Adriaan Geerts Wildervanck

Vervener en stichter van Wildervank

 

Buste/sculptuur van Adriaan Geerts Wiildervanck uit 1997 gemaakt door Bert Kiewiet in Wildervank. Foto: Gerardus, 29 februari 2008. Licentie: Publieke Domein.

Buste/sculptuur van Adriaan Geerts Wiildervanck uit 1997 gemaakt door Bert Kiewiet in Wildervank. Foto: Gerardus, 29 februari 2008. Licentie: Publieke Domein.

 

Over Adriaan Geerts Wildervanck is de afgelopen eeuwen veel geschreven. Het begint met dominee Hillebrandus Janssonius, predikant in Veendam van 1753 tot 1789. Deze is geen tijdgenoot van Adriaan Geerts Wildervanck. Hetgeen hij in 1772 beschrijft, moet hem dus bij overlevering zijn meegedeeld en verder put hij uit werk van gelegenheidsschrijvers uit de achttiende eeuw, ook wel 'slemp-poëten' en 'poëzij-barbaren' genoemd. Deze schrijven om voorname families te behagen en nemen het niet zo nauw met de waarheid.

Waar Janssonius sommige van deze verhalen opneemt in zijn werk, laat de genealoog Frederik Sibinga deze achterwege. Deze Sibinga is de echtgenoot van Harmanna Maria Wildervanck, betachterkleindochter van Adriaan Geerts Wildervanck. Van Frederik Sibinga (1718-1794) zijn gegevens onder de benaming 'Handschrift Sibinga' bewaard gebleven en nu aanwezig in de Groninger Archieven. Dit Handschrift is in hoge mate betrouwbaar ondanks enkele kleine onjuistheden.

 

Deze verhalen zijn later door de predikanten Isaac Sannes in 1830 en H.A. Benit in 1849 overgenomen en aangevuld. Ook de onderwijzers H.J. Top, van de school in de 'Kerklaan' in Veendam en H.J. Tiemersma, hoofd van de Zuiderschool in Wildervank nemen deze over in hun boeken, respectievelijk 'Geschiedenis der Groninger Veenkoloniën' in 1893 en 'Waar eens heide was' in 1897 ter gelegenheid van het 250-jarig bestaan van Wildervank.

'Slemp-poëten' en 'poëzij-barbaren'

 

Volgens deze verhalen is Adriaan Geerts Wildervanck een Amsterdamse wijnkoper en een geboren Amsterdammer. Een grootvader of betovergrootvader is opperjagermeester van de graaf van Bentheim. Hij is pachter van het 'Heerenwijnhuis' in Groningen. In één jaar heeft hij maar liefst zes schepen met kostbare ladingen op de wadden verloren zien gaan, enzovoorts.

 

Het heeft tot 1941 geduurd, dat door de historicus A. Pathuis in de Groninger Volksalmanakken van 1941 en daarna in 1947 duidelijkheid is gebracht over Adriaan Geerts Wildervanck. Het hiernavolgende is dan ook met name een verslag van de inhoud van zijn artikelen.

 

Schilderij Hoogveenontginning door Jacobus Sibrandi Mancadan (1602-1680), waarschijnlijk in de omgeving van Wildervank ca 1650.. De man met de hoed zou Adriaan Geerts Wildervanck zijn. Bron: Scan uit Geschiedenis van Groningen deel II ISBN 978 90 400 8540 6. Licentie: Publiek Domein.

Schilderij Hoogveenontginning door Jacobus Sibrandi Mancadan (1602-1680), waarschijnlijk in de omgeving van Wildervank ca 1650.. De man met de hoed zou Adriaan Geerts Wildervanck zijn. Bron: Scan uit Geschiedenis van Groningen deel II ISBN 978 90 400 8540 6. Licentie: Publiek Domein.

 

Uitsnede uit de afbeelding hierboven waarop mogelijk Adriaan Geerts Wildervanck zou staan.

Afb. lnks: Uitsnede uit de afbeelding hierboven waarop mogelijk Adriaan Geerts Wildervanck zou staan (man met hoed)..

 

'Schmitt bi de Ebbingporte'

Adriaan Geerts wordt volgens het 'Handschrift Sibinga' geboren op 4 september 1605 in de Oude Ebbingestraat, nu nr. 69, te Groningen 'voor die poorte' . Adriaans grootvader en vader hebben daar achtereenvolgens een smederij. Er moet worden opgemerkt, dat de smid van toen moet worden vergeleken met een werktuigbouwkundig ingenieur van nu. De familie behoort tot de gezeten burgerij en haar leden komen in aanmerking voor benoemingen in de stadsregering.

 

Zijn vader heeft in September 1611 belijdenis gedaan en wordt in het lidmatenboek ingeschreven als: 'Gertt Arians, schmitt bi de Ebbingporte'. Diens vrouw, Fennetien Geerts, volgt hem daarin precies een jaar later.

Op 1 December 1594 vindt de inschrijving als lidmaat plaats van: 'Aeriaen van Swolle, smit in Ebbinghestraet voor die poorte'; zijn vrouw in het zelfde jaar: 'F(rouw) Adryan smitt in Ebbingstrate' .

 

Het is niet te bewijzen, dat Geert Adriaans afstamt van deze Adriaan die door Sibinga Adriaan Geerts wordt genoemd. Het feit dat zij alle twee een smederij hebben gehad bij de Ebbingepoort, maakt de afstamming echter wel zeer aannemelijk. Een aanvullend onderzoek te Zwolle heeft ook geen resultaat.

De naam Adriaan Geerts komen we voor het eerst tegen in 1630, als hij op 23 mei in Groningen trouwt met Grietien Jansen: Ondertrouwboek Groningen: Geproclameerd te Groningen:

 

1 mei 1630:  

'De Erb. schriver Adriaen Geerts, daervoor sijn vader gecompariert end Grietien Jansen, waervoor haere vader gepraesentiert. Gecopuliert den 23 May van pastoer C. Hillenio'.

De bruid is mogelijk iets meer gefortuneerd en woont in de Steentilstraat, waar haar vader 'coopmanschappen van vlas, garen, linnen ende beddebuiren met den aencleeve van dien' drijft. Uit haar naaste familiekring komen later stadsregenten voort, o.a. het geslacht Wichers.

 

Adriaans broer Jan Geerts huwt op 24 Maart 1633 in Groningen met Annetyen Mees; de proclamaties worden 23 februari verzocht door Adriaan Geerts.

 

'Schriver', 'solliciteur' en pachter

Adriaan Geerts is 'schriver', wij zeggen nu accountant of zaakwaarnemer. Uit honderden kleine passages laat hij zich kennen als uitermate levenslustig en voortvarend, als ook vasthoudend, maar tevens als grenzeloos overmoedig en brutaal.

 

In 1635 wordt hij 'solliciteur', betaalmeester voor een legeronderdeel, tevens belast met de aankoop van het benodigde voor levensonderhoud. Net iets voor hem: veel avonturen en veel tussenhandel. Vanzelfsprekend is hij de enige die kans ziet solliciteur te worden van twee legeronderdelen. Resolutiën Gedeputeerde Staten: 'Adriaen Geerts doet als solliciteur op 17 October 1643 den eed op de nieuwe instructie'.

 

In 1638 komen hij en zijn vrouw voor in een akte naar aanleiding van het overlijden van zijn schoonvader, Jan Jansen: Rechterlijke Archieven: III x 18, fol. 224-226. 1638 Juli 25: akte, waarin verschijnen: 'Hannetien Jansen, weduwe van Wijlen Jan Jansen, voor zich en haar zoon Jan Jansen ter eener, en de schrijver Adriaen Geerts en Grietien Jansen, alsmede de voogden over salige Berent Jansen kind, Harmen Beerents, respectievelijk swaeger, dochter en soons kindt van Jan Jansen'.

 

Op 24 juni 1639 verkoopt de moeder van Adriaan Geerts, als 'Fennetien Geerts, weduwe van salige Geert Adriaens 'twee kamers' in de dwarsstraate teegens de Wippe'[1].

 

Naast solliciteur zien wij hem optreden als pachter van het raad- en wijnhuis te Groningen, als handelaar in sterke drank, ossen, pelswerken, laken en olifantstanden. De laatste worden betrokken van de West-Indische Compagnie.

 

'De Oevelgunne'
Op zaterdagavond 28 oktober 1643 strandt bij onstuimige zee het schip 'De Oevelgunne' op de Boschplaat tussen Rottum en Schiermonnikoog. Het schip is op weg van Engeland naar Hamburg en vervoert balen kostbaar laken. De boot breekt en de lakens drijven rond. Tal van lieden komen de bemanning een handje helpen, maar ieder denkt het meest aan zich zelf. Het is namelijk een eeuwenoude gewoonte, dat de berger een derde deel van het geborgene als loon mag behouden. Dan ontstaan moeilijkheden, want Adriaan Geerts die agent is van de eigenaren, redeneert anders. Het schip, zo beweert hij, is wel gestrand, maar niet door de bemanning verlaten. De lading mag dus niet worden aangetast. Het wordt een eindeloos proces, waarmee tenslotte de regering van Engeland en onze Staten-Generaal zich gaan bemoeien. De Engelsen willen wel een derde van de lading afstaan om de zaak te beëindigen.

 

Ondanks het besluit van zijn principalen procedeert Adriaan Geerts voor eigen rekening door. In 1645 wordt hij in hoger beroep in het ongelijk gesteld en tot de betaling van de onkosten en een flinke boete veroordeeld. Toch weet hij de zaak en dus ook de betaling nog slepende te houden tot na 1657. Een prestatie op zich!

 

Aan zijn zijde treden op als compagnons en als lakendeskundigen Van Wullen, Krul, Spiel, Vlasbloem en Haykens, mensen die later zijn deelgenoten worden in de ontginningswerken. Het proces kost veel geld en de solliciteurskas vertoont in 1650 een tekort van bijna 9000 carolieguldens.

 

In 1647 is er de boedelscheiding van zijn moeder Fennetien Geerts: Rechterlijke Archieven: III x 27, fol. 210, 1647 April 6, akte waarbij

'Gerryt Geerts, Adriaen Geerts, de rato caveerende voor Grietien sijn huisvrouwe, voor hem selven ende in qualite als voormunt over sijn suster Annetien Geerts kinderen, mitsgaders Jan Geerts, gelijckvulx voor Annetien, sijn huiysvrouwe caverende ' de nalatenschap van hun moeder 'Fennetien Geerts'

scheiden. In deze akte wordt Adriaen Geerts ook Paep genoemd.

 

Turfgraven
Het proces rond de 'Oevelgunne' is voor Adriaan Geerts geen reden om bij de pakken neer te zitten: hij vestigt zich in Pekela om daar de kunst van het turfgraven af te kijken. Turfgraven is actueel in die dagen. Omstreeks 1600 en reeds geruime tijd eerder ontstaat in ons vaderland en aangrenzende gebieden een ontstellend tekort aan brandstoffen. Reeds enige eeuwen wordt in de randgebieden van de venencomplexen turf gegraven voor locaal gebruik. De belangstelling voor de veengebieden is dus niet nieuw.

 

In 1599 begint in de provincie Groningen de georganiseerde ontginning van Winschoten uit. De aankoop van de gebieden levert geen moeilijkheden op, want de veenmoerassen zijn waardeloos. Het gebied, dat een belangrijk deel van de latere gemeente Wildervank vormt, wordt door het kerspel Zuidbroek per jaar verhuurd voor een hoeveelheid bier, die de kerspellieden op één avond samen opdrinken!

 

Na het proces over de gestrande Engelse lakens gaat hij in Oude Pekela wonen. Zijn huis aldaar staat aangegeven op de kaart van Lubbers van 1652. Van daar uit zoekt Adriaan Geerts contact met het kerspel Zuidbroek, dat eigenaar is van de venen van Muntendam tot aan de zeer dubieuze Drentse grens.

 

Op 16 Juni 1647 wordt

'… an den Erbn. Adrian Geerts Paep, Grietien Adrians zijn huisvrouw en haren erfgenamen al zodanige Veenen liggende boven Muntendam zoo voele ofte weinich, grodt ofte kleen als het Caspel aldaar eenichsins sall konnen verdedigen…'

in erfpacht afgestaan. Hij heeft zich blijvend willen vestigen in de venen en er voor zichzelf en zijn verre nageslacht willen zorgen.

 

'Sorghvliet'
Het begin van zijn activiteit is het bouwen van een huis, dat hij 'Sorghvliet' noemt. Het is gelegen in de bocht van het Oosterdiep. Daar heeft hij, evenals de jonkers in de Ommelanden op hun borgen, als een heer van het dorp willen zetelen. Om dit doel te bereiken, probeert hij zich ook in alle omliggende compagnieën van zoveel mogelijk invloed te verzekeren.

 

Het juist gepachte veen aan de oostzijde van Wildervank zal zijn particulier bezit blijven en alle bewoners zullen zijn pachters worden. Alle brug- , sluis- en wegtolgelden zullen met alle doorvaartrechten door zijn kanalen aan hem worden opgebracht. Hij ziet de weg daartoe duidelijk voor zich liggen: heel veel veen in exploitatie nemen met behulp van anderen en daarna met de winst deze compagnons weer uitkopen. Het mooiste stuk veen zal tenslotte zijn bezit zijn.

 

Samen met een vrij groot aantal compagnons wordt de Muntendammer Compagnie opgericht. Onder deze compagnons bevinden zich onder andere die personen, die mede hebben opgetreden bij de stranding van de 'Oevelgunne' op de Boschplaat. De compagnie verwerft o.a. de Munnekevenen en het gebied van de latere Tripscompagnie. Vervolgens neemt zij als Groot Muntendammer Compagnie de Oranjecompagnie, de venen aan de westzijde van Wildervank over. De turf is van de beste kwaliteit en de aandelen staan zeer hoog.

 

Het krediet van Adriaan Geerts wordt telkens in gevaar gebracht en vooral de nasleep van de strandingsaffaire baart hem veel zorgen. Eind 1650 wordt hij insolvent verklaard. Dat is hem van te voren reeds herhaalde malen overkomen en het zal zich nog enige keren herhalen ook. Toch is het opvallend, dat bij elke latere beslaglegging zijn bezittingen en zijn rechten in de omliggende ontginningen groter zijn geworden. De toestand is al spoedig zo, dat de eigendommen zich uitbreiden en dat de schulden in de Stad niet meer van invloed zijn; het bedrijfskapitaal is echter te klein en om daarin te kunnen voorzien moet er telkens iets worden prijsgegeven van het uiteindelijke ideaal, het landgoed.

 

'Oorlog' met de Drenten
Met het eerstverdiende geld beginnen de voorbereidende werkzaamheden op het terrein aan de oostzijde van Wildervank. Maar nauwelijks begonnen, betwisten de Drenten het recht om op hun gebied te graven. Het wordt tenslotte een geschil tussen beide provincies waarbij het voor de Drenten makkelijk is om aan te tonen dat de Semslinie geen grens is en ook nooit als zodanig bedoeld is geweest. Er wordt zelfs aangetoond, waar de grens wel gezocht moet worden. De Staten van Stad en Lande kunnen daar niets tegenover stellen en proberen de zaak zo lang mogelijk te rekken. Als de zuiderbuur tenslotte afdoening eist, dreigen de noordelingen met hun militaire macht. Drenthe moet zich er bij neer leggen.

 

Naar aanleiding van dit geschil heet het, dat er een 'oorlog' met de Drenten zou zijn ontstaan. Er is zelfs een uitvoerig gedicht op deze heldenstrijd gemaakt. Een officieel rapport van dit voorval spreekt slechts van de aanwezigheid van een hoeveelheid mensen in het veen, doch tot handgemeen komt het niet.

 

'Goede werken'
In 1653 zijn de omstandigheden zo, dat de Grote Muntendammer Compagnie (er is dan ook een Kleine) voor één derde gedeelte eigenaar is geworden van het ideaal: het gebied aan de oostzijde van Wildervank. Dat gaat te ver en dat eist een snelle oplossing. Maar hoe?

 

Indertijd woont in Groningen aan de Ossenmarkt professor Tobias Andreae, gehuwd met Elisabeth de Geer. Zij is een dochter van de bekende Lodewijk de Geer, die in Luik is geboren en via Dordrecht en Amsterdam als groothandelaar in geschut en metalen in Zweden terecht komt, waar hij als grootindustrieel, mijnexploitant en bankier de lakens uitdeelt. Hij doet zaken met Adriaan Trip, die tenslotte zijn schoonzoon wordt.

 

De Geer is niet alleen een machtig man, maar ook een goed mens. Hij leeft onder de drang van zijn godsdienstige overtuiging. Als een expeditie goed af loopt, moet God daarvoor een van te voren toegezegde beloning ontvangen in de vorm van 'goede werken'. Hij waakt over het zielenheil van zijn omgeving en neemt kunst en wetenschap in bescherming.

 

Door Adriaan Geerts Wildervanck wordt De Geer 'onze groote patroon' genoemd. Dat de hieruit blijkende hoogachting gevolgd wordt door navolging is uit allerlei voorbeelden af te leiden. Ook onze venenexploitant sticht kerken, scholen en fondsen voor het algemene nut. Het te Wildervank gebouwde tehuis voor wezen en ouden van dagen wordt naar zijn vrouw Margaretha Hardenberg 'De Hardenberg' genoemd.

 

En wat schone kunsten betreft, welke ontginner laat zijn werkzaamheden door een schilder op doek vastleggen? Jacobus Sibrandus Mancadan, 1602-1680, die in Leeuwarden woont, voert dit werk uit. Het grote schilderij dat eeuwenlang in het bezit van nakomelingen blijft, wordt geschonken aan het Groninger Museum.

 

Trip, Amia en listigheden
De families Trip en De Geer zitten min of meer met hun geld verlegen. Iets vroeger belegt men dergelijke grote vermogens in de drooglegging van een meer. De Beemster, de Schermer en de Purmer hebben veel geld gevraagd. Zou de vervening rendabel zijn? Adriaan Geerts heeft natuurlijk behoefte aan de goudschat maar met Adriaan Trip heeft hij weinig op. Het komt niet tot zaken. Voelt hij dat Trip hem wel wil verdringen en dat zijn eigen zoon Gerhard de tegenstander in de kaart speelt?

 

In 1655 trouwt deze Gerhard met Hemma Emmen, een dochter van de 'schulte te Emmen', een rijke bruid. De hierbij opgemaakte akte is niet alleen een huwelijkscontract, zij is tevens testament van Adriaan Geerts, schenkingsakte van grote terreinen aan beide kinderen.

 

Nauwelijks zijn de laatste bruiloftsgasten vertrokken of vader en zoon Wildervanck vertrekken naar Amsterdam en ontmoeten daar voor notaris De Bary een gefortuneerd koopman, Michiel Amia, die evenals Adriaan Trip met een dochter van Lodewijk de Geer is gehuwd. Amia is niet alleen rijk, hij is schrander bovendien. Wildervanck moet geld gebruiken, veel geld liefst. Twee loze vossen staan tegenover elkaar.

 

De bezittingen van Wildervanck worden becijferd op minstens 700.000 gulden. En dan te weten dat hij bij de aanvang van zijn onderneming, slechts acht jaar geleden, ongeveer geruïneerd is!

 

Amia is bereid 250.000 gulden hypotheek te verlenen. Maar hoe! Er wordt een contract opgemaakt dat op allerlei punten hoogst dubieus is. Bijvoorbeeld de passage waarin Adriaan Geerts verklaart dat hij de gestelde voorwaarden aanneemt mits zijn vrouw er mee zal instemmen. In zijn portefeuille draagt hij echter een verklaring van haar dat zij er tegen is geweest. En dat is nog maar één van de vele listigheden.

 

Nu is er overvloedig kapitaal, doch het bedrijf is financieel topzwaar geworden. Wildervanck moet ongeacht de weersomstandigheden en de vraag op de West-Europese markten, volop produceren om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Ook wordt het ideaal opgegeven, het landgoed 'Sorghvliet'.

 

Het gebied ten oosten van Wildervank wordt verkaveld in 64 delen, waarvan de eerste veertig nummers worden uitgegeven aan Amsterdamse kooplieden en aan mensen die elkaar uit Norrköping nog kennen, zoals enige broeders De Geer, Trip, Sena, Lambinon enz. Het nagelaten miljoenenvermogen van Lodewijk de Geer heeft zijn intrede gedaan.

 

Van het principaelste
Adriaan Geerts Wildervanck en zijn vrouw sterven beiden in november 1661, slecht 56 jaren oud. Zij worden begraven in een eigen grafkelder in de kerk te Wildervank, vlak bij de preekstoel. Kerkenprotocol Veendam-Wildervank, 1656-1676 opgetekent door dominee Henricus Hermannius, Notulen: 'Van het principaelste, 't welck zeder het oprichten der gereformeerdem Gemeijnte Jesu Christi, in Veendam en Wildervanck, is voorgevallen:

'1661. Den 24. Novembr. op sondagh, 's nachts tusschen 11 en 12 uijren, is Adriaen Geerdts Wildervanck gestorven, ende den 5. Decembr op Woensdagh, in de Wildervanckse Kercke begraven'.

 

Adriaan Geerts is ouderling van deze kerk geweest:

 

Kerkenprotocol Veendam-Wildervank, 1656-1676:

 

'Den 3. febr, 1656. zijn uijt de gereformeerde Gemeijnte Jesu Christi in Veendam en Wildervanck, tot Ouderlingen vercooren, Adriaen Geerdts Wildervanck ende David Sena'

 

'Den 24. ditto, zijn de vercorene Ouderlingen en Diaconen exempt David Sena, die van huijs was, naer datse drie Sondagen achter den anderen, sonder thegenspraaken waren geproclameert, in haer respective diensten bevestight'

 

'Den 8. Decembr, 1662 zijn bij d'E. Kerckenraadt in plaetse van wijlen Adriaen Geerdts Wildervanck, tot Ouderlingh, ende in plaatse van Lambert Westenborgh, tot Diacon vercooren, Jan Crull ende Jörgen Abelaer'.

 

In 1659 legt Adriaan Geerts Wildervank de eerste steen voor de kerk van Wildervank, en in 1660 voor de kerk van Veendam:

'1659, Den 24. 7br. is de eerste steen geleijdt tot de Kercke in de Wildervanck, door Adriaen Geerdts Wildervanck. Ende den 24. Augusti, des jaers daerans, is door gemelten Adriaen Geerdts Wildervanck, mede de eerste steen geleijdt tot de Kerke in Veendam'

 

De diensten worden in de jaren 1656-1663 gehouden in het huis van Adriaan Geerts Wildervank:

 

Notulen

Van het principaelste, 't welck zeder het oprichten der gereformeerdem Gemeijnte Jesu Christi, in Veendam en Wildervanck, is voorgevallen:'

 

'Den 3. Martij (1656), is het Nachtmael des Heren voor de eerste reijse, in Veendam, ten huise van voornoemde Adriaen Geerdts Wildervanck, bedient, met ontzent 40. Communicanten, ofte lidtmaten der Gemeijnte'

'Den 28 7br. (1663), hebb' ick Pastor de laatste predicatie gedaen, in de voornoemde oude predicatie plaatse, ofte het huis van wijlen Adriaen Geerdts Wildervanck, ende is alsoo iut voorseijde huis ontrent 7. jaeren gelardt ofte gepredickt'

 

'Den 5 Octobr (1663)., hebb' ick Pastoor, de eerste predicatie gedaen in de Kercke tot Veendam'.

 

Een belangrijk man is gestorven, een man met een groot doorzettingsvermogen, een man met grote idealen, idealen die ver na zijn dood in vervulling zijn gegaan al vallen de vruchten dan ook in de schoot van vreemden.

 

'Erffenisse en nalaetenschap'
Nauwelijks is de begrafenis achter de rug of de schuldeisers steken de hoofden bij elkaar. Buiten de zaken met Amia is er een schuld van 172.000 caroliegulden. Van Wildervancks kinderen zijn er dan nog twee in leven. De oudste is een zoon, Gerhard, en de jongste een dochter, Tobia genaamd, die binnen twee maanden na haar vaders dood op amper een en twintig jarige leeftijd trouwt met de predikant Nicolaas Waecker – een zeer zonderling man. Na een zwervend leven te hebben geleid, wordt hij door omkoping predikant te Nieuw-Beerta. In 1680 verlaat hij vrouw en kroost om naar Nieuw-Guinéa te gaan.

 

Welnu, dit jonge echtpaar overweegt 'den beslommerden en verwerden staadt van de erffenisse en nalaetenschap van wijlen haer ouderen … neffens de menighvoudige playdoyen en andere swarigheden soo daeruyt alrieds waeren geresen of noch souden komen te ontstaen ende de difficulteit en moyelyckheit om sich daeruyt te redden'. Bevreesd voor procedures verkopen zij hun aandeel in de erfenis aan Adriaan Trip voor 15.000 caroliegulden of zoveel minder als Trip mag goedvinden.

 

Het is nu de schatrijke en geslepen Adriaan Trip, die in het vervolg de lakens uitdeelt in het sterfhuis, ook al is Gerhard dan mede-erfgenaam. Op 19 december 1662 gaan zij samen een akkoord aan en verbinden zich met elkaar in de toekomst 'de behulpige hant te bieden ende als broeders te samen in een onverbreeckelycke eenicheit te leven, dit angevangen werck in alle sinceriteit te samen uit te voeren ten einde de naeme van wijlen Adriaen Geerts Wildervanck nae syn doodt niet gelastert maer syn creditoren gecontenteert mogen worden'.

 

De grootste moeilijkheid is het contract met Amia. Daarover wordt langer dan tien jaar geprocedeerd. Door Burgemeesteren en Raad in Groningen wordt bepaald dat de 250.000 caroliegulden als geleend geld moet worden beschouwd. Deze aangelegenheid is zo ingewikkeld dat de heren er zelf geen raad mee weten. De zaak wordt voorgelegd aan de rechtsgeleerden van alle universiteiten in de Republiek. De uitvoerige antwoorden van deze professoren zijn bewaard gebleven.

 

In 1665 hebben de families De Geer en Trip zich verbonden en zich bereid verklaard tot deelname met 120.000 caroliegulden in de vervening van Adriaan Geerts' nalatenschap. En dan te weten, dat Tobia voor hoogstens 15.000 wordt uitgekocht.

 

Gerhard becijfert achteraf ook welke waarden hem zijn ontfutseld. Hij gaat in oppositie en procedeert over allerlei zaken tegen Adriaan Trip, terwijl hij samen met deze een juridisch toernooi houdt tegen Amia. Onder andere blijkt, dat Adriaan Geerts voor een morgen veen 150 gulden heeft betaald. Op één zo'n morgen wordt 5.000 tot 8.400 gulden verdiend, al naar gelang de verkoop geschiedt naar Noord-Duitsland of naar België of elders. Wildervanck schenkt zijn beide kinderen elk tweehonderd morgen.

 

Van grootgrondbezit naar democratisch plaatselijk bestuur

Maar ook aan Trips capaciteiten komt een einde. Zijn vrouw vraagt borgstelling voor de door haar ingebrachte 130.500 gulden. Amia sterft in 1674 en zijn vrouw spoedig daarna. De erfgenamen van het kinderloze echtpaar zetten de procedure niet voort. Gerhard Wildervanck overlijdt in 1682. Adriaan Trip wordt door een beroerte getroffen en sterft korte tijd daarna. Zijn kinderen, die merkwaardig genoeg mede-erfgenamen zijn van Mevrouw Amia, en de kleinkinderen van Adriaan Geerts Wildervanck leggen de geschillen in vrede bij en vereffenen de zaak.

Na deze liquidatie gaan ook de erven van Adriaan Trip over tot scheiding van de nalatenschap. Het grootgrondbezit is ten einde, nieuwe krachten van rechtstreeks belanghebbende inwoners komen vrij, 40 jaar na het begin van de veenexploitatie.

 

Direct wordt een democratisch plaatselijk bestuur gevormd. De tot nu toe slechts ten dele voltooide kerk van Wildervank wordt afgebouwd en er wordt aldaar voor het eerst een eigen predikant beroepen. Ook in het bestaande kanalenplan wordt de afwatering belangrijk herzien en verbeterd.

 

De met onversaagde moed gestreden strijd heeft veel vruchten afgeworpen. Aan Adriaan Geerts Wildervanck is het te danken, dat het centrale veencomplex niet in handen van de Stad is gekomen. In tegenstelling tot Pekela, Sappemeer en vele andere plaatsen, bestaan Veendam en Wildervank uit vrije en eigen grond, waarvan niet een gedeelte van de winst behoeft te worden opgebracht aan de ontvanger der gemeente Groningen.

 

Van grafkelder naar deuropening
Over de oorspronkelijke grafzerk van Adriaan Geerts Wildervanck is geen volledig en betrouwbaar verhaal. Zelfs Janssonius heeft deze niet gezien. Hij schrijft: 'Welk grafschrift, mij medegedeeld, ter gedagtenisse van dien waardigen man en zijne zo zeer geëerde familie hier insgelijks bijvoege':

 

Hier heeft A. Wildervanck zijn wilde moer gevangen.
Heur haairen als Megeer, vol adderen en slangen
Gezuivert van vergif, haar hart en ingewand
Ten boezem uitgehaalt en in het vuur verbrandt.
Nu rust A. Wildervanck in eene van de kerken
Die hij ter eere Gods op zijn gevonden werken
Volveerdigt heeft beleevt, beslooten met een steen:
De naam van Wildervanck blijvt eeuwig in het veen.

 

Wat er tenslotte is gebeurd, blijkt duidelijk uit een krantenberichtje dat in de Noord-Ooster heeft gestaan. Het luidt aldus:

 

'Wildervank, 18 April 1856. Verleden Dingsdag was de grafkelder van A.G. Wildervanck geopend. Men vindt dezen kelder in het kerkgebouw der Herv. Gem. De ingang is in het middenpad ter linkerzijde van den predikstoel. Behalve deze kelder zijn er nog zes andere in de kerk, waarvan de een, Forstenkelder, in 1846 was geopend.

 

A.G. Wildervanck is den 24 November 1661 te Wildervank gestorven en in zijn grafkelder neergezet. Men vond twee kisten, ongetwijfeld de eene van hem, de andere van zijne echtgenoote. Alleen eenige beenderen, de haarlokken en de zijden linten, waarmee de vlechten waren vereenigd, kon men onderscheiden. Het kakebeen der vrouw en een kies van den stichter dezer bloeiende veenstreek zijn bewaard als een gedenkteeken van den ondernemenden man.

De lijksteen, waarmede de grafplaats was voorzien, doch een geruime tijd onzichtbaar, omdat hij met een laag vloersteenen was bedekt, is opgenomen. De steen zal opnieuw worden opgesierd, het uitgesleten grafschrift worden hersteld en in de opening worden geplaatst, die men vindt aan het oosteinde der kerk, tot eene gedachtenis aan den eersten aanlegger dezer aanzienlijke veenstreek, wiens naam in eene enkele familie en in het bloeyende dorp Wildervank bewaard wordt'.

 

Inderdaad zijn de genoemde kies en het kakebeen in familiebezit overgegaan, doch zij worden sinds geruime tijd vermist. Natuurlijk moeten deze beenderen van Adriaan Geerts en zijn vrouw zijn. Men wil dat graag en neemt het bij voorbaat als vaststaand aan zonder aan de mogelijkheid te denken, dat er nog veel meer mensen in die kelder begraven kunnen zijn.

 

Met het restaureren van de teruggevonden grafzerk loopt het niet zo voorspoedig als de berichtgever oorspronkelijk heeft gedacht. De kosten zullen te hoog geweest zijn. Tenslotte wordt er in de bewuste deuropening een geheel nieuwe steen aangebracht. Of de oude zerk nog onder de vloer is blijven liggen? Het kerkarchief bevat omtrent deze aangelegenheid geen nieuws.

 

Grafsteen van Adriaan Geerts Wildervanck aan de voormalige hervormde kerk te Wildervank. Foto: ©Jur Kuipers.

Grafsteen van Adriaan Geerts Wildervanck aan de voormalige hervormde kerk te Wildervank. Foto: ©Jur Kuipers.

 

De nieuwe steen wordt door J.A. Feith c.s. in 'Grafschriften in Stad en Lande', Groningen 1910 op blz. 421 genoemd met de vermelding, dat hij in 1857 opnieuw is opgebeiteld. Dit is onjuist op grond van zoowel kunsthistorische overwegingen als van de vermelding bij Top, blz. 76 en 77.

 

Detail Grafsteen van Adriaan Geerts Wildervanck aan de voormalige hervormde kerk te Wildervank. Foto: ©Jur Kuipers.

Detail Grafsteen van Adriaan Geerts Wildervanck aan de voormalige hervormde kerk te Wildervank. Foto: ©Jur Kuipers.

 

De nieuwe steen, bekostigd door de nazaten, draagt het volgende opschrift:

 

GRAFSTEEN VAN
ADRIAAN GEERTS WILDERVANCK.
HIER RUST A. WILDERVANCK,
DIE ÉÉN VAN BEIDE KERCKEN
DIE HIER TER EERE GODS
GESTICHT DOOR ZIJNE WERCKEN
VOLVEERDIG HEEFT BELEEFD.
BESLOTEN MET EEN STEEN.
DE NAAM VAN WILDERVANCK
BLIJFT EEUWIG IN HET VEEN


Boven dit 'gedicht' zijn als alliantiewapens aangebracht het wapen van het geslacht Wildervanck en dat van het kerspel Veendam en Wildervank, later overgegaan op de kerkelijke en burgerlijke gemeente Veendam. De beide wapens zijn gedekt door één kroon en omgeven door een mantel, welke nogmaals op een zeer eigenaardige wijze is gekroond en waarboven zich tenslotte een gevleugelde zandloper verheft.

 

De deuropening is halfrond gesloten geweest en moet dus ook worden opgevuld. In deze sluitsteen is gebeiteld (niet vermeld bij Feith c.s.):

 

'1857 / HULDE AAN ADRIAAN GEERTS WILDERVANCK, GEBOREN IN 1605, GESTORVEN IN 1661, ONTGINNER EN AANLEGGER DER VEENSTREKEN WILDERVANCK EN VEENDAM, WAARMEDE HIJ IN 1649 BEGOONEN' (IS)

 

Het laatstgenoemde jaartal moet 1647 zijn.

 

 

Noten, bronnen en referenties:

Noten:

1 Recht. Arch. III x 19, fol. 300 vso

 

Bronnen en referenties:
- RHCGA, Groninger Archieven.
- Hoofdbron: Margaretha Hardenberg Cultuurcentrum op WayBackMachine, internet archive.

- Pathuis, A., 'Adriaan Geerts Wildervanck', Groninger Volksalmanak 1941.
- Pathuis, A., Bij de Herdenking van Adriaan Geerts Wildervanck 1647-1947', Groninger Volksalmanak 1947.
- Benit, H.A., 'Redevoering over het tweehonderdjarig bestaan der kolonie Wildervank', 1849.
- Brood, P., Hillenga, M., en van der Veen, H., '350 jaar Veendam en Wildervank', 2005.
- Daudt, W., 'Historische Verkenningen in de Veenkoloniën', 1980.
- Daudt, W., 'De opkomst van Veendam en Wildervank', 1982.
- Greven, J., 'Genealogie van het Geslacht Wildervanck', 1997.
- Hillenga, M. en Veen, H.v.d., 'Anno Grunnen', 2005.
- Hiskes, J.W., 'De Veenkoloniën',1973.
- Jansonius, Hillebrandus, 'Een vijftal leerredenen', 1772.
- Keuning, H.J., 'Veendam en Wildervank in de 17e eeuw', 1948.
- Kok, J., 'Grepen uit het verleden van de landbouw in de Groninger Veenkoloniën', 1948.
- Ploeg, W.H. van der, 'Wildervank van toen', 1985.
- Sannes, Isaac, 'De opkomst van Veendam', 1830.
- Top, H.J., 'Geschiedenis der Groninger Veenkoloniën', 1893.
- Vos, E., 'Langs lange vaarten', 2004.


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.

Hoogeveen, 27 februari 2024.
Revisie: 29 februari 2024.
Samenstelling: © Harm Hillinga.
Redigering: René van Rijn.
Klik hier om naar het menu ARTIKELS te gaan.
Klik hier om terug te gaan naar de HOMEPAGE.
Top