van 5 voet. Het hele werk, de verbetering van de Tocht en het graven van een schipsloot van de Klap tot in het veen, zal binnen acht weken na de aanbesteding moeten worden opgeleverd. Duurt het langer, dan verbeurt de aannemer een ducaat voor de armen van Grootegast.
Het werk wordt aangenomen door H.R. Walda en Bocke Willems; de Tocht voor 3 Carolus gulden per roede (ca. 4,10m) en de Schipsloot, die er helemaal uit moet, voor 5 carolus gulden per roede. De boeren zijn aan De Hertoghe voor hun aandeel, namelijk de Tocht van de Klap tot aan het Kolonelsdiep, een bedrag van 640 carolus gulden verschuldigd. Ze moeten hem binnen vier jaar betalen. In 1756 zijn alle termijnen prompt betaald. De Hertoghe, die dit bedrag als voorschot van Dijksterhuis reeds heeft ontvangen, lost zelf pas in 1763 af.
Als Tocht en Schipsloot gereed zijn, kan men de spade in het veen steken. Aan het hoofdkanaal wordt een veenbaashuis (nu de Zuidpolder) gebouwd. Het is tevens herberg en in de gelagkamer kunnen de veenarbeiders bier, brood en andere levensmiddelen krijgen. Er worden daartoe bonnen uitgegeven en zo verdient de ondernemer ook nog op het uitbetaalde werkloon, voorzover het hier besteed wordt. In alles imiteerde hij het systeem, dat in de Nienoorter venen wordt toegepast door Von Inn- Und Kniphausen. Zijn dochter Clara is getrouwd met Ferdinand Folef, een jonker uit dit geslacht.
Als bijen op de bloeiende klaver komen uit de verre omtrek de arbeiders op het veenbedrijf af. Wie ver van huis is, blijft 's nachts op het veen. Voor deze mensen worden lichte barakken gebouwd. Naar deze loodsen is de weg De Tenten genoemd. Dit barakkenkamp staat in het zuiden van de veenbaaswoning, op de oostzijde van het kanaal.
Wijken worden in het veen gesneden voor water- en turfafvoer en zo ontstond aan de zuidzijde van de herberg een rechthoekig veenvlak, dat het eerst aan de snede wordt gebracht. Dit stuk wordt nog lang het 'Eiland' genoemd.
Na de dood van Daniël Onno in 1774 wordt het bedrijf energiek voortgezet door zijn tweede vrouw, douairière Anna Habina vanStarkenborgh. Ze koopt in 1776 enkele voormalige kloosterplaatsen te Sebaldeburen van de provincie en verbindt het daarbij behorende veen door een tocht via de Hajemasloot met het Grootegaster basisbedrijf.
In 1775 wordt er een klapbrug gelegd over de Grootegaster Tocht in de Westerzandemer weg ten oosten van Lutjegast. Voordien rijden de boeren met paard en wagen door de 'Santvoorde' aldaar, dus dwars door het diep. Ook bij de bouw van de brug moeten alle belanghebbenden hun bijdrage leveren. Mevrouw de Hertoghe zorgt voor hout, ijzer en spijkers.
Het visrecht op de tocht heeft uitsluitend de jonker. Hij draagt zijn turfschippers op, scherp uit te kijken naar clandestiene vissertjes in het riet. Verscheidene malen moet zo‘n overtreder terecht staan, waarbij doorgaans een turfschipper als getuige optreedt.
Even ten zuiden van het punt, waar de Grootegaster Tocht het Kolonelsdiep bereikt, is een 'verlaat‘ gebouwd, een kleine schutsluis. Beneden deze sluis is een grote overlaadplaats voor turf van de kleine veenschuiten op grotere vaartuigen.
In 1791 geven de grondeigenaren langs de Tocht permissie om eenpaard voor het Grootegaster snikje te laten lopen, mits hekken en wringen weer zorgvuldig worden gesloten.
De veenexploitatierekening van 1825, niet meer ten name van het jonkersgeslacht, sluit met een tekort van vier gulden. Het niet bepaald systematisch vergraven veen is uitgeput en het bedrijf zal omstreeks dat jaar zijn geliquideerd.
Restanten ruw veen, slecht ontgonnen dalgrond, petgaten en onland blijven achter als een paradijs voor kemphanen, tureluurs en grutto‘s. Lang heeft zich deze toestand gehandhaafd. De bouw van een stoomgemaal, dat een deel van het vroegere veengebied geschikt maakt voor ontginning, brengt de eerste verbetering. Een volledige ontsluiting en een afdoende waterbeheersing brengt de Ruilverkaveling 'Zuidpolder'.
(Bron: Gem. Grootegast).

Uit dit huwelijk 5 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Unico Allard*1726  †1790  64
Margarethe Josina*1728 Groningen [Gr] †1754 Groningen [Gr] 26
Everdina Cornera*1730  †1753  23
Willemina*1735  †1786  51
Wendelina Cornera*1742  †1819 Groningen [Gr] 77


Reint Alberda
in
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Reint Alberda.

Reint Alberda, geb. in 1586, ovl. (ongeveer 67 jaar oud) in 1653.

tr.
met

Habbina Ubbena, dr. van Reint Ubbena en Johanna Coenders, geb. circa 1608, ovl. (ongeveer 61 jaar oud) in 1669.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Mello*1642 't Zandt [Gr] †1699 Uithuizen [Gr] 56
Johanna*1640     
Reint*1630  †1691 Groningen [Gr] 61


Reint Alberda
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Reint Alberda.

Reint Alberda, geb. in 1510.

tr.
met

Renske Rolteman, geb. in 1515.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Derk*1535     


Habbina Ubbena
in
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Reint Alberda.

Habbina Ubbena, geb. circa 1608, ovl. (ongeveer 61 jaar oud) in 1669.

tr.
met

Reint Alberda, zn. van Reint op ´t Zandt Alberda en Anna Schatter, geb. in 1586, ovl. (ongeveer 67 jaar oud) in 1653.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Mello*1642 't Zandt [Gr] †1699 Uithuizen [Gr] 56
Johanna*1640     
Reint*1630  †1691 Groningen [Gr] 61


Reint Ubbena
Reint Ubbena, geb. circa 1585.

tr.
met

Johanna Coenders, dr. van Johan (Jan) Coenders en Truida Aykema, geb. in 1585.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Habbina*1608  †1669  61


Johanna Coenders
Johanna Coenders, geb. in 1585.

tr.
met

Reint Ubbena, geb. circa 1585.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Habbina*1608  †1669  61

')}