Huis ten Dycke of Dijksterhuis te Pieterburen, hier nog in volle glorie.

De voorkant van de borg met de toren en de brug over de gracht. Bron: RHC GA, Groninger Archieven. Beeldbank Groningen.

 

In 1371 bij het vaststellen van regels voor het Schouwerzijlvest is sprake van het kerspel sancti Petri in nova terra, het kerspel van Sint-Pieter in het nieuwe land, Pieterburen dus. In welk jaar de indijking heeft plaatsgevonden is niet bekend. In dit nieuwe land ligt ook het Huis Ten Dycke, waarvan het tot de sloping in grondvorm bewaard gebleven steenhuis, vermoedelijk in het laatste kwart van de 14e eeuw is gebouwd. Volgens de overlevering zou het steenhuis oorspronkelijk op een zandplaat buitendijks hebben gelegen, beveiligd door een dijkje. Evenwel is de strook ten zuiden van de oude zeedijk tot aan het Westernieland hoog en zandig, zodat eerder aan een oeverwal moet worden gedacht. De overlevering wil ook, dat op dit huis zeeroverij is bedreven. Jacob van Lennip zou in zijn roman Ferdinand Huyck aan het huis Ten Dycke hebben gedacht. Betrouwbare gegevens hebben we niet omtrent deze zeeroverij.

 

 

Afbeelding van een schilderij van de voormalige borg Dijksterhuis bij Pieterburen. Fotograaf: onbekend, voor 1900. Licentie: Publieke Domein.

Afbeelding van een schilderij van de voormalige borg Dijksterhuis bij Pieterburen. Fotograaf: onbekend, voor 1900. Licentie: Publieke Domein.

 

Mogelijk is deze foto gemaakt tijdens de kijkdagen, want er staat behoorlijk wat volk voor de borg en op de toren.
Mogelijk is deze foto gemaakt tijdens de kijkdagen, want er staat behoorlijk wat volk voor de borg en op de toren. Bron: RHC GA, Groninger Archieven. Beeldbank Groningen.
Bron: RHC GA, Groninger Archieven.
Bron: RHC GA, Groninger Archieven. Beeldbank Groningen.
Bron: RHC GA, Groninger Archieven.
Bron: RHC GA, Groninger Archieven. Beeldbank Groningen.
De ingang/poort naar het Dijksterhuis te Pieterburen.

De ingang/poort naar het Dijksterhuis te Pieterburen. Bron: RHC GA, Groninger Archieven. Beeldbank Groningen.


Zekerheid is er pas met Focko ten Dycke kort na 1400. Deze komt dan als hoofdeling voor te Pieterburen, namelijk in 1406, 1416, 1417 en 1420. In 1420 is hij een van de gevolmachtigden van de stad Groningen die te Hindeloopen met Ocko tom Brok een overeenkomst sluiten over krijgsgevangenen. Vervolgens wordt in 1420/21, 1430, 1438 en 1444 Abele ten Dycke genoemd.

 

In 1420 of 1421 wordt hij, als hij in het Groninger leger is dat Sluiten belegert, door de Hollanders gevangen genomen; het is echter ook mogelijk dat hier Focke bedoeld is. In 1430 en 1438 wordt de rondgang van het redschap in de rechtstoel Eenrum geregeld. Abele to Dycke heeft rechten op Dijksterhuis en Idemaheerd in bezit gehad.


Na hem treffen we Oede of Ode ten Dijk aan, ook wel genoemd Ode Ponte Ten Dyke. Ook bovengenoemde Abel wordt in 1444 Ponta genoemd. De naam kan een verlatinisering zijn van Ter Bruggen.

 

Dit stelt ons voor de vraag of Ode en Abel tot de Groninger familie Ter Bruggen behoren. De naam van deze familie wordt in Latijnse stukken vertaald met Ponte. Nadere bewijzen hebben we niet. In haar testament noemt Ode deze familie niet.

 

Zelf zal zij dus geen Ter Bruggen geweest zijn. In haar testament van 1448 geeft zij als haar wens te kennen naast haar man Focke begraven te worden in haar eigen kerk te Pieterburen. Of deze Focke dezelfde is geweest als bovengenoemde Focke ten Dycke is niet bekend.

 

Ook haar verwantschap met Abel ten Dycke is onduidelijk. In dit verband kan ook Wiert ten Dycke genoemd worden, die in 1447 al overleden is.


Zoals gezegd maakte Ode in 1448 een testament. Daarbij schenkt zij legaten aan allerlei geestelijke instellingen en personen. Verder 'ontkent' zij Luywert Schultinge voor haar 'rechte' erfgenaam. Hoewel ontkennen ook erkennen kan zijn, is het waarschijnlijker, dat zij hem niet erkende. Overigens wordt daardoor de zaak van haar erfenis niet duidelijker.

 

De erfenis is aan haar vier nichten gekomen, waarvan in elk geval drie dochters van de bovengenoemde oom Luywert Schultinge. Ook is zeker, dat zij in 1464 aan Johan Rengers van ten Post mede ten behoeve van diens zoon Dutmer het volgende schenkt: ‘haar huizinge en heminge to Dycke’ met bijbehorende landen en rechten overeenkomstig Johans huwelijksbrief met wijlen Frouke Schultinge, een nicht van Ode.

 

Het huis Ten Dycke is aan de familie Rengers gekomen. Het is mogelijk, dat Johan of zijn zoon Dutmer het koor van de kerk gebouwd heeft. In de gewelven bevinden zich heden ten dage nog de wapens Rengers en Schultinge.

 

In de oorlogen omstreeks 1500 behoort Dutmer Rengers tot de groep hoofdelingen die zich aansluiten bij de Saksische hertogen en de graaf van Oost-Friesland tegen de stad Groningen.

 

Graaf Edzard (van Emden) laat de huizen Sauwerd en Ten Dycke in 1499 bevestigen en versterken. Maar de Groningers onder aanvoering van Ulrick van Dornum veroveren de beide huizen en 'ontvesten' ze. Vanuit Ten Dycke ontneemt jonker Ulrick de Emdenaren drie schepen die van Amsterdam onderweg zijn met laken en andere waren, met meer dan 4000 gulden waarde. Dutmer blijft in dienst bij de graaf van Oost-Friesland. In 1504 en 1505 komt hij voor als drost of ambtman te Oterdum.

 

In hetzelfde jaar worden ook verschillende huizen van hoofdelingen in de stad afgebroken en het materiaal gebruikt voor een nieuwe toren aan de Boteringepoort. Daarbij is ook de woning van Dutmer Rengers bij de A-kerk.


Nadat de stad Groningen de hertog van Gelre tot heer aangenomen heeft, krijgt Ditmar Rengers in 1515 van de Friese stadhouder namens Karel V toestemming met andere hoofdelingen zich met have, lijf en goed in het Sticht Utrecht op te houden totdat de zaken er weer anders voorstaan. Misschien heeft hij zich te Hasselt gevestigd zoals verschillende andere Ommelanders. Of hij ook buiten de Ommelanden gestorven is, is niet bekend.


In 1521 komt zijn zoon Luirt, geboren uit zijn huwelijk met Hidde Onsta, voor als hoofdeling tot Dycke. Deze trouwt met Ode Tamminga. De oudste van hun twee dochters erft het huis Ten Dycke. Zij trouwt met Hayo Manninga, hoofdeling te Lutetsborg in Oost-Friesland. Zij zijn al in 1550 na de dood van Luirt Rengers in het bezit van het huis ten Dycke. In de volgende jaren nemen zij voortdurend geld op rente ten laste van de ‘heerd tho Dijcke’. Hayo Manninga is een vurig aanhanger van de Hervorming. In 1566 zet hij de Ommelanders aan tot de beeldenstorm en na 1580 verblijft hij in Oost-Friesland. In 1587 laten zijn crediteuren het huis met bijbehorende en andere landen onder Pieterburen verkopen. De opbrengst is gering, voor het huis wordt 1500 gulden geboden, hoven en schathuis zijn vernield. Of de koop doorgegaan is, is onbekend. In elk geval zijn de Manninga's op Dijksterhuis teruggekeerd in 1594. Hayo Manninga overlijdt in 1599 te Groningen. Ook zijn zoon Luirt sterft in dezelfde tijd. Hij heeft eveneens deelgenomen aan de strijd tegen Spanje. In 1585 is hij getrouwd met Emerentiana van Sonoy, de enige dochter van de bekende watergeus Diderik van Sonoy en Maria van Malsen. Ook Sonoy zelf vestigt zich na de reductie op het huis Ten Dijk en overlijdt daar in 1597. Als oud-gouverneur van Hollands Noorderkwartier heeft hij en na de dood van zijn dochter een lijfrente gekregen van de Staten van Holland groot 1000 pond.


Op een van de reizen heeft Sonoy een moriaan meegenomen als slaaf. Deze wordt verliefd op een dienstmeisje van de borg, maar zij geeft de voorkeur aan een knecht. De moriaan vermoordt zowel zijn geliefde als de knecht. Als straf wordt hij onthoofd achter de dijk ten noorden van de borg in 1596. Een vlek (van dodekop) op de vloer van de Moorjanenkamer gaat door voor een onuitwisbare herinnering aan deze moord. Op verzoek van Sonoy wordt na zijn dood ook het stoffelijk overschot van zijn vrouw naar de kerk te Pieterburen overgebracht. Hun rouwbord draagt het jaartal 1613. Emerentiana, die hertrouwd is met burgemeester Tammo Coenders, bewoont na zijn dood in 1611 de borg tot haar eigen dood in 1621.


Het huis Ten Dycke komt aan haar zoon Hayo Unico Manninga, die vanaf 1620 voor Pieterburen op de landdag compareert. Sinds die tijd wordt de borg meestal Dijksterhuis genoemd. Hayo Unico, getrouwd in 1619 met Harmentje Sickinghe, overlijdt in 1652, waarna hun zoon Luirt de borg erft. Deze overlijdt ongehuwd omstreeks 1668. Zijn broer Doedo Manninga verkoopt het met schulden beladen landgoed voor 24060 gulden aan raadsheer Egbert Horenken, gehuwd met de mede erfgename Sibille Horenken, een dochter van Gerard Horenken en Bele Manninga, een zuster van Luirt en Doedo.


Egbert Horenken hertrouwt te Pieterburen in 1678 met Elisabeth Tamminga van Ludema en overleed in 1679. Dijksterhuis vererft op zijn zoon Gerhard Horenken, die in 1712 sterft. Deze heeft omstreeks 1700 de borg laten verbouwen, die daardoor het uiterlijk krijgt zoals op de kaart van Beckeringh te zien is. Ook maakt hij een reis door Frankrijk, Italie, Duitsland en Engeland, waarvan zijn gewezen 'ephorus' C.C. Neander in 1685 een beschrijving geeft. Gerhard trouwt drie maal, respectievelijk met Bauwina Clant van Hanckema, Petronella Maria Lewe van Ludema en Bouwina Coenders. Uit het eerste huwelijk wordt in 1686 Margaretha Josina Horenken geboren, die in 1703 trouwt met Willem Alberda van 't Zandt en Godlinze. Zij vestigen zich te Godlinze, waar Margaretha Josina in 1705 sterft.


De ingang/poort naar het Dijksterhuis te Pieterburen.
'Slot Dijksterhuis, Pieterburen'. Bron: RHC GA, Groninger Archieven. Beeldbank Groningen.
De borg op de kaart van Theodorus Beckeringh (1781). Uitsnede uit de kaart van Theodorus Becckeringh (1712-1790). Licentie: Publieke Domein.
De borg op de kaart van Theodorus Beckeringh (1781). Uitsnede uit de kaart van Theodorus Becckeringh (1712-1790). Licentie: Publieke Domein.
De gracht om de voormalige borg Dijksterhuis (22 juli 2007). Foto: Gouwenaar. Licentie: Publieke Domein.
De gracht om de voormalige borg Dijksterhuis (22 juli 2007). Foto: Gouwenaar. Licentie: Publieke Domein.

In 1706 gaat Willem Alberda een ruil aan met zijn schoonvader waarbij hij Dijksterhuis verkrijgt en een aantal gerechtigheden. Bij die gerechtigheden behoren acht ommegangen in de rechtstoel van Eenrum, Pieterburen en Westernieland, de staande jurisdictie en het overrecht te Wierhuizen met het staande strandrecht, collaties te Pieterburen en het presidium der collatoren te Pieterburen, twee collaties tot Wierhuizen, de staande schepperij in Schouwerzijl van het huis Ten Dycke met de schouw over Eenrum en Pieterburen en het recht het zijlschot van Saaksumhuizen en Westernieland te ontvangen van de zijlrechters aldaar, het recht om twee van de vier jaren een zijlrechter en dijkrechter van Pieterburen aan te stellen, twee zijrechterschappen en dijkrechterschappen van de vier te Wierhuizen onder de schepperij van Oldenklooster, het staande opperdijkrechtschap van Eenrum, Pieterburen en Westernieland en Wierhuizen,  het staande dijkrecht van de kadijk van Pieterburen, Westernieland en Wierhuizen en andere heerlijkheden en gerechtigheden in Hunsingo. Deze opsomming geeft een beeld van de machtspositie van de heren van Dijksterhuis. In 1750 bezitten zij het staande redgerrecht van Eenrum c.a. Ook het huisraad van Dijksterhuis wordt in 1706 overgedragen aan Alberda. We horen dan van de volgende vertrekken: het torenkamertje, de raadskamer, de jufferskamer, het kleine kamertje boven mijnheers slaapkamer, de officierskamer, de knechtenslaapkamer, de stove, de eetkamer, de zaal, mijnheers slaapkamer, de groene kamer en enkele kelders. Blijkbaar heeft Alberda voor deze transacties geld nodig. Hij verkoopt namelijk in hetzelfde jaar aan Levy Sijmons juwelen ter waarde van 5000 gulden.

 

Tijdens Willem Alberda wordt het borgterrein gewijzigd. De oude gracht wordt gedempt en vervangen door een andere die een vierkant terrein omsluit. Willem overlijdt in 1721. Uit zijn eerste huwelijk is een zoon geboren, uit zijn tweede huwelijk, met Clara Alberda van Enum, twee dochters. Over de erfenis ontstaan langdurige processen die eerst in 1745 eindigen. Volgens het Ommelander landrecht ontvangen de zoons uit de ouderlijke nalatenschap vooruit de hofstede met de heerlijkheden, waar zij geboren zijn. Deze zoon Gerhard Horenken Alberda is evenwel niet op Dijksterhuis geboren. Toch blijft hij in het bezit van Dijksterhuis. In 1725 huwt hij zijn nicht Susanna Elisabeth Alberda, erfdochter van Menkema. Deze overlijdt in 1744, Gerhard zelf pas in 1784. Zijn nalatenschap wordt getaxeerd op 874.000 gulden. Zijn zoon Unico Allard erft Dijksterhuis. Van zijn moeder heeft hij al in 1744 Menkema geërfd, dat hij pas na de dood van zijn grootmoeder in 1751 kan aanvaarden en waar hij ook na 1784 blijf wonen. Unico Allard is in 1762 te Barneveld getrouwd met Christina Bentinck van den Brieller. Unico Allard overlijdt in 1790. Zijn vrouw vestigt zich te Groningen in hun huis aan de Grote markt (rechterzijde van de Doelen), dat nog het alliantiewapen Alberda-Alberda en het jaartal 1730 in zijn gevel draagt. Zij overlijdt hier in 1815.

 

De bijzondere achterzijde van borg Dijksterhuis komt pas tevoorschijn na de kap van de bomen.. Bron: RHC GA, Groninger Archieven.

De bijzondere achterzijde van borg Dijksterhuis komt pas tevoorschijn na de kap van de bomen.. Bron: RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.

 

De oudste zoon Gerhard erft in 1790 de borg Menkema, de jongste, Gosen Geurt, Dijksterhuis. Deze laat in 1791 en 1792 het huis verbouwen. Aan de voorzijde van het voorhuis wordt een nieuwe gevel gemetseld, ook het poortje, dat zich nu in het Groninger Museum bevindt, wordt dan aangebracht. Hij laat verder het gemetselde gewelf, dat nog een onderdeel van het oude steenhuis is, uit de voorkamer verwijderen en de stenen vloer door een houten vervangen. Veel belangstelling heeft hij ook voor de tuin. In mei 1793 vestigt hij zich op Dijksterhuis. Twee jaar later vindt de omwenteling plaats: de Republiek der Zeven Provincien (1588-1795) wordt de Bataafse Republiek (1795-1801) onder Franse druk. De heerlijke rechten worden buiten werking gesteld. De inkomstenderving wordt voor Dijksterhuis geraamd op 1062 gulden per jaar.

 

Gosen Geurt is oranjegezind en federalist. Toch neemt hij net als anderen in de Bataafse en Franse tijd functies aan. Bij beschikking van Napoleon wordt hij in 1812 benoemd tot chevallier de l'ordre imperial de la Reunion. In 1816 wordt deze benoeming ongedaan gemaakt. Inmiddels heeft in 1814 zijn benoeming in de ridderschap van Groningen plaatsgevonden. Gosen Geurt overlijdt ongehuwd in 1830. Aan hem herinneren nog twee rouwborden in de kerk te Pieterburen, waarvan het eenvoudige boven de deur van de borg heeft gehangen. Het fraaie exemplaar wordt voor de kerk gemaakt. Het zijn kopieën van oudere exemplaren, van zijn grootouders, die ook te Pieterburen aanwezig zijn. Het zijn de laatste rouwborden die in de provincie zijn gemaakt.

 




Tekening van borg Dijksterhuis uit 1678 overgenomen van de Coenderskaart door W. en F. Coenders van Helpen & Cornelius Appeus. Licentie: Publieke Domein.Tekening van borg Dijksterhuis uit 1678 overgenomen van de Coenderskaart door W. en F. Coenders van Helpen & Cornelius Appeus. Licentie: Publieke Domein.

Tekening van borg Dijksterhuis uit 1678 overgenomen van de Coenderskaart door W. en F. Coenders van Helpen & Cornelius Appeus. Licentie: Publieke Domein.

 

Bij de akte van scheiding van 1835 valt het landgoed ten deel aan de zuster van de erflater Willemina Jeanne Alberda van Menkema, weduwe van Berend Lewe van Aduard, bijgenaamd tante Mijntje. Zij overlijdt in 1845 op Dijksterhuis. Na een 'officiele' begrafenis wordt zij de volgende nacht weer opgegraven en bijgezet in de grafkelder van de kerk (begrafenissen vinden in die tijd in de nacht plaats).

 

Herenbank in het koor van de kerk Pieterburen met Heraclesfiguur en de wapens van de bewoners van het Dijksterhuis. Aan de achterzijde van het koor hangen de vijf rouwborden van overleden borgbewoners. Foto: Gouwenaar, 17 juni 2013. Licentie: Creative Commons CC0 1.0 Universele Public Domain Dedication.

Herenbank in het koor van de kerk Pieterburen met Heraclesfiguur en de wapens van de bewoners van het Dijksterhuis. Aan de achterzijde van het koor hangen de vijf rouwborden van overleden borgbewoners. Foto: Gouwenaar, 17 juni 2013. Licentie: Creative Commons.

 

 

Verkoop en afbraak

Erfgenaam wordt Gerhard Alberda van Menkema, de oudste kleinzoon van haar overleden broer Gerhard Alberda van Menkema. De nieuwe eigenaar verkoopt veel van de inventaris, ook de familie portretten. Het rijke jachtrecht wordt door hem verpacht, totdat op een tegen hem uitgelokt proces-verbaal een vonnis volgt, dat aan het jachtrecht in de Ommelanden een einde maakt. Hij sterft ongehuwd te Groningen in 1902. Zijn erfgenamen, de kinderen van zijn reeds overleden zuster Elisabeth Anna Alberda van Menkema, gehuwd met mr. Jean Francois Lewe van Nijenstein, verkopen op 17 december 1902 het huis op afbraak voor slechts 2475 gulden. Voor 1 september 1903 moet de sloop voltooid zijn. Van tevoren is nog een poging gedaan het huis te behouden, maar het bedrag van 1500 gulden nodig voor de aankoop door enige particulieren, kan niet bij elkaar worden gebracht. Een van de beide schathuizen wordt verbouwd tot boerderij. Het roestvrije metalen inrijhek met de gebeeldhouwde vazen wordt later overgebracht naar de borg Menkema. Het gebeeldhouwde, reeds eerder genoemde poortje verhuist met de windvaan, een triton(04), naar het Groninger Museum.

 

Ten Dycke (schathuis van de voormalige borg Dijksterhuis) Pieterburen. Rijksmonument. Foto: Gouwenaar, 15 maart 2011. Licentie: Creative Commons CC0 1.0 Universal Public Domain Dedication.

Ten Dycke (schathuis van de voormalige borg Dijksterhuis) Pieterburen. Rijksmonument. Foto: Gouwenaar, 15 maart 2011. Licentie: Creative Commons.

 

Het verloop van de afbraak

In de voormalige vestibule van de borg schijnt ooit een spreuk te geweest te zijn met de tekst 'Moge dit huis blijven staan, totdat de mier de wateren van de zee hebben opgedronken en de schildpad de gehele aarde zijn doorgewandeld'. Deze spreuk is echter nooit bewaarheid geworden, want de borg is met de grond gelijk gemaakt; wat zonde voor het nageslacht. Vrij snel na het begin van 1902 woont er al niemand meer op de borg en is deze al aardig in verval geraakt. Gerhard Alberda van de Menkemaborg en borg Dijksterhuis woont op de Menkemaborg te Uithuizen en heeft Dijksterhuis in zijn bezit. Hij schijnt niets te voelen voor het huis en verkoopt er wat er te verkopen valt. In de eerste plaats laat hij een groot deel van de bomen kappen en verkoopt die als hout.

 

Dan wordt het maart en blijkt dat de gehele oostsingel al verdwenen is. De aanblik het het Dijksterhuis ziet er nu geheel anders uit. In het Algemeen Handelsblad lezen we op 4 april 1902 daarover:

 

“Op een afstand gezien vertoont zich over de vlakke landen van Hunsingo het bosch te Pieterburen en daarin staat het slot of de burcht van den heer, die niet alleen dit bosch bezat, maar vele daaromheen liggende landerijen. De woning is hooger dan de omringende boomen, zoodat er een vrij uitzicht is op de omgeving en naar het noorden ziende, vertoonen zich de Wadden.”

 

De bezitter, die vrijgezel is, geeft de siervazen die voor de borg staan cadeau aan zijn familie die op kasteel Heino woont en van de inboedel is op dat moment al niet veel meer over. Als het april wordt verkoopt Alberda de collatie, het recht om bijvoorbeeld predikanten te mogen benoemen, aan de hervormde gemeente te Westernieland. Dit levert hem niet veel op. Slechts duizend gulden mag hij zich rijker noemen.

 

Nog dezelfde maand komt hij op 22 april te overlijden. De borg blijkt nog niet helemaal leeg te zijn, want men treft er ondermeer nog twee archiefkasten aan. Naarstig gaat men op zoek naar de sleutels daarvoor, maar deze zijn nergens te vinden. Dat vindt men schijnbaar een lastige zaak, want er is ook niemand die weet wat er zich achter die deuren bevindt. De kranten berichten erover: er kunnen zich veel spullen bevinden die nog niemand ooit heeft gezien. Geschriften van jaren terug, waarin mogelijk veel valt te lezen over de borgbewoners en de streek, waar de heren het voor het zeggen hebben gehad.

 

Hoe men de kasten heeft geopend is onbekend, doch in mei gaat het volledige restant van de inboedel per schip naar UIthuizen, waar een veiling zal plaatsvinden en waar ook spullen van de Menkemaborg onder de hamer zullen komen.


Als de zomer voorbij is, staat het huis er vredig en verlaten bij. De erven van Alberda delen de buitenwereld mee dat Dijksterhuis gesloopt gaat worden. Het duurt echter nog oktober als een paar heren die nog veel zakgeld schijnen te hebben aangeven dat ze de borg wel willen kopen. Helaas gaat dat niet door en in het midden van november delen de kranten mee dat Dijksterhuis op afbraak zal worden verkocht.


Uit Den Haag stuurt de regering nog mensen die de borg van alle kanten komen fotograferen, zowel binnen als buiten. Ook komt er een zekere mijnheer Schepers die het hele pand opmeet en vastlegt in bouwkundige tekeningen. Waar deze zich nu bevinden is tot heden geheel onbekend gebleven, maar we weten wel dat veel oude stukken in archieven nog steeds niet volledig zijn uitgezocht. Als we naar het RHC GA (de Groninger Archieven) gaan, treffen we daar nog een aantal foto's van de borg aan. Mogelijk hebben deze deel uitgemaakt van de foto's die de heren uit Den Haag destijds hebben genomen.

 

Gelukkig krijgen we nog een algemene indruk van de borg als het Algemeen Handelsblad op 23 november 1902 een beschrijving van de borg plaatst:

 

“Dat oude Dijksterhuis kan op schoonheid niet bogen, maar de forsche lijnen, de na eeuwen nog loodrecht uit het water oprijzende muren, ze dwingen tot eerbied.
In zijn stoeren en strengen eenvoud trotsch, ten volle het karakter dragend van de plaats waar het staat aan het strand van de Noordzee, van zijn grijze tinne een blik op die zee gevend, maakt het op den bezoeker een machtigen indruk, verplaatst het hem in vroeger eeuwen. Hij denkt zich de vroegere Heeren, hun bezittingen van die tinne overziende.
Immers de overlevering zegt dat de Noordzee vroeger den voet van dit slot bespoelde, en dat het huis als ’t ware in een bak van zwaar hout – die bij laag water nog moet te zien zijn – uit of op het wad werd opgetrokken…”

 

Uiteraard laat de krant ook nog even weten dat we niet moeten vergeten dat de bekende watergeus Sonoy op de borg heeft gewoond en waar een moor het dienstmeisje heeft vermoord, dit zou een onuitwisbare bloedvlek op de vloer achtergelaten hebben. De plank met het bloed wordt weggehaald en er komt een nieuwe, maar het bloed komt telkens terug. Oude huizen hebben zo hun verhalen.... De krant schrijft nog een laatste groet:

 

“Een warme groet — een laatste groet helaas zij U gebracht van deze kille stranden, U, stoere, sombere, stille en toch zoo sprekende reus.”

 

Maar goed, de borg staat er nog en er komen kijkdagen. Zes keer mag iedereen de borg van binen en buiten goed bekijken. Voor niets gaat echter de zon op en elke bezoeker moet dan ook een vijfentwintig cent betalen. Het totale bedrag gaat naar de kas van de diaconie van Pieterburen. De hervormde armen van Pieterburen krijgen op die manier 100 gulden, want er komen maar liefst 400 mensen op af.

 

Op 17 december 1902 is het dan zover. De veiling vindt plaats in het café van Pieterburen. Mijnheer Van Seumeren is helemaal uit Tilburg komen opdraven en hij heeft het meeste geld. Hij betaalt 2575 gulden voor de borg en de boerderij, alsmede het beklemde land en verschillende losse percelen grond. Daarmee brengt het geheel het bedrag op van 135.000 gulden met de bepaling dat eventuele schatten die er in de loop van de 1000 jaar dat de borg er heeft gestaan voor 90% voor de koper zijn, terwijl de eigenlijke vinder 10% zal krijgen.

 

Het wordt februari 1903 en de overgebleven bomen gaan nu ook tegen de vlakte:

 

Het uitroeien van het bosch rondom het slot „Dijksterhuis” te Pieterburen (Gr.) is thans in vollen gang. Niet alleen zijn daarmede vele arbeiders uit de genoemde en de omliggende plaatsen bezig, maar ook is in het begin dezer week op het terrein van het slot een groote woonwagen met werkvolk uit Sappemeer aangekomen.
Alle boomen moeten vóór 1 Mei a.s. verwijderd zijn. Het hout, dat alsdan nog aanwezig is, wordt krachtens de voorwaarden van verkoop het eigendom van den kooper der boerderij.
Menige photograaf verbeidt niet ongeduld de verwijdering van de boomen in de nabijheid van den merkwaardigen achtergevel van. het slot. Vruchteloos is reeds meermalen getracht dien gevel in beeld te brengen; de zware, wijdvertakte boomen werkten dit tegen.

 

De bijzonderde achterkant van de borg nadat de bomen zijn gekapt is tevoorschijn gekomen. Bron: RHC GA, Groninger Archieven..

De bijzonderde achterkant van de borg nadat de bomen zijn gekapt is tevoorschijn gekomen. Bron: RHC GA, Groninger Archieven, Beeldbank Groningen.

 

De hervormde gemeente van Pieterburen heeft in maart 1902 al het collatierecht gekocht voor 2000 gulden van de erven Alberda. De erven bepalen dat de herenbank en de rouwborden van de familie Alberda in de kerk mogen blijven. Daar heeft men zich aan gehouden, want we kunnen ze nog steeds in de Petruskerk van Pieterburen bewonderen.

 

Tja, en waar moet de koper met het puin naar toe. Alle brokstukken worden naar Wierhuizen vervoerd en door het haventje gaat alles naar de dijk van de Lauwerspolderom die te versterken. Echter er zijn ook nog bruikbare stukken, zoals de prachtige antieke marmeren schoorsteenmantels, maar liefst 150.000 stevige stenen in vijf verschillende soorten, 500 blauwe marmeren vloertegels en 7000 dakpannen, balken en hout die middels een advertentie in de krant worden aangeboden.

 

Het is april 1903 geworden. Het terrein is veranderd in een complete kaalslag en de inwoners van Pieterburen zien dat alles met lede ogen aan, zo schrijft 'De Sumatra post' het volgende:

 

“Met leede oogen zien velen en niet het minst de inwoners van het dorp Pieterburen, de verwoesting aan van het aloude slot Dijksterhuis aldaar en van zijn prachtige omgeving. Op het ruime slotplein, aan welks ingang zich nog statig de hooge poort verheft, liggen thans opgestapeld honderdduizend steenen, grootendeels kloostersteenen van groote afmetingen, alsmede allerlei gedeelten van het inwendige van (het) gebouw (…). Reeds zijn de sloopers tot het hooge voorgebouw tot de benedenste verdieping gevorderd. Van den achtzijdigen toren, die een vrij uitzicht over de Wadden gaf, staat nog slechts een stuk van eenige meters hoog.”

 

Het wordt uiteindelijk juni als het Nieuwsblad van het Noorden meldt dat de sloop achter de rug is; alleen de fundamenten moeten nog uit de grond worden gehaald:

 

“…de laatste steenen nog uit de fundamenten gebroken en het bestaan behoort tot de geschiedenis. Het staan van het gebouw in een looden of koperen bak, zooals door velen werd vermoed, is onwaar gebleken.”

 

Op 13 juni van het jaar 1903 gebeurt er nog iets bijzonders. Bij het neerhalen van een oude lindenboom naast het voorplein komen onder de wortels en een een laag puin een mannenskelet en fragmenten van een gebroken zwaard tevoorschijn. Mogelijk zijn dit sporen van een terechtstelling of een vijand die om het leven is gebracht. Het is eeuwig jammer dat de stukken niet bewaard zijn gebleven. Noch bij de Groninger Archieven, noch bij het Groninger museum weet men niets van deze stukken. Daardoor is verder onderzoek, bijvoorbeeld naar de leeftijd, niet meer mogelijk.

 

Huidige toestand
Het oude borgstee is nog intact evenals de binnengracht; de brug is vervangen door een smalle dam en een paar planken. Het voorplein is ook nog intact, het koetshuis is afgebroken, het schathuis is in 1857 vervangen door een boerderij. Van de buitengracht bestaat nog een deel van de oostkant en een stuk aan de noordwestkant. Eveneens de singel aan de noordwestkant. De hoge oprijlaan ligt er ook nog, maar de bomen zijn evenals op andere plaatsen rond de borg geheel verdwenen. Het grote hek staat thans op Menkema, het kleine hek met gebeeldhouwde vazen staat bij de slotbrug van het kasteel Nijenhuis bij Heino (zie boven).

 

Tekening naar een plattegrond van de borg en de borgstee met tuin en bomen. Bron: RHC GA, Groninger Archieven.

Plattegrond van de borg Dijksterhuis te Pierburen. Bron: Groninger Museum. Auteur: ;J Stormer, 1860. Licentie: Publieke Domein.

 

 

 

 

Noten, bronnen en referenties:

 


 

 


Bronnen en noten:


01. De Ommelander borgen en steenhuizen, ISBN 90 232 2314 4.
02. Wikipedia, Dijksterhuis (borg).
03. RHC GA (Groninger Archieven). Beeldbank Groningen..

04. Trition: Triton is een god uit de Griekse mythologie. Triton was een zoon van Poseidon en Amphitrite en broer van Rhode, Kymopolea en Benthesikyme. Als Poseidon in een vrolijke bui was, ging hij naar het wateroppervlak met zijn vierspan. Triton, half mens, half vis reed hij over het water met paarden en zeemonsters en blies hij op de kinkhoorn om de golven te bedaren. In de sprookjes van Hans Christian Andersen is hij de vader van de kleine zeemeermin. Ook heeft Triton nog een bijrolletje in het Romeinse epos Aeneis.


 

Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.

Hoogeveen, 22 augustus 2013.
Herschreven/aanvulling: 8 februari 2022.
Update: 15 mei 2023.
Revisie: 18 januari 2024.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Klik hier om naar het menu ARTIKELS te gaan.
Klik hier om terug te gaan naar de HOMEPAGE.
Top