Genealogie van NazatenDeVries en anderen
Louis Oncko Wolf van der Feltz
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Ewe Ewesma.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van NN Hunigue.
Parenteel van Rypert Ripperda.
Parenteel van Sico Tjaerda van Starkenborgh.

Louis Oncko Wolf van der Feltz, geb. in 1782, ovl. (ongeveer 58 jaar oud) in 1840.

tr. (resp. ongeveer 26 en ongeveer 27 jaar oud) in 1808
met

Alagonda Maria de Drews, dr. van Johan de Drews en Margaretha Bouwina Lewe, geb. in 1781, ovl. (ongeveer 66 jaar oud) in 1847.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johan*1803  †1878  75


Johan de Drews van der Feltz
in
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Ewe Ewesma.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van NN Hunigue.
Parenteel van Rypert Ripperda.
Parenteel van Sico Tjaerda van Starkenborgh.

Johan de Drews van der Feltz, geb. in 1803, ovl. (ongeveer 75 jaar oud) in 1878.


Evert Joost Lewe
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Evert Joost Lewe, geb. in 1706, Heer van te Hoogkerk [Gr], Heer van te Aduard [Gr], ovl. (ongeveer 62 jaar oud) in 1768.

tr. (resp. ongeveer 50 en ongeveer 21 jaar oud) in 1756
met

Willemina Alberda, dr. van Gerhard Alberda van Dijksterhuis (Alberda) en Susanna Elisabeth Alberda van Menkema, geb. in 1735, ovl. (ongeveer 51 jaar oud) in 1786.

Uit dit huwelijk 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Evert Joost*1759  †1799  40
Suzanna Elisabeth*1764  †1806  42



Bronnen:
1.Algemeen Doopboek Kerkelijke gemeente Groningen, RHC GA, Collectie DTB, toeg. 124, Inventarisnr.: 148, Groningen [Gr], van 1676 tot 1705


Willemina Alberda
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Willemina Alberda, geb. in 1735, ovl. (ongeveer 51 jaar oud) in 1786.

tr. (resp. ongeveer 21 en ongeveer 50 jaar oud) in 1756
met

Evert Joost Lewe, zn. van Evert Joost Lewe van Aduard en Christina Emerentiana van Berum, geb. in 1706, Heer van te Hoogkerk [Gr], Heer van te Aduard [Gr], ovl. (ongeveer 62 jaar oud) in 1768.

Uit dit huwelijk 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Evert Joost*1759  †1799  40
Suzanna Elisabeth*1764  †1806  42


Evert Joost Lewe Heer van Aduard
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Evert Joost Lewe Heer van Aduard, geb. in 1759, ovl. (ongeveer 40 jaar oud) in 1799.


Suzanna Elisabeth Lewe van Aduard
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Suzanna Elisabeth Lewe van Aduard, geb. in 1764, ovl. (ongeveer 42 jaar oud) in 1806.

tr. (resp. ongeveer 27 en ongeveer 40 jaar oud) in 1791
met

Jasper Hendrik van Zuylen van Nievelt, geb. in 1751, ovl. (ongeveer 77 jaar oud) in 1828.


Jasper Hendrik van Zuylen van Nievelt
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Jasper Hendrik van Zuylen van Nievelt, geb. in 1751, ovl. (ongeveer 77 jaar oud) in 1828.

tr. (resp. ongeveer 40 en ongeveer 27 jaar oud) in 1791
met

Suzanna Elisabeth Lewe van Aduard, dr. van Evert Joost Lewe en Willemina Alberda, geb. in 1764, ovl. (ongeveer 42 jaar oud) in 1806.


Evert Joost Lewe van Aduard
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Evert Joost Lewe van Aduard, geb. in 1743, ovl. (ongeveer 61 jaar oud) in 1804.

tr. (resp. ongeveer 23 en ongeveer 27 jaar oud) in 1766
met

Henriette Paulina van Holsten, dr. van Carl Just van Holsten en Madeleine Dorotheé de Masclary, geb. in 1739, ovl. (ongeveer 67 jaar oud) in 1806.

Uit dit huwelijk 3 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Carolus Justes*1767  †1838  71
Berend*1768  †1812  44
Jan Evert*1774 Aduard [Gr] †1832  58


Henriette Paulina van Holsten
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Henriette Paulina van Holsten, geb. in 1739, ovl. (ongeveer 67 jaar oud) in 1806.

tr. (resp. ongeveer 27 en ongeveer 23 jaar oud) in 1766
met

Evert Joost Lewe van Aduard, zn. van Berend Lewe van Aduard en Catharina Eck en Wiel van Wijhe, geb. in 1743, ovl. (ongeveer 61 jaar oud) in 1804.

Uit dit huwelijk 3 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Carolus Justes*1767  †1838  71
Berend*1768  †1812  44
Jan Evert*1774 Aduard [Gr] †1832  58


Carolus Justes Lewe van Aduard
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Carolus Justes Lewe van Aduard, geb. in 1767, ovl. (ongeveer 71 jaar oud) in 1838.

tr. (resp. ongeveer 26 en ongeveer 20 jaar oud) in 1793
met

Antoinette van Pabst, dr. van Willem Adriaan van Pabst en Johanna Dorthea van Pabst, geb. in 1773, ovl. (ongeveer 34 jaar oud) in 1807.


Antoinette van Pabst
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Antoinette van Pabst, geb. in 1773, ovl. (ongeveer 34 jaar oud) in 1807.

tr. (resp. ongeveer 20 en ongeveer 26 jaar oud) in 1793
met

Carolus Justes Lewe van Aduard, zn. van Evert Joost Lewe van Aduard en Henriette Paulina van Holsten, geb. in 1767, ovl. (ongeveer 71 jaar oud) in 1838.


Berend Lewe van Aduard
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Berend Lewe van Aduard, geb. in 1768, ovl. (ongeveer 44 jaar oud) in 1812.

tr. (resp. ongeveer 29 en ongeveer 27 jaar oud) in 1797
met

Willemina Jenanne Alberda van Mekema en Dijksterhuis, geb. in 1770, ovl. (ongeveer 75 jaar oud) in 1845.


Willemina Jenanne Alberda van Mekema en Dijksterhuis
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Willemina Jenanne Alberda van Mekema en Dijksterhuis, geb. in 1770, ovl. (ongeveer 75 jaar oud) in 1845.

tr. (resp. ongeveer 27 en ongeveer 29 jaar oud) in 1797
met

Berend Lewe van Aduard, zn. van Evert Joost Lewe van Aduard en Henriette Paulina van Holsten, geb. in 1768, ovl. (ongeveer 44 jaar oud) in 1812.

Jan Evert Lewe van Aduard
 
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Jan Evert Lewe van Aduard, geb. te Aduard [Gr] op donderdag 24 nov 1774, ovl. (58 jaar oud) voor de kust van België op woensdag 12 dec 1832.



Aantekeningen bij Jan Evert Lewe van Aduard.
Jhr. Jan Evert Lewe van Aduard (Aduard, 24 november 1774 - voor de kust van België, 12 december 1832) was een Nederlands schout-bij-nacht en ridder in de Militaire Willems-Orde derde klasse..
Lewe was een lid van de oud-adellijke familie Lewe. Hij was de zoon van Evert Joost Lewe (van Aduard) (1743-1804), onder andere gedeputeerde ter Staten-Generaal, en Henriette Pauline van Holsten [1739-1806]. Hij trouwde in 1804 met Gijsberta Jannetje Martha de Veer (1787-1846), uit welk huwelijk vijf kinderen geboren werden..
Hij werd op 28 maart 1815 benoemd in de Ridderschap van Groningen, waardoor hij en zijn nakomelingen tot de Nederlandse adel gingen behoren, met het predicaat van jonkheer en jonkvrouw. Voor twee van zijn zonen werd in 1848 erkend de titel van baron en barones, waardoor hun nageslacht die titel ging dragen..

Vroege loopbaan.
Lewe van Aduard werd opgeleid voor de marine; na het einde van het Franse Keizerrijk werd hij in de rang van kapitein, in augustus 1814, bij de zeemacht van Nederland geplaatst.[1] Hij werd bij Koninklijk Besluit van 28 maart 1815 tevens benoemd in de ridderschap van Groningen [2] en voer in november 1815 als commandant op het schip Z.M. Prins van Oranje, dat deel uitmaakte van het Nederlandse eskader, onder commando van viceadmiraal Van Braam en onderweg was naar West-Indië. Het eskader bestond verder uit de schepen Zr. Ms. fregat Van der Werf, Zr. Ms. fregat Eurydice, Zr. Ms. brik Irene en Zr. Ms. schoener Haai. Aan boord van het schip van Lewe van Aduard bevonden zich de gouverneurs van Curaçao en Sint Maarten. Verder had het eskader het elfde bataljon jagers en enige compagnieën artillerie, bestemd om de bezetting uit te maken van de verschillende Nederlandse bezittingen in West-Indië, aan boord.[3].

Op 11 maart 1816 kwam hij met de Prins van Oranje, van Curaçao komend, te Jamaica aan, met aan boord onder meer luitenant-generaal Le Couteur, diens familie en het garnizoen van dat eiland; hij vertrok de 17de maart weer van Port Royal naar Portsmouth. Bij het vertrek werd het schip door het fort Charles en het vlaggeschip gesalueerd. [4] Op 28 juni 1817 kwam hij van Gibraltar met de Prins van Oranje, en met aan boord viceadmiraal Th.F. van Capellen, aan op de rede van Vlissingen[5] en op 1 december 1819 vertrok hij weer vanuit Hellevoetsluis met het oorlogsschip Van der Werf naar Batavia, met aan boord schout-bij-nacht Musquetier, ter aflossing van één der oorlogsschepen aldaar.[6]De 15de april 1821 kwam hij met het schip van Makassar te Batavia aan, met aan boord onder meer 16 officieren, waaronder kolonel Lafontaine, 139 Europese onderofficieren en soldaten en 56 Boeginese rekruten.[7].
.

Expeditie naar Palembang.
Lewe van Aduard nam begin 1821 deel aan de tweede expeditie naar Palembang; deze expeditie stond onder opperbevel van generaal H.M. de Kock en de zeemacht onder bevel van dan kapitein-ter-zee Lewe van Aduard. De landmacht werd aangevoerd door de kolonels A.D. de la Fontaine en B. Bischoff. Men was niet in dezelfde fout vervallen als tijdens de eerste expeditie naar Palembang om een onvoldoende macht uit te zenden. De macht tijdens de tweede expeditie bestond uit een landingsleger, sterk 1.679 man, met 18 veldstukken, en een vloot van 18 oorlogsbodems en 14 transportschepen, met 2.600 koppen, waarvan 1.200 Europeaan; tezamen met inbegrip van een honderd inlandse soldaten, 4.300 man. Deze expeditie eindigde in een overwinning, maar er werden aan Nederlandse zijde wel zware verliezen geleden, waaronder alleen al tijdens de bestorming van een vijandelijke batterij 33 doden en 133 gewonden vielen. Lewe van Aduard kreeg bij Koninklijk Besluit van 7 mei 1822 nummer 29 de Militaire Willems-Orde derde klasse voor zijn verrichtingen tijdens de expeditie naar Palembang. Op 9 mei 1821 vertrok legercommandant De Kock van Batavia met een vloot van 18 oorlogs- en transportschepen, bemand met 2.600 matrozen, waarvan 1.200 Europeanen, terwijl de troepen 1.780 man telden. De 12de juni kwam de expeditie voor de batterijen aan de Plaju en op het eiland Gombora (Kemaro) dat sterk bewapend was en de toegang tot de hoofdplaats belette..

De 24ste juni 1821 had generaal De Kock, die het opperbevel over deze expeditie had, de vijandelijke werken in de rivier, die de toegang naar de stad afsloten, na een hevige tegenstand overmeesterd. Hij meldde in zijn rapport van 28 juni dat hij de 26ste het anker voor eerder genoemde stad had laten vallen en dat de sultan, Badaroedin, die geen uitkomst meer zag, zich bereidwillig verklaarde om de regering aan zijn broer af te staan, die zich op de Nederlandse vloot bevond, en zich, onder toezegging van lijfsgenade aan de Nederlandse troepen zou overgeven. De Kock hoopte zo in staat te zijn om de sultan en zijn familie met het oorlogsfregat De Dageraad naar Batavia op te zenden. De Kock sprak vol lof over de moed en volharding van zijn soldaten en schepelingen. De vijand had zijn macht voornamelijk gevestigd in de rivier bij het eiland Gombora aan de uitwatering van de rivier de Pladjoe, te midden van een laag en moerassig land. Op dit eiland was een grote batterij opgeworpen; tussen de linker- en de rechteroever lagen twee waterbatterijen en op de oever vier, de grootste en belangrijkste bij de monding van de Pladjoe..
.

De gevechten.
Baron de Kock was opperbevelhebber der expeditie maar Lewe van Aduard was bevelhebber over de zeemacht.
De werken waren bezet met 126 stukken geschut die de vijand zeer goed wist te bedienen. De beide rivieren waren met dubbele rijen paalwerk onder het bereik van het geschut afgezet en achter het paalwerk lagen gewapende prauwen. Het bleek al snel dat het niet geraden was een poging te doen om de vijandelijke posities van de landzijde om te trekken. De 20ste juni vond de eerste aanval op de vijandelijke werken plaats. Met het aanbreken van de dag namen de oorlogsschepen de hun aangewezen posities in en van weerszijden werd er hevig gevuurd. In de voormiddag begon het vuur van de kant van Gombora te verminderen; een van de kanonneerboten drong door de palen van de grote rivier door en De Kock gaf bevel aan kolonel Bisschof om met 300 man in landingsboten een aanval op de batterij te ondernemen, toen de touwen van de landingsboten werden afgeschoten, waardoor ze met de stroom mee afdreven. Hierdoor werd het fregat Van der Werff, dan geheel ongedekt, aan het vuur van de vijand blootgesteld waardoor diverse stukken onklaar geraakten. Boers voerde tijdens de expeditie op dit schip mede het commando en was aldus in de vuurlinie; aldaar vielen door deze actie in totaal 17 doden en 63 gewonden. De Kock achtte het toen raadzaam voor die dag de verdere aanval te staken..

De volgende aanval vond de 24ste plaats; voor het aanbreken van de dag namen de oorlogsschepen hun posities in en beantwoordden het vijandelijke vuur vanaf vijf uur. Om kwart over zes verminderde dit vijandelijke vuur; kolonel Bisschof, die met zijn troepen in landingsboten door de palen heendrong, ondernam een aanval aan de linkerkant van het eiland. De batterij werd overmeesterd en de kapiteins Elout en Dibbets en luitenant Lejeune wisten de Nederlandse vlag op de vijandelijke versterkingen te plaatsen. Een poging om de grote batterij van voren aan te vallen werd als onverstandig geoordeeld en de troepen verenigden zich aan de kant van het eiland om daar de rivier over te steken en de batterijen op de rechteroever aan te vallen. Intussen hadden de Venus en de Ajax de waterbatterijen tot zwijgen gebracht, deze werden door luitenant van den Ende bezet en vervolgens verbrand. De negende begonnen de verenigde troepen, onder bevel van kolonel Bisschof, de rivier over te trekken. Om half 12 plaatste luitenant-ter-zee De Lange de vlag op de achterste batterij; de tweede en derde werden al spoedig door de vijand verlaten. Deze probeerde zich nog in de eerste en grootste batterij te handhaven maar de flankeurs, geleid door de luitenants Wagener en van Styrum, drongen stormenderhand naar binnen en vermeesterden ook deze belangrijke en laatste vijandelijke positie..

Onderscheidingen.
Generaal De Kock was zeer onder de indruk van de bewezen diensten van alle officieren maar roemde in het bijzonder die van de kapitein-luitenants Bakker en Reins, de luitenants Koopman, Lans, Ruys, Willink, de Koning en Rengers; ook Boers, Van Kervel, Freudenberg, Allewijn, Olijve, Jolij en Van Berkel werden bij naam genoemd: Kapitein-ter-zee jhr Lewe van Adaard, commanderende Zr. Ms. fregat Van der Werff, hield niet op activiteit en ijver aan de dag te leggen, en in beide secties vocht hij met moed en beleid. Op zijn schip hebben alle officieren zich onderscheiden, maar speciaal de eerste luitenants Koopman en Lans en de tweede luitenants Willink, de Koning, Rengers en Boers. [8].
.

Belgische opstand.
In augustus 1821 keerde Lewe van Aduard te Middelburg terug, nadat hij van Palembang vertrokken was;[9] hij werd nu overgeplaatst op het oorlogsfregat de Dageraad, waarmee hij in 1822 naar Soerabaja en terug zeilde.[10] Op 10 januari vertrok hij van Vlissingen met Zr. Ms. oorlogsfregat Diana voor een reis naar de Middellandse Zee en voer onder meer over Gibraltar[11] en Smyrna (19 augustus).[12] Op 15 november 1826 kwam hij ter rede van Vlissingen aan, alwaar de Diana in 's rijks dok werd gebracht.[13] Bij Koninklijk Besluit van 3 februari 1830 werd Zr. Ms. fregat Eurydice in dienst gesteld en het bevel daarover opgedragen aan Lewe van Aduard.[14] Op 31 augustus, na het uitbreken van de Belgische Opstand, zeilde hij met dit schip, en samen met de Sumatra, kapitein Lucas, van Vlissingen naar Antwerpen.[15] Volgens de bij het Department van Marine ontvangen rapporten van Lewe van Aduard, die de zeemacht voor Antwerpen commandeerde, had hij, op bevel van generaal D.H. Chassé, deel genomen aan het op de 27ste oktober voor die stad plaatsvindende gevecht tegen de opstandelingen en hadden de manschappen van Z.M. schepen en vaartuigen van oorlog zich bij die gelegenheid uitmuntend gedragen.[16] Twee officieren waren gesneuveld; luitenant L.C. Maas (1799-1830, ridder Militaire Willems-Orde) van de Proserpina en J. Klinkhamer van de Komeet..

Bij Koninklijk Besluit van 23 maart 1831 werd schout-bij-nacht C.J. Wolterbeek tot viceadmiraal bevorderd, en werden de kapiteins-ter-zee A.W. de Man, Lewe van Aduard en P. Ziervogel tot schout-bij-nacht benoemd.[17] Bij Koninklijk Besluit van 14 november 1831 nummer 8 behaagde het Z.M. Lewe van Aduard, die toen de tweede divisie der eerste afdeling van de linie van defensie te water commandeerde, zijn bijzondere tevredenheid te geven over de wijze waarop hij het aan hem toevertrouwde commandement had waargenomen en over de veelvuldige bewijzen van ijver en beleid die door hem de gehele tijd maar voornamelijk tijdens de vijandelijkheden gedurende de eerste helft der maand augustus 1831 werden gegeven.[18] Ingevolge de machtiging, door Z.M. de koning verleend, vond de eerste uitgifte van het Metalen Kruis, uit het bij Hasselt veroverde geschut vervaardigd, op de vijfde april 1832 plaats aan de troepen die behoord hadden tot de bezetting van de Citadel van Antwerpen en onderhorigheden, en waartoe ook de forten Lillo en Liefkenshoek gerekend werden, alsmede aan de zeemacht onder bevel van kapitein-ter-zee Koopman, voor Antwerpen, en aan die onder bevel van Lewe van Aduard, bij Lillo gestationeerd. Deze troepen rukten vervolgens, versierd met het edelmetaal, uit tot het houden van een grote parade, gedurende welke hen een dagorder werd voorgelezen van de directeur-generaal van oorlog.[19].
.

De dood van Lewe van Aduard.
Lewe van Aduard sneuvelde in een gevecht met de Fransen voor de Kruisschans, tijdens de Belgische Opstand, terwijl hij de linie der defensie te water, aan boord van de Eurydice, commandeerde. Nadat de vijand gedurende de elfde op verschillende punten aan de Scheldedijk en vooral bij de Kruisschans, bestookt en in het voortzetten van zijn werkzaamheden verhinderd was geworden besloot Lewe van Aduard in de morgen van de twaalfde tot de aanval op dat punt met de Euridice en de Proserpina en zette daarnaast een aantal kanonneerboten in, om de vijandelijke werken aldaar te vernielen. Omdat om 10 uur activiteiten gezien werden gaf hij direct order de batterijen te openen maar dit vuur bleef door de vijand in eerste instantie onbeantwoord. Kort daarop werd echter van zijn kant van de dijk een houwitservuur geopend en aanhoudend voortgezet. In eerste instantie vielen de projectielen voor of achter de schepen maar al snel werd het juiste punt bepaald en kwamen acht houwitsergranaten op de Eurydice terecht. Twee daarvan ontploften, de ene in de kuil en de andere tussendeks. Door de eerste explosie werden matroos Apon en luitenant Kluyskens gedood en een schepeling verwond. De tweede veroorzaakte tussendeks brand, die echter spoedig geblust was. De andere projectielen beschadigden het bovenschip en tuig terwijl één van de laatste granaten, omstreeks drie uur in de middag, de dood van Lewe van Aduard veroorzaakte.[20].

Nadat Lewe van Aduard had gemerkt dat de bommen doel getroffen hadden, kwam hij op het dek om order te geven het sein aan de stoomboot te doen om hem te komen afslepen. Vlak nadat hij die order gegeven had ontplofte een bom, die een deel van zijn hoofd wegnam, waarop hij direct overleed.[21] Hij bereikte de leeftijd van 58 jaar. Met het vallen van de avond was de Eurydice buiten bereikt van het vijandelijke geschut beneden de Kruisschans gaan liggen, terwijl de Proserpina met 6 kanonneerboten onder luitenant Van der Plat even boven de Kruisschans post vatte.[22] Het lichaam van Lewe van Aduard werd in de loop van de 13de december met een kanonneerboot naar Vlissingen vervoerd[23] en aldaar ter aarde besteld.[24] In Vlissingen werd later een grafmonument voor hem opgericht, in het park tussen de Koudekerkseweg en de Julianalaan, ten noorden van de Prins Bernhardlaan. Het opschrift luidt: toegewijd aan de nagedachtenis van Jonkheer Jan Evert Lewe van Aduard. Ridder der 3e klasse van de Militaire Willemsorde en van de Nederlandse Leeuw. Uit hoogachting door de gezamelijke Bevelhebbers en Officieren welke destijds onder de bevelen van den gesneuvelde dienden. [25] Op de Zuiderbegraafplaats in Groningen bevindt zich eveneens een grafmonument voor Lewe van Aduard..

Bronnen, noten en referenrties.
1. Opregte Haarlemse Courant, 11 augustus 1814.
2. 's Gravenhaagsche Courant, 10 april 1815.
3. 'Zeetyding', in de Leydse Courant, 29 november 1815.
4. De Curaçaosche courant, 5 april 1816.
5. 's-Gravenhaagsche Courant, 7 juli 1817.
6. Groninger Courant, 7 december 1819..
7. Bataviasche Courant, 28 april 1821.
8. Bredase Courant (10-11-1821).
9. Opregte Haarlemse Courant, 1 januari 1822.
10. Groninger Courant, 4 juni 1822.
11. Leydse Courant, 25 februari 1825.
12. Opregte Haarlemse Courant, 20 september 1825.
13. Nederlandse Staatscourant, 20 november 1826.
14. Nederlandse Staatscourant, 10 februari 1830.
15. Dagblad van 's-Gravenhage, 3 september 1830.
16. Rotterdamse Courant, 9 november 1830.
17. Algemeen Handelsblad, 26 maart 1831.
18. Rotterdamse Courant, 22 november 1831.
19. Nederlandse Staatscourant, 11 april, 1832.
20. Groninger Courant, 18 december 1832.
21. Middelburgse Courant, 15 december 1832.
22. Nederlandse Staatscourant, 15 december 1832.
23. Groninger Courant, 21 december 1832.
24. Groninger Courant, 28 december 1832.
25. Grafmonument, Jan Evert Lewe van Aduard.
* 1900. G. Kepper. Wapenfeiten van het Nederlands Indische Leger; 1816-1900. M.M. Cuvee, Den Haag..
* 1940. G.C.E. Köffler. De Militaire Willemsorde 1815-1940. Algemene Landsdrukkerij. Den Haag.


Dossier:


Willem Adriaan van Pabst
Willem Adriaan van Pabst, geb. in 1742.

tr. (ongeveer 28 jaar oud) in 1770
met

Johanna Dorthea van Pabst.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Antoinette*1773  †1807  34


Johanna Dorthea van Pabst
Johanna Dorthea van Pabst.

tr. (Willem Adriaan ongeveer 28 jaar oud) in 1770
met

Willem Adriaan van Pabst, geb. in 1742.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Antoinette*1773  †1807  34


Carl Just van Holsten
Carl Just van Holsten, ovl. in 1770.

tr.
met

Madeleine Dorotheé de Masclary.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Henriette Paulina*1739  †1806  67


Madeleine Dorotheé de Masclary
Madeleine Dorotheé de Masclary.

tr.
met

Carl Just van Holsten, ovl. in 1770.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Henriette Paulina*1739  †1806  67


Aylcke Onnema
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Aylcke Onnema.

tr.
met

Eggerik II (Egge) Addinga (Egge II) Van Addinga van Wedde En Westerwolde (5811), zn. van Eggerik I Addinga van Wedde en Westerwolde en Margaretha Ripperda, geb. circa 1391 (circa 1425), ovl. (ongeveer 84 jaar oud) op woensdag 21 apr 1475 hij wordt uiteindelijk vermoord, tr. (2) met Blideke (Blydeke) (Blydeke) Cater Tho Fraam1 (te Frama van Twixlum). Uit dit huwelijk een zoon.

 



Aantekeningen bij Eggerik II Addinga Van Addinga van Wedde En Westerwolde (5811).
DE ADDINGA'S.
Het Westerwoldse geslacht Addinga is afkomstig uit Reiderland. Volgens de verhalen zou het naar Wedde zijn gevlucht of zijn verjaagd na de Marcellusvloed van 1362. In Wedde wordt rond 1360/1370 de Wedderborg gebouwd. Deze datering wordt gegeven na enige archeologische opgravingen. De verbintenis van de opkomst van Addinga met de Marcellusvloed in 1362 berust op latere constructies en heeft naar alle waarschijnlijkheid zelfs helemaal niets met Dollardoverstromingen te maken. Het ontstaan van de Dollard kan met zekerheid pas gesitueerd worden in de eerste helft van de 15e eeuw.
De oorsprong van het geslacht Addinga is er in ieder geval in een duist er licht mee komen te staan. Als Egge (II) Addinga in 1474 probeert te bewijzen dat de Addinga's al minstens honderd jaar de heerlijkheid Wedde bezit met afschriften van de bisschop van Münster en de abt van Corvey, heeft hij inmiddels alle schijn tegen. In 1474 blijkt dat de Addinga's behalve de heerlijkheid Wedde en Westerwolde ook het gericht van Winschoten (ook voogdij van Winschoten geheten) in leen hebben. Vanwege de Reiderlandse achtergrond van Winschoten is het mogelijk dat de Addinga's uit deze plaats afkomstig zijn geweest.

De kerk van Wedde vóór de restauratie. De grafzerken in de kerk zijn weer in de vloer geplaatst. Bron: WP.
In 1391 wordt voor het eerst in een oorkonde van het huis te Wedde gesproken. Egge (I) Addinga (zoon van de stamvader Adde) wordt echter nog aangeduid als hoofdeling in Reiderland. De bevolking van Westerwolde kan moeilijk de heerschappij van Egge Addinga accepteren, met name het stempel dat hij drukt op het bestuur en rechtspraak. Egge (I) bestuurt met willekeur en in conflict met het Westerwoldse landrecht als hij de rechtszetel van Vlagtwedde naar Wedde verplaatst. Als Egge (I) op weg is van Onstwedde naar Wedde, is hij in de buurt van Wessinghuizen aangevallen en vermoord. Toch blijkt de macht van de Addinga's nog volledig intact. De inwoners van Westerwolde beloven op 4 juni 1391, aan de minderjarige kinderen van Egge: Adde, Haye en Boele, Egge's weduwe Focke Kekesma en Oomke (ook Unico genoemd) Ripperda (proost en hoofdeling in Farmsum) en Wyarde Memminge (hoofdeling in Bunde), Memmen en zoon Tiabbeken Jelderkes de verplichtingen na te komen die zij ook hebben met de overleden Egge. Laatsgenoemde personen zijn allen verwant aan Addinga. Op 12 maart 1392 verkopen Wyarde Memminge, Memmen en Tiabbeken Jelderkes hun rechten op het slot van Wedde en Westerwolde aan de de Addinga's. In 1391 wordt Egge Addinga in Westerwolde genoemd onder de capitales (hoofdelingen) van Reiderland, evenals in 1420, al lijkt dat gezien de moord niet mogelijk. In 1400 beleendt de bisschop van Münster beide broers Haye en Boele met Westerwolde.
De Addinga's blijven nagenoeg de gehele 15e eeuw aan de macht in Westerwolde. In Winschoten verliezen ze veel macht als de inwoners een verbond sluiten met de stad Groningen. In 1478 worden ze verdreven door troep en van de stad Groningen. Pas in 1486 mogen de Addinga's terugkeren op de Wedderborg.

In het boek van Muller, Historieplaten treffen we een vogelvlucht tekening aan van de inneming van het huis te Wedde door Graaf Willem Lodewijk op 30 augustus 1593 (afmeting 20x 27 cm), aanwezig in het Rijksarchief te Groningen. Vermoedelijk is het een tekening van Franz Hogenberg en vervaardigd tussen 1598 en 1608. Deze plaat geeft niet de juiste geografische situatie van Wedde weer. Duidelijk zien we het kleine kerkje in verhouding tot de machtige burcht, al is hier zeker de grotere belangrijkheid van de burcht in het spel, waardoor men deze veelal groter weergaf dan met de juiste verhoudingen overeenkwam. Bron: WP.
In de kerk van Wedde ligt nog een zerk van de in 1492 gestorven Haye Addinga met het volgende opschrift: Int jar uns Heren MCCCC un XC und II des Fridages na Marien Verkundighe starf Haye Addinghes, Hooflink van Westerw olde, des sine siele mote resten in den vrede. Amen.
De Addinga's worden, volgens o.a. Abel Eppens in zijn kroniek (16e eeuw) in tegenstelling tot vele andere aanzienlijke geslachten, niet hoofdeling of heerschap genoemd maar 'jonker', evenals de Ripperda's en de Onsta' s. Zij behoorden tot 'de oldsten'.
In Feenstra's 'Adel': 'Al dezen (de Addinga's), de Ewsums, Manninga's en Ripperda's werden rond 1500 beschouwd als hoofdelingen van bijzondere rang, als 'adel'. Zij waren de enigen, die als 'erentfest' werden aangeduid'.
Haye (III) Addinga is nog minderjarig als hij in 1523 de rechten op Wedde en Westerwolde terugkrijgt. Dit is van korte duur: in 1530 wordt het gebied veroverd door Karel van Gelre.


Bronnen:
1.De Ommelander Borgen en Steenhuizen, Dr. W.J Formsma, Stol en Pathuis, Van Corcum & Comp. B.V., ISBN 90 232 1047 6, Assen [Dr], 1973


Reyner Eysinga I
Reyner Eysinga I.

tr.
met

Aylcka Onnema.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Aylcke     

')}