Genealogie van NazatenDeVries en anderen
Wiard IX
Wiard IX , heer te Borssum [Deu], heer van Numma von Allena.

tr.
met

Numma von Allena, erfvrouwe te Hinte, Ost-Friesland.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Etta*1488     


Numma von Allena
Numma von Allena, erfvrouwe te Hinte, Ost-Friesland.

tr.
met

Wiard IX , heer te Borssum [Deu], heer van Numma von Allena.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Etta*1488     


Frederik Ripperda
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Ewe Ewesma.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Frederik Ripperda, hoofdeling te Farmsum [Gr], hoofdeling te Appingedam [Gr], heer te Hinte, Ost-Friesland, ovl. te Boxbergen [Ov] op donderdag 10 jun 1554 (bij zijn neef op kasteel Boxbergen), begr. te Hinte, Ost-Friesland in de kerk.

  • Vader:
    Omko Ripperda, zn. van Hayo II Ripperda en Eylcke (Eilke) Houwerda, drost, hoofdeling te Farmsum [Gr], hoofdeling te Appingedam [Gr], ovl. op maandag 6 jan 1541, kerk.huw. (Etta ongeveer 22 jaar oud) in 1510.
 

tr. in 1550
met

Clara van Ewsum, dr. van Wigbold I (van Ewsum van Middelstum en Nienoord) en Beetke Aeylkema van Rasquert (Aylkema to Rasquert), ovl. in 1581.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heer Omko*1553  †1564 Boxbergen [Ov] 11


Eilcke Ripperda
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Eilcke Ripperda, ovl. op donderdag 27 mrt 1547 is ongehuwd en jong gestorven, begr. te Hinte, Ost-Friesland in de kerk.

  • Vader:
    Omko Ripperda, zn. van Hayo II Ripperda en Eylcke (Eilke) Houwerda, drost, hoofdeling te Farmsum [Gr], hoofdeling te Appingedam [Gr], ovl. op maandag 6 jan 1541, kerk.huw. (Etta ongeveer 22 jaar oud) in 1510.
 


Icco von Kankena
Icco von Kankena.

  • Vader:
    Icko Mauritz, heer, heer te Dornum, hoofdeling te Petkum [Deu], hoofdeling, tr.
 


Georg van Münster
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Georg van Münster, hoofdeling te Appingedam [Gr], hoofdeling te Loppersum [Gr], overste in dienst van de hertot van Gelre, hoofdeling te Westerwolde, drost te Aurich [Deu], overste in dienst van hertog Karel van Gelre, drost te Wedde [Gr] in 1543, begr. te Aurich [Deu] (in de kerk naast zijn vrouw).

tr.
met

Allegunda Ripperda, dr. van Boelo Ripperda en Hiska von Kankena Zu Dornum, ze staat bekend als een knappe vrouw, hofmeesteres bij de graaf te Oldenburg [Deu], wordt beleend door de leenheer van Keppel te Vorden [Ge] op zondag 2 jul 1533, ovl. tussen 1583 en 1589, begr. te Aurich [Deu] (in de kerk naast haar man).

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Allegunda  †1583 Aurich [Deu]  


Allegunda
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Allegunda , ovl. tussen 1583 en 1589, begr. te Aurich [Deu] in de kerk naast haar man.


Egbert von Oldenburg
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Egbert von Oldenburg, afkomstig uit de graven van Oldenburg [Deu].

tr.
met

Frouwke Ripperda, dr. van Pieter I Ripperda van Winsum en Johanna Rengers Schaffer, ovl. overlijdt kinderloos.


Onno Tamminga Alberda van Rensuma
in
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Onno Tamminga Alberda van Rensuma1, geb. te Groningen [Gr]1 aan de Ossenmarkt op zondag 16 jun 17541, ged. NH te Groningen [Gr] in de A-kerk op woensdag 19 jun 1754, 1, ovl. (74 jaar oud) te Uithuizermeeden [Gr]1 op de borg Rensuma op vrijdag 12 jun 18291.


Aantekeningen bij Onno Tamminga Alberda van Rensuma.
Onno Tamminga baron Alberda van Rensuma was een politicus, notabele en raadsheer en lid van diverse volksvertegenwoordigingen namens Groningen.
Alberda van Rensuma studeerde, als telg uit het Nederlands hervormde geslacht Alberda, met zowel zijn grootvader als vader gedeputeerde in de Staten-Generaal en zijn vader als lid van de Raad van State, studeerde Romeins en hedendaags recht aan de Hogeschool van Groningen, alwaar hij in 1772 op stellingen promoveerde.
Hij was van 1783 tot 1795 afwisselend raadsheer bij de Hoge Justitiekamer en gedeputeerde bij de Staten-Generaal voor Groningen, en tussendoor nog kort gecommitteerde bij de Raad van State voor Groningen (1785) en scholarch (1787 - 1788).
Vanaf 1795, het jaar van de instelling van de Bataafse Republiek, was Alberda van Rensuma enige tijd een ambteloos burger. In 1803 werd hij wel nog drost van Fivelgo, maar het zou tot 1814 duren tot hij weer mocht toetreden tot een nationaal relevant politiek ambt. Hij was eerst lid van de Vergadering van Notabelen op 29 en 30 maart 1814, die besloot over de ontwerp-grondwet. Hij was dan ook als lid benoemd van de Ridderschap van Groningen als jonkheer. Op 2 mei daaropvolgend werd hij benoemd als lid van de (toen nog eenkamerige) Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden, en aansluitend werd hij in september 1815 benoemd in de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de provincie Groningen.
Alberda van Rensuma was regeringsgezind, maar stemde in 1819 desalniettemin tegen de ontwerp-tienjarige begroting voor 1820-1830. In 1824 verruilde hij het Tweede Kamerlidmaatschap voor dat van de Eerste Kamer, waar hij tot zijn overlijden lid van zou blijven. In 1825 werd hij tot baron gecreëerd. Alberda van Rensuma was ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (Bron: WP).

Mr. O.T. baron Alberda van Rensuma.
regeringsgezind ten tijde van Willem I en II.
in de periode 1814-1829: lid notabelenvergadering, lid Staten-Generaal, lid Tweede Kamer, lid Eerste Kamer.

Loopbaan .
- raad in de Admiraliteit van Harlingen, vanaf 1782.
- raadsheer Hoge Justitiekamer, van 1783 tot 1784.
- lid Raad van State voor Groningen, vanaf 1785.
- raadsheer Hoge Justitiekamer, van 1786 tot 1788.
- scholarch, van 1787 tot 1788.
- gedeputeerde ter Staten-Generaal voor Groningen, 1789.
- raadsheer Hoge Justitiekamer, van 1790 tot 1791.
- afgevaardigde ter Staten-Generaal voor Groningen, 1792.
- raadsheer Hoge Justitiekamer, van 1793 tot 1795.
- drost van Fivelgo, 1803.
- lid Vergadering van Notabelen voor het departement Wester-Eems, 29 en 30 maart 1814.
- lid Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden voor de provincie Groningen, van 2 mei 1814 tot 1 september 1815.
- lid Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de provincie Groningen, van 21 september 1815 tot 18 oktober 1824.
- lid Eerste Kamer der Staten-Generaal, van 30 oktober 1824 tot 12 juni 1829.
- lid Ridderschap van Groningen, vanaf 1814.

Academische studie.
- Romeins en hedendaags recht (gepromoveerd op stellingen) Hogeschool te Groningen, tot 13 juni 1772.

Activiteiten als parlementariër.
- Stemde in 1819 tegen de ontwerp-tienjarige begroting voor 1820-1830.

Wetenswaardigheden uit de privé-sfeer.
- Zijn vader was onder meer gedeputeerde staat, lid van de Raad van State, gedeputeerde ter Staten-Generaal en lid van de Admiraliteit van Amsterdam.
- woonplaats: Uithuizermeeden, Rensumaborg.
- ridderorden: Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Predikaten/adellijke titels.
- jonkheer, 28 augustus 1814.
- baron, 31 december 1825.

beroep grootvader (vaderskant).
- gecommitteerde ter Staten-Generaal.
- gedeputeerde staat.
- gecommitteerde raad wegens de Ommelanden.

Familierelaties.
- oom van G.H. Alberda van Bloemersma, Tweede-Kamerlid.
- oom van E.J. Alberda van Bloemersma, staatsraad.

tr. (resp. 20 en ongeveer 22 jaar oud) te Groningen [Gr] op zondag 14 mei 1775
met

Harmanna Maria van Nijenveen, dr. van Hindrik Jan van Nijenveen en Barbara Albertina Aldringa, geb. te Groningen [Gr] aan de Boteringestraat in 1753, ged. te Groningen [Gr] in de Martinikerk op zondag 23 dec 1753, ovl. (ongeveer 28 jaar oud) te Groningen [Gr] (als geregistreerd) op woensdag 31 okt 1781.


Bronnen:
1.Afgeschermd, Wikipedia
2.DTB boek Uithuizermeeden, van 1670 tot 1811 (zondag 3 jun 1703)


Evert Ripperda
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Evert Ripperda, hoofdeling het Huis ( ook borg genoemd) 'Godlinze', Godlinze [Gr], ovl. hij overlijdt jong.

 


Tiacke Ripperda
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Tiacke Ripperda, geb. voor 1503, ovl. (minstens 51 jaar oud) na 1554 ongehuwd overleden.


Aantekeningen bij Tiacke Ripperda.
Op de toren te Godlinze bevond zich in 1893 de volgende tekst: 'In tiden der erbare en foele doechsamighe juffer Tiacke Ripperda is dese toern nijes vermaket Johannes Bijler Pastor Cornelis Jansen Peter Abels Kirckvogeden 1554'..

 


Teede Ripperda
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Teede Ripperda, geb. voor 1503, ovl. (minstens 44 jaar oud) na zondag 20 apr 1547 ongehuwd.

 


Bawe Ripperda
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Bawe Ripperda.


Aantekeningen bij Bawe Ripperda.
Na † van Luert dient zij een vordering in bij paus Clemens inzake het patronaatsrecht ter vervulling van een priester-vacature in de kerk te Huizinge.

 

tr. in 1508
met

Luert (Luurt) Cater, zn. van Claes Cater en Nn, heer van Fraem (Fraam), Huizinge [Gr], heer van te Huizinge [Gr], ovl. in 1520.


Aantekeningen bij Luert Cater.
De familie Cater.
De familie Cater behoorde tot het patriciaat van Saksisch bloed. Zij waren brouwers te Groningen, die door hun bedrijf mannen werden van het groot kapitaal. Zij vermeerderden hun bezit met landaankoop in de Ommelanden, maar hun hoofdzetel bleef de stad. Zoo woonde reeds in 1356 Roelof Cater te Huizinge als grondbezitter.
Uit de stukken blijkt, dat zij verwant waren aan de Addinga' s, en langs dien weg werden Claes en Sweder Cater agrariërs in de Ommelanden door hun erfenis van "aer salige moije Blyke to Fraeme mylder gedachten" (1503).(In een oud handschriftje, getiteld: "De geslachten in Groningen", staat dan ook uitdrukkelijk: "Brouwers geweest: Caters, Clanten, Huinge's, Ter Brugge, Leewen, Mepschen, Jargers, Sickinge e.a. Deze geslachten sint van older tot oldern "in grooten ansien en regenten geweest binnen Groningen". Hoe zouden anders ook, in een gewest waar geen leenstelsel en geen ridderstand bestond, al die geslachten aan dat groote grondbezit gekomen zijn? ) Een dergelijke overgang van een edele heerd op een ander geslacht beteekent meer dan men oogenschijnlijk zou meenen. Zij staat in verband met deze belangrijke vraag: hoe zijn de Ommelanden, die sedert eeuwen in merg en been Friesch waren, Saksisch geworden? En dan hebben we hier een concreet geval dat de grootindustrieelen van de stad Groningen èn door geldbelegging èn door bloedverwantschap heer en meester zijn geworden tusschen Eems en Lauwers. (Dr. G. Acker Strating e.a. Bijdr. VII bl. 26 en 27.) De Framaheerd werd een Catersheerd, d. w. z. zij werd versaksischt. Dat dit invloed had op het boerenbedrijf op zeden en taal, spreekt van zelf.
Een geheel ander element liet zich gelden te Huizinge dan in de dagen van Emo en Menko. Huis en heerd Frama, eenige honderden bunders groot, werden eigendom van Luert de Cater, de zoon van Claes. De kerk spon ook eenige zijde bij de erfenis. De erfgenamen moesten volgens het testament van Blideke, die stellig vroom katholiek was, ten eeuwigen dage aan de armen te Huizinge en Westerwijtwerd jaarlijks uitkeeren een ton boter, 6 mud rogge, 20 el lijnwaad en aan 9 of 10 priesters elk een "jager", een bepaling die later een bron werd van veel tweedracht. Vermoedelijk is de heerd toen al op weg geweest een borg te worden. Want in het testament is niet alleen sprake van heemingen, graften, wallen, singelen en een ravenkamp aan de noordzijde en een kamp waaruit het hof gegraven is aan de zuidzijde, maar ook van een poortvenne (Huisarchief Farmsum, inv. 154, Reg. 229 en 253). Er is dus een poort geweest.
Van Luert Cater, tijdens wiens leven Fraam als borg naar voren gaat treden, kennen wij weinig meer dan zijn naam en dien van zijn vrouw Bawe Ripperda, dochter van Eggerik Ripperda van Oosterwijtwerd, waarmee hij in 1508 gehuwd was. Het eenige feit, dat van deze edelvrouwe kan worden geboekt, is van kerkelijken aard. Zij heeft n.l. na den dood van haar man een vordering ingediend bij paus Clemens in zake het patronaatsrecht bij de vervulling der priestervacature van het Maria-altaar in de kerk te Huizinge (1525) (Huisarchief Farmsum, Inv. 153, Reg. 244 en 294),.
Ook hun zoon Claes Cater, die zijn vader als hoofdeling van Fraam opvolgde, is voor ons een figuur die wegnevelt in den schemer der eeuwen. Hij was getrouwd met Anna Tamminga, dochter van Abel Tamminga en Hille Ripperda, die als huwelijksgift van hare ouders enkele stukken land te Westeremden en Huizinge meekreeg (1544). Hij overleed in 1556 (Huisarchief Farmsum, Inv 156, Reg 375 en 415), Zijn weduwe hertrouwde met Derk Coenders van Helpen.
Het is hier dunkt ons de geschikte plaats om de stichting te vermelden van de borg Nieuw Fraam door een lid van de familie Cater, n.l. Luert jr, gehuwd in 1542 met Margaretha Clant, welke niet verward moet worden met den hoofdeling van Oud Fraam, die reeds in 1525 het tijdelijke met het eeuwige verwisselde. Stichter van deze borg - thans nog een boerderij, ongeveer een kwartier noordoostelijk van de oude - is wellicht een zoon of kleinzoon van Sweder Cater, die een deel van "moei Blideke' s" goederen erfde. Maar zijn stichting bleek weinig levensvatbaarheid te bezitten. In de 17de eeuw keerde zij terug tot den staat van boerderij en werd bewoond eigenerfde boeren die o.m. als scheppers van de zijlvestenij voorkomen. In de klauwboeken komt dit bezit voor als Luert Cantersheerd (Zie Gron. Volksalman. 1921 bldz 96.).
Terwijl Nieuw Fraam niet was voorbestemd een rol te spelen in de geschiedenis van ons gewest, werd steeds aller blik gericht op het Oude Fraam.
De man, wiens naam daaraan met eere verbonden zou blijven, was Claes Cater jr. Hij is geboren 21 september 1548, werd met den bloem van den Ommelander Adel op de Latijnsche school te Groningen door regnerus Preadinius in reformatorischen geest onderwezen en maakte ter voltooiing van zijn opvoeding naar de gewoonte van die dagen een buitenlandsche reis.
De hoogescholen, die hij toen bezocht, brachten hem nog meer in aanraking met den nieuwen tijd, dien de Hervormers hadden ingeluid. Met de gebroeders Evert en Frederik Coenders, zoons van den voorman der Groninger Reformatie Derk Coenders van Helpman (Jr. Derk Coenders v. H. was de 1e maal gehuwd geweest met Josina Gaikinga, de 2e maal met Anna Tamminga wed. jr. Claas Cater sr. Verg. Abel Eppens tho Equart, deel I, blz. 568.) op wiens kasteel de eerste Gereformeerde predikatiën plaats hadden, kwam hij in 1567 te Genève en in het volgende jaar te Zurich. Hier vonden zij bij Wilhelmus à Kronau, den stiefzoon van den ouden Zwingli, gastvrijheid, totdat zij na verloop van twee jaren over Weenen en andere steden van Duitschland wederkeerden tot hun familie, die te Nienhuis en te Steinfurt zich ophielden.
In de bange jaren na 1580 heeft Claes Cater jr. op velerlei wijze de zaak van het Ommelander vaderland en de Reformatie gediend. Telkens doet hij dienst als afgezant van de Ommelanders om de belangen van de gemeene zaak te bepleiten bij graaf Willem Lodewijk te Leeuwarden en ook in Oost-Friesland. Maar niet lang heeft hij daarna het zoete van den nieuwen toestand mogen smaken. Op zijn verjaardag, 21 Sept. 1602, in den ouderdom van 54 jaar ging hij in tot de rust, die er overblijft voor het volk van God. Den 27 van die maand werd hij te Huizinge begraven (Nobilarium van Wilhelm Coenders v. H, blz. 14. (In vele stukken wordt hij Nicolaas Cater genoemd).).
Niet lang voor zijn dood moet zijn statuur, die de drager was van zijn edelen geest, zijn geschilderd. Het is ons een voorrecht te mogen vermelden, dat de heer P. E. B. Clant Bindervoet te Bergen op Zoom dit origineel portret welwillend ter reproductie heeft afgestaan en dat wij daarvan een afdruk aan de lezers van den almanak mogen aanbieden. Claes Cater staat hier voor ons met ongedekten hoofde met het zwaard aan den heup. Als het waar is dat het gelaat de geesteshouding van een mensch weerspiegelt, dan leeren wij hier den man kennen, die zich niet heeft bewogen aan de oppervlakte van het leven, maar op de hoogten en in de diepten Gods. Een zwaarmoedige peinzende trek staat op dit aangezicht met de zware wenkbrauwen in het hoog gewelfde voorhoofd geprent en heel de zedelijke-godsdienstige trant van dien machtigen tijd, dien hij beleefde, heeft daarop een stempel gezet (In de rechterhoek van de foto ziet men zijn wapen met dat van zijn moeder Anna Tamminga.). Niet de diplomaat, niet de intellectueele mensch is hier afgebeeld, maar de strijder voor de hoogste geestesgoederen, die een volk kan bezitten. Veel zal hij zich op de Fraamborg niet hebben opgehouden. Huiselijk leven zal hem meestal zijn ontzegd. Aan de zaak der Ommelanden had hij zijn rust, zijn tijd, zijn krachten verpand. Hij was gehuwd geweest met Anna van Burmania wed. van jr. Johan van Ewsum, doch stierf kinderloos.
(Bron: Groninger Volksalmanak 1923 pag. 23-45).

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Claes  †1556   


Luert Cater
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Luert (Luurt) Cater, heer van Fraem (Fraam), Huizinge [Gr], heer van te Huizinge [Gr], ovl. in 1520.


Aantekeningen bij Luert Cater.
De familie Cater.
De familie Cater behoorde tot het patriciaat van Saksisch bloed. Zij waren brouwers te Groningen, die door hun bedrijf mannen werden van het groot kapitaal. Zij vermeerderden hun bezit met landaankoop in de Ommelanden, maar hun hoofdzetel bleef de stad. Zoo woonde reeds in 1356 Roelof Cater te Huizinge als grondbezitter.
Uit de stukken blijkt, dat zij verwant waren aan de Addinga' s, en langs dien weg werden Claes en Sweder Cater agrariërs in de Ommelanden door hun erfenis van "aer salige moije Blyke to Fraeme mylder gedachten" (1503).(In een oud handschriftje, getiteld: "De geslachten in Groningen", staat dan ook uitdrukkelijk: "Brouwers geweest: Caters, Clanten, Huinge's, Ter Brugge, Leewen, Mepschen, Jargers, Sickinge e.a. Deze geslachten sint van older tot oldern "in grooten ansien en regenten geweest binnen Groningen". Hoe zouden anders ook, in een gewest waar geen leenstelsel en geen ridderstand bestond, al die geslachten aan dat groote grondbezit gekomen zijn? ) Een dergelijke overgang van een edele heerd op een ander geslacht beteekent meer dan men oogenschijnlijk zou meenen. Zij staat in verband met deze belangrijke vraag: hoe zijn de Ommelanden, die sedert eeuwen in merg en been Friesch waren, Saksisch geworden? En dan hebben we hier een concreet geval dat de grootindustrieelen van de stad Groningen èn door geldbelegging èn door bloedverwantschap heer en meester zijn geworden tusschen Eems en Lauwers. (Dr. G. Acker Strating e.a. Bijdr. VII bl. 26 en 27.) De Framaheerd werd een Catersheerd, d. w. z. zij werd versaksischt. Dat dit invloed had op het boerenbedrijf op zeden en taal, spreekt van zelf.
Een geheel ander element liet zich gelden te Huizinge dan in de dagen van Emo en Menko. Huis en heerd Frama, eenige honderden bunders groot, werden eigendom van Luert de Cater, de zoon van Claes. De kerk spon ook eenige zijde bij de erfenis. De erfgenamen moesten volgens het testament van Blideke, die stellig vroom katholiek was, ten eeuwigen dage aan de armen te Huizinge en Westerwijtwerd jaarlijks uitkeeren een ton boter, 6 mud rogge, 20 el lijnwaad en aan 9 of 10 priesters elk een "jager", een bepaling die later een bron werd van veel tweedracht. Vermoedelijk is de heerd toen al op weg geweest een borg te worden. Want in het testament is niet alleen sprake van heemingen, graften, wallen, singelen en een ravenkamp aan de noordzijde en een kamp waaruit het hof gegraven is aan de zuidzijde, maar ook van een poortvenne (Huisarchief Farmsum, inv. 154, Reg. 229 en 253). Er is dus een poort geweest.
Van Luert Cater, tijdens wiens leven Fraam als borg naar voren gaat treden, kennen wij weinig meer dan zijn naam en dien van zijn vrouw Bawe Ripperda, dochter van Eggerik Ripperda van Oosterwijtwerd, waarmee hij in 1508 gehuwd was. Het eenige feit, dat van deze edelvrouwe kan worden geboekt, is van kerkelijken aard. Zij heeft n.l. na den dood van haar man een vordering ingediend bij paus Clemens in zake het patronaatsrecht bij de vervulling der priestervacature van het Maria-altaar in de kerk te Huizinge (1525) (Huisarchief Farmsum, Inv. 153, Reg. 244 en 294),.
Ook hun zoon Claes Cater, die zijn vader als hoofdeling van Fraam opvolgde, is voor ons een figuur die wegnevelt in den schemer der eeuwen. Hij was getrouwd met Anna Tamminga, dochter van Abel Tamminga en Hille Ripperda, die als huwelijksgift van hare ouders enkele stukken land te Westeremden en Huizinge meekreeg (1544). Hij overleed in 1556 (Huisarchief Farmsum, Inv 156, Reg 375 en 415), Zijn weduwe hertrouwde met Derk Coenders van Helpen.
Het is hier dunkt ons de geschikte plaats om de stichting te vermelden van de borg Nieuw Fraam door een lid van de familie Cater, n.l. Luert jr, gehuwd in 1542 met Margaretha Clant, welke niet verward moet worden met den hoofdeling van Oud Fraam, die reeds in 1525 het tijdelijke met het eeuwige verwisselde. Stichter van deze borg - thans nog een boerderij, ongeveer een kwartier noordoostelijk van de oude - is wellicht een zoon of kleinzoon van Sweder Cater, die een deel van "moei Blideke' s" goederen erfde. Maar zijn stichting bleek weinig levensvatbaarheid te bezitten. In de 17de eeuw keerde zij terug tot den staat van boerderij en werd bewoond eigenerfde boeren die o.m. als scheppers van de zijlvestenij voorkomen. In de klauwboeken komt dit bezit voor als Luert Cantersheerd (Zie Gron. Volksalman. 1921 bldz 96.).
Terwijl Nieuw Fraam niet was voorbestemd een rol te spelen in de geschiedenis van ons gewest, werd steeds aller blik gericht op het Oude Fraam.
De man, wiens naam daaraan met eere verbonden zou blijven, was Claes Cater jr. Hij is geboren 21 september 1548, werd met den bloem van den Ommelander Adel op de Latijnsche school te Groningen door regnerus Preadinius in reformatorischen geest onderwezen en maakte ter voltooiing van zijn opvoeding naar de gewoonte van die dagen een buitenlandsche reis.
De hoogescholen, die hij toen bezocht, brachten hem nog meer in aanraking met den nieuwen tijd, dien de Hervormers hadden ingeluid. Met de gebroeders Evert en Frederik Coenders, zoons van den voorman der Groninger Reformatie Derk Coenders van Helpman (Jr. Derk Coenders v. H. was de 1e maal gehuwd geweest met Josina Gaikinga, de 2e maal met Anna Tamminga wed. jr. Claas Cater sr. Verg. Abel Eppens tho Equart, deel I, blz. 568.) op wiens kasteel de eerste Gereformeerde predikatiën plaats hadden, kwam hij in 1567 te Genève en in het volgende jaar te Zurich. Hier vonden zij bij Wilhelmus à Kronau, den stiefzoon van den ouden Zwingli, gastvrijheid, totdat zij na verloop van twee jaren over Weenen en andere steden van Duitschland wederkeerden tot hun familie, die te Nienhuis en te Steinfurt zich ophielden.
In de bange jaren na 1580 heeft Claes Cater jr. op velerlei wijze de zaak van het Ommelander vaderland en de Reformatie gediend. Telkens doet hij dienst als afgezant van de Ommelanders om de belangen van de gemeene zaak te bepleiten bij graaf Willem Lodewijk te Leeuwarden en ook in Oost-Friesland. Maar niet lang heeft hij daarna het zoete van den nieuwen toestand mogen smaken. Op zijn verjaardag, 21 Sept. 1602, in den ouderdom van 54 jaar ging hij in tot de rust, die er overblijft voor het volk van God. Den 27 van die maand werd hij te Huizinge begraven (Nobilarium van Wilhelm Coenders v. H, blz. 14. (In vele stukken wordt hij Nicolaas Cater genoemd).).
Niet lang voor zijn dood moet zijn statuur, die de drager was van zijn edelen geest, zijn geschilderd. Het is ons een voorrecht te mogen vermelden, dat de heer P. E. B. Clant Bindervoet te Bergen op Zoom dit origineel portret welwillend ter reproductie heeft afgestaan en dat wij daarvan een afdruk aan de lezers van den almanak mogen aanbieden. Claes Cater staat hier voor ons met ongedekten hoofde met het zwaard aan den heup. Als het waar is dat het gelaat de geesteshouding van een mensch weerspiegelt, dan leeren wij hier den man kennen, die zich niet heeft bewogen aan de oppervlakte van het leven, maar op de hoogten en in de diepten Gods. Een zwaarmoedige peinzende trek staat op dit aangezicht met de zware wenkbrauwen in het hoog gewelfde voorhoofd geprent en heel de zedelijke-godsdienstige trant van dien machtigen tijd, dien hij beleefde, heeft daarop een stempel gezet (In de rechterhoek van de foto ziet men zijn wapen met dat van zijn moeder Anna Tamminga.). Niet de diplomaat, niet de intellectueele mensch is hier afgebeeld, maar de strijder voor de hoogste geestesgoederen, die een volk kan bezitten. Veel zal hij zich op de Fraamborg niet hebben opgehouden. Huiselijk leven zal hem meestal zijn ontzegd. Aan de zaak der Ommelanden had hij zijn rust, zijn tijd, zijn krachten verpand. Hij was gehuwd geweest met Anna van Burmania wed. van jr. Johan van Ewsum, doch stierf kinderloos.
(Bron: Groninger Volksalmanak 1923 pag. 23-45).

tr. in 1508
met

Bawe Ripperda, dr. van Eggerik Ripperda en Aleyd van den Boxhorst Tot Boxbergen.


Aantekeningen bij Bawe Ripperda.
Na † van Luert dient zij een vordering in bij paus Clemens inzake het patronaatsrecht ter vervulling van een priester-vacature in de kerk te Huizinge.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Claes  †1556   


Elna Nn
Elna Nn.

tr.
met

Aage Sørensen.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Prof. Poul Anker*1908  †1974  65


Blydeke von Twixlum
Blydeke von Twixlum, erfvouwe van borg Faem (Faam),.


Gerhard Ripperda
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Gerhard Ripperda, geb. circa 1502, ovl. (ongeveer 83 jaar oud) in 1585.


Aantekeningen bij Gerhard Ripperda.
Van hem wordt verteld dat hij op negenjarige leeftijd zo zeer voor een spook geschrokken zou zijn, dat hij dientengevolge doofstom is geworden.

 


Unico III Ripperda
 
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Unico III (Unico) Ripperda, geb. te Wesepe [Ov] in 1503, heer te Boxbergen [Ov], heer te Holwierde [Gr], heer te Uitwierde [Gr], heer te Oosterwijtwerd [Gr], heer te Dijkhuizen [Dr], door zijn huwelijk verwerft hij 'Weldam', Goor [Ov], door zijn huwelijk verwerft hij Boculo en Olidam, lid van de Ridderschap van 1537 tot 1566, drost te Salland [Ned] van 1553 tot 1566, ovl. (ongeveer 63 jaar oud) te Wesepe [Ov] op zondag 10 jul 1566, begr. te Wesepe [Ov].



Aantekeningen bij Unico III Ripperda.
Unico Ripperda,, (1503 - Wesepe, 10 juli 1566) is heer van Boxbergen, Oosterwijtwerd en Dijkhuizen en drost van Salland. Hij is een zoon van Eggerik Ripperda tot Oosterwijtwert en Dijkhuizen en Aleid van Buckhorst tot Boxbergen. In 1531 trouwt hij met Judith van Twickelo, dochter van Johan III van Twickelo, heer van Twickel en Weldam, en Judith Sticke. Bij haar huwelijk brengt Judith van Twickelo onder andere Het Weldam in. Voor zover bekend heeft het huwelijk elf kinderen opgeleverd.
Unico Ripperda en Judith van Twickelo zijn de grondleggers van het Rijk van Ripperda in Twente en Salland. Zij zijn geboren in Delden. Hun kinderen krijgen belangrijke posities in het leger tijdens de opstand tegen Spanje. Maar wanneer stadhouder Rennenberg partij kiest voor de koning in 1580 kiezen de Ripperda's voor Willem van Oranje.
Unico Ripperda is commandant van de schutterij in Delden. Hij wordt drost van Salland. Unico is geboren rond 1503 en overleden op 10 juli 1566. Judith is geboren rond 1510 en een dochter van Johan van Twickelo en Jutta Sticke van Diepenheim. Haar zus, Agnes van Twickelo, trouwt met Gosewin van Raesfelt. Zij krijgen twee kinderen Johan en Adolf van Raesfelt.
Zijn landbezit bestaat uit Oosterwijtwerd, Dijkhuisen en uit grazen en heerlijke rechten te Holwierde en Uitwierde. Hij wordt in 1537 beleend met Boxbergen, waarna hij in datzelfde jaar onder de edelen van Overijssel wordt beschreven.
N.B. Unicio is de eerste Ripperda in die Ridderschap. Na † van Scino Mulert benoemt keizer Karel V hem op 12 oktober 1553 tot landdrost van Salland. Hij is één van de meest invloedrijke edelen van zijn tijd en is een heimelijk aanhanger van Martin Luther. Hij † 10 juli 1566 en ligt begraven te Wesepe. Unico Ripperda staat bekend als een intelligent man, die echter te veel drinkt. Als hij weer eens te veel gedronken heeft pleegt hij warme wijnazijn te drinken om zijn maag van het overtollige te ontlasten.Doch kon hij ook sooberlijk leven, seggende op den eenen dagh soude men een osse verteeren, en op den anderen een ey.
Unico heeft later een buitenechtelijke relatie met Eve Doppes van Goor. Haar moeder is een buitenechtelijke telg van het geslacht Van Reede. Had haer sitten op Arkelstein, waervan de drosten van Sallant wegens de provincie van Overijssel castelijns sijn, en teelde bij haer twee kinderen met namen: Harmen en Focco.
Herman trouwt 1599 met Mechteld Middelberg, dochter van Gerrit, burgemeester van Zwolle. Hun dochter, Elisabeth Mechteld Ripperda, huwt Herman Roelinck, heer van Den Cattenwinckel, beide Cattenvoorden, Strijtveen en Vechterweerd, griffier van de Staten van Overijssel.

LANDGOED WELDAM
Weldam, gelegen in de schitterende bosrijke omgeving van zuid-west Twente in de gemeente Hof van Twente, is één van de grotere landgoederen van Oost- Nederland. Het eeuwenoude landgoed, met het kasteel en tuinen als middelpunt, bestaat uit bossen, akkers, weilanden, beken, karakteristieke lanen, monumentale huizen en boerderijen. Aan de luiken, geschilderd in de kleuren zwart en geel kan men herkennen dat men te maken heeft met een gebouw van het landgoed. Foto: Oktober 2007. (bron: 'landgoed Weldam').

Stamboom van de bewoners van Weldam (bron: 'Landgoed Weldam').

De grafzerk van Unico Ripperda en Judith van Twickelo in de kerk van Wesepe. Bron: WP.

 

tr. (1) buitenechtelijke relatie
met

Eve Droppes van Goor, dr. van Nn Nn en Nn van Reede.

Uit deze relatie 2 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Herman     
Fokko     

tr. (resp. ongeveer 28 en ongeveer 16 jaar oud) (2) te Delden [Ov] in 1531
met

Judith (Jutta) van Twickelo, dr. van Johann III van Twickelo en Jutta Sticke van Diepenheim, geb. te Delden, Overijsel (Goor) in 1515, eigenaressse van 'Twickelo',, erfvrouwe, erfvrouwe, erfvrouwe te Boekelo [Ov], ovl. (ongeveer 39 jaar oud) op dinsdag 23 nov 1554 op kasteel Boxbergen.

 



Aantekeningen bij Judith (Jutta) van Twickelo.


Judith van Twickelo, moeder van Eggerik Ripperda, geboren te Delden en gehuwd met Unico Ripperda.


Judith van Twickelo.


Aantekeningen bij Ridder Unico III Ripperda en Judith (Jutta) van Twickelo

Het gezin van Unico Ripperda en Judith van Twickelo telt hoogstwaarschijnlijk elf of dertien kinderen. De bronnen spreken elkaar wat dat betreft eniszins tegen. Koning Willem-Alexander van Oranje-Nassau is een rechtsstreekse afstammeling van dit paar.

Uit dit huwelijk 13 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heer Eggerik II*1530  †1584 Deventer [Ov] 54
Johan Valck*1533  †1547  14
Judith Victoria*1534  †1608 Osnabrück, Dld. 7410 
Heer Johan*1536  †1591 Goor [Ov] 5522 
Adelheid*1537  †1582  45
Adriana*1538     
Otto*1540  †1570  30
Aleijd*1540     
Heer Adriaan*1540  †1583 Deventer [Ov] 43
10 Heer Herman*1548  †1625 Hengelo 77
11 Heer Balthasar*1549  †1616  6711 
12 Hilania (Helena)*1553  †1582 Arnhem [Deu] 29
13 Carel Victor*1560  †1686 Oosterwijtwerd [Gr]  


Dossier:
')}