Hoewel de kerk van Farmsum niet tot de ‘oude Groninger kerken’ behoort, is de kerk gezien de ontdekking van een groot aantal zerken tijdens de restauratie in 2012 zeer interessant.
Exterieur Het gebouw is geheel uitgevoerd in rode baksteen en versierd met zogenaamde speklagen van stucwerk. De beide frontons (01) getopte zijkapellen zijn iets lager dan het schip van de kerk. De kerk heeft een opvallende toren, vierkant, bestaande uit drie transen(02). Daarop rust een door een balustrade omgeven uivormige bekroning die in de noordelijke provincies vaal ‘siepel’ wordt genoemd en waarop boven elkaar twee achthoekige open verdiepingen staan. Op de top staat een naaldspits met een windvaan in de vorm van een zeemeermin.
Orgel
Er is in de loop der jaren nauwelijks iets aan het orgel veranderd. Alleen is het Quint 6 van het pedaal vervangen door een Ruispijp III sterk door Mense Ruiter in 1953. Verder zijn bij een restauratie in 1975-1976 door Mense Ruiter op twee open plaatsen originele Lohman-stemmen geplaatst, namelijk een Corne (06) op het hoofdwerk, afkomstig uit Nieuw-Scheemda (1810) en een Flageolet op het rugwerk, afkomstig uit de Martinikerk te Groningen (1816). Verder heeft hij de Quint 6 herplaatst die op dat moment nog steeds bij Mense Ruiter in bezit is geweest.
Voor degene die de kerk voor de eerste keer betreedt, komt het vreemd over dat er naast dit hoofdorgel nog een (kleinere) koororgel in de kerk aanwezig is (op de foto links). Dit orgel is gebouwd door Roelf Meijer in 1878 voor de kerk van Weiwerd. Het is in 1983 naar Farmsum verplaatst bij de afbraak van de kerk in Weiwerd die moest wijken voor de sterke arm van het Havenschap van Delfzijl.
Woordverklaringen: 01. Frontons > Het fronton is in de bouwkunde de bekroning van een gevel, venster of ingang in driehoeks- of segmentvorm. In de Klassieke Bouwkunst (Grieken en Romeinen) is het fronton vaak in de voorgevel gebruikt om de ingangspartij te benadrukken. Gebouwen die later zijn gebouwd in een classicistische en neoclassicistisch stijl, hebben vaak een fronton. Het Paleis op de Dam en Koninklijk Theater Carré in Amsterdam zijn twee voorbeelden hiervan. 03. Kapitelen > Een kapiteel of kopstuk is de bekroning, kopstuk of bovenbeëindiging van een zuil, pijler of pilaster, in de regel om de last of kracht op een smaller draagvlak over te brengen, veelal voorzien van beeldhouwwerk. 04. Attiek > Een attiek is een verhoging boven de kroonlijst van een gevel, die vaak het dak aan het oog onttrekt en op zijn beurt weer ter versiering is aangebracht. Soms worden er ook beelden in de attiek geplaatst. De attiek komt reeds voor in de Romeinse bouwkunst. In de Middeleeuwen wordt ze toegepast in de Toscaanse architectuur en later in de Vlaamse bouwkunst. Veelvoorkomend is het gebruik ervan in de renaissance en de barok. In de baroktijd is de attiek uitgegroeid tot een halve verdieping. Deze attiekverdieping wordt mezzanino genoemd. Ook in de classicistische architectuurstijlen van de 18e eeuw maakt men veel gebruik van zwaar uitgevoerde attieken. 05. Palmetten > Een palmet is een ornament in de vorm van gestileerde palmbladeren. Het Franse woord "palmet" betekent "kleine palm" en is afgeleid van het Latijnse woord "palma" dat ook vlakke hand betekent. Radiaal aangebrachte bladeren van bepaalde palmbomen vormen immers de vorm van een hand. 06. Cornet > De kornet is een aan de bugel verwant koperen blaasinstrument. De kornet heet in het Frans: cornet à pistons; Duits: Kornett; Italiaans: cornetta maar in het Engels cornet. In vergelijking met de bugel is de kornet wat lastiger bespeelbaar. De toon van de kornet is hierdoor minder mild dan die van de bugel, maar duidelijk milder dan die van de trompet.
Bronnen, literatuur: 01. ‘Groninger Gedenkwaardigheden’, A. Pathuis, 1977. 02. ‘Farmsum.net’. 03. ‘Wikipedia’. 04. ‘Groninger Kerken’, april 2013. Uitg. van de SOGK (Stichting oude Groninger Kerken). ‘Themanummer Farmsum’. 05. 'Het orgel in de hervormde kerk te Farmsum', Dirk Molenaar. Publicatie Stichting Oude Groninger Kerken, nr. 12 oktober 1988.
|