De kerk gezien vanuit het zuidoosten. Foto: ©Jur Kuipers.

De kerk gezien vanuit het zuidoosten. Foto: ©Jur Kuipers.

 

In een zwarte steen boven de voormalige zuidelijke ingang van de kerk van Oldenzijl staat de volgende tekst gebeiteld:

 

"Kont laet ons opgaen tot den Bergh des Heeren Tot den Huyse des Godts Jakobs Opdat Hij ons leere van syne Wegen Ende dat wij wandelen in syne Paden".

Hieruit blijkt dat de kerk van Oldenzijl meer is dan zo maar een uit steen opgetrokken gebouw. Het is in al haar eenvoud "een tot steen verstild oprecht christelijk geloof".

 

Velen hebben Oldenzijl en haar kerk gezien zonder de bekoring ervan te hebben ondergaan. Het Oldenzijlster kerkje is in de eerste plaats een gebouw waar de Christelijke boodschap wordt verkondigd, waar de gemeente luistert, bidt en zingt en waar bovenal God aanwezig is. Talrijke mensen onder de klokkeslag van Oldenzijl hebben door de eeuwen heen de Eredienst in deze kerk bezocht. Soms misschien met een hart vol zorgen, soms misschien met een hart vol geluk. In de tweede plaats vertelt de kerk ons iets over de geloofswereld van onze voorvaderen. In bouw en inrichting van de kerk herkent de bezoeker zowel de Rooms Katholieke als de Protestantse periode van de kerk van Oldenzijl. Voor de Reduktie van 1594 vindt de viering volgens de Rooms Katholieke liturgie plaats. Daarna volgens de liturgie van de Gereformeerden die zich na 1816 Nederlands Hervormd gaan noemen. Het leven van generaties Oldenzijlsters heeft zijn sporen in dit mooie kerkje achtergelaten. Daardoor is de kerk de schakel tussen de levenden en hen die ons voor zijn gegaan.

 

Vanuit deze achtergrond wordt geprobeerd je iets te laten proeven van de bekoring die van dit kerkje uitgaat. Dit boekje heeft nadrukkelijk niet de pretentie een volledige beschrijving te geven van het monumentale kerkje. Het is beter dit geschrift als een eerste terreinverkenning te beschouwen. Hopelijk is het een prettige kennismaking met de boeiende historie van de Kerk van Oldenzijl, een kerk die deel uitmaakt van de tastbare nalatenschap van de gemeente Hefshuizen.

 

In het uit 1952 stammende gastenboek van de kerk staat geschreven:

 

"Welkom U, die hier als gast de kerk binnentreedt Moog Uw bezoek, hoe kort het ook mag blijven Verpozing zijn, die nuttig is besteed En uwe geest naar mate zal verrijken"

Ik spreek de wens uit dat de kerk van Oldenzijl aldus verstaan zal worden. De kleine kerkelijke gemeente van Oldenzijl bezit een kerkgebouw waar niet alleen zij, maar iedere bezoeker blij mee mag zijn.


In het noordoosten van de provincie Groningen ligt, ten zuiden van Ulthuizermeeden, het kleine plaatsje Oldenzljl. Samen met ondermeer Oosternieland vormt het een van de kleinere kernen van de gemeente Hefshuizen (sinds 2019 gemeente Het Hogeland). Om zijn kleinheid wordt Oldenzijl rond de eeuwwisseling wel eens spottend "Lutje Brussel" genoemd. Toch bezit dit plaatsje, ondanks al zijn kleinheid, iets groots: een prachtig in baksteen opgetrokken middeleeuws kerkje.

 

Voordat we het bouwwerk zelf bespreken, is het goed eerst eens te kijken naar de historisch-geografische context. De kernvraag luidt: "Waarom is de kerk gesitueerd op de huidige locatie?". Een antwoord hierop is niet eenduidig maar komt dichterbij wanneer we kijken naar de wording en ontwikkeling van de nederzetting Oldenzijl.

 

Het is duidelijk dat het ontstaan van de nederzetting Oldenzijl is geënt op de natuurlijke omstandigheden. De eerste woonplaatsen in Oldenzijl liggen op een eilandvormige hoogte van zeeboezem- en kwelderwalgronden. Het dorpsgebied van Oldenzijl wordt in aanleg begrensd door een stelsel van natuurlijke waterlopen. Van deze waterlopen vervullen met name het Meedster maar en het Oude Maar een structuurbepalende rol.

 

De hoogtekaart laat zien dat niet alleen de kerk, maar ook de overige oude heemsteden op opzettelijk verhoogde locaties liggen. Gezien de ligging van Oldenzljl ten opzichte van de zee is dit niet zo verwonderlijk. De relatief hoge ligging van de oude heemsteden zorgt ervoor dat de boerenbevolking in tijden van uitzonderlijk hoog water voldoende veilig is. De hoge hemen zullen dan ook met dit doel, en niet tegen de dagelijkse vloeden zijn opgeworpen. Er spelen echter nog andere factoren een rol. De aanleg van de hoge hemen staat in nauwe samenhang met de aanleg van kaedijkjes (lage dijkjes). Door het graven van sloten, het leggen van dammetjes en het omkaden van de landerijen wordt het kweldergrasland van Oldenzijl langzamerhand in cultuur gebracht. De Dijkummerdijk is in aanleg ook een kadedijk.

 

Een steen uit 1505

 

Een steen uit 1505

Deze steen is teruggevonden op de zolder van de stookhut van de Oldenzijlster boerderij Maarvliet van de familie Bierling. Een eeuwenoude steen uit 1505, volgens Redmer Alma vermoedelijk uit de kerk of de oude toren. De steen is namens de familie door Fritia Folkerts-Bierling aangeboden en gerepareed door steenhouwer Peter Veenstra uit Uithuizermeeden, omdat deze was gebroken. De steen is gemaakt uit Baumberger kalksteen. Volgens Teun Juk is het niet ondenkbaar dat deze steen onderdeel is geweest van de vroegere doxaal. De tekst op de steen wordt als volgt toegelicht door Redmer Alma. Drs. J.F.I, van den Broek las de tekst als ,INTRANTIBUS', 'aan hen die binnentreden'. Een pendant zal dan bijvoorbeeld 'Pax' (vrede) kunnen geven. Bezwaar tegen de lezing vormt de vorm van verschillende letters. Mogelijk moet echter gelezen worden: 'INT JAER Ü9', waarbij de laatste afkorting opgelost kan worden als 'quintus', 'vijfde'. In dat geval dateert de steen uit 1505. Tegen deze oplossing pleit de vorm van de ietter r en de vreemde mengeling van Nederlands en Latijn, waarbij men tevens'quinto' Üo) zou verwachten, maar het lijkt de aannemelijkste lezing. Links van de tekst bevindt zich een wapen met een ronde gesp met de tong naar heneden. Dit wapen kan noe niet thuisgebracht worden.

 

Nederzettingsreeks

In groter verband maakt Oldenzijl deel uit van de nederzettingenreeks Rottum-Doodstil-Zandeweer-Oldenzijl-Oosternieland. Al deze plaatsen liggen ten zuiden van het Meedster maar (ook wel Helwerder maar/Holwinder maar). Deze reeks ligt ten zuiden van de reeks Usquert-Oldorp-Oprijp-Ulthuizen-Uithuizermeeden-Roodeschool-Oosteinde. Beide reeksen kennen een west-oost occupatierichting (occupatie is bezetting in relatie tot bewoning). Vanuit de kerngebieden -de terpen langs de westelijke Fivelboezem, waaronder Usquert, Helwerd en Rottum- heeft de mens het Hefshuizergebied in cultuur gebracht.

 

Op grond van een historisch-geografische terreinverkenning van de gemeente Hefshuizen kan worden gesteld dat omstreeks het jaar duizend de eerste woonsteden in Oldenzijl zijn gesticht. De oudste schriftelijke vermelding van Oldenzijl stamt uit 1358.

 

In de oudste oorkonden, stammend uit 1358 en 1397, komt Oldenzijl voor als "Oldazile en Aldazile". Op gedrukte kaarten van het Gronlngerland tussen 1543 en 1864, komt de naam naar voren als: Oldenzyel, Oldenziel, Oldenzijel, Oldezijel, Oldenzyl, Oldenzijl, Oldensijl, Oldensyl, Oldenzyl, Oldenseil en Oldezijel. De naamsverklarlng levert taalkundig-geografisch gezien weinig moeilijkheden op. Zo kan de schoolmeester in 1828 melden: "Dit dorp heet (misschien) Oldenzijl omdat er in oude tijden eene zijl gelegen heeft, om het binnenwater te lozen". Deze opvatting is juist. De naam vertelt ons ook dat er ten tijde van de naamgeving een nieuwe zijl is geweest: de Oosternijezijl in de dijk bij Oosternieland. Hieruit kan ook de conclusie getrokken worden dat de benaming Oldenzijl relatief jong is. Het is niet uitgesloten dat de nederzetting oorspronkelijk een andere naam heeft gehad.

 

De plaats waar de oude zijl heeft gelegen is niet bekend. Gelet op de ligging van de nederzetting ten opzichte van het Meedster maar (een belangrijke waterloop in het afvoerstelsel van deze regio) is het aannemelijk dat de zijl in het Meedster maar heeft gelegen. De meest voor de hand liggende locatie is dan dichtbij de Paaptil of Papetill. Het woord til wijst in deze richting. Bij voortschrijdende inpoldering worden zijl en zeekering vaak overbodig, waardoor de voormalige zijl is vervangen door een vaste brug of til. Echter, er zijn meer mogelijkheden, zoals de mogelijkheid van een zijl in de kaedijk van Uithuizen naar Oldenzijl.

 

Het kerspel Oldenzijl is destijds en nog steeds een klein kerkgebied

Dit blijkt uit de kleine kerk en het aantal boerderijen. Het klauwregister van het overrecht van Oldenzijl en Oosternieland d.d. 5 Juni 1403 noemt dat zes heerden te Oldenzljl en drie te Oosternieland bij toerbeurt dit recht uitoefenen. Uit het verpondingsregister van 1632, dat per dorp de namen van alle grondgebruikers en de oppervlakte van hun bedrijven bevat, valt op te maken dat het aantal volle heerden (30 grazen of meer) voor Oldenzljl 11 bedraagt. Verder drie boerderijen in de klassen 10-30 grazen en vier bedrijven kleiner dan 10 grazen. Het huidige aantal boerderijen in Oldenzijl bedraagt 12. Hieruit blijkt dat de geografische situatie van nu weinig afwijkt van de oorspronkelijke situatie.

 

Beeldbepalend voor de nederzetting is de middeleeuwse kerk

Net zoals de andere middeleeuwse kerken van Hefshuizen kent ook deze kerk de west-oost richting. Steensma stelt dat deze van het heidendom overgenomen gewoonte (het oosten is de strook waar de zon opkomt) later is voorzien van een christelijke achtergrond: In het oostelijk gelegen Israël gaat het licht van de wereld op.

 

Het ruimtelijk voorkomen van de kerk wordt vooral bepaald door de plaats waar de kerk staat: op een verhoging of kerkwierde. Bij de bouw van de kerk is gebruik gemaakt van de natuurlijke gesteldheid van de locatie. De kerkwierde bevindt zich namelijk op de relatief hoge oeverwal van het Meedster maar. Op topografische kaarten is te zien dat de kerk op een hoogte van +2,7 N.A.P. is gebouwd oftewel ruim twee meter boven het maaiveld. Zo is de kerk het beste beschermd tegen stormvloeden en biedt zij de mensen een veilig toevluchtsoord. R. Westerhoff meldt naar aanleiding van de Kerstvloed (in de nacht van 24 op 25 december) van 1717, waarbij de Oude Dijk op veel plaatsen doorbreekt en alleen al in Uithuizermeeden 208 mensen verdrinken, dat veel mensen in de noord-groninger kerken een veilige schuilplaats vinden. "Van de kerken te Oldenzijl en Ulthuizermeeden heb ik dit in afzonderlijke oude aantekeningen op de schutsbladen van oude huisbijbels vermeld gevonden" .

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

Wat betreft het locatievraagstuk zijn er, mede op grond van de ruimtelijke structuur, een drietal mogelijkheden te formuleren:

* De boerderijen van Oldenzijl liggen verspreid over het dorpsgebied,.zij het dat de west-oost occupaties hun ligging bepaalt. Op de kaart van Oldenzijl is te zien dat de kerk relatief centraal ligt. Is dit een aanwijzing dat de kerkstichting is uitgegaan van een aantal heerden: een kapel bij enkele boerderijen?;

* Pal ten oosten van de kerk heeft eens de borg (het steenhuis) Nansum gelegen, in de 16e eeuw bewoond door de familie Itens to Nansum. Dit valt af te leiden uit grafschriften in de kerk. Is de kerkstichting misschien uitgegaan van een rijke boerenfamilie die oorspronkelijk het steenhuis bewoonde: een kapel bij een woonhuis?;

 

De derde veronderstelling vindt zijn oorsprong in de situering langs het Meedster maar, dichtbij de oude zijl. C.H. Peeters meent een verwantschap te bespeuren met de gewezen kloosterkerk van de Benedictijnen in Rottum. De baksteenvormen van Oldenzijl ziet hij ook daar. Geografisch gezien is het Meedster maar in die tijd voor Rottum een belangrijke verbinding met zee. Bij de sluis van Oldenzijl is wellicht voor de vissers en de omwonenden, mogelijk aangespoord door de kloosterlingen van Rottum, een kapel gebouwd door dezelfde baksteenkunstenaars die betrokken zijn geweest bij de bouw van de kerk van Rottum.

 

Uit bovenstaande mogelijkheden blijkt dat het niet mogelijk is een eenduidig antwoord te geven op de gestelde vraag. Wellicht zijn alle drie genoemde factoren van invloed zijn geweest op de stichting van een kapel die later de parochiekerk van Oldenzijl wordt. Uit het gebruikte materiaal -groninger baksteen- is af te leiden dat de bouwstof in de nabije omgeving ruim voorhanden is geweest. Dat dit de bouw van een godshuis in Oldenzijl vergemakkelijkt, lijkt voor de hand liggend.

 

Grafsteen van Merten Wijbes

Anno Domine 1682 dm 13 Majus is Merten Wgbes de soone van Wgbe BaIsters in de Here ontslapen

In november 2010 duikt hij al op, een bijzondere grafsteen uit Oldenzijl, die in het depot in Hoogkerk zou liggen van het Groninger Museum. Het lijkt een goed idee om deze grafsteen terug te halen naar de Nicolaaskerk. Het Groninger Museum blijkt bereid te zijn mee te werken aan een langdurige bruikleen mits er een goede bestemming voor de steen zal worden gevonden. Daarom heeft deze grafsteen nu een plek gekregen nabij de preekstoel in de kerk. Op de steen staat de tekst: "Anno Domine 1682 dm 13 Majus is Merten Wgbes de soone van Wgbe BaIsters in de Here ontslapen". Merten Wybes, een zoon van Wybe Balsters, woonde op de boerderij Iturea bij Oldenzijl, bij het balkje over de Meedstermaar. De steen heeft waarschijnlijk ooit op het kerkhof gelegen. Het boek Boerderijen op het Hogeland schrijft: ,,De Jezuretenpater Franciscus Mijleman vermeldt in 1664 dat Wybe Balsters als meier lampengeld betaalt. In 1674 wordt Wybe Balsters genoemd in de acte van boedelscheiding waarbij Berent van Berum 28 grazen land krijgt toegescheiden van Johan van Berum. De familie Balsters is zeer meelevens rooms-katholiek. Hun boerderij fungeert als schuilkerk voor geloofsgenoten. Iturea wordt voorheen ook Lampeheerd genoemd. Bovengenoemde pater Mijleman meldt in 1664 dat er ,,Tot Oldenzijl was een eeuwelijck brandenden lampe geordonneert ende gefondeert. Noch allen jaere word sekere huusmansplaets aldaer, Wijbe Balsers, afgehaelt lampegeld." Die inning van lampengeld door de kerk van Oldenzijl is ook terug te vinden in het eind achttiende-, negentiende- en twintigste-eeuwse kerkarchief (foto: ©Jur Kuipers).

 

De Restauratie van 1950-1952

In de periode van 1950-1952 is de kerk, onder auspiciën van de Rijksdienst voor Monumentenzorg, ingrijpend gerestaureerd. Al geruime tijd is hier door velen op aangedrongen.

 

Al in 1919 vestigt de schrijver (Z.v.H.) van het artikel "langs Ommelander wegen" de aandacht op dit probleem. De slechte staat van onderhoud blijkt uit het feit dat veel ornamentstenen zijn verweerd dan wel door een laag witkalk aan het oog zijn onttrokken (zie foto's van de kerk van voor de restauratie). "Daar zich in 't nog resterende gewelf bedenkelijke scheuren vertonen, past hier weer de vroeger gestelde vraag, of het niet tijd wordt oude monumenten in bescherming te nemen".

 

J. Tilbusscher besluit in 1947 zijn artikel over "Oldenzijl" met de opmerking dat Oldenzijl trots mag zijn op z'n eeuwenoude kerkje, doch dat het gebouw dringend om restauratie vraagt. Hij voegt er echter aan toe dat Monumentenzorg veel interesse heeft voor 't interessante kerkje en dat res­tauratie in voorbereiding is. Een goede boodschap.

 

In 1938 ontstaan -door de noodzakelijkheid- de eerste concrete plannen tot herstel en verbetering van de kerk. Het resultaat is een daartoe strekkend subsidieverzoek bij de rijksoverheid. Hoewel de rijksoverheid in 1941 in beginsel steun toezegt, wordt door de oorlogswoelingen de toezegging niet concreet vertaald. Na de oorlog wordt de restauratiedraad weer opgepakt. In 1948 wordt opnieuw een subsidieverzoek bij het Rijk ingediend en ditmaal met een positief resultaat.

 

Op 14 november 1950 kan worden begonnen met de restauratiewerkzaamheden. Gedurende de restauratieperiode wordt de kerkgang verlegd naar de kosterij. Bijna twee Jaar later, op donderdag 23 oktober 1952, wordt het gerestaureerde monument overgedragen en ingewijd.

 

De kosten voor het herstel van de kerk worden in 1941 geraamd op f 24.000,--. Ds. W.P.J. Osinga schrijft dat "zelfs in het allergunstigste geval de kerkelijke gemeente van Oldenzijl nog een bedrag van ƒ 2500,— à ƒ 3000,— zal hebben bijeen te brengen, wat gezien haar gering aantal zielen, haar krachten verre te boven gaat". Om financiële hulp van buitenaf te krijgen, wordt een speciale girorekening voor giften geopend. "Als bewijs van erkentelijkheid ontvangt leder die iets zendt, een niet in den handel zijnde ansicht dezer kerk".

 

Volgens de eerste kostenberekening in 1947 is in totaal ƒ 70.000,— nodig. Bijna drie keer zoveel als het bedrag uit 1941. Wat betreft de kostenverdeling wordt de volgende subsidie(verdeel)sleutel overeengekomen:

 

De Rijksdienst voor Monumentenzorg draagt 65% bij, de provincie Groningen 10%, de (voormalige) gemeente Uithuizermeeden ook 10% -het raadsbesluit van deze gemeente over de toekenning dateert van 28 februari 1949- , en de Kerkvoogdij van de Ned. Herv. Kerk van Oldenzijl neemt 15% voor haar rekening.

 

Het totale bedrag wordt later, na een uitvoerige inspectie van het gebouw, nog eens verhoogd met ƒ 48.000,--. Hiermee komt het kostenplaatje op ƒ 118.000,—. De gemeenteraad van Uithuizermeeden neemt op 17 november 1951 het besluit om voor 10% bij te dragen in het extra tekort. Ook de andere participanten besluiten conform de verdeelsleutel bij te dragen.

 

Men trekt de architecten A.R. Wittop Honing en R. Offringa uit Groningen aan voor de directievoering over de restauratie. Het werk wordt uitgevoerd door de Uithuizer ambachtsman H. Bultema en zijn medewerkers, die een gerenomeerd bedrijf runnen op het gebied van kerkrestauraties.

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

Het restauratieplan voorziet in een ingrijpende verandering van de bouwkundige toestand. Zowel het exterieur als het interieur worden grondig aangepakt. Uitgangspunt vormt de monumentaliteit van het gebouw. Dit betekent niet alleen vernieuwen wat vernieuwd moet worden, maar ook de kerk zoveel mogelijk in de oorspronkelijke toestand terugbrengen. Een heel andere invalshoek dan het consoliderend restaureren dat tegenwoordig als leidraad geldt.

 

Gezien de uitgangspunten, kan gesteld worden dat de restauratie fraai en vakkundig is uitgevoerd. Er is geprobeerd om de romaanse vormgeving van het gebouw te benadrukken en de schone baksteenkunst zichtbaar te maken. Wat dit betekent wordt duidelijk bij een vergelijking van twee foto's van de zuid-oost zijde van de kerk, van respectievelijk vóór en na de restauratie. Samengevat zijn aan het exterieur de volgende verschillen te onderscheiden:

 

* De dakconstructie is gewijzigd. Er is een nieuw torentje, conform de oude, en de kap van het schip is hoger dan die van de overwelfde koornis.

* De steunberen op de scheiding van schip en koor zijn verdwenen en hebben plaatsgemaakt voor lisenen, waardoor ook de vierpasvensters weer zichtbaar zijn geworden.

* De ramen zijn ontkalkt, waardoor de aan het oog onttrokken profilering weer zichtbaar is gemaakt.

* De ingebroken zuidelijke vensters zijn weer tot de oorspronkelijke romaanse vorm teruggebracht.

* De zuidelijke (niet oorspronkelijke) toegangsdeur in de westelijke travee is dichtgemaakt en vervangen door een nieuwe ingang aan de westzijde van de kerk.

 

Bij de bespreking van het exterieur en het interieur wordt dieper ingegaan op de belangrijkste veranderingen na de restauratie.

De plechtige overdracht en inwijding van de gerestaureerde kerk vindt plaats op 23 oktober 1952. Hiervoor worden twee samenkomsten gehouden.

Tijdens de middagbijeenkomst vindt de oplevering en overdracht plaats aan de kerkelijke gemeente. De Ommelander Courant van de dag daarop volgend meldt het volgende:

"De nationale driekleur woei al tijdig vanaf het dakruitertje en een drukke bedrijvigheid op de weg naar Oldenzijl verried dat er iets ongewoons stond te gebeuren. De dienaren van de Wet zorgden evenwel voor een ordelijke opmars en zo was tegen half drie het kerkje vrijwel geheel gevuld met voor de overdracht uitgenodigde autoriteiten en belangstellenden".


Na een woord van welkom door ds. L. Seinhorst, de voorganger van de kerkelijke gemeente van Oldenziil/Oosternieland, verzorgt Jhr.dr. E.O.M. van Nispen tot Sevenaer, directeur van het rijksbureau voor Monumentenzorg, de feitelijke overdracht aan de kerkvoogdij. Namens de kerkvoogdij aanvaardt dhr. P. Molenkaap, met dank aan God, de grondig gerestaureerde kerk. Vervolgens treedt een rij van sprekers op: mr. R. Hotke -namens de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, ds. H.W. te Winkel -namens de Generale Synode en de Provinciale  Kerk, ds. C.G. Mulder -namens het breed moderamen van de Classis Winsum (waartoe Oldenzijl behoort), ds. S. Visser van Uithuizermeeden -namens de ring Uithuizen- , en tot slot burgemeester B.H. Koomans als vertegenwoordiger van het gemeentebestuur van Uithuizermeeden.

 

De inwijdingsplechtigheid vindt in de avonduren plaats. Ds. W.P.J. Osinga van Ilpendam, die van 1941 tot juli 1946 de kerkelijke gemeente heeft gediend, fungeert als voorganger. Geen overvol gebouw, maar wel een zeer aandachtig gehoor dat luistert naar tekst en uitleg van deze avond, die de voorganger vindt in Jesaja 2; 3.

 

Beschrijving exterieur

"Wie van Oosternieland de weg naar Eppenhuizen/Zandeweer volgt, ziet halverwege in de verte aan zijn rechterhand op een hoog gelegen stuk grond, door geboomte omgeven, het ronde pannen dak en het rode muurwerk van een kerkje dóórschemeren, terwijl een verguld wlndhaantje, dat boven dat geboomte uitkijkt, nog een torentje doet veronderstellen. Het is het kerkje van Oldenzijl, dat daar op dat hoge vierkante kerkhof achter iepenbomen verscholen ligt". Zo ziet C.H. Peters in 1892 het kerkje van Oldenzijl in de verte opdoemen.

 

Ook nu nog lacht het eeuwenoude bedehuis van Oldenzijl de bezoeker op dezelfde wijze tegemoet. Het kleine kerkje is oud. "Hoe oud" vragen veel mensen zich af? Een juiste datering van de ouderdom valt niet te geven omdat er geen jaartallen omtrent de bouw zijn overgeleverd. C.H. Peters komt in 1892 tot een datering van omstreeks 1160. In vele latere geschriften is dit jaartal overgenomen. Naar aanleiding van een analyse van de bouwstijl van deze kerk komt R. Steensma in 1966 tot een datering "uit de eerste helft van de 13e eeuw';

 

Vroeg romano-gotische stijl

Qua bouwstijl wordt de kerk van Oldenzljl gerekend tot de romano-gotiek. Deze overgangsstijl weerspiegelt de geleidelijke overgang van het romaans naar de gotiek en is vooral in de provincie Groningen sterk tot ontwikkeling gekomen. De meest opvallende kenmerken zijn de decoratieve behandeling van de muren en de koepelgewelven.

 

Het meest in het oog springende kenmerk van de kerk van Oldenzijl is de rijke muurbehandeling van de koorgevel. Door de fraaie koorabsis en de deels nog aanwezige overwelving, wordt de kerk van Oldenzijl gerekend tot de romano-gotische kerken, hoewel bij het gebouw het romaanse karakter nog sterk overheerst. Daarom is het beter te spreken van een vroeg romano-gotische kerk.

 

Aangenomen wordt dat aan de huidige kerk geen andere is vooraf gegaan. In de bodem worden tijdens de restauratie geen sporen van een voorganger in hout of tufsteen aangetroffen. Geografisch gezien sluit dit aan bij het verloop van het occupatieproces: de kerk ligt dichtbij de monding van het Meedster maar in laag omdijkt (relatief) nieuw land.

 

Het grondplan van de kerk (zie afbeelding) toont ons een romaanse kerk met rond gesloten koor. Nadere bestudering leert dat het schip (de kerkzaal) bestaat uit vier traveeën met een iets inspringend halfrond gesloten koor. Door zijn afmetingen wordt de kerk gerekend tot de kleine dorpskerken. Binnenwerks gemeten bedraagt de totale lengte ca. 21.10 m. en de breedte ca. 6.65 m. De grootte van de kerk sluit aan bij het inwonertal van de oorspronkelijke parochie: bewoners van circa 12 heerden (de evt. keuters niet meegerekend).

 

De noord- en de zuidgevel

De gevels van de kerk sluiten aan bij de geschetste plattegrond. Tot aan de restauratie zijn de noord- en oostgevel het best bewaard gebleven. De zuidelijke muur is door de restauratie het meest gewijzigd. De indeling in traveeën laat zich traceren aan de lengtezijden, de noord- en zuidgevel.

 

Een travee is de afstand (het vlak) tussen twee steunpunten in de lengterichting. De traveeën worden gescheiden door lisenen. Deze uitgemetselde verticale banden, te beschouwen als de voorlopers van de steunbeer, delen beide muurvlakken in vieren.

 

De architectuur van de zijgevels is eenvoudig. Elk wandvlak toont een regelmatige indeling met een romaans venster. De rondbogige, omkraalde ramen zijn klein om de dragende functie van de muren zo weinig mogelijk te ondermijnen. Ze zijn behoorlijk hoog aangebracht om de kerkgangers tegen de tocht te beschermen. De vensters zijn niet groot en gering in aantal. Dit geldt in die tijd als dienstiger voor de katholieke eredienst, waar de leken het Woord Gods aanhoren en niet lezen.

 

Wie de huidige zuidgevel van de kerk vergelijkt met de gevel van voor de restauratie, kan zien dat de grote "ingebroken" zuidelijke vensters zijn vervangen door kleinere in romaanse vorm. Verder valt op dat het witkalk is verwijderd, waardoor de fraaie baksteenvormen weer zichtbaar zijn gemaakt. Hiermee is de romaanse indeling weer in ere hersteld. De vensters aan de zuidzijde zijn vergroot in een tijd dat de kerkgangers meer behoefte hebben aan licht en zonnewarmte. De protestanten zitten langer in de kerk dan hun katholieke voorgangers en wensen voldoende licht om bijbel en liedboek te kunnen lezen.

 

Het westelijk gedeelte van de lengtezljden wijkt af van het oostelijk gedeelte. De westelijke vensters zijn lager gesitueerd en eenvoudiger van vorm dan hun oostelijke soortgenoten. Ook ontbreekt de liseen (uitgemetselde verticale band) tussen de westelijke wandvlakken. Dit wijst op een verbouwing van de westelijke helft. Berghuis en Steensma stellen dat de westelijke helft al eeuwen geleden op de oorspronkelijke fundering is herbouwd, alleen dan in iets afwijkende vorm.

 

Onder de daklijst worden de muren van de westelijke traveeën afgesloten door een blokfries. Dit lof- of sierwerk in steen geeft de eerste twee traveeën een fraaie afronding.

In de eerste schiptravee (aan de westzijde) bevindt zich voor de restauratie de ingang van het kerkje aan de zuidzijde.

Een stenen paadje voert de bezoeker tot de nu dichtgemetselde deur. Boven deze deur bevindt zich een zwarte gedenksteen waarin de woorden van Jesaja 2 vers 3 staan gebeiteld:

 

"Komt laet ons opgaen tot den Bergh des Heeren Tot den Huyse des Godts Jakobs Opdat Hij ons leere van syne wegen Ende dat wij wandelen in syne Paden."

De oorspronkelijke ingangen van de kerk bevinden zich in de tweede travee, in de noordelijke en zuidelijke muur, tegenover elkaar. In de katholieke ontstaansperiode van de kerk speelt dit deurenpaar een rol in het kerkelijk leven. De vrouwen gaan door de noordelijke ingang ter kerke, de mannen door de zuidelijke. Bij begrafenissen draagt men de overledene door de noorderdeur de kerk in en door de zuiderdeur de kerk uit. Bij processies verlaat de stoet de kerk door de noorderdeur, om door de zuiderdeur weer binnen te komen. Ook was het gebruikelijk om bij de zuiderdeur het huwelijk te sluiten, waarna in de kerk de bevestiging volgt. De zuiderdeur wordt daarom ook wel bruidsdeur genoemd.

 

Wanneer het gebruik van twee deuren in onbruik raakt, metselt men de noordelijke toegang dicht. De noordelijke Ingang heeft een rondboglge "opening" en ligt binnen een romaanse rondboognis met profilering. De zuidelijke toegang heeft daarentegen een typisch romano-gotische vormgeving. De deuropening ligt binnen een spitsbogige nis met dubbele profilering. Door de groen geverfde eiken deur met klink vormt het een harmonisch geheel.

 

De derde en vierde travee kennen de karakteristieke kleine ramen die, in tegenstelling tot de westelijke, gesierd zijn met zuiltjes in de profilering. Door de plaatsing van de halfronde en omkraalde vensters, in combinatie met de lisenen, ontstaat een vertikaal effect. Bijzondere aandacht verdient de vierde travee.

 

Tot aan de restauratie wordt de scheiding met het koor gevormd door een zware steunbeer aan zowel de noord- als zuidzijde. Deze schuine steunberen zijn in het midden van de 19e eeuw ter versteviging van de hellende muur aangebracht. Ook nu nog is te zien dat de muur naar buiten helt. Met het verdwijnen van de steunberen zijn de fraaie rozet- of vierpasvensters op de scheiding tussen schip- en koorgedeelte weer zichtbaar gemaakt. Deze diep geprofileerde, omkraalde, ronde vensters zijn op lage hoogte aangebracht. De lage plaatsing van deze vensters wijst er op dat ze zijn aangebracht om de mogelijkheid te bieden van buitenaf een blik te werpen op gewijde handelingen of voorwerpen binnen. Een dergelijke venster wordt aangeduid met de term hagioscoop, wat wil zeggen dat men er door op het heiligdom kan kijken.

 

De rozetvormige ramen als ook het verschil in dakhoogte tussen schip en koor accentueert mogelijk een verschil in bouwperiode. Heeft er in Oldenzijl oorspronkelijk alleen een klein bidkapelletje gestaan?

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

De oostzijde

Het meest in het oog springende gedeelte van de kerk van Oldenzijl is de halfronde koorabsis. Het rijk geleed en rond uitgebouwd koor is een goed voorbeeld van de vroeg 13e eeuwse baksteenkunst in Groningerland. Zowel aan de buiten­als aan de binnenzijde is de absis zeer rijk gedetailleerd (zie de foto's). Deze decoratieve behandeling van de overigens romaanse koormuur, maakt dat de kerk qua stijl wordt gerekend tot de romano-gotiek.

 

Hoe boeiend de koorpartij is, blijkt uit de foto's. De buitenzijde van het koor toont ons twee rijen spaarvelden boven elkaar. Een spaarveld is een muurgedeelte met een iets terugspringend metselwerk. De benedenzone bestaat uit zeven spaarvelden, ieder afzonderlijk afgedekt door siermetselwerk in steen in de vorm van een rondboogfries bestaande uit drie halfcircelvormige, op kraagstukken rustende boogjes. De bovenzone toont zeven rondbogige spaarvelden met afwisselend blind- en raamnissen. Wat opvalt, is dat de rondboogramen van het koor lager zitten dan de ramen aan de noord- en zuidzijde. De verklaring wordt gezocht in het feit dat de zonnestralen op deze manier het altaar zo lang mogelijk kunnen belichten. Tijdens de restauratie is het witkalk van de koorvensters verwijderd, waardoor de omkraalde rondbogen weer zichtbaar zijn geworden. Een geslaagde ingreep.

 

De zeven rondbogen rusten op kolonetten (zuiltjes) met rijk versierde gebakken kapiteeltjes.

 

De koormuur wordt langs de bovenkant afgesloten door een mooie, geheel rondlopende rondboogfries, gedragen door gebakken steentjes in de vorm van mensen- of dierenkoppen. Deze kraagstukken onder de bogen, geboetseerd en gebakken, en de bakstenen kapiteeltjes zijn hoogtepunten van steenbakkers­kunst. Om met Steensma te spreken:

"Door het uitbuiten van de mogelijkheden van het materiaal en door een kundige metseltechniek is men hier gekomen tot architectuur van hoog gehalte".

Bij een vergelijking van de foto's van voor en na de restauratie valt op dat het pleisterwerk rond de raamopeningen is verdwenen. Ook is de halfronde absis bij de restauratie tot de oorspronkelijke hoogte teruggebracht.

 

De westzijde

Tijdens de restauratie is de ingang van de kerk verplaatst naar de architectonisch weinig boeiende westzijde van de kerk. Via deze nieuw geconstrueerde deur komt de bezoeker het gebouw binnen.

Een ander beeldbepalend element aan de westzijde is de kleurige, spitse kerk-dak-toren die is voorzien van een vergulde weerhaan. Dit torentje is echter niet de oorspronkelijke toren van de kerk.

 

Bij veel kerken is de toren het symbool van de stoere grootse kracht. Voor de mensen is de toren een pijl die naar de hemel wijst, een prediker, een beschermer en trouwe wachter.

 

Op het huidige torentje verzinnebeeldt de windwijzer -een haan- de waakzaamheid. Ook herinnert de haan de mensen aan de opstanding van Jezus Christus. De luidklok roept, als Gods stem, de gelovigen ter kerke, terwijl het uurwerk in combinatie met de klok de dorpsbewoners de tijd vertelt.

 

Dat dit kleurige torentje niet de oorspronkelijke toren is, vertelt ons een gedenkbord dat in de kerk tegen de noordgevel hangt. Het blijkt dat de kerk in 1683 van een nieuwe spitse toren, een uurwerk en een klinkende klok wordt voorzien. Anno 1984 maakt het kostersechtpaar nog steeds dagelijks de gang naar het kerkje om het uurwerk op te winden.

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

In 1979 is het torentje voor het laatst geschilderd. Het geld voor deze opknapbeurt, bijna ƒ 14.000,—, is door de kerkelijke gemeente via donaties en een collecte bijeengebracht.

 

De voorganger van het uit 1683 stammende "nieuwe" torentje is een vrijstaande toren geweest. Over de hoogte en de steensoort van deze toren is ons niets bekend. Wel is de juiste locatie aan te geven. Een kadastraal minuutplan voor Oldenzijl uit plusminus 1828 laat zien dat de toren ten zuid-westen van de kerk heeft gestaan. De schrijver van lange Ommelander wegen meldt in 1919: "Op de zuid-west-hoek van de kerk hing reeds eeuwen her een grote luidklok in een vrijstaande toren, een zogenaamde klokkestoel". In juni 1829 heeft de kerkvoogdij van Oldenzijl de bouwvallige toren bij publieke verkoop als afbraak verkocht voor de som van ƒ 715,—. Volgens de betreffende akte moeten de fundamenten geheel worden uitgegraven zonder enige storing aan de graven toe te brengen, "inwendig drie weken" moet alles zijn afgelopen. Heine Reinders van den Berg betaalt voor de stenen toren met hout en ijzerwerk ƒ 275, —.

 

Berend Haayes Harkema, houtkoper te Warfhuizen, wordt eigenaar van de torenklok voor ƒ 440,—. Deze klok wordt vervolgens in de toren van Warfhuizen opgehangen omdat de oude klok bij 't luiden gescheurd is. Anno 1892 kan C.H. Peters daarom optekenen:

"de oude vrijstaande toren, hij werd een 60 jaar geleden afgebroken, en zijn klok roept thans te Warfhuizen het ter kerke, is spoorloos verdwenen."

Volgens A. Pathuis stamt de oude torenklok van Oldenzijl (nu te Warfhuizen) uit de 13e eeuw. Hiermee behoort de klok van Oldenzijl tot de oudste klokken in de provincie Groningen. Deze klok "van onbekende herkomst", de naam van de klokkengieter is onbekend, is "ruw gegoten, lang en recht van vorm, doch de klankbodem is slechts vlakker. Aan de voorzijde bevindt zich een kruis en aan de zijkant is een loodgietersmerk aangebracht". Het kruisteken verwijst naar de zegening van de klok, waarbij dit teken met gewijde olie is aangebracht. Deze tekens worden van was geboetseerd en vervolgens op de loze klok bevestigd. Verder is de klok versierd met behulp van geknoopte touwen. Voor Oldenzijl is het jammer dat de oude klok is verhuisd naar Warfhuizen.

 

Echter, de huidige klok heeft een klank die past bij deze nederzetting. Ook deze klok is bijna verdwenen geweest. In de tweede wereldoorlog wordt de luidklok, net zoals veel van zijn collega's, neergehaald door de bezettende macht en weggevoerd. Dit gebeurt op 11 maart 1943. De naspeuringen van de kerkeraad en kerkvoogdij worden met succes bekroond, want men vindt de klok terug in de toren van Olst. Op 1 oktober 1945 wordt de klok teruggehaald en op plechtige wijze weer geïnstalleerd op zijn oude plaats. Tot op de huidige dag geeft de nieuwe klok de uren van de dag en het tijdstip voor het ter kerke gaan.

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

 

Het kerkhof

Rond dit kerkje vinden veel Oldenzijlsters door de eeuwen heen hun laatste rustplaats. De kerk(hofs)gracht scheidt het hoge kerkhof van de Oldenzijlsterweg. Oorspronkelijk heeft de gracht helemaal rondom de kerk gelopen. Het noordelijke deel van de gracht is gedempt. Via een stenen dam en een houten toegangshek komt de bezoeker op het oude kerkhof met in het midden de kerk. Bijzondere aandacht vragen de grafzerken.

 

Ongeveer een eeuw geleden heeft het kerkhof er wat verwaarloosd bijgelegen. Een bezoeker merkt op:

 

"De merendeels overeind staande grafzerken, zij melden de rustplaatsen van een Knelske en van een Anje en van een Alstj en van Jeike en Dieuwerke, terwijl de liggende zerken half verzonken en half verscholen zijn tussen distels en brandnetels en het ongemaaide gras, en verderop een enkele aardhoop met een driehoekig zamenstel van latwerk gedekt een naamloos graf aanwijst."

 

Het 'zamenstel van latwerk', een eenvoudig houten kruis, duidt de laatste rustplaats aan van een minder bedeelde, waarschijnlijk een arme dagloner/dagloonster. De meerbedeelden maken het in de 17e en 18e eeuw tot een gewoonte de doden door middel van een liggende of staande zerk in herinnering te houden. Voor de stamboomonderzoeker van boerenafkomst een rijke bron.

 

Veel oude graven en zerken zijn opgeruimd, waardoor waardevolle informatie verloren is gegaan. Gelet op de slechte staat waarin een aantal van de nog aanwezige zerken verkeren, is haast geboden bij het op schrift stellen van de teksten. Naar mijn oordeel moet er een beschrijving gemaakt worden van alle grafschriften die op het oude (sinds de restauratie gesloten) kerkhof nog aanwezig zijn.

 

Het oude kerkhof heeft een oppervlakte van circa 45 x 45 m en ligt ruim twee meter boven het maaiveld. Door de begrafenissen komt de dodenakker door de eeuwen heen steeds hoger te liggen, met als eindresultaat dat op het moment van de restauratie, de vloer van de kerk ruim een halve meter lager ligt dan het kerkhof. Mede hierdoor is het vochtigheidsgehalte in de kerk te hoog. 0m die reden wordt het kerkhof rondom voor een deel afgegraven. Aan de oostzijde wordt ongeveer 80 cm. aarde verwijderd, en aan de westzijde 30 à 40 cm. Ook ten noorden en ten zuiden wordt ongeveer een halve meter afgegraven. In totaal is 260 m3 aarde afgevoerd.

 

Tijdens de plechtige overdracht van de kerk op 23 oktober 1952 deelt burgemeester Koomans van Uithuizermeeden mee dat ze het voornemen hebben om te komen tot de aanleg en overdracht van een nieuwe kerkelijke begraafplaats in Oldenzijl. Om cultuur- historische redenen wordt het ongewenst geacht om meer graven te delven rondom het kerkgebouw. Op deze manier blijft dus de huidige schoonheid van het geheel onaangetast. Dit voornemen wordt in het voorjaar van 1953 gerealiseerd door de aanleg van een nieuwe begraafplaats op kerkeland ten noorden van de kerk. Uit de grafzerken op het nieuwe kerkhof blijkt dat hier de eerste begrafenis heeft plaatsgevonden in 1954: "Aafke Veldman, geb. 12 aug. 1907 te Roodeschool, overl. 28 Juni 1954 te Oldenzijl…."

 

Beschrijving interieur

Door de ingang aan de westzijde komt de bezoeker het kerkgebouw binnen. De ontvangstruimte, de benedenzone van de eerste travee, is door een muur van de kerkzaal gescheiden. Een breed looppad deelt deze ruimte in tweeën. Aan de noordzijde bevindt zich het "stookhok" annex ruimte van de verwarmingsketel. De ruimte aan de zuidzijde wordt gebruikt als consistorie.

 

Via een deur in de consistorie wordt een houten trap zichtbaar. Deze trap leidt naar de betonnen balustrade, vanwaar men fraai uitkijkt op de kerkzaal.

Het interieur geeft blijk van een harmonieuze eenvoud waarbij het detail niet is verwaarloosd. Het schip is bijna helemaal gevuld met het kerkmeubilair. Bijzondere aandacht vragen de preekstoel en de herenbank. Zowel de opstelling van het meubilair als de kleurstelling tussen de witte muren en het bruine hout geeft de kerkzaal een intiem karakter. Een hoogtepunt vormt het gewelf en de halfronde koorsluiting.

 

Noord- en zuidzijde

De indeling van de wandvlakken van het Interieur sluit aan bij de gegeven beschrijving van het exterieur. Zo is de bovenzone van de noord- en zuidzijde in opzet gelijk aan de buitenzijde. Beide zijden kennen vier romaanse vensters, die in een diepe nis liggen. Ze zijn voorzien van (zeven) kleine treden die leiden naar het licht.

 

Tijdens de restauratie is op de noordwand, ten oosten van het venster van de derde travee, een tekst te voorschijn gekomen. Het opschrift luidt:

"Ao-DMI-1570-is dese kerk van buitten gherepert-van binnen"

Hieruit blijkt dat de kerk in 1570 aan binnen- en buitenzijde grondig is hersteld. Ook valt hieruit op te maken dat in die tijd drie van de vier schipgewelven al uit het schip zijn verdwenen.

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

Van een andere bouwkundige verandering getuigt een gedenkbord aan de noordgevel. Ter gelegenheid van de bouw van de dakruiter, met uurwerk en klok, op het westeinde van de kerk is een gedenksteen vervaardigd met latijnse tekst en een viertal wapens. Deze tekst luidt als volgt:

 

"NOBILISSIMI ANTIQUO GENERIS SPLENDORE MAXIME ILLUSTRES DOMINI COLLATORES HUIUS ECCLESIAE EGBERTUS CLANT, GERARDUS HORENKEN,EDZARDUS RENGERS, TOPARCHAE IN SANDWEER, PETERSBUIREN, TEN POST ETC.,ET DOMINUS GUALTHERUS A BYLER, PASTOR IN OLDENZYLL, IN PERPETUAM REI MEMORIAM TEMPHUM HOC NOVA HAC TURRI ACUMINATA CAMPANA SONANTE ET HOROLOGIA DIRECTIONE PRUDENTISSIMA ET DILIGENTIA SUMMA ORNARI CURAVERUNT MDCLXXXIII, P.G. CUSTOS IN OLDENZYL."

 

Vertaald betekent dit:

"De zeer edele heren collatoren van deze kerk, hoogst doorluchtig wegens de aloude glans van hun geslacht, Egbertus Clant, Gerardus Horenken, Edzardus Rengers, respectievelijk hoofdelingen te Zandeweer, Pieterburen en Ten Post, alsmede de heer Gualtherus van Byler, pastor (predikant) te Oldenzijl, hebben met wijs beleid en grote ijver gezorgd - dit zij tot een eeuwige herinnering daaraan - dat deze kerk met een nieuwe spitse toren, een uurwerk en een klinkende klok is voorzien. 1683. P. G. koster te Oldenzijl."

De wapens op de gedenksteen zijn van de families Clant, Horenken, Rengers en Byler. In een noot vertelt Pathuis dat deze ruw afgehakte wapenschilden zijn herschilderd in 1915.

 

De initialen P.G. staan voor Pieter Geerts, de toenmalige koster/schoolmeester in Oldenzijl (zie GDW no. 3029).

 

In de benedenzone van de noordelijke en zuidelijke gevel zijn de voormalige doorgangen nog duidelijk zichtbaar. De dichtgemetselde noordelijke ingang ligt binnen een rondbogige nis. Aan de zuidzijde wordt de zuidelijke ingang ruimtelijk geaccentueerd door de eiken deur en de rondbogige nis en ook door een kort looppad dat leidt naar het middenpad van de kerk.

 

Ten oosten van het deurenpaar bevindt zich een groep van vier van de grond opgaande, hoge spitsboognissen. In de vierde, meest oostelijke nis bevindt zich aan de noord en zuidzijde een kleine roosvormige lichtopening: de rozet of vierpasvensters (zie beschrijving exterieur en de foto verder naar boven).

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

De gewelfconstructie

De bij het exterieur beschreven indeling in traveëen correspondeert oorspronkelijk met de gewelven. Op de plattegrond van de kerk (zie afbeelding) beduiden de stippellijnen een reconstructie van de gewelven uit de oorspronkelijke periode. Een gewelf is een holgebogen zoldering.

Van de vier gewelfvelden die er in oorsprong geweest moeten zijn, rest er nog slechts één. De andere drie zijn vervangen door een blauw geschilderde houten zoldering.

 

Het resterende gewelf bevindt zich boven de oostelijke schiptravee. Dit deel van de kerk wordt gedekt door een meloenvormig koepelgewelf met vier ribben. Deze ribben zijn voor de constructie niet direct noodzakelijk, maar hebben een grote decoratieve waarde. Het gewelf rust op vier muurpijIers die druk bezet zijn met kolonetten (kleine zuiltjes). Zowel de hoekschalken als de basementen van de pilaren laten de vaardige hand van de baksteenkunstenaar zien.

 

Van het aangrenzend gewelf zijn alleen de oostelijke aanzetten bewaard gebleven. Berghuis en Steensma wijten dit aan het feit dat het westelijk deel van de kerk vanaf de plinthoogte geheel is herbouwd. Dit is vrijwel helemaal in de oorspronkelijke vorm gedaan, maar wel met het achterwege laten van de overwelving.

Tijdens de restauratie blijkt dat de gewelven en bogen ontzet zijn, veroorzaakt door een slecht geconstrueerde kap op de gewelven. Door de constructie te verbeteren, is de teloorgang voorkomen en het koepelgewelf, een van de stijlkenmerken van de romano-gotiek, bewaard gebleven.

 

De overwelfde koornis

De abside of overwelfde koornis vormt de afsluitende ruimte van het kerkgebouw. Het rond uitgebouwd koor is afgedekt door een half koepelgewelf. Tezamen met de rijk behandelde absiswand geeft dit gewelf het koor een intiem karakter. De triomfboog, de boog die het schip van het koor scheidt, vormt een fraaie overgang van schip naar koor. Bijzondere aandacht vragen de kraagstukken van gebakken steen waarop deze boog rust.

Net zoals het koepelgewelf en de schipwanden is ook de koorwand overpleisterd. Bij de restauratie is de absiswand wel blootgelegd maar daarna weer van een witte bepleistering voorzien. Deze wand is desondanks nog zeer rijk gedetailleerd. Belangrijk zijn de bijzonder fraaie baksteenkapitelen.

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Zicht op het koor. Foto: ©Jur Kuipers.

 

Evenals aan de buitenzijde is de koormuur aan de binnenzijde in twee zones verdeeld. De benedenzone toont een indeling in vijf spaarvelden. Deze rij spaarvelden - opgaande rondboognissen - worden gescheiden door dubbelzuiltjes met kapitelen. Deze "bekronende hoofdjes" van de dubbelzuiltjes zijn gemaakt van rijk versierde gebakken stenen en tonen ons het kunstzinnig oog en de vaardige hand van de middeleeuwse ambachtsman (zie foto's). In deze absis heeft de romano-gotische muurversiering in de provincie Groningen een hoogtepunt bereikt. De bovenzone geeft een indeling van drie romaanse vensters, overeenkomstig de beschrijving bij het exterieur.

 

De Rooms Katholieke periode van de kerk spreekt ook tot ons door een tweetal nissen aan resp. de oost en zuid-oost zijde van het koor. Verder herinneren een tweetal wijdingszegels aan het Katholieke gebruik. Bij de behandeling van de koormuur tijdens de restauratie zijn ze zichtbaar geworden. Wat echter mist, is het belangrijkste meubelstuk voor de Katholieke Eredienst: het altaar. In de middeleeuwen staat het altaar vlak voor de absis, aan het einde van het schip. De plaatsing van het altaar aan de oostzijde van de kerk geeft de relatie aan met het graf van Jezus Christus en de tafel van het heilig avondmaal. Met de reformatie zijn allerlei voorwerpen die gebruikt zijn in de Katholieke Eredienst verdwenen, zo ook het altaar.

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Het koor van de kerk. Foto: ©Jur Kuipers.

 

Na de reformatie is het koor ingericht als avondmaalsruimte, met een eiken tafel en eenvoudige houten banken. De foto van het interieur van voor de restauratie laat zien dat de avondmaalstafel in het koor een goede visuele overgang biedt naar het bankenplan. In de huidige inrichting staat de tafel voor de kansel.

 

In de vloer van de koorsluiting zijn drie zwarte grafzerken opgenomen. De teksten van de zerken zijn nog goed leesbaar. Uit de opschriften blijkt dat een grafstede in de kerk alleen is weggelegd voor een klein aantal aanzienlijken.

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

De grafzerken zijn voorzien van de volgende tekst:

 

- A 1608, den 8 september, ls Juffer Anna te Nansum ontslapen, verwachtende eene vrolike opstandinge in Christo. Wapens: rechts-To Namsum, links-Itens. Helmteken:To Nansum (zie GDW no. 3032)

- Die edele eerentveste Rembt Itens, hoveling te Oldensyl, is in den Heere gerustet den 2 novemb. 1562.

- Ailke te Nanszum, syn huisvrouw, is Godsalig gestorven den 3 nov. 1580

Wapens: rechts-Itens, links-To Nansum. Helmteken: Itens (zie GDW no. 3033a - deze ehelieden zijn gestorven in de periode dat de kerk van Oldenzijl nog een Roomskatholieke parochie was, voor 1594),

-Die edele erentveste Wilko te Nansum tot Oldesyl is ontslapen den 19 sept. 1629.

- Frouke Itens, syn huisvrouw, is overleden den 21 octob. 1602.

Wapens: rechts-To Nansum, links-Itens. Helmteken: To Nan­sum. (zie GDW no. 3033b)

-Verwachtende alhyr een salige opstandinge in Christo (zie GDW. 3033c. vervaardigd in 1629 , deze regel betreft alle teksten.)

- Anno 1662, den 31 marty, is de eer en deughdenrycke Anna Alberthoma, d'huisvrouwe van d.e. dominus Gualtherus A Byler, christelyck ende seer Godtsaligh in den Heere ontslapen .

- Anno MDCLXXXX, den 2 october, obiit reverendus dominus Gualtherus A Byler, ecclesiae huius pastor. Vita mihi Christus est nors mihi lucrum.

Wapen: gedeeld: I drie beslagen en gesnoerde hoorns II doorsneden: a. drie sterren naast elkaar. b. een aanziend geplaatste omgewende pronkende pauw. Helmteken: een beslagen en gesnoerde hoorn

(zie GDKW no. 3034. Gualtherus a Byler is de opvolger van Ludovicus Hellinkhuizen en staat te Oldenzijl van 1651 tot 1600, het jaar van zijn overlijden).

 

Het meubilair

Het kerkmeubilair in Oldenzijl is van protestantse oorsprong. In de kerkinrichting vormen kansel en banken een op elkaar afgestemd geheel. Wie de huidige inrichting vergelijkt met de inrichting van voor de restauratie, ontdekt een aantal in het oog springende veranderingen. Deze wijzigingen zijn te beschouwen als een uitvloeisel van de restauratieopvatting in de jaren vijftig.

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Opvallend is dat de preekstoel geen klankbord bezit. Foto: ©Jur Kuipers.

 

De opstelling van de banken is gericht op de plaats van de preekstoel, die zich taan de zuidzijde van het schip bevindt. Een middenpad scheidt de bankenrij in een noordelijke en een zuidelijke groep. De banken in het westelijk schipgedeelte hebben eenvoudige vormgeving. Een zijpad, lopend vanaf de oorspronkelijke zuidelijke toegangsdeur, deelt de zuidelijke bankenrij ten westen van de preekstoel in tweeën.

 

In de huidige opstelling staan langs de noordermuur twee banken in de lengte geplaatst: de kerkeraadsbank en de herenbank c.q. kerkvoogdenbank. Op de foto van voor de restauratie is te zien dat deze twee banken, als ook de bank ten oosten van de preekstoel, naar achteren toe oplopen en een hoog achterschot kennen. Deze schotten zijn tijdens de restauratie bij de kerkeraadsbank en genoemde oostelijke bank verdwenen.

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Interieur naar het oosten. Foto: ©Jur Kuipers.

 

Opvallend is dat een aantal banken deurtjes bezit. Dit zijn voorheen vaste banken die voor bepaalde mensen zijn gereserveerd. In de banken zonder deurtjes kunnen de gewone kerkgangers hun plek zoeken.

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

Bijzondere aandacht vraagt de eiken herenbank aan de noordzijde van de kerk. Oorspronkelijk heeft deze bank oost-west gericht gestaan. Tijdens de restauratie is de bank verplaatst naar de noordermuur. Deze bank zal rond 1700 zijn vervaardigd in opdracht van Onno Tamminga van Alberda en zijn vrouw Josina Petronella Clant. Het opzetstuk van de bank bestaat immers uit de wapenschilden van deze twee echtgenoten die worden gesteund door schildhouders.

 

Op de foto is het linkerwapen van Alberda en het wapen rechts van Clant. De schildhouders tonen ons een omkijkende, roodgetongde, gouden leeuw en een omkijkende, gesnavelde, gouden griffioen met opgeheven vlucht, waarbij de vlucht is beladen met een groene schuinbalk waarop drie zilveren vissen rechtop zijl afgebeeld. In de bank. liggen vijf in leer uitgevoerde statenbijbels, die zijn voorzien van het opschrift:

 

"De Kerke raad der Ned. Herv. gemeente Oldenzijl 1907"

Deze bijbels, gedrukt in 1895 bij de Nederlandse Bijbelcompagnie te Amsterdam, zijn volgens een naamplaatje geleverd door de "Firma G.J. Reits Boekhandel Groningen". Voor de restauratie hebben deze bijbels in de kerkeraadsbank tegenover de preekstoel gelegen.

 

Achter de kerkeraadsbank hangen twee kerkezakken met stok. De diakenen van Oldenzijl gebruiken deze kerkezakken nog steeds voor het ophalen van de gaven tijdens de Eredienst. Om slapers te wekken, zijn koperen belletjes aan de zakjes bevestigd. De klepeltjes zijn echter verdwenen. Voor uitgangscollecten wordt gebruik gemaakt van een koperen schaal op een ijzeren voet.

 

Overeenkomstig het oude gebruik wordt het gecollecteerde geld bestemd voor de kerkvoogdij, nog steeds opgeborgen in een houten offerkist. Op de bovenzijde is daarvoor een geldtrechter aanwezig. Kerkvoogd P. Molenkamp deelt mij desgevraagd mee dat de offerkist nog steeds een maal per jaar wordt geleegd. Om diefstal te voorkomen, is de in een koornis staande offerkist voorzien van sloten.

 

Centraal in de Eredienst staat de preekstoel. De plaats waar in de kerk uit de schrift wordt gelezen, de epistelzijde, is van oudsher aan de zuidkant. Na de reformatie is de plaats van de preekstoel ongewijzigd gebleven en blijft de kansel aan de zuidzijde staan.

 

Veel kerken in Noord-Gronlngen hebben in de 17e/18e eeuw een nieuwe, van hout vervaardigde en vaak rijk versierde, kansel gekregen. Zo ook de kerk van Oldenzijl. De preekstoel is vervaardigd in 1768 in de Louis XV-stijl. De panelen van de kuip zijn kenmerkend voor de tijd van ontstaan. Bijzonder fraai is de onderzijde uitmondend in een druiventros.

 

Tijden de restauratie is de preekstoel meer naar het westen verplaatst, waarbij het klankbord helaas niet is teruggekeerd.

 

Veel voorgangers hebben vanaf de kansel Gods Woord aan de kerkmensen van Oldenzijl verkondigd. In dit kader wordt niet verder ingegaan op het wel en wee van de diverse voorgangers die de kerkelijke gemeente heeft gekend. Omtrent het kerkelijk leven in de gemeente van Oldenzijl is nadere studie nodig. De voorgangers maken gebruik van de kanselbijbel. Op de kansel ligt een "Bijbel bevattende al de canonyke Boeken des Ouden en Nieuwen Testaments", gedrukt te Arnhem in 1861 door J.W. en C.F. Swaan. Voorin de Bijbel staat in een schoon handschrift geschreven:

 

"Oldenzijl Nov. 1891. Predikant J.Corstius. Ouderlingen P.Nienhuls en J.Bouwman. Diakenen E.Dijkema en C.Bergman. Kerkvoogden P.Nienhuis en J. van Zanten ".

Voor de restauratie wordt de preekstoel omgeven door een doophek van omstreeks 1700. Dit doophek biedt een goede, visuele overgang naar de preekstoel, zoals op de foto van voor de restauratie nog is te zien. Binnen dit doophek staat een koperen doopbekken op een smeedijzeren bekkenhouder. De doop is het teken van de afwassing van zonden. Deze eenvoudige koperen schaal, voor de doop door besprenkeling, past bij het protestantse interieur. Met het verdwijnen van het doophek en het klankbord is een deel van de protestantse sfeer verloren gegaan. Momenteel is deze ruimte opgevuld door de avondmaalstafel die voorheen in het koor heeft gestaan.

 

Het avondmaalszilver van Oldenzijl bestaat uit een schenkkan en een avondmaalsbeker. De schenkkan heeft als inscriptie:

 

"Geschonken door de diackonie van de kerke te Oldenzijl: J. Bierling en E. Dijkema Diak.: mede namens G. Duursema en E. Dekker Ouderl. en J. Corstius predt. 1876"

De avondmaalsbeker heeft de volgende inscriptie:

"KERKEBEKER TOT OLDENZYL, 1703. R.I. A.I. D.B. I.R. S.E."

De naamletters staan vermeld op een afgeschuurd, oorspronkelijk gevierendeeld wapen (zie GDW no. 3031).

 

Het orgel

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

Op de betonnen ballustrade bevindt zich het orgel van de kerk. In tegenstelling tot veel Groninger Kerken kent Oldenzijl geen monumentaal orgel. Het instrument ter begeleiding van de Eredienst is een eenvoudig Harmonium. Tijdens de ingebruikname van de gerestaureerde kerk wijst kerkvoogd P. Molenkamp op het ontbreken van een passend orgel. Hij spreekt de wens uit dat de kerk binnen afzienbare tijd mag beschikken over een waardig orgel, als complementering van het fraaie interieur. Met de aankoop van het huidige orgel in het midden van de jaren vijftig, een orgel afkomstig uit het gebouw Rehoboth te Uithuizermeeden, wordt zijn wens vervuld. Het Harmonium past bij de kerkelijke gemeente van Oldenzijl.

 

De dispostie van het orgel is in het Frans gesteld:

 

0  Forte        G Grand Jen    1 Flùte 8p
Sourdine  E Expression   2 Clarinette 16p
4 Basson 8p   3 Fifre 3p
3 Clairon 4p     4 Hautbois 8p
2 Trombone 16p       Céleste
1  Cor Anglais 8p     Tremolo
    0 Forte

                                                                              

Op de koperen plaatjes staat verder vermeld "Societe Anonyme - Merklin Schutze".

Het interieur van het kerkje van Oldenzijl is eenvoudig maar ook boeiend.

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

Slotwoord.

Over het Kerkje van Oldenzijl en de geschiedenis van de kerkelijke gemeente valt meer te vertellen dan in het kader van deze uitgave is geschreven. Een volledige geschiedschrijving kan ook niet de bedoeling zijn van een speciale uitgave als deze. Volledigheid is niet nagestreefd. Wel is geprobeerd er een verantwoord geheel van te maken. Om wille van de leesbaarheid zijn noten e.d. achterwege gelaten. Daartoe leent zich een wetenschappelijke uitgave beter. Ik spreek de wens uit dat deze verhandeling een aanzet mag zijn voor verdere studie over geografische en historische aspecten van het kerspel Oldenzijl.

 

Zo staat dan dit vriendelijke kerkje, als een getuige van Gods aanwezigheid onder de mensen, temidden van de verspreid liggende boerderijen en woningen van Oldenzijl.

 

Onder toeziend oog van dit bekoorlijk kerkje schrijft A. Bolt:

 

"Mien laand

Dou gain mensk meer wat zee en ik mie deellegde ien't gras, kwam oet stilte de klacht: 'mien zeun, woar bist doe den ik roup die en doe heurs mie nait,

mien zeun, do zigs mie nait'

Veurzichtig tilde ik mie op en keek om mie hen.

Alles zong onner boeg'nde stem van wiend. 't Rait woefde mie tou mit kienerhaanjes. Ook 't gras was an't zing'n.

 

Haarde en roege kloet'n werden d'r waik van

en wissen nait woar ze bliev'n mossen noch wat te doun. Ze war'n buusdoek kwiet. Kievit kwetterde.

 

Wolken ien lucht hufden vandoag nait aarbaid'n en war'n an't speul'n mit zun,

al op en deel — hen en weer. Zai har'n haand'n d'r vol aan en daansten op moat van dei zuuvere meziek. 't Is feest, flusterden ze kanner tou, 't is feest. Uren loater, dou ik terugkwaam, zee stem: woar bist doe den west? Noar 't feest, 't feest van mien laand, zee ik, dat wait ie toch wel, doar achter kerk ien Old'nziel, doar woar wereld

begunt ien kleur'n en lien'n ien bakstain "

 

Oldenzijl bezit een monument waarop men best trots mag zijn. Gai es noar Oldenziel, doar woar wereld begunt ien kleuren en lienen ien bakstain.

 

Grafzerken


Gedenksteen Gerardus Horenken

NOBILISSIMI ANTIQUO GENERIS SPLENDORE MAXIME ILLUSTRES DOMINI COLLATORES HUIUS ECCLESIAE EGBERTUS CLANT, GERARDUS HORENKEN, EDZARDUS RENGERS, TOPARCHAE IN SANDWEER, PETERSBUIREN, TEN POST ETC., ET DOMINUS GUALTHERUS A BYLER, PASTOR IN OLDENZYLL, TN PERPETUAM REI MEMORIAM TEMPHUM HOC NOVA HAC TURRI ACUMINATA CAMPANA SONANTE ET HOROLOGIA DIRECTIONE PRUDENTISSIMA ET DILIGENTIA SUMMA ORNARI CURAVERUNT MDCLXXXIII, P.G. CUSTOS IN OLDENZYL.

Wapens: Clant. Horenken. Rengers [2].

Wapen: Gedeeld: I in zilver drie goudbeslagen en roodgesnoerde zwarte hoorns: II doorsneden: A. doorsneden: a. in groen drie gouden sterren naast elkaar; b. zilver; B. in zilver een aanziende natuurlijke pronkende pauw [Van Bijler].

In hebreeuwse letters: Lofprijzing van God is een feest.

N.B. Ruw afgehakte wapenschilden, herschilderd 1915. Pieter Geerts, schoolmeester Oldenzijl, 1683. Zie: RAG, Statenarchieven, inv. nr. 2445, blz. 365 verso. Ook: Genealogische verzameling, nr. 166: Schetsmatige aanduiding van oorspronkelijk gevierendeelde wapens: Egbert Clant: I en IV Clant; II en III een ruiter, houdend boven het hoofd een zwaard [Addinga?]. Vergelijk: GDW, nr. 4337. Gerard Horenken. 1 en IV Horenken: II en III een rechterschuinbalk [Clant?]. Edzard Rengers. I en IV Rengers [2]: II en III Polman.

GDW, blz. 551, nr. [3029].

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

Juffer Anna (afb, boven)

Overige zerken in de kerk
A° 1608, DEN 8 SEPTEMBER, IS JUFFER ANNA TE NANSZUM ONTSLAPEN, VERWACHTENDE EENE VROLIKE OPSTANDINGE IN CHRISTO.

Wapens: Rechts: To Nansum. Links: Itens. Helmteken: To Nansum.

GDW, blz. 551, nr. [3032].

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

Rembt Itens en Alke te Nanszum (afb. boven)

[a] DIE EDELE EERENTVESTE REMBT ITENS, HOVELING TE OLDENSYL, IS, IN DEN HEERE GERUSTET DEN 2 NOVEMB. 1562. 552
AILKE TE NANSZUM, SYN HUISVROUW, IS GODSALIGH GESTORVEN DEN 3 NOV. 1580.

Wapens: Rechts: Itens. Links: To Nansum. Helmteken: Itens.

GDW, blz. 551, nr. [3033][a].

 

Wilko te Nansum (afb. boven)

[b] DIE EDELE ERENTVESTE WILKO TE NANSUM TOT OLDESYL IS ONTSLAPEN DEN 19 SEPT. 1629.

FROUKE ITENS, SYN HUISVROUW, IS OVERLEDEN DEN 21 OCTOB. 1602.

Wapens: Rechts: To Nansum. Links: Itens. Helmteken: To Nansum.

GDW, blz. 552, nr. [3033][b].

 

[c] VERWACHTENDE ALHYR EEN SALIGE OPSTANDINGE IN CHRISTO.

N.B. Vervaardigd 1629. Laatste regel [c] betreft alle teksten.

GDW, blz. 552, nr. [3033][c].

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

Anna Alberthoma (afb. boven)

ANNO 1662, DEN 31 MARTY, IS DE EER EN DEUGHDENRYCKE ANNA ALBERTHOMA, D'HUISVROUWE VAN D.E. DOMINUS GUALTHERUS A BYLER, CHRISTELYCK ENDE SEER GODTSALIGH IN DEN HEERE ONTSLAPEN.

ANNO MDCLXXXX, DEN 2 OCTOBER, OBIIT REVERENDUS DOMINUS GUALTHERUS A BYLER, ECCLESIAE HUIUS PASTOR. VITA MIHI CHRISTUS EST MORS MIHI LUCRUM.

Wapen: Gedeeld: I drie beslagen en gesnoerde hoorns; II doorsneden: a. drie sterren naast elkaar; b. een aanziend geplaatste omgewende pronkende pauw [Van Bijler]. Helmteken: een beslagen en gesnoerde hoorn.

GDW, blz. 552, nr. [3034].

 

Merten Sybes (afb. boven)
ANNO DOMINE 1682, DEN 13 MAJUS, IS MERTEN WYBES, DE SOONE VAN WYBE BALSTERS, IN DEN HEEREN ONTSLAPEN.

Wapen: Huismerk nr. 444, vergezeld van de letters M.W.

N.B. GMG, nr. 2873. In april 2014 weer in de kerk geplaatst. Ommelander courant, 14 april 2014.

GDW, blz. 552, nr. [3035].

 

Pietertje Allerts
ANNO 1685, DEN 22 JULY, IS PIETERTJE ALLERTS, DE HUISVROUW VAN PIETER JACOBS SCHIPPER, IN DEN HEEREN GERUST.

N.B. Afgebeeld in 'Maandblad Groningen', 1919/1920, blz. 93.

GDW, blz. 552, nr. [3036].

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

Herenbank
Wapens: Rechts: Alberda. Links: Clant. Schildhouders: Rechts: een omziende roodgetongde gouden leeuw. Links: een omziende gesnavelde gouden griffioen met opgeheven vlucht, de vlucht beladen met een groene schuinbalk, waarop drie zilveren vissen rechtop.

N.B. Op achterzijde van schilden overeenkomstige wapens. Afgebeeld: LNB, blz. 57. Onno Tamminga van Alberda, overleden Zandeweer, op Nijenstein, 10 mei 1743, gehuwd Zandeweer 15 november 1695 Josina Petronella Clant, overleden Groningen 1 maart 1746. Zie: NAB, 1940. Blz. 31. GDW, blz. 551, nr. [3030].

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

Kerk bezichtigen

Je kunt de Nicolaaskerk in Oldenzijl bezoeken. Het adres is: Oldenzijlsterweg 4, 9986 XM Oldenzijl. De kerk is op alle dagen overdag geopend. Mocht de kerk gesloten zijn, dan kun je de sleutel op de volgende adressen ophalen:

Oldenzijlsterweg   6 of Oldenzijlsterweg 17.

 

Foto: ©Jur Kuipers.

Foto: ©Jur Kuipers.

 

Noten, bronnen en referenties:

Bronnen:

- Dit artikel is geschreven naar aanleiding van de kerkelijke huwelijksbevestiging van Teunis Bernardus Juk en Marianne Petra Kamminga in de Nederlands Hervormde Kerk te Oldenzijl op dinsdag 15 mei 1984. Auteur: Teun Juk. Met dank aan dhr. P. Molenkamp, kerkvoogd van de Ned. Herv. Kerk te Oldenzijl, en de fam. Klinkhamer, kosterij der Ned. Herv. Kerk te Oldenzijl.
- Pathuis/Alma, Groninger Gedenkwaardigheden.

 

Literatuur en referenties:

- Berg, H.M. van den en R. Steensma, Nederlandse Monumenten in beeld, 1971.

- Berghuis, W.J. en R. Steensma, Kerkelijke Bouwkunst, H. XXIII in "Historie van Groningen", pg. 657-673, 1976.
- Z.v.H., Langs Ommelander Wegen II, in "Maandblad Groningen, 2e Jg. no. 5, pg. 90-96, juli 1919.

- Juk, T.B., De Zeemeermin, een historisch-geografische terreinverkenning van de gemeente Hefshuizen (onuitgegeven doktoraalscriptie Girug), 1982.

- Nieuwe Provinciale Groninger Courant, "De Ned. Herv. Kerk te Oldenzijl", 2 oktober 1948.

- Nieuwsblad van het Noorden; "Oldenzijl" d.d. 10 januari 1931 ;"Oldenzijl" d.d. 11 november 1947; "De restauratie van de kerk te Oldenzijl" d.d. 9 april 1952; "Oldenzijl restaureerde zijn eeuwenoud bedehuis" d.d.24 oktober 1952; "Onderhoud kerken steeds moeilijker" (Noorder Rondblik) d.d. 24 oktober 1980

- Orernelander Courant; "De restauratie van dc kerk te Oldenzijl voltooid" d.d. 17 oktober 1952; "Plechtige overdracht en in­wijding 1" d.d. 24 oktober 1952; "Plechtige overdracht er inwijding 11" d.d. 31 oktober 1952,

- Pathuis, A., Groninger Gedenkwaardigheden (G»W), "Oldenzijl" pg. 128, 551-552, 1977.

Pathuis, A , Groninger Torenklokken 1 en 11, publ. 17 en 19 van de st. Gron. Kerken, april 1977 en april 1978.

- Peters, C.H., "Oud Groninger Kunst", in "Groningsche Volks­almanak", pg. 145-190, 1892.

- Peters, C.K., "Oud Groningen Stad en Lande, pg. 49/afb. 150- 151, 1921 (herdruk 1977).

- Steensma, R., Vroomheid in hout en steen - middeleeuwse kerken in Noord-Nederland, 1966

- Steensma, R., Langs de oude Groninger Kerken, i.h.b. "Oldenzijl", pg. 88/afb.64, 1970.

- Steensma, R., Verbeeld vertrouwen - de mens tussen kruishout en doodskop, 1975.

- St. Oude Groninger Kerken., kerkbeschrijving Oldenzijl, z.j.

 


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.

Hoogeveen, 19 maart 2024.
Tekst: Teun Juk, 1984.
Bewerkt door Harm Hillinga.
Redigering: René van Rijn.
Foto's: ©Jur Kuipers
Samenstelling: ©Harm Hillinga.
Klik hier om naar het menu ARTIKELS te gaan.
Klik hier om terug te gaan naar de HOMEPAGE.
Top