Afb. boven: Otto II van Lippe spreekt de banvloek uit over Rudolf van Coevorden (rechts onder). Bron: Jan Fels, Brood P., Delen K. (2003). Het Vaderlandse Geschiedenis Boek. Zwolle: Waanders Uitgevers. Licentie: Public Domain.
De Slag bij Ane is een veldslag in 1227 tussen een ridderleger van de bisschop van Utrecht, Otto van Lippe, en de troepen van burggraaf van Coevorden, Rudolf II van Coevorden. Laatstgenoemde wordt gesteund door Drentse boeren. De Drenten weten het leger van de bisschop te verslaan, waarbij de bisschop zelf sneuvelt. De slag wordt beschreven in de zogenaamde Narracio uit 1232.
Afb. links: Een kaart van de Slag bij Ane.
In 1225 ontstaat twist tussen Rudolf, Kastelein van Coevorden, en Egbert, Burggraaf van Groningen. Rudolf maakt aanspraak op het Burggraafschap Groningen. Deze twist loopt zo hoog op, dat eindelijk de Bisschop, Otto van der Lippe, er zich mee bemoeit en naar Groningen komt. Deze twist schijnt dan echter voorlopig bijgelegd. Als de Bisschop echter vertrokken is, valt Rudolf gewapenderhand in Groningen, verwoest het huis “Den Ham”, toebehorende aan de Burggraaf, neemt de stad Groningen in, en drijft Egbert met zijn aanhang uit de stad. Egbert vlucht naar Friesland, waar hij een troep volk werft, waarmede hij Groningen belegert. De stad raakt hierbij in brand, zodat Rudolf genoodzaakt is naar Coevorden terug te trekken.
Rudolf geeft zijn partij echter nog niet verloren. Met een nieuw leger, nog verstrekt door een groot aantal Drentenaren, belegert hij op zijn beurt Groningen. De Bisschop, dit hoort dit en onverdenken wat een moeite, de Kasteleins van Coevorden, de Bisschoppen reeds veroorzaakt hebben, besluit Rudolf eens duchtig te straffen. Om het zaakje spoediger op te knappen, verzoekt hij de hulp van onderscheidene vrienden en buren. De Graaf van Gelder, Herbert en Johan van Arkel, Graaf Boudewijn van Bentheim en tal van andere machtige edelen geven aan zijn verzoek gehoor. Met een talrijk leger trekt de Bisschop naar Drenthe, zijn weg nement langs Hardenberg, waar hij een slot heeft, en legert zich te Ane, bij Gramsbergen.
Wie in het begin der 13e eeuw deze streken bezocht had, zou een geheel anders schouwspel ontwaard hebben. Het dorpje Ane bestond toen slechts uit een paar armoedige hutten. Een weinig graanbouw, gevoegd bij het vissersbedrijf, verschafte de bewoners het allernoodzakelijkste. Tengevolge van de onvoldoende afwatering, waren de groenlanden het grootste gedeelte van het jaar onbereikbaar. Slechts in het midden van den zomer, wanneer aanhoudende warmte de bovenkorst enigszins opdroogde, was de landman in staat het wintervoer voor zijn vee te verzamelen.
Op een zeer warme julimorgen van het jaar 1227 heerst hier een ongewone drukte. Het Bisschopelijk leger ter tuchtiging van Coevordens Kastelein uitgetrokken, heeft zich hier gelegerd. Rondom en in het dorpje Ane, overal ziet men de legertenten van de ridders. Vlaggen banieren, banderollen en wapenschilden, wapperen en schitteren, door de morgenwind bewogen, in de zonneschijn en verlenden het geheel een ongewoon levendig aanzien.
De Vecht, is in de nabijheid overdekt met een menigte platboomde vaartuigen, welke langs Zwolle zijn opgevaren. Zij hebben levensmiddelen en krijgsbehoeften voor het leger aangevoerd. Met recht kan men zeggen, dat hier een uitgelezen leger verzameld is. Op de roepstem des Bisschops zijn uit geheel het tegenwoordige Nederland en een deel van Duitsland, de ridders opgekomen om de kerkvorst bijstand te verlenen. De graven van Zuilen, van Harlaer, van Linschoten, van ter Haer, van Amstel met zijn zonen, Rudolf van Goor, van Twickel, van Veen, Bentinck, Gruter, Diderik, Proost, van Deventer, de Graaf van Gelder, van Arkel, van Bentheim, Bernhard von Horstmar, een Duitse ridder, die zich roemvol onderscheiden heeft, en tal van andere edellieden, allen met talrijke benden vazallen, nog versterkt door de krijgscharen van de Bisschoppen van Munster en Keulen, vormen met het Stichtse leger, een geduchte krijgsmacht waaraan Drenthe, in het open veld, moeilijk weerstand kan bieden.
Ten Zuiden van het Klooster, langs de Kleine Vecht, langs wallen en in het kreupelbos, heeft zich Rudolf van Coevorden, met het Drentse leger verzameld. Terwijl hij nog bezig is Groningen te belegeren, breekt hij, op het horen van de aantocht van het Bisschoppelijke leger, het beleg op, en trekt in allerijl, door Drenthe naar Coevorden. Overal, gedurende den tocht, komen nieuwe benden van Drentenaren zijn leger vergroten, om hun beminde heer, bijstand te verlenen tegen de bisschop. Te Coevorden aangekomen wordt zijn leger nog versterkt door de bezetting van het Kasteel. Wel begrijpend, dat hij, met zijn merendeels ongeoefende troepen, de strijd in het open veld moeilijk wagen kan, besluit hij de bisschop tegemoet te trekken en in de moerassen van Ane af te wachten.
Afb. links: "Het merendeel bestaat echter uit Drents landvolk, slechts gewapend met hun akkergereedschap, zeisen, hooivorken en schoffels. Enkelen zijn voorzien van bijlen, anderen van zwaarden, talrijke benden zijn alleen met de kruisboog gewapend. Wat echter het leger aan orde, krijgstucht en bewapening ontbreekt, vergoedt het door geestdrift en moed."
In vergelijking met het Bisschoppelijke leger is het Drentse in een slechte toestand. Slechts enkele ridders vertonen zich in de gelederen. Het leger voor Groningen gebruikt, vorm, met de bezetting van Coevorden, de kern. Het merendeel bestaat echter uit Drents landvolk, slechts gewapend met hun akkergereedschap, zeisen, hooivorken en schoffels. Enkelen zijn voorzien van bijlen, anderen van zwaarden, talrijke benden zijn alleen met de kruisboog gewapend. Wat echter het leger aan orde, krijgstucht en bewapening ontbreekt, vergoedt het door geestdrift en moed.
Weldra komt er beweging in het Bisschoppelijke leger. Het roffelen der trommen roept een ieder op zijn plaats en spoedig is het leger in slagorde geschaard. Voordat echter de strijd een aanvang neemt wordt door enige priesters een eenvoudig veldaltaar opgericht, een plechtige mis gelezen en vrede en vergiffenis beloofd aan allen die zich in den strijd dapper zullen gedragen. Een krijgsheraut spreekt de ban uit tegen Rudolf en zijn aanhangers en daagt hun uit zich te onderwerpen. Nauwelijks zijn de laatste klanken over de vlakte weggestorven of het geschetter der trompetten en het roffelen der trommen geeft een sein tot de aanval.
De voorhoede bestaat uit het merendeel der ridders, met Roelof van Goor, drager van de krijgsbanier van de bisschop, aan het hoofd. In snelle draf gaat het de vijand, die rustig op zijn plaats blijft, tegemoet. Weldra is het groenland bereikt. Plotseling schijnen de voorste ruiters hun vaart te verminderen. Moeilijk stappen hun paarden, alsof een onzichtbare vijand hun het voortgaan belemmert. De bisschop, onbekend met de streek, gist niet dat de weke en drassige gronden de geharnaste paarden en ruiters niet kan dragen. Plotselink zinken enkele paarden tot de knieën in de weke grond. Met inspanning van alle krachten ruktken zij zich los, om echter het volgende ogenblik nog dieper weg te zinken.
Het volgende gelid wordt het verder gaan, doordat de grond al vertreden is, nog moeilijker. Zij trachten hun paarden in te houden, maar tevergeefs. De achterste gelederen, menent dat de strijd een aanvang heeft genomen en ook hun deel aan de zege willen toebrengen, zeten hun paarden aan. De voorste gelederen zijn echter reeds zodanig vastgeraakt, dat zij zich niet meer bewegen kunnen. Een verschrikkelijke verwarring en paniek ontstaat.
Dan acht Rudolf zijn tijd gekomen, laat de boogschutters voorkomen en de bisschoppelijken met de lange pijlen bestoken. Verschrikkelijk is de uitwerking. Gekneusd, vertrapt, door de pijlen van de Drentenaren doorboord, zijn al snel tal van ridders dood of gewond. Kreten van woede en pijn vervullen de lucht. Langzamerhand gelukt het echter enkelen zich los te werken, elkander te bereiken en zodoende het leger weer enigszins te verzamelen. De Drentenaren echter, begrijpend, dat, zo dit lukt, zij verloren zullen zijn, en van de verwarring profiterend, vallen de bisschoppelijken aan. Niet bezwaard met de zware harnassen en bekend met het terrein, kunnen ze zich ongehinderd bewegen.
Afb. links: Otto II van Lippe gaat vechtend ten onder in de slag bij Ane. (Geschilderd door Antonie Frederik Zurcher (1825-1876). Het werk bevindt zich in het Historisch Cultureel Infocentrum Vechtdag te Gramsbergen). Bron: Wikipedia. Licentie: Public Domain.
Verschrikkelijk is de strijd, De bisschoppelijken, woedend en ten minste niet zonder strijd te willen vluchten, houden stand en doen menig Drentenaar onder hun slagen vallen. Maar wat helpt het. Voor een, die zij doden, komen hopen terug. Ridder Bernard van Horstmar is slim en goot zijn schild op de drassige grond om er vervolgens daarbovenop zich nog te weren, maar tevergeefs, ook hij sneuvelt. De bisschoppelijken, de onmogelijkheid, om de zege te behalen, inzient, trekken terug en trachten de Vecht te bereiken.
Maar het is te laat. Het drentse leger heeft zich over de vlakte verspreid, en door een omtrekkende beweging van de vijand geheel ingesloten. Nu is het geen strijd meer. Het bisschoppelijke leger, van alle kanten besprongen, is spoedig geheel verslagen. Slechts enkele ridders gelukt het zich staande te houden. In hun midden bevindt zich de bisschop met Roelof van Goor, zijn banierdrager.
Wonderen van dapperheid worden door het kleine hoopje verricht, maar eindelijk moet het ook voor de overmacht bukken. Slechts met grote moeite gelukt het Rudolf van Coevorden enigen van hun gevangen te nemen, de woedende Drentenaren willen van geen genade horen. Noodlottig is deze slag voor het bisschoppelijke leger. Bijna al de ridders zijn gesneuveld. Gevangen genomen worden o.a. de graaf van Gelder, van Amstel, Johan en Herbert van Arkel en Diderik van der Lippe, broer van de isschop. De Bisschop zelf, die niet bij de gevangenen is, wordt overal gezocht. Eindelijk vindt men hem, dood en gescalpeerd, te midden van een hoop lijken, verminkt en overdekt met wonden.
Grote vreugde heerst in het Drentse leger. De behaalde zege verschaft de Drentenaren dadelijk grote voordelen. De gehele voorraad van het Bisschoppelijke leger, naast tal van paarden en wapens valt in hun handen. De tijding van de nederlaag van het bisschoppelijke leger en het sneuvelen van de bisschop, verwekt in het Sticht hevige verslagenheid. Het Kapittel te Utrecht schrijft dadelijk een vergadering uit om een nieuwe bisschop te verkiezen. De Graaf van Gelder en van Amstel worden op hun erewoord ontslagen, teneinde deze vergadering bij te wonen en om voor hen in vrijheidstelling hulp te verwerven.
Na langdurige beraadslagingen wordt tot bisschop verkozen, Willebrand van Oldenburg, Bisschop van Paterborn, een ridder, die lange tijd in Palestina en Italië de wapenen gevoerd heeft. De Bisschop ontslaat de Graaf van Gelder en van Amstel van hun erewoord, omdat Rudolf van Coevorden in de ban is gedaan. Grote toebereidselen tot de oorlog worden gemaakt. In alle landen worden de aflaten van de paus verkondigd aan allen, die aan de strijd tegen Drenthe en Coevorden deelnemen.
Afb. rechts: De heren van Gelre en Amstel bij bisschop Willebrand van Oldenburg nadat ze zijn vrijgelaten na de Slag bij Ane. (Geschilderd door Antonie Frederik Zurcher (1825-1876). Het werk bevindt zich in het Historisch Cultureel Infocentrum Vechtdag te Gramsbergen). Foto: Onderwijsgek. Licentie: Public Domein.
Uit Friesland, Gelderland, Overijssel, Holland, Munster, Keulen en andere landen stromdn grote hopen volk ter hulp. In Drenthe zit men intussen ook niet stil. Moedig door de behaalde zege, en wetende wat hun te wachten staat, omdat de bisschop heeft overwonnen, spannen de Drentenaren al hun krachten in. De bisschop verdeelt zijn leger in zes afdelingen, die ieder op een afzonderlijke plaats de aanval zullen beginnen. De Drentenaren, ofschoon zij ook hun leger verdeelt en verwoed vechten, zijn niet in staat de bisschop te weerstaan. Op een paar plaatsen lukt het hem Drente binnen te dringen. Verschrikkelijk houdt de bisschop hier huis, het gehele land wordt platgebrand, uitgemoord en verwoest. Hierop worden vredesonderhandelingen aangeknoopt. Door een gezantschap, hiertoe naar de Bisschop afgevaardigd, word de vrede gesloten, onder de navolgende voorwaarden: Rudolf zal op staande voet het Kasteel te Coevorden overleveren, en het huis te Laar, gelegen in het Graafschap Bentheim.
Hij zal mede kwiteren al zijn recht, dat hij heeft in ‘t Landschap Drenthe. Zal aan de bisschop 3000 mark betalen, voor de schade, die hij de bisschop aangedaan heeft. Zal op zijn kosten honderd ruiters werven, om die te zenden in Lijflandt, om onder de Christenheren te dienen tegen de ongelovige heidenen. Zal op ’t Zwarte Water bij Zwolle een klooster stichten van 25 bagynen, van de St. Benedictusorde. Zal op de plaats genaamd “de Mommerijken” of “Mommenryte” waar de bisschop dood geslagen is, tot verzoening van het doodslaan, een collegium sonderen van 25 canoniken.
Later wordt deze plaats de “Bommeriete”geheten. Men heeft er meermalen hoefijzers, sporen, gebroken wapenen enzovoort gevonden.
Het huis te Laar wordt afgebroken en op het kasteel te Coevorden wordt bezetting gelegd, waarna de Bisschop weer naar Utrecht vertrkt. Rudolf van Coevorden, niet tevreden met zijn toenmalig lot, en horend, dat de Bisschop zijn leger ontbonden heeft, waagt een aanslag op het Kasteel Coevorden. Met hulp van een bediende van het kasteel, gelukt het hem de poort te openen, binnen het kasteel te komen, en de bezetting te verdrijven.
De bisschop en zijn leger wordt ontbonden en het Bisdom is uitgeput. Nog eenmaal wordt de hulp van de pausen ingeroepen. In 1228 komt hij met zijn leger in Drente en legert zich om Coevorden. Met opzet komt hij midden in de winter terwijl alles bevroren is, en hij dus niet in de moerassen wegzinken kan. Maar ook ditmaal is het geluk hem niet gunstig. Terwijl hij met zijn leger op het ondergelopen land ligt, verheft zich plotseling een hevige wind, die vergezeld gaat van zware regenbuien. In een oogwenk wordt de gehele omtrek onder water gezet, zodat de bisschop hals over kop met zijn leger moet vluchten, met achterlating van van de gehele voorraad wapens en levensmiddelen. De Coevorders zijn snel ter plaatse en verwerven grote buit. Nogmaals worden de aflaten van de paus gepredikt, en breekt de bisschop met zijn leger naar Hardenberg op. Hier wordt een wapenstilstand gesloten voor de tijd van 15 dagen, onder voorwaarde, dat Rudolf zich onderwerpt aan de uitspraak van 3 prelaten, die als scheidsrechters verkozen zijn om te trachten het geschil bij te leggen. Rudolf die wel inziet, dat hij op den duur tegen de bisschop geen stand kan houden, besluit zich te onderwerpen.
Met zijn vriend, Hendrik van Gravesdorp (deze ridder heeft vermoedelijk ook goederen te Peize liggen en is als zodanig in de twisten met de bisschop gemengd) van Veldhuizen in Bentheim, begeeft hij zich naar de bisschop te Hardenberg. In plaats van naar zijn rang en stand ontvangen te worden, wordt hij in de kerker geworpen, met zijn vriend onmenselijk gepijnigd en levend op raderen gelegd, 25 juli 1230 (Sjoerds Friesche jaarboeken).
Bij de Slag van Ane zijn de aanvoerders: - Gerard III van Gelre, Graaf van Gelre, gewond, gevangengenomen en weer vrijgelaten
Slachtoffers: Onbekend is hoeveel slachtoffers er zijn gevallen aan de zijde van Rudolf II van Coevorden. Aan de zijde van de bisschop stierven meer dan 400 manschappen,[1] waaronder vele vooraanstaande personen:
Foto links: De restanten van de Waterburght bij Eelde, 20 februari 2011. Na gedeeltelijke restauratie. Bron: dagvanhetkasteel.nl.
Kasteel Waterburght Na de slag bij Ane richten de overwinnaars zich op de val van de prefect van Groningen en leggen een beleg aan rondom de Sint Walburgskerk. De kastelein Rudolf van Coevorden, de zonen van schout Berthold II van Eelde en de Gelkingen zijn betrokken bij dit conflict. Het conflict resulteert in 1241 in de verwoesting van het dorp Eelde door de aanhangers van de prefect die het in brand steken. In 1266 wordt de burcht in aanbouw te Eelde die de schout van Eelde met zijn neven is begonnen te bouwen, verwoest. Het begin van de 13e eeuw wordt gekenmerkt door een vete van de schout van Eelde en de heren uit Norg. Na 1339 lijkt het belang van de schout in historische documenten af te nemen, maar in 1382-1383 wordt er nog wel gesproken over een schout in Eelde en dus ook nog over het mogelijk bestaan van ‘de Waterburcht’ (Domenie-Verdenius 1989, p. 21-25). Na een hiaat in de historische bronnen wordt er in 1646 melding gemaakt van een havezate op het terrein van de Waterburcht. Het is niet duidelijk of dit een directe voortzetting is van het kasteel. Tegenwoordig is er nog een reliëf zichtbaar van de toenmalige cirkelvormige wallen en grachten rond de kasteelplaats.
Foto boven: De Waterburght, Hoofdweg 14 Eelde. Foto: Albert Speelman 27 juli 2003. Bron: Kasteleninnederland.nl.
Lees meer: Een lijst van de gesneuvelden bij Ane
Bronnen: 3. H.J.J. Tromp: "Drenthe, Coevorden en de bisschop 1150-1395" in Geschiedenis van Drenthe, Meppel, 1976. 7. Kastelen in Nederland. www.kasteleninnederland.nl.
|