Wat is ‘beklemrecht’

Wie zich bezighoudt met de geschiedenis en/of genealogie van Groningen komt regelmatig iemand tegen die een stuk land met beklemming gebruikt. In dit artikel leggen we uit wat beklremrecht betekent.

Beklemrecht of recht van beklemming is een eeuwigdurend, ondeelbaar zakelijk recht op een onroerende zaak van een ander. Men verkrijgt daarmee het volledige genot en wordt eigenaar van de zich op de grond bevindende gebouwen en beplantingen maar niet van de grond. Het lijkt op een combinatie van het recht van opstal en erfpacht. Beklemrecht komt vrijwel alleen in de Nederlandse provincie Groningen voor en stamt uit het Germaanse recht. De mogelijkheid om een beklemrecht te vestigen is afgeschaft, maar oude beklemrechten gelden nog zolang ze niet zijn afgekocht.

 

De kenmerken van beklemrecht

Degene die houder is van het beklemrecht, de pachter, heet de beklemde meier of kortweg meier. Deze heeft de volledige beschikking over de grond. De eigenaar wordt 'bloot eigenaar'[1] genoemd, of eigenaar in beklemrechtelijke zin. In het bijzondere geval dat de eigenaar de stad Groningen is was of is, zoals in de veenkoloniën, wordt de meier stadsmeier genoemd. Zonder toestemming van de eigenaar kan het beklemrecht niet worden gesplitst, ook niet door vererving.

 

 

Het betreft hier een kaart uit 1730 van een provincieplaats bij Wierum, door Claas Jans onder beklemming gebruikt. Bron: Collectie RHC Groninger Archieven (1536-1093). Klik op de afbeelding voor een vergroting; deze wordt in een nieuw venster/tabblad geopend.

Het betreft hier een kaart uit 1730 van een provincieplaats bij Wierum, door Claas Jans onder beklemming gebruikt. Bron: Collectie RHC Groninger Archieven (1536-1093).

Klik op de afbeelding voor een vergroting; deze wordt in een nieuw venster/tabblad geopend.

 

 

Het voornaamste verschil met erfpacht is dat de pacht voor een onbepaalde tijd is vastgesteld. Jaarlijks betaalt de beklemde meier de eigenaar een vaste huursom. Omdat deze huursom onveranderlijk is in de tijd, is het in de loop der jaren een relatief laag bedrag geworden. Bij bepaalde gebeurtenissen, vererving of huwelijk bijvoorbeeld, is naast de huursom een geschenk verschuldigd. Doorgaans is het geschenk gelijk aan eenmaal de huursom.

Ook het betalen in natura komt nog voor, zoals: een mud graan op midwinter. Het komt ook voor dat de pacht zo klein is dat het niet loont hem te innen.

 

De wet en de beklemrecht

Het beklemrecht is geregeld in het oude Burgerlijk Wetboek (art. 1654). Het staat niet in het huidige Burgerlijk Wetboek. Wel zijn er bepalingen in de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek[2].

 

Bij het ontwerp van het huidige Burgerlijk Wetboek is door een speciale commissie nagegaan of er een regeling van het beklemrecht moet worden opgenomen. De zogenaamde commissie Beekhuis komt met een positief advies, maar dat is door de minister niet gevolgd, omdat de sociaaleconomische betekenis van het beklemrecht nu veel kleiner is dan in de 19e eeuw [3].

 

Het ontstaan van beklemrecht

Het beklemrecht is ontstaan in de 17e eeuw. In de 16e eeuw is de regelgeving voor het pachten van gronden in de provincie Groningen niet veel anders dan in de rest van Nederland. Men pacht een stuk grond voor een bepaalde tijd. De pacht is opzegbaar, de pachtsom kan variëren. In de loop van de 17e en 18e eeuw komt daarin verandering. Er ontwikkelt zich een soort erfpacht met een vaste pachtsom. Priester (1991) noemt twee factoren die deze ontwikkeling hebben bevorderd: het huis van de meier en de manier waarop de provincie Groningen met haar grondbezit om is gegaan.

 

*Doordat de pachter toestemming krijgt op de grond een huis te bouwen, hebben zowel eigenaar als pachter belang bij het voortzetten van de pachtovereenkomst. Bij het verbreken van de pachtovereenkomst moet er een regeling worden getroffen voor de aanwezige opstallen. Indien de pachter opzegt, krijgt hij hoogstens de afbraakwaarde vergoed, zegt de eigenaar op dan moet de taxatiewaarde van de opstallen worden betaald. Voor beide partijen is het verbreken van de verbintenis dus onvoordelig, vooral omdat men in de loop der jaren steeds meer in steen gaat bouwen. De grond raakt zo als het ware onder het huis ‘beklemd’.

 

*Bij de Reductie van Groningen in 1594 wordt het provinciebestuur door de secularisatie van de kloostergoederen[4] eigenaar en beheerder van een grote oppervlakte cultuurgrond. Ondanks geschillen tussen Stad en Ommelanden wordt in 1597 bepaald dat de geestelijke goederen in een gemeenschappelijk fonds moeten worden gebracht. De inkomsten zullen ten goede komen aan het onderhoud van scholen en de opvoeding van de jeugd. Het bijzondere is dat de provincie nooit gebruik heeft gemaakt van het recht de pacht op te zeggen. Alleen in 1632 is eenmalig de huur verhoogd[5]. Op deze manier draagt de provincie bij tot een situatie van een vaste, onopzegbare huur.

 

Schematisch overzicht van de belangrijkste kloosters in de provincie Groningen tijdens de Middeleeuwen. Klik op de afbeelding voor een vergroting. Deze wordt in een nieuw venster/tablad geopend.

Schematisch overzicht van de belangrijkste kloosters in de provincie Groningen tijdens de Middeleeuwen. Klik op de afbeelding voor een vergroting. Deze wordt in een nieuw venster/tablad geopend.

 

 

In 1769 begint het voor het beklemrecht belangrijk geworden proces "Abel Derkskinderen". In 1767 koopt raadsheer, en later burgemeester van de stad Groningen, mr. Johan van Hoorn 100 deimt (± 50 hectare) grond onder Nieuwolde en Oostwolder Hamrik. Deze grond is in gebruik bij de kinderen van het overleden echtpaar Abel Derks en vrouw, in beklemming. Van Hoorn zegt de huur op, maar Abel Derks zijn kinderen beweren dat het recht van beklemming onopzegbaar is. Pas in 1787 komt het tussen beide partijen tot een vergelijk: Abel Derks zijn kinderen blijven op de boerderij tegen een onopzegbare, onveranderlijke huur van ƒ 510,-[6].

 

Beklemming heeft oorspronkelijk gediend om landerijen bij elkaar te houden, omdat bij splitsing, de verkoop van een gedeelte, steeds toestemming van de eigenaar nodig zal zijn. Op deze manier is er bij vererving altijd maar één kind dat het bedrijf in zijn geheel overneemt. Andere erfgenamen worden afgekocht. Schaalvergroting wordt hierdoor echter niet verhinderd. In de 19e eeuw zijn de meeste boerderijen al uit meerdere beklemmingen opgebouwd.

 

Het beklemrecht heeft grote invloed gehad op de welvaartsontwikkeling in de Groninger landbouw. Door het beklemrecht is er vrijheid van bedrijfsvoering en er is feitelijk ook sprake van relatief goedkoop krediet. Een boerderij met beklemrecht is door de vaste huur goedkoper dan een boerderij in volle eigendom. Het rendement van bedrijfsinvesteringen komt volledig ten goede aan de beklemde meiers en dus zijn veel Groninger boeren in de 18e eeuw in staat kostbare innovaties als drainage en toepassing van stoomkracht in te voeren. Bovendien is het ook lonend grasland te scheuren om meer intensieve vormen van landbouw mogelijk te maken. De uitbreiding van de oppervlakte bouwland heeft plaatsgevonden in de bloeiperiode van het beklemrecht in de eerste helft van de 19e eeuw[7].

 

Achtergrondinformatie

Het beklemrecht is een instelling, dat dus alleen heeft bestaan in de provincie Groningen en wel voornamelijk in die streken, waar de grond oorspronkelijk waarde bezit en niet eerst door ontginning enz. in bruikbare en rentegevende bouw- en weidegrond behoeft herschapen te worden: dus in de vruchtbare klei- en zavelstreken.

 

Oorspronkelijk is dit recht niets anders dan een huurcontract, geldig voor zes jaren tussen de eigenaar van de grond en de gebruiker of huurder, maar door de kloosters en later door staatsresoluties wordt het langzamerhand uitgebreid en ontwikkeld tot wat het heden ten dag is, namelijk: een overeenkomst, waarbij de primaire eigenaar zijn grond aan de huurder, (hier beklemde meier genoemd) afslaat, niet voor kortere of langere jaren, maar voor altijd en dat tegen een vaste, onveranderlijke jaarlijkse huur. Het schriftelijk contract tussen de eigenaar en de beklemde meier wordt beklembrief genoemd. De eigenaar ontvangt elk jaar zijn huur op een bepaalde tijd. In de regel worden vaste huren betaald op 1 november (Allerheiligen), op 11 november (Martini), 25 december (Midwinter) of op 1 mei. Daarenboven betaalt de beklemde meier, die zijn beklemming, recht op het gebruik van den grond, aan een ander overdraagt, bijvoorbeeld bij verkoop, één jaar huur als afgaand geschenk en hij, op wie zij op de een of andere wijze overgaat, hetzij door koop of door erfenis, één jaar huur als aangaand geschenk. Voor het betalen van het afgaand geschenk boekt de eigenaar de afgaande meier uit, dat wil zeggen, ontslaat hem van zijn verplichtingen als beklemde meier, terwijl hij voor het aangaand geschenk de nieuwe meier inboekt, dat wil zeggen als beklemden meier erkent.

 

De kwitanties voor de ontvangen huur en de geschenken worden in een boekje geschreven, dat ‘huurboekje ‘ heet. De huur en de geschenken bestaan gewoonlijk uit geld; bij enkele beklemmingen ook, althans gedeeltelijk, uit landbouwproducten, of bijvoorbeeld uit een bepaald aantal jonge hanen. De eigenaar heeft het recht te vorderen, dat de eigendom niet verminderd wordt in waarde door het verkopen van een gedeelte van de grond of door het afbreken van een behuizing, wanneer die volgens de bepalingen van het beklemcontract op de grond behoort aanwezig behoren te zijn. Verkoopt de beklemde meier in overleg met de eigenaar een gedeelte van de grond, dan wordt gewoonlijk ook op het verkochte gedeelte een vaste huur gelegd, of de huur van het overgeblevene met een zeker bedrag verhoogd, zodat ook de eigenaar er voordeel bij heeft.

 

 

Hier zien we vier pagina’s uit een huurboekje (1781 tot 1935). Grondeigenaar is de familie Coolman in ’t Zandt. De beklemde meiers betalen alle jaren dezelfde huur voor 10 gras land, namelijk f 40. Na 1881 heeft men zegels bij de kwitanties geplakt (zie de meest rechtse afbeelding). Klik op de afbeelding voor een vergroting. De afbeelding wordt in een nieuw venster/tabblad geopend.

Hier zien we vier pagina’s uit een huurboekje (1781 tot 1935). Grondeigenaar is de familie Coolman in ’t Zandt. De beklemde meiers betalen alle jaren dezelfde huur voor 10 gras land, namelijk f 40. Na 1881 heeft men zegels bij de kwitanties geplakt (zie de meest rechtse afbeelding). Klik op de afbeelding voor een vergroting. De afbeelding wordt in een nieuw venster/tabblad geopend. Bron: RHC GA, Groninger Archieven.

 

 

Oude documenten van beklemmingen zijn bewaard, waarbij ons duidelijk wordt dat de beklemde meier om de zes jaren, één jaar huur als geschenk verschuldigd is, zodat hij in zes jaar zevenmaal de huurpenningen betaalt.

Sommige beklemmingen vererven alleen van ouders op kinderen en vervallen bij ontstentenis van deze weer aan de eigenaar, of, zoals men het noemt, ‘sterven vrij’. Zij  heten ‘vaste, altoosdurende beklemmingen’[8], in onderscheiding van die, die ook in de zijlinies vererven, en ‘vaste, altoosdurende, in alle linies van bloedverwantschap verervende beklemmingen’ genoemd worden.

 

De beklemde meier heeft het recht van eeuwigdurend gebruik. Hij mag te allen tijde zijne beklemming verkopen en, zo zijn beklembrief geheel en volledig in orde is, aan zijn rechtmatige erfgenamen nalaten, ze wegschenken en er bij testamentaire bepalingen over beschikken. Daardoor is hij niet alleen maar een huurboer gebleven, maar als het ware een tweede eigenaar en wel de meer rechtstreekse eigenaar van de grond geworden, terwijl de oorspronkelijke eigenaar alleen de titel van eigenaar voert en niets anders te vorderen heeft, dan de voldoening van een zekere jaarlijkse geldsom en het nakomen van zekere verplichtingen.

 

In de praktijk echter heeft het beklemrecht niet zelden aanleiding gegeven tot grote verwikkelingen on soms zeer kostbare procedures tussen de eigenaar en de beklemde meier. De bepalingen van de beklembrief zijn vaak onvolledig en onduidelijk, wat voornamelijk geldt voor die in een vroegere periode zijn opgemaakt, toen men zich meer dan tegenwoordig naar zekere usantiën[9] heeft gericht. Hoe goed en volledig men ze eertijds ook heeft menen te maken, toch kunnen zeer veel beklembrieven de kritiek van onze hedendaagse rechtsgeleerden niet doorstaan en niet zelden is, niettegenstaande de onmiskenbare bedoelingen van het contract, de beklemde meier de dupe van de een of andere leemte in de overeenkomst. Daarenboven zijn de rechtsgeleerde opvattingen op dit punt zeer verschillend van die in vroegere tijden, en waar in dit opzicht verschil bestaat, wordt bijna altijd de eigenaar bij rechterlijke uitspraak in het gelijk gesteld. Zo heeft men in de 19e eeuw het recht van den beklemde meier betwist, om bij testament over zijn beklemming te beschikken, tenzij de beklembrief daarvan uitdrukkelijk melding maakt, wat zeer zelden en dan nog alleen bij de allerjongste het geval is[10].

 

Het beklemrecht heeft zo zijn voor- en nadelen. Voordelen zijn ontegenzeggelijk, dat het de beklemde meier tegen betaling van een kleine jaarrente gelijke winsten verzekert, als ware hij zelf eigenaar. Zo hij slechts aan zijn gemakkelijk na te komen verplichtingen jegens de eigenaar voldoet, komen de voordelen van de productie geheel en al te zijnen bate en na zijn dood ten bate van zijn rechtmatige erven. Als altijddurende gebruiker van de grond kan hij die bebouwen, er kapitaal in steken en verbeteringen aanbrengen, die eerst na zijn dood winst beloven, zonder vrees, dat de eigenaar de vruchten van zijn arbeid op zal strijken door opslag van de huur of door het verhuren van bezitting aan een ander na afloop van de huurjaren. Daarenboven houdt het beklemrecht de versnippering van de landerijen in te kleine delen tegen en zal het waarschijnlijk de hoofdoorzaak geweest zijn, dat tot nog toe de Groningse landbouwer bij het kopen van landerijen niet in zo erge mate als elders heeft te concurreren met de grote kapitalisten, die land kopen, om hun kapitaal, zij het ook tegen een zeer kleine rente, veilig te beleggen en die in de provincie Groningen meestal bloot de eigenaren zijn van de landerijen.

 

Nadelen zijn onder anderen de grote bezwaren, die het in heeft voor de landbouwer, om bij een slechte en afhandige ligging van de landerijen ten opzichte van de boerderij, door ruiling met de buren te komen tot een betere indeling; moeilijkheden bij een verdeling, bij alle zaken deze nodig of gewenst zijn; belemmeringen en tijdverspilling bij het uitvoeren van publieke werken, terwijl men steeds te doen heeft met twee partijen, die, om met een derde te kunnen handelen, vooraf zelf onderling moeten accorderen en uiteindelijk de onzekerheid van de bezitting, wanneer de beklembrief niet behoorlijk in orde is.

 

In de 19e eeuw zijn dan ook veel landbouwers van oordeel geweest, dat, naar de tegenwoordige toestand van de0 maatschappij, het beklemrecht in het algemeen meer na- dan voordelig werkt[11].

 

Lijst van data voor voldoening van vaste huren

Midwinter > Eerste Kerstdag
St. Martini > 11 november
St. Gregory > 12 maart
St. Michiel > 29 september
St. Jan > 24 juni
St. Pieter > juli
St. Thomas > 21 december
St. Bartholomeus > 24 augustus
Maria Lichtmis > 2 februari

Noten, bronnen en referenties:

Noten:

 

1. De grondbezitter is 'de bloot eigenaar': Hij ontvangt jaarlijks een huursom van de meier. Een extra betaling of geschenk ontvangt de eigenaar als er in de situatie van de meier iets wijzigt, bijvoorbeeld wanneer die trouwt of wanneer de beklemming vererft. Dat kan een hoeveelheid graan zijn, maar bijvoorbeeld ook een aantal jonge hanen. Bij overdracht van de beklemming betaalt de vertrekkende meier een afgaand ‘ofvoarend geschenk’ aan de eigenaar, de nieuwe meier een ‘anvoarend geschenk’.

2. Art. 69, 1e lid: het kan niet meer worden gevestigd, maar blijft voor oude gevallen bestaan. Pothast, z.j.

3. Sinds 1992 is het beklemrecht niet meer apart beschreven in het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW). Maar het NBW bepaalt wel dat oude rechten moeten worden gerespecteerd. Het beklemrecht kan worden afgekocht, maar gezien de geringe hoogte van het bedrag loont dat vaak de moeite niet.

4. Zie: Kloosterkaart Groningen.

5. Peter Priester, De economische ontwikkeling van de landbouw in Groningen 1800-1910. Een kwalitatieve en kwantitatieve analyse, A.A.G. Bijdragen, 31, Wageningen, 1991, pagina 110.

6. Groninger encyclopedie, K. ter Laan, ‘Dit land van terpen en torens’, G.A. Brongers.

7. Peter Priester, ‘De economische ontwikkeling van de landbouw in Groningen 1800-1910. Een kwalitatieve en kwantitatieve analyse, A.A.G.;  Bijdragen, 31, Wageningen, 1991, pagina 113-118.

8. Een belangrijk gegeven is dat de huur, de beklemming dus, ‘vast en altoosdurend’ wordt uitgegeven: niet te veranderen en eeuwigdurend is. Voor beide partijen is opzeggen bovendien erg nadelig. Omdat de huursom vast is, stijgt deze in de loop der eeuwen niet. De meeste gronden die onder beklemming zijn verhuurd, zijn tot de Hervorming kloosterbezit geweest. Deze worden in 1594 door de provincie geconfisqueerd en in de 17de en 18de eeuw in huur uitgegeven. De destijds vastgestelde huurprijs blijft dan gelden, tot de dag van vandaag. Het beklemrecht wordt daardoor het fundament onder de opkomst van de Groninger herenboer in de 19de eeuw. De boeren zijn in de praktijk grootgrondbezitter, zonder dat ze veel betalen voor 'hun' grond. Ze kunnen daarom volop investeren in de ontwikkeling van hun bedrijf, zoals de aanschaf van moderne landbouwmachines en het aanleggen van drainage.

9. Usantiën noemt men de gewoonten, welke inzonderheid in de handel door verloop van tijd regel zijn geworden. Zij dienen tot richtsnoer zonder door geschreven wetten te zijn vastgesteld. Natuurlijk hebben zij tot bronnen gediend, waaruit het eigenlijke handelsrecht is voortgekomen.

10. Johs. Onnekes, ‘Zeden, gewoonten en gebruiken in de prov. Groningen’, 1989.

11. Johs. Onnekes, ‘Zeden, gewoonten en gebruiken in de prov. Groningen’, 1989.

 

 

Bronnen, literatuur en referenties:

- W.J. Formsma, ‘Beklemrecht en landbouw. Een agronomisch-historische studie over het beklemrecht in Groningen, Groningen 1981’.
- M. Pothast, ‘Beklemrecht, scriptie zie www.huisjurist.nl’.
- A.S. de Blécourt, ‘Beklemrecht en stadsmeierrecht’, Groningen 1920.
- Johs. Onnekes, ‘Zeden, gewoonten en gebruiken in de prov. Groningen’.

- RHC GA, Groninger Archieven.

 


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorg-vuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.

Hoogeveen, 16 december 2022.
Update: 10 januari 2023.
Revisie: 7 september 2023.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Klik hier om naar het menu ARTIKELS te gaan.
Klik hier om terug te gaan naar de HOMEPAGE.
Top