Genealogie van NazatenDeVries en anderen
Elisabeth Arnoldus
Elisabeth Arnoldus.



Bronnen:
1.Info Don Arnoldus, S594
2.Don Arnoldus, S593
3.Wegman -; -Book; Sept.27, 2000. Info Don Arnoldus ., S595


Don Juan de Argumosa Y Garcia
Don Juan de Argumosa Y Garcia.

tr.
met

Donna Antonia de la Gándara Y de Argumosa.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Don Teodoro Ventura     


Elisabeth van Dedema
in
Parenteel van Rypert Ripperda.

Elisabeth van Dedema, geb. in 1455, ovl. (ongeveer 68 jaar oud) op woensdag 31 jan 1523.

tr. (resp. minstens 31 en minstens 36 jaar oud) na maandag 8 mrt 1486
met

Haye II Addinga van Wedde en Westerwolde1,2, zn. van Eggerik II Addinga Van Addinga van Wedde En Westerwolde (5811) en Blideke (Blydeke) Cater Tho Fraam (te Frama van Twixlum), geb. circa 1450, ovl. (ongeveer 42 jaar oud) te Wedde [Gr] op woensdag 30 mrt 1492.


Aantekeningen bij Haye II Addinga van Wedde en Westerwolde.
Het wapen van Haye (II) Addinga, overleden 30 maart 1492: In blauw een ge harnaste galopperende man te paard, zwaaiend met een zwaard boven de gepl uimde helm, alles van goud. Helmteken: een uitkomende draak met opgeheven vlucht. Dit wapen komt ook voor bij de families Tho Nansum en Ripper da (die vermoedelijk uit een stam voortkomen). Overigens voerde Haye's vader, Egge (II), een leeuw als wapen. Dus dat is het oorspronkelijke wapen der Addinga's.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jurgen*1490  †1525  35



Bronnen:
1.De Dollard, G.A. Stratingh en G.A. Venema, Groningen [Gr], 1855
2.Adel in de Ommelanden, H. Feenstra, Groningen [Gr], 1988


Elisabeth Lewe
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Elisabeth Lewe, geb. circa 1582, ovl. (minstens 44 jaar oud) na 1626.


Elisabeth Ripperda
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Ewe Ewesma.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Elisabeth Ripperda, edele, eer en deugdrijke juffer op donderdag 23 okt 1631, ovl. op dinsdag 29 jun 1638.

otr. 1,1, kerk.huw. te Groningen [Gr] op donderdag 23 okt 1631
met

Willem van Berum Tot Leek, zn. van Remmert Thedema en Jeyde Nn, edel erentfest op donderdag 23 okt 1631.

Uit dit huwelijk 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heer Remmert     
Erverarde Johanna     



Bronnen:
1.Ondertrouwboek, Kerk. gem. Gron., Toeg.nr. 124, DTB prov. Groningen, Folio 378, OTB v.d. kerk. gem. Groningen, 1623-1636, Groningen [Gr], tussen 1623 en 1636 (maandag 29 sep 1631 OTB 160)


Elisabeth van den Steen
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Ewe Ewesma.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Elisabeth van den Steen, geb. voor 1638.

relatie
met

Jurjen Ripperda, zn. van Luirdt (Luurt) Ripperda en Ida Lewe van Zandeweer, geb. in 1638.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Luard Johan Ripperda*1666     


Elisabeth Tamminga
 
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Elisabeth Tamminga, geb. te Usquert [Gr] op borg Luidema (Ludema of Luidinga) circa 1655, woont te Luidema op donderdag 29 jun 1673, woont te Luidema (als weduwe van Leeuwe) op donderdag 30 jun 1678, ovl. (hoogstens 39 jaar oud) te Groningen [Gr] voor vrijdag 5 mrt 1694.



Aantekeningen bij Elisabeth Tamminga.


Elizabeth Tamminga van Ludema.

tr. (resp. ongeveer 18 en 9 jaar oud) (1) te Usquert [Gr]1 op donderdag 29 jun 16731,1
met

Evert (Evert Joost) Lewe (Van Kantens), zn. van Joost Lewe ter Hansouwe en Peterken Coenders Tot Klinkenborg, geb. te Groningen [Gr] op zondag 1 jun 1664 (1677), kapitein infanterie, majoor bij de verdediging van Groningen in 1672, kapitein op dinsdag 24 sep 1675, ovl. (ongeveer 11 jaar oud) in 1676 (1753).

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Evert Joost*1677 Groningen [Gr] †1753 Aduard [Gr] 76
Peternella*1674 Groningen [Gr]    
Onno Unico*1675 Groningen [Gr]    

otr. (2) te Usquert [Gr]2 op donderdag 30 jun 16782,2, tr. (resp. ongeveer 23 en ongeveer 46 jaar oud) te Pieterburen [Gr]2 circa zondag 17 jul 1678
met

Egbert Horenken, geb. te Pieterburen [Gr] in 1632, jonker, heer te Dijksterhuis op woensdag 30 mrt 1678, ovl. (ongeveer 47 jaar oud) te Groningen [Gr] op zaterdag 4 mrt 1679, tr. (1) met Sibilla (Sibila) Horenken. Uit dit huwelijk geen kinderen.


Aantekeningen bij Egbert Horenken.
Egbert was jonkheer, bewoner en heer van de borg Dijksterhuis in Pieterburen. Ook was hij raadsheer van Groningen (1679).

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Egbert Lodewijck*1679     

tr. (resp. ongeveer 25 en 25 jaar oud) (3) te Zuidwolde op vrijdag 20 sep 1680
met

Feyo (IV) Feijo Sickinghe3, zn. van Feyo (III) Sickinghe en Sophia van Echten, geb. te Groningen [Gr] op donderdag 22 okt 16543, S. Jo[ann]is straat, Luitenant-Kolonel, Com. Langakkerschans, ovl. (ongeveer 41 jaar oud) in 1696.


Aantekeningen bij Feyo (IV) Sickinghe.
Militaire loopbaan:.
Majoor 1-1-1682 in het regiment Oranje Stad en Lande onder kolonel Hendrik Losecaet, luitenant-kolonel 19-7-1686 in het regiment van kolonel Barend Johan Prott (bataljon A, RN-2)). Komt voor het laatst voor in de Politieke Almanak van 1696. (Bron: NA 1907 (jrg. 5); Politieke Almanak 1696; Hoofdofficieren der Infanterie van 1568-1813 H. Ringoir, Den Haag 1981; Politieke Almanak 1694 t/m 1696; Doopboek Hervormde gemeente Groningen 1651-1675 (kaartsysteem Groninger Archieven).).

Uit dit huwelijk 6 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Feijo Doeco*1682     
Elisabeth Susanna~1683 Groningen [Gr] †1750 Groningen [Gr] 66
Sophia*1684 Groningen [Gr]    
Onno*1685 Usquert [Gr] †1688  2
Onno (I)*1688 Groningen [Gr] †1756 Groningen [Gr] 68
Cecilia*1690 Groningen [Gr]    



Bronnen:
1.Doop- en Trouwboek Kerkekelijke gemeente Usquert, RHC GA, Collectie DTB, toeg. 124, Inv.nr. 124, Usquert [Gr], van 1662 tot 1698 (maandag 26 jun 1673)
2.Doop- en Trouwboek Kerkekelijke gemeente Usquert, RHC GA, Collectie DTB, toeg. 124, Inv.nr. 124, Usquert [Gr], van 1662 tot 1698 (donderdag 30 jun 1678)
3.Officieren Regiment Nationalen nr. 2, J.v.Campen-1

Dossier:


Elisabeth Rengers
Elisabeth Rengers, geb. circa woensdag 17 jul 1624, ovl. (ongeveer 60 jaar oud) te Usquert [Gr] op donderdag 9 nov 1684.

relatie
met

Onno Tamminga, zn. van Onno Tamminga Tho Bellingeweer en Cecilia Beninga, geb. te Bellingeweer circa zaterdag 4 jan 1614, Curator Hoogeschool Groningen, woont Ludemaborg, Usquert [Gr] op dinsdag 24 apr 1646, ovl. (minstens 70 jaar oud) te Usquert [Gr] na dinsdag 14 nov 1684.


Elisabeth Crommelin
Elisabeth Crommelin, geb. in 1840, ovl. (ongeveer 86 jaar oud) in 1926.


Elisabeth Crommelin
Elisabeth Crommelin, geb. in 1716.


Elisabeth van Ewsum
in
Parenteel van Ewe Ewesma.

Elisabeth van Ewsum.

  • Vader:
    Wigbolt II van Ewsum, zn. van Wigbold I (van Ewsum van Middelstum en Nienoord) en Beetke Aeylkema van Rasquert (Aylkema to Rasquert), geb. te Leek, Nienoord in 1521, hij erft de borg Nienoord, Verslag van 1555 tot 1584 Nienoord is in het bezit van Wigbold II, ovl. (ongeveer 63 jaar oud) te Oterdum [Gr]1 hij sterft aan de verwondingen die hij oploopt bij de Slag van Oterdum op dinsdag 31 jan 15841, tr. (resp. ongeveer 33 en ongeveer 26 jaar oud) op zaterdag 11 sep 1554.
 



Bronnen:
1.De Nederlandsche Leeuw, DeNedlLeeuw


Elisabeth Rolterman
in
Genealogie van Abel Tamminga.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Elisabeth Rolterman, geb. na 1572.

tr. (resp. hoogstens 34 en ongeveer 30 jaar oud) in 1606
met

Willem Coenders van Helpen, zn. van Diederick Coenders van Helpen en Joest Gaykema, geb. te Marum [Gr] op maandag 14 apr 1575, overste Luitenant; de eed wordt afgenomoen op vrijdag 14 okt 1633, ovl. (63 jaar oud) te Leer (Dld) op dinsdag 11 jan 1639.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Anna Coenders*1600  †1676 Huizinge [Gr] 76


Judith Elisabeth d'Arnaud
Judith Elisabeth d'Arnaud.

tr. none
met

Rennerus Adringa de Kempenaer.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jhr. Mr. Antoon Anne*1777 Leeuwarden [Fr] †1825 's-Gravenhage [Zh] 4712 


Elisabeth van Rietberg Ansberg
 
Elisabeth van Rietberg Ansberg, geb. circa 1470, ovl. (ongeveer 42 jaar oud) op zaterdag 13 jul 1512.

tr. (resp. ongeveer 28 en ongeveer 35 jaar oud) in 1498
met

Edsgardt I De Grote Ook: Edzard I van Oost-Friesland Cirksena van Ost-Friesland1, zn. van Ulrich I Cirksena (Van Oost-Friesland) en Theda Ukena, geb. te Greetsiel [Deu] op vrijdag 14 feb 14621, graaf van Oost Friesland van 1491 tot 1528, ovl. (66 jaar oud) te Emden (Dld) op dinsdag 14 feb 1528.

 



Aantekeningen bij Edsgardt I De Grote Cirksena van Ost-Friesland.

Graaf Edzard I omstreeks 1520/30. Schilderij van Jacob Cornelisz van Amsterdam (Bron: WP).
Edzard de Grote.
Edzard I, Edzard de Grote (1461 - Emden, 14 februari 1528) graaf van Oost-Friesland vanaf 1492 in opvolgaat van zijn broer Enno. Hij strijdt met Georg van Saksen om Friesland en Groningen. De stad Groningen neemt hem in 1506 als heer aan, maar ruilt hem in 1514 al weer in voor Karel van Gelre. Nadat hij in 1492 terugkeert van een pelgrimstocht naar Jeruzalem neemt hij, samen met zijn moeder Theda de regering over Oost-Friesland op zich. Nadat zijn moeder in 1494 is gestorven regeert hij samen met zijn minder beduidende broer Uko.
Edzard I kenmerkt zich vooral door de energieke aanpak van zijn tegenstrevers, de Oost-Friese leiders Hero Omken uit Harlingerland en Edo Wiemken uit Jever, die hij al snel tot onderwerping dwingt. Verder is hij een warm begunstiger van de reformatie in zijn gebied door de inrichting van een nieuwe Oost-Fries landrecht, de hervorming van het muntwezen en de invoering van de Primogenitur (erfopvolgaat door eerstgeborene) in zijn Huis van Cirksena.

Het Friese gebied door Maximiliaan aan Albrecht van Saksen-Meiszen verleend. In 1498: I Westergo, II Oostergo, III Zevenwolden, IV De Ommelanden, V Land Wursten, VI Ditmarschen, VII Noord-Friesland. In 1499: IX Oost-Friesland, X Harliangerland, VIII de stad Groningen, XI Jever, XII Butjadingen. .................. grens in 1498, - - - - - - - - grens in 1499 (Bron: WP).
Zijn buitenlandpolitiek leidt hen tot een driejarige strijd (1514-1517) tegen hertog George van Saksen. Deze strijd speelt zich grotendeels op Oost-Fries gebied af en zorgt er voor dat grote gebieden worden vernietigd, zo wordt bijvoorbeeld de stad Aurich geheel met de grond gelijk gemaakt.
Hertog George van Saksen wordt door Keizer Maximiliaan I in 1514 benoemd tot stadhouder over alle Friese landen. Dit wordt door de stad Groningen geweigerd. Graaf Edzard ziet dit als een goede gelegenheid zijn invloed uit te breiden over de provincie Groningen en laat zich uitroepen tot beschemheer van de stad. Daarop vallen 24 Duitse hertogen en graven met hun troepen de Friese landen binnen en richten grote verwoestingen aan. Edzard wordt door de Keizer vogelvrij (Reichsacht) verklaard.
In de drie jaren durende strijd weet Edzard uiteindelijk het grootste deel van Oost-Friesland in zijn macht te houden. Pas als Karel V aan de macht komt in Nederland slaagdt Edzard er in genade te krijgen en beleend te worden met Oost-Friesland.

Edzart en de Borg Dijkhuizen bij Tjamsweer.
Dijkhuizen is een borg die in het verleden aan het Damsterdiep heeft gestaan, ter hoogte van het dorp Tjamsweer, direct ten westen van Appingedam. De borg is vooral bekend geworden omdat deze een tijdlang bewoond is geweest door Focko Ukena.
Van de vroegere geschiedenis van Dijkhuizen is niets bekend. De borg wordt voor het eerst genoemd als eigendom van Hiddeke van Wijtwordt als zij met Focko Ukena in het huwelijk trijdtt. Dat huwelijk zal in het begin van de 15e eeuw hebben plaatsgevonden.
De borg zal in de strijd tussen Focko en de stad Groningen door de laatste zijn ingenomen en geheel verwoest. Aangenomen wordt dat de borg daarna weer is opgebouwd omdat Ukena er gestorven is. Na de dood van Ukena komt de borg in handen van zijn dochters die deze uiteindelijk verkopen aan een lid van de familie Ripperda. Dijkhuizen blijkt echter ook voor die familie geen rustig bezit. Aan het eind van de 15e eeuw is de borg wederom strijdtoneel van de strijd tussen Groningen en een hoofdeling uit Oost-Friesland, de inmiddels tot graaf opgeklommen Edzard Cirksena. Edzard heeft Dijkhuizen ingenomen, de troepen van de stad weten uiteindelijk in 1503 de borg te heroveren en breken deze dan tot de grond toe af. In hoeverre de borg daarna weer is opgebouwd is onbekend. In de achttiende eeuw is nog wel geprocedeerd over de restanten, maar van latere bewoners is geen sprake.
De borg heeft aan de zuidzijde van het Damsterdiep gestaan. Ter plaatse is nog een flauw restant van de voormalige gracht bewaard gebleven. De weg langs het Damsterdiep heet nog steeds de Dijkhuizenweg.

Anno 1480: Pater Brugman maant de Friezen tot vredelievendheid.
(Paul Constantin Dominique Tetar van Elven (Antwerpen 1823 - Scheveningen 1896) Doek, olieverf; gesigneerd, 1852; 40×55,5; inv. A 4989)
In Friesland is het even onrustig als in Holland. De twisten der Schieringers en Vetkopers, der verschillende steden en edelen onderling, geven voortdurend aanleiding tot bloedige veten. Alle pogingen om vrede te stichten zijn echter vruchtenloos. Zelfs naar geestelijken wordt niet meer geluisterd. Een minderbroeder, Brugman genaamd, vermaant de Friezen voortdurend. Nadat hij hen weer eens krachtig heeft toegesproken, plaatst hij, om zijn toehoorders te beschamen, in hun midden een kind wiens vader door partijhaat is omgekomen. Brugman vraag dan: 'Mijn kind, indien gij in plaats van wraak te nemen over uw vaders dood, vrede en verzoening begeert, steek dan uw rechterhand op.'
Het kind doet dit ogenblikkelijk, wat diepe indruk op de menigte maakt. Op den duur heeft de welsprekendheid van de monnik echter geen resultaat. En zo zegt men tegenwoordig nog van iemand die zijn woorden aan weerbarstige toehoorders verspilt, dat hij praat of kalt als Brugman (Bron: WP).

Den keyser dat isser so machtigen man.

Misplaatste juichkreet.
Bij velen, wier kennis der vaderlandse geschiedenis steunt op een ondeskundig verhaal en een jaartallenboekje, is 1543 een mooi jaartal. Sedert dat jaar is Karel V 'heer van ŕl de Nederlanden'. Het kan alleen waar zijn, wanneer er voor die tijd Nederlanden waren, die feitelijk een staatkundige eenheid behóórden te vormen, maar het door onwil of onvermogen niet deden. En dan komt Karel V en brengt de eenheid.
Het is niet zo, dat Karel V in 1543 zichzelf en de Nederlanden geluk kan wensen, omdat het laatste der verstrooide gewesten onder veilige hoede is gebracht. Karel neemt eenvoudig, wat hij krijgen kan. Hij kan Oost-Friesland, Bentheim, Kleef of Luik er net zo goed bij willen nemen, maar daar krijgt hij de kans niet voor.

De 17 gewesten.
Het is gewoonte te spreken van al de zeventien gewesten. Op sommige historische atlassen staan ze genummerd. Maar er is hiervóór een gedicht aangehaald, dat in 1477, bij de dood van Karel de Stoute, ook al spreekt van een erfenis van zeventien gewesten, nagelaten aan een maagd. Prof. Huizinga heeft daar rijdts op gewezen, en hij haalt ook een Latijnse aantekening uit ± 1500 aan, waarin Karel de Stoute heer van zeventien landen wordt genoemd. Maar als men het precies uittelt, dan heeft deze hertog 4 hertogdommen, 14 graafschappen en een aantal heerlijkheden. Prof. Huizinga oppert de veronderstelling, dat zeventien niet als een bepaald hoofdtelwoord moet worden opgevat, maar als een woord, dat een onbepaald, niet te groot aantal bedoelt. In de Bourgondische tijd wordt ook in verschillende geschriften gehandeld over de zeventien Christelijke koninkrijken, terwijl die toch onmogelijk zijn uit te tellen.

Maximiliaan en de Friezen.
Tussen Vlie en Wezer liggen, van het Westen naar het Oosten, eerst Westerlauwers Friesland, waar Schieringers en Vetkopers elkaar bestrijden, en de Hollandse graven aanspraak maken op het gezag, dat ze er nooit hebben kunnen vestigen; dan de Ommelanden, die geheel onder invloed van het Saksische Groningen geraken; ten slotte Oost-Friesland.
Het laatste gewest heeft sedert 1464 een eigen graaf, uit een geslacht van Friese heerschappen. En onder deze graaf en zijn opvolgers, uit het huis Cirksena, blijft het eeuwenlang een georganiseerd deel van het Duitse rijk. Keizer Frederik III heeft er over gedacht, de stad Groningen tot potestaat te maken over het gebied tussen Vlie en Eems. Keizer Maximiliaan, ingelicht door zijn diplomaat Otto von Langen, domheer van Mainz, stemt in met het plan, de Friezen te brengen tot een daadwerkelijke erkenning van des keizers gezag. Zij hebben zich immers altijd tegen de graaf van Holland en de bisschop van Utrecht verzet met een beroep op hun oude vrijheid, die daarin bestaat, dat zij geen andere aardse heer hebben dan de keizer.
Naast de keizer zal een potestaat het land besturen. Ook deze titel wekt herinneringen aan oude overleveringen, die verhalen, hoe Magnus Forteman door Karel de Grote tot eerste potestaat van Friesland is benoemd. Inderdaad slaagt Otto von Langen er in, de Friezen op de landdag te Sneek in 1494 te bewegen tot het verkiezen van een potestaat, Juw Dekama. Maar het valt al terstaat tegen: alleen de Schieringers erkennen hem. De Vetkopers gaan tegen hem in, krachtig gesteund door de stad Groningen. Want daar verwacht men weinig goeds van de keizerlijke activiteit. Een geordend Friesland zonder partijschappen geeft de stad niet meer de gelegenheid de rol te spelen van de derde hond, die ras heenloopt met het been, dat in geding is. En de stad heeft grote invloed, ook aan het keizerlijk hof. Zij wordt geleid door zeer bekomte mannen, der stede secretaris Gelmer Canter, en vooral Wilhelmus Frederici, persona van Groningen en pastoor der St.-Martini. Hij is omstreeks 1500 de belangrijkste man van het Noorden, en een uitstekend tegenspeler van Otto von Langen, terwijl pastoor Jelle van Rauwordt de belangen van Westergo bij de keizer behartigt. Het is merkwaardig, in welk een sterke mate de geestelijken in de Noordelijke gouwen de staatkundige leiding hebben.
In dit diplomatenspel rondom Maximiliaan is vooral merkwaardig een voorstel van Otto von Langen, om Groningen door een blokkade klein te krijgen. Rijdts is er in het voorafgaande op gewezen, dat Groningen eerst veel later het centrum van een landbouw provincie wordt. In de Middeleeuwen gaat het om de vettewaren. Otto von Langen betoogt in een nota aan de keizer, dat de stad ieder jaar ongeveer 30.000 stuks vette runderen exporteert naar de Bourgondische landen en de streken aan de Rijn. Wanneer de invoer van dit vee onmogelijk wordt gemaakt, zal de stad het hoofd in de schoot leggen.
Het plan is in portefeuille gebleven. Maximiliaan wil geen avontuur wagen in het uiterste Noordwesten van het keizerrijk, het Groninger goud maakt hem welwillend jegens de stad, en hij blijft werkloos toeschouwer, als in 1497 de stad zelfs met Westergo een verdrag sluit, waardoor zij haar invloed kan doen gelden tot Staveren toe. Alleen Franeker en enkele Schieringse edelen blijven zich nog verzetten.

Albrecht van Saksen.
In dit stadium komt Albrecht van Saksen naar voren. Hij heeft voor de Habsburgers Philips van Kleef tot overgave gedwongen, het verzet van de Hoeken beëindigd en het Kaas- en Broodvolk neergeslagen. Maar hiermee is hij niet klaar. Er is een onbetaalde rekening, want Albrecht heeft de oorlog uit eigen beurs gefinancierd. De nota vermeldt een totaalbedrag van 250.648 Rijnse goudguldens en 4 stuivers. Het is de vraag, of hij het ooit terug zal zien. Trouwens, Albrecht wil het liever in een andere vorm verrekenen. Wanneer hij een gewest zal kunnen verwerven, dat hem behoorlijke inkomsten biedt, dan heeft hij dat liever. Dan zal hij ook het euvel kunnen voorkomen, dat in Duitsland zoveel verwarring heeft gesticht, dat n.l. de landen van een vorst bij versterf over de kinderen worden verdeeld, wat aanleiding geeft tot allerlei dwaze grenzen rondom miniatuurstaatjes. Albrecht heeft twee zoons; de oudste, George, zal dan de Saksische gebieden kunnen erven, terwijl de jongste, Hendrik, kon worden geplant in het nieuw te verwerven gewest.

De troost van de Schieringers.
Nu komt het hem juist van pas, dat de door Groningen en de Vetkopers in het nauw gebrachte Schieringers hun heil bij hem gaan zoeken. Het is in de dagen der Friese partijschappen de gewoonte, dat de onderliggende partij uitkijkt naar hulp van vreemden. In die tijd verstaat men het nog zelden, dat het uit partijzucht heulen met de ambitieuze vreemdeling een vorm van volksverraad is. Zelden is een partij zo bij de neus genomen als de Schieringers door Albrecht van Saksen. In 1495 staat hij rijdts met de steden Workum en Bolsward en een aantal Schieringse hoofdelingen in verbinding. Maar tegelijk helpt hij een verdreven Vetkoper in het geheim aan 1500 huursoldaten, die daarmee de Schieringers nog meer in het nauw brengt. In de uiterste nood roepen zij Albrecht te hulp, die gevolmachtigden zendt, om met de Schieringers te onderhandelen. Zodra zij in Friesland zijn, blijkt het, dat de 1500 man feitelijk te hunner beschikking zijn. Zo valt het Albrecht niet zwaar, zijn verlangens in het gewest door te zetten. In 1498 wordt hij achtereenvolgens door Westergo, door Oostergo en door een aantal grietenijen uit de Zevenwolden erkend.

Gubernator.
Nu moet er nog een rechtsgrond worden gevonden. Want Philips de Schone brengt in herinnering, dat er tal van keizerlijke oorkunnen zijn, waarin Friesland aan zijn voorgangers, de graven van Holland, geschonken is. Maar Albrecht staat sterk met zijn rekening. En zo komt er een verdrag tot stand. De rekening wordt als voldaan beschouwd en Philips doet ten behoeve van Albrecht afstand van ŕl zijn rechten op Friesland. Maximiliaan ontving van Albrecht 100.000 goudguldens, en gaf daarvoor zijn keizerlijke machtigaat. Zo zat Albrecht nu als wettige, keizerlijke bestuurder in Friesland. De titel van graaf of hertog krijgt hij niet. Men komt de Friezen tegemoet in hun pretentie, onmiddellijk onder de keizer te staan. Daarom wordt Albrecht Gubernator van Friesland. Hij mag alles doen, wat een 'regerende heer en vorst in zijn landen macht heeft te doen'. Maar Philips kan het land inlossen, als hij alle schulden en onkosten aan Albrecht betaalt en Maximiliaan heeft voor zich hetzelfde voorbehoud gemaakt. Officieel heeft dus de positie van Albrecht een voorlopig, tijdelijk karakter.
Albrecht is nu gubernator van Friesland. Maar die naam is in die tijd niet de omschrijving van een scherp begrensd staatkundig gebied. Hoever strekte zich de bevoegdheid van Albrecht uit? In de oorkonde van 1498 worden vier gebieden genoemd: de tegenwoordige provincie Friesland, de Ommelanden, Ditmarschen tussen Elbe en Eider, en Noord-Friesland in het tegenwoordige Sleeswijk. Doch in 1499 volgt een nadere verklaring van Maximiliaan, waarbij onder het gebied van Albrecht ook begrepen wordt het Friese gebied tussen Wezer en Eems en de stad Groningen. Graaf Edzard van Oost-Friesland zal zich dus formeel onder Albrecht hebben te stellen en Groningen, dat officieel tot het bisdom Utrecht behoort, maar praktisch allang onafhankelijk is, zal zich ook moeten onderwerpen. Hier komt een plan te voorschijn, om al de Friezen onder één bewind te verenigen. En als de jongste zoon van Albrecht zijn opvolger wordt in dit gebied, dan kregen de Friezen ook een eigen, zij het dan geďmporteerde dynastie.

De mislukking.
Maar die jongste zoon, Hendrik, krijgt het volgende jaar al genoeg van dat Friesland. Hij neemt de zaken voor zijn vader waar, maar er breekt een opstand uit en de jonge vorst wordt door het landvolk in Franeker belegerd. Ze willen hem in letterlijke zin aan de ketting leggen. De vader komt haastig met een leger tot ontzet. En hij heeft een verrassend lichte taak, want het is juist in de zomer van 1500 het prachtigste weer voor de hooiing geworden. De belegeraars houden het niet langer uit; zij zijn boeren en geen soldaten; zij gaan naar hun eigenlijke werk, winnen het hooi en verloren de strijd. Maar Hendrik heeft er genoeg van. Als zijn vader nog hetzelfde jaar sterft, blijft hij in Saksen en wordt met zijn oudere broer zowel in Saksen als in Friesland deelgenoot in het bewind. Friesland laten zij door een stadhouder besturen. Diens gezag beperkt zich tot het gebied ten Westen van de Lauwers. Van een verenigaat van al de gebieden, in de oorkonde van 1499 opgesomd, komt niets. De stad Groningen en Oost-Friesland vormen daartegen de sterke kern van verzet. Voordeel levert het bewind in Friesland weinig op. George beschouwt de rechten, die zijn vader hier verworven heeft, eigenlijk als een halfmislukte geldbeleggaat, en vind het daarom het beste, de zaak te liquideren.

Edzard in Groningen.
In 1506 probeert George evenwel Groningen in zijn macht te krijgen. De stad wordt door zijn aanvoerder, de ruwe Vijt van Traxdorp, belegerd, die door zijn schelmstukken bij de Groningers een slechte naam heeft. Er staan veel ontuchtige stukken op zijn naam, 'hier te vertellen niet behoorlick'. De Groningers roepen graaf Edzard te hulp, die de stad ontzet. 'Als nu grave Edzard in de stad quam, is he van den gemenen borgeren, oock geestelick und weltlich, mit grooten reverentiën wel ontfangen, leten al ohr geschut und klok-ken ohm to eeren afgaen und luiden. De kinder op der straaten veranderden de lovesanck van den upstandige Christi: 'Christus is upgestande, Heer Vijth moet nu uth deissen lande, Des willen wy alle froh sijn, Grave Edsard wil onse troost sijn, Kyrie Eleison.'.
Edzard gaat hiermee dwars tegen de beschikking van Maximiliaan in en hertog George vraagt de keizer, Edzard in de ban te doen. Aanvankelijk zonder resultaat, want Maximiliaan wil de machtige Edzard, die in de Oostfriese geschiedenis de bijnaam de Grote draagt, niet desperaat maken. Dat zal hem in de armen van Frankrijk drijven.

Karel van Gelre.
Frankrijk heeft al een sterke voorpost ver naar het Noorden. Karel van Gelre is als zesjarig jongetje met zijn zuster Philippa door Maximiliaan te Nijmegen gevangen genomen en naar Gent gebracht. Hij wordt er overeenkomstig zijn rang opgevoed, vergezelt Maximiliaan naar Frankfort, om diens verkiezing tot Rooms koning bij te wonen, en wordt daar tot ridder geslagen. In 1487 verbreekt Maximiliaan de vrede met Frankrijk, tot zijn ongeluk. Hij lijdt een verpletterende nederlaag bij Béthune, en raakt kort daarop in Brugge in gevangenschap. In de slag bij Béthune wordt Karel van Gelre door de maarschalk van Frankrijk gevangengenomen. Na bijna vijf jaren van gevangenschap kopen de Geldersen hun jonge hertog vrij en 25 maart 1492 rijdt Karel Roermond binnen, toegejuicht door de bevolking van zijn hertogdom. Het is in dezelfde tijd, dat Philips van Kleef zijn verzet moet opgeven.
Het Oostenrijkse huis krijgt nu in Karel van Gelre een nieuwe tegenstander, die evenals Philips van Kleef, door Oostenrijks erfvijand, de koning van Frankrijk, wordt gesteund. De verbinding met Gelre is niet al te moeilijk. Robert van der Marck, heer van Sedan, is een vriend van Karel van Gelre en een lastige vijand van de Habsburgers, en in Luik is altijd een sterke Fransgezinde partij. Maximiliaan doet alles, om Gelre te kortwieken, maar als Philips de Schone in 1494 zelf het bewind over de Bourgondische erflanden aanvaardt, volgt hij daarin de politiek van zijn vader niet. Trouwens, de Staten van zijn gewesten zijn volstrekt onwillig, beden op te brengen, om de verovering van Gelre te bekostigen. Zij zeggen: die verovering is uitsluitend een belang van de dynastie. Van gewesten, die 'helaas' nog aan de zeventien ontbreken, weten zij natuurlijk niets.
De toestand verandert, als in 1500 blijkt, dat Philips erfgenaam van Spanje zal worden. Dan gaat hij imperialistische politiek drijven en pakte in 1505 ook Gelre aan. Arnhem wordt veroverd en Karel moet zoete broodjes bakken. Hij moet mee naar Spanje. Maar als het zover is, ontsnapt hij uit Brussel en doet voor de tweede keer zijn intocht in zijn hertogdom. Philips heeft geen tijd, nieuwe maatregelen te nemen; hij vertrekt naar Spanje en sterft er het volgende jaar. En Maximiliaan, de regent van Karel V, is machteloos, omdat de Staten-Generaal alle steun tegen Gelre weigeren. Karel van Gelre zit in de zadel.

Zijn verbinding met het Noorden.
Nog altijd zit Edzard in Groningen en de stadhouder van George van Saksen in Friesland. De stad blijft de Ommelanden beheersen, en George mag beweren, dat het zijn gebied is, het baat niet. Eerder zal de Martinitoren op zijn spits staan, dan dat zij hun positie in de Ommelanden zullen opgeven, zo verklaren die van de stad. Grove en trotse lieden daar in Groningen, schrijft George. Maar het ergste is voor hem, dat in Friesland alles wat van ouds Vetkopers-gezind is, en alles wat verder nog ontevreden is over het schrikbewind van de Saks, in contact met Groningen staat.
"Friesland mag wel fressland heten, Het wordt van Saksen en Meiszen opgegeten", zo zingt men in Friesland.
Voor Karel van Gelre zijn hier goede kansen. Eerst heeft hij betrekkingen met Edzard aangeknoopt, maar later achter diens rug met de Groningers. Zij zijn Edzard moede geworden, en halen nu de troepen van Gelre in hun stad, terwijl de Oostfriese graaf van hen scheidt.
Tegelijk komen de Geldersen in Friesland. Een vloot brengt de troepen uit Harderwijk naar Gaasterland; de Geldersen komen om de Friezen te bevrijden. 'Vrij, Vriesck, zonder schatting ende excijns', is de leus. Het volk kiest de zijde van de bevrijders, alleen enkele heerschappen blijven George trouw. Zij hebben van zijn bewind geprofiteerd en kunnen van een omkering niets hopen. Nog een korte tijd, en heel Friesland op drie steden na, n.l. Harlingen, Franeker en Leeuwarden, is voor de Sakser verloren. Hij liquideert het geval en verkoopt al zijn rechten voor 100.000 gulden aan Karel V. Friesland is voor het Saksische huis een scheeftepost geweest.

Overijsel.
Het wordt nu zaak voor Karel van Gelre, om de gouwen aan de Wadden met Gelre te verbinden. Daartoe moet hij vaste voet zien te krijgen in het Oversticht. Een twist tussen Kampen en Zwolle over IJseltollen geeft hem de gelegenheid. Kampen heeft van de bisschop van Utrecht gelijk gekregen en dit is voor Zwolle aanleiding, Karel als beschermheer te erkennen (1521). Een jaar later verovert hij Coevorden en in 1523 Steenwijk. Maar als hij de verbinding met het Noorden tot stand heeft gebracht, is de zaak in Friesland voor hem bedorven. Hij is er ingehaald als beschermheer van een onafhankelijk gewest. Hij wil evenwel als heer worden erkend, er belasting heffen enz. Daarvan zijn de Friezen niet gediend. Dan verandert er niets dan de naam: als Saksisch, nu Gelders.

Grote Pier.
Sterk komt dat uit bij Grote Pier. Tot langs de kust bij Sleeswijk leeft zijn naam in groteske sagen voort. Petrus Thaborita, uit een klooster bij Sneek, heeft een getrouwe beeltenis van hem geschetst. In Holland en Brabant is er 'grote spraeck, van sin grote stercheit en de gruwelicheit, ende van sin grote oghen'. Weliswaar hebben zij overdreven, maar niettemin is hij een groot, zwart man, met grote ogen, grote schouders en een grote baard, 'ende gruweliken van aensyen', vooral als hij boos is. In hof en raad past hij niet, want hij is grof van spraak en wezen; 'ende hy is froem ende fel op die vianden, mer hy is redelijk van herten als een Kerstenman, want hy heeftde een guede meyninck; want syn meyninck is om Vrij ende Fryes te wesen'; hij heeft liever achter de ploeg gegaan, heeft hij zijn land in vrede mogen bebouwen, want hij is een eigen-geërfd man en heeft eigen land genoeg, maar de Bourgondische partij heeft vanuit Franeker zijn dorp Kimswordt overvallen en zijn kerk vernield. Dáárom gaat hij naar Sneek, om zich bij de Geldersen aan te sluiten. Hij wordt het hoofd der Friese kapers. Maar met de Gelderse heren kan hij het slecht vinden, 'want grote Pyer is rechtuut, ende hy en is geen plomstrycker'.
Als hij ziet, dat de strijd voor Gelre wat anders is dan de strijd voor een vrij Friesland, geeft hij er de brui aan en gaat in Sneek wonen.

Jancko Douwana.
En Jancko Douwama denkt er niet anders over. Hij heeft de Geldersen in Friesland gebracht, maar wil ze niet helpen, om in zijn gewest aan de macht te komen. Dan gaat hij liever onderhandelen met Karel V, die de oude aanspraken van de Hollanders heeft gekocht, maar die in 1519 ook keizer is geworden. Hij heeft een plan: de Friezen zullen de keizer huldigen, niet als graaf, maar als keizer. Er komt namens de keizer een gouverneur, die met een overwegend Friese raad het land zal besturen. De toenadering van deze bekwame man is het gouvernement te Brussel niet ongevallig. Maar de Schieringers, die het altijd met de Sakser en daarna met de Habsburgers hebben gehouden, slaat de schrik om het hart. Want ŕls er een pacificatie van Friesland komt onder leiding van Jancko Douwama, de door hen gehate Vetkoper, die bij alle vrijheidminnende Friezen zo populair is, dan komen zij op het achterhek te zitten. Daarom hebben zij maar één boodschap naar Brussel: gebruik geweld! Geen compromis, geen onderhandelingen! De stadhouder adviseert in dezelfde geest en het bewind van Margaretha te Brussel zet Jancko Douwama gevangen, als hij daar komt onderhandelen. Tot zijn dood blijft hij in de gevangenis te Vilvoorden, wreed en geheel onnodig gekweld met allerlei plagerijen. In de regering van Karel V zit weinig ridderlijkheid; het is in de grond een koud en hardvochtig systeem. In zijn gevangenis heeft Douwama veel geschreven. Zijn hoofdwerk is het Boeck der Partijen, dat hem doet kennen als een ontwikkeld man. Het kost ons soms enige moeite, ons te herinneren, dat deze tijd van partijschappen, van rooftochten en brandschattingen, van verraad en moord, tevens de tijd is van Gansfort, Geert Grote en Thomas ŕ Kempis. En dan lezen wij bij een der bekendste partijgangers, Jancko Douwama, beschouwingen, waarbij hij alle wereldse gewoel de rug toekeert, de stilte en de vrede zoekt in het geloof. Hij maakt ook beschikkingen voor zijn geslacht, en bovenaan vermeldt hij zijn eerste eis: zijn kinderen zullen zich nooit verzwageren met zijn vijanden onder de Schieringers. Zo zijn, óók in hun tegenstellingen, de geschriften van deze man, die omkomt als slachtoffer van de Habsburgse politiek, een echt menselijk document.

Utrecht geseculariseerd.
Als op aandrang van de Schieringers de regering van Karel V geweld gaat gebruiken, is het met de vrijheid van Friesland spoedig gedaan. In 1524 erkent het keizer Karel als heer. Utrecht volgt. Het bisdom is voor de Bourgondiërs altijd een lastig geval geweest. Men kan de bisschop intimideren, zijn gezag tot een aanfluiting maken, een bastaard op de bisschoppelijke troon plaatsen, het bisdom zelf is onaantastbaar, zolang de Paus niet meewerkte. Wat zijn voorgangers in dit opzicht niet kunnen bereiken, is aan Karel V gelukt. Zijn troepen hebben het bisdom grotendeels veroverd en de Geldersen er uit verdreven. Maar hij weet tevens te bereiken, dat de elect de wereldlijke macht aan hem afstaat, behoudens goedkeuring van de Paus. Die goedkeuring wordt inderdaad verkregen. In de tweede oorlog, die Karel met Frankrijk voert, is ook de Paus betrokken geweest. Ook hij vreest de suprematie van het huis Habsburg, en heeft zich bij de grote anti-Habsburgse coalitie aangesloten. Het komt hem duur te staan. De keizerlijke troepen, meest Luthersen, stromen naar Rome, plunderen de stad, sparen de kerken niet, bedrijven moedwil aan de kardinalen en maken zo de Paus zeer gewillig.
Zo is Utrecht, en daarmee ook Overijsel en Drente, Habsburgs. De nieuwe bisschop kan zich uitsluitend aan geestelijke zaken wijden.
In de strijd om Utrecht is het nog weer eens gebleken, hoe ernstig het Gelderse gevaar is.
Zo is Utrecht, en daarmee ook Overijsel en Drente, Habsburgs. De nieuwe bisschop kan zich uitsluitend aan geestelijke zaken wijden.
In de strijd om Utrecht is het nog weer eens gebleken, hoe ernstig het Gelderse gevaar is.

Maarten van Rossum.
En gesp ik 't harnas aan,.
Ik volg geen vreemde vaan:.
Op Rossums heldenspoor,.
Zweeft mij in stralend licht,.
Het beeld der zege voor..
Dit zegt Staring in zijn Gelders lied. Maarten van Rossum, de Gelderse aanvoerder, met zijn mannen hoog te paarde, hij is voor de Habsburgse gewesten een gedurige bedreigaat.
Die Geldersche, zegt een versje uit 1517,.
zijn.
sterk van teeringe,.
slap van neeringe,.
cloeck in den velde,.
maar dorre van gelde,.
vroom van moede.
maar cleyn van goede,.
doch onversaegt int strijden..

Als dit geschreven wordt, zijn zij Holland al stropende doorgetrokken van Enkhuizen af tot Gorkum toe, en weten zich ten slotte genesteld in Asperen. In 1523 doet Maarten van Rossum een inval met 'een kleinen hoop volks' in Holland, maar ziet kans, alles wat draagbaar is, uit Den Haag te slepen, terwijl de aanzienlijken alleen tegen betaling van hoge sommen kunnen voorkomen, dat hun huizen worden afgebrand. Maar juist dit krasse optreden maakte de Staten weer eens gewillig, in de beurs te tasten ten behoeve van de oorlog tegen Gelre.

Groningen onder Karel V.
De positie van de Gelderse hertog in Groningen wordt er intussen niet beter op. De stad laat zich niet exploiteren. Karel V mengt zich in een troonstrijd in Denemarken, waar zijn zwager is verjaagd; de koning van Denemarken werft soldaten in het Eemsgebied; Karel van Gelre probeert met deze soldaten zijn macht in Groningen te versterken. Maar het paard springt verkeerd. Als de stad bemerkt, hoe ernstig het Gelderse gevaar is, sluit zij een verdrag met Karel V (1536) en erkent hem als heer. De stad behoudt haar vrijheden en rechten en Karel zal er wel een 'schoon lusthuys' mogen bouwen, maar geen dwangburcht, zoals in Utrecht.

Het slot van het drama.
Karel van Gelre houdt nog vol. Hij wordt tot een nadelig verdrag gedwongen (te Grave in 1536), waarbij hij zijn tegenstander als opvolger erkent. Maar ook nu blijkt hij onbetrouwbaar. Hij tracht de Staten van Gelre te bewegen, de Franse koning als zijn opvolger aan te wijzen. Zij doen het niet, maar als hun hertog in 1538 sterft, huldigen zij de hertog van Gulik, Kleef, Berg en Mark. Deze, sinds 1539 is het hertog Willem, neemt nu een vrij belangrijke positie in aan de Zuiderzee en de Neder-Rijn tot voorbij Bonn. Ook om zijn relaties is hij voor de keizer een tegenstander van betekenis. Zijn zuster is gehuwd met de Saksische keurvorst, de leider van de Protestanten in Duitsland. Een andere zuster zal huwen met de Engelse koning, terwijl de hertog zelf verloofd is met een nicht van de koning van Frankrijk. De keizer begrijpt het gevaar. In een snelle veldtocht, door hem zelf geleid, dwingt hij Willem van Gulik in 1543 tot het verdrag van Venlo. waarbij Gelre aan hem wordt afgestaan. Vijf jaar nadat Karel van Gelre is gestorven, komt dit einde, dat hij met al zijn taaiheid, lenigheid, sluwheid, moed en volharding heeft trachten te voorkomen.
'Met hem verdwijnt de man van het toneel, die de verdeeldheid der Middeleeuwen tracht te handhaven tegen de opkomende nationale eenheid'. Dat is het vonnis, dat in het meest gebruikte leerboek voor gymnasia over deze rusteloze strijder wordt geveld. En daarmee wordt de jeugd geleerd te kiezen vóór het succes van de veroveraar, en tegen het recht van de ingeboren vorst, die zijn gewest verdedigt tegen de overweldiger. Dat Karel V zich meester maakte van Gelre, heeft niets te maken met het bevorderen van de nationale eenheid. Het is puur veroveringswerk, dat wil zeggen, staatkundig egoďsme zonder meer. 'Den keyser, dat isser so machtigen man', het wordt die van Gelre rijdts voorgehouden in een liedje van 1516. En zolang de geschiedschrijver niet belijdt, dat het recht van de sterkste het hoogste recht is, heeft hij niet het recht, Karel van Gelre te vertrappen. Die heeft recht op onze sympathie, niet om ieder van zijn daden, maar om zijn moed en volharding. En wie geen besef heeft van het tragische van zijn vruchteloze strijd en het oordeel alleen laat afhangen van de uitkomst, die laadt de verdenking op zich, dat hij Willem van Oranje ook in hoofdzaak huldigt, omdat die tegen Habsburg wčl succes heeft.
Er zijn verschillende mogelijkheden geweest, om tussen Zuiderzee en Eems een staat te vormen. Albrecht van Saksen en graaf Edzard trachten eenheid te brengen langs de Waddenkust, maar de stad Groningen is het grote struikelblok. Karel van Gelre heeft een korte tijd de leiding van Venlo tot het Groninger Wad. Maar de gewesten, waarom het hier om gaat, komen een voor een onder het Habsburgse regime en worden vanaf 1543 alle vanuit Brussel geregeerd. Doch in elk gewest blijft men dat bewind zien als het bewind van de vreemdeling. En de oude vrijheid wordt niet vergeten. Ook dit verzet krijgt een vervolg. Bron: WP.

Uit dit huwelijk 7 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Armgard*1495  †1559  64
Anna*1497  †1530  33
Ulrich*1499  †1532  33
Margarethe*1500  †1537 Altenwildungen [Deu] 37
Theda*1502  †1563  61
Johan*1503  †1572 Slot Falkenbug [Deu] 69
Enno II*1505  †1540  35



Bronnen:
1.Afgeschermd, Wikipedia

Dossier:


Elisabeth Van Reafeld
Elisabeth Van Reafeld, geb. in 1580, ovl. (ongeveer 51 jaar oud) in 1631.

relatie
met

Johan Van Pallandt, zn. van Egbert Van Pallant en Elisabeth van der Horst, geb. in 1570, ovl. (ongeveer 51 jaar oud) in 1621.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Adolf Werner*1610  †1656  46


Elisabeth van der Horst
Elisabeth van der Horst, geb. in 1490, ovl. (ongeveer 64 jaar oud) in 1554.

relatie
met

Egbert Van Pallant, zn. van Werner Van Pallant en Adriana Van Alpen, geb. in 1470, ovl. (ongeveer 73 jaar oud) in 1543.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johan*1570  †1621  51


Elisabeth Van Pallant
Elisabeth Van Pallant, geb. in 1430.

  • Vader:
    Carsilius Van Pallandt, zn. van Werner II Van Pallandt en Alveradis Van Engelsdorff, geb. in 1400, ovl. (ongeveer 75 jaar oud) in 1475, relatie.
  • Moeder:
    Agnes Van Hoemen, dr. van Gerhard Van Hoemen en Ricarda von Rheydt, geb. in 1410, ovl. (ongeveer 77 jaar oud) op maandag 19 dec 1487.

tr. (beiden ongeveer 35 jaar oud) in 1465
met

Gillis van Merode Schlossberg, geb. in 1430, ovl. (ongeveer 45 jaar oud) in 1475, tr. (2) met Eva van Pallant. Uit dit huwelijk geen kinderen, een zoon.


Elisabeth van Kinzweiler
Elisabeth van Kinzweiler, geb. in 1300, ovl. (ongeveer 40 jaar oud) in 1340.

relatie
met

Werner van Merode, zn. van Werneer van Merode en Lora Birklin, geb. in 1300, ovl. (ongeveer 41 jaar oud) op zaterdag 11 nov 1341.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Richalt*1325  †1399  74


Elisabeth Addinga van Westerwolde en Zandeweer
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Elisabeth Addinga van Westerwolde en Zandeweer, geb. te Zandeweer [Gr] in 1516, ovl. (ongeveer 78 jaar oud) te Groningen [Gr] in 1594.

  • Vader:
    Jurgen Komt ook voor als George, Jurgen (George) Addinga van Wedde en Westerwolde (Addinga van Westerwolde), zn. van Haye II Addinga van Wedde en Westerwolde en Elisabeth van Dedema, geb. circa 1490 (1494), ovl. (ongeveer 35 jaar oud) in 1525, tr. (resp. ongeveer 23 en ongeveer 18 jaar oud) circa zondag 27 apr 1513.

tr. (resp. ongeveer 22 en ongeveer 28 jaar oud) (1) te Zandeweer [Gr] op zaterdag 21 mei 1538
met

Joost (Joest) Lewe Thoe Peyse1,2 (Lewe), zn. van Wigbold Lewe en Wobbe (Wopke) ten Grave, geb. te Peize [Dr] (te Ulrum [Gr]) circa 1510 (1515)2, ovl. (ongeveer 79 jaar oud) te Groningen [Gr] op maandag 15 mei 1589, tr. (2) met Josina Manninga. Uit dit huwelijk geen kinderen.

 



Aantekeningen bij Joost (Joest) Lewe Thoe Peyse (Lewe).


Joost Wigbolts Lewe.

Joost Lewe (1510-1589), ook wel Joest genoemd, is een voornaam Drents edelman en bewoner van het Huis te Peize.
Hij trouwt op 21-05-1538 te Zandeweer met Elisabeth Addinga.
Hij ondertekent als voornaamste edele van Drenthe in 1579 de Unie van Utrecht. Als in 1580 de graaf van Rennenberg van de Staatse kant weer overloopt naar de zijde van de Spaanse koning gaat Joost Lewe in vrijwillige ballingschap naar Uplevert in Oost-Friesland, waar zijn dochter woont met haar man Tied Bellinga.
Als de hertog van Alva dreigt alle goederen der ballingen verbeurd te verklaren geeft hij er de voorkeur aan om terug te keren. Hij is daarna weer een brave katholiek.
Op 1 augustus 1582 straffen Staatse soldaten, die vanuit het Staats gebleven Friesland een inval in Drenthe doen, het 'verraad' van Lewe af door het schathuis bij het Huis te Peize af te branden. Lewe heeft met zijn vrouw een toevlucht gezocht in de stad Groningen, waar zij respectievelijk in 1589 en 1590 in het koor van de Broerkerk zijn begraven.
Als na de dood van Joost Lewe en zijn vrouw hun nalatenschap wordt gescheiden door hun acht kinderen krijgt zoon Wigbolt Lewe het Huis te Peize toebedeeld en de ongetrouwde jongste dochter Oede Lewe krijgt het huis Ter Hansouwe, zodat beide huizen uit elkaar gaan.

Hij was lid van de Ridderschap van Drenthe en hoofdeling van Peize en Westernieland en speelde een belangrijke rol in de eerste jaren van den 80-jarigen oorlog. Hij moest na het verrraad van Rennenberg op 18-06-1580 vluchten naar Oost-Friesland.
Ten tijde van de Spaanse opstand vertrok Joost uit Peize. Hij verzoende zich in 1582 weer met de Spanjaarden.

Uit dit huwelijk 8 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wobbe*1539 Peize [Dr]    
Wigbold*1541 Peize [Dr] †1604 Peize [Dr] 63
Anna*1543 Peize [Dr] †1590  47
Heer Jurgen*1545 Peize [Dr] †1610 Zandeweer [Gr] 65
Oede Margaretha*1546  †1610 Zandeweer [Gr] 64
Johan Joost*1547 Peize [Dr] †1615 Groningen [Gr] 68
Aleijt*1558 Peize [Dr] †1615  57
Oede     

relatie (2)
met

NN Nn.

Uit deze relatie een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wobbe     



Bronnen:
1.Huizen van stand, Jaap bos, F.J. Hulst, T. Baas, P. Brood
2.De Nederlandse Literatuur. De Nederlandse taal., Stichting DBNL te Leiden


Elisabeth Anna de Herthoge van Feringa
in
Genealogie van Reint Alberda.
Genealogie van Sico Tjaerda van Starkenborgh.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Ewe Ewesma.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Johan Horenken.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van NN Hunigue.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.
Parenteel van Sico Tjaerda van Starkenborgh.

Elisabeth Anna de Herthoge van Feringa, geb. te Lutjegast [Gr] op zondag 3 aug 1766, ovl. (43 jaar oud) te Groningen [Gr] op maandag 25 jun 1810.


Aantekeningen bij Elisabeth Anna de Herthoge van Feringa.
In het boek "Maandelykse uittreksels, of Boekzaal der gelaerde werelt" (Google Books) wordt vermeld, dat ze op 25 juni 1810 is overleden. Op 8 juli 1810 wordt er voor haar een lijkrede in de kerk van Uithuizen gehouden door dominee D. W. Janssonius. Een samenvatting van die lijkrede staat in het genoemde boek.
In het boek "Maandelykse uittreksels, of Boekzaal der gelaerde werelt" wordt vermeld, dat ze op 25 juni 1810 is overleden. Op 8 juli 1810 wordt er voor haar een lijkrede in de kerk van Uithuizen gehouden door dominee D. W. Janssonius. Een samenvatting van die lijkrede staat in het genoemde boek.

  • Moeder:
    Anna Habbina ( Tjarda van Starkenborgh, dr. van Edzard Jacob Tjarda van Starkenborgh Stachhouwer en Elisabeth van Deipenbroeck, geb. te Middelsteweer [Deu] op dinsdag 16 mei 1730, ovl. (68 jaar oud) te Groningen [Gr] op maandag 18 feb 1799, begr. te Groningen [Gr] in de Martinikerk.
 

tr. (resp. ongeveer 22 en ongeveer 24 jaar oud) in 1789
met

Gerard (Gerhart) Alberda van Menkema, zn. van Unico Allard Horenken Alberda en Christina Bentinck van den Brielle, geb. te Uithuizen [Gr] op vrijdag 31 aug 1764, heer van Menkemaborg, Uithuizen [Gr], ovl. (63 jaar oud) te Uithuizermeeden [Gr] op woensdag 7 mei 1828.


Aantekeningen bij Gerard Alberda van Menkema.
In het " Historisches Taschenbuch des Adels im Königreich Hannover" wordt van het geslacht Alberda van Menkema gezegd, dat ze tot de "Uradel"behoort. "Die Familie gehört zu dem landsäßďgen Adel und besitzt das Gut Middelstewehr in Ostfriesland. Gerhard Alberda van Menkema in der Provinz Grönningen in Holland wird zum Adel der Niederlande gezählt und alle seine Descendenten führen dieselbe Prädicate.".

In 1785 promoveert hij aan de Universiteit van Groningen op het proefschrift: "De tempore ac modo, quo Groninga et Omlandia in societatem foederis Trajectini venerunt, et in unam civitatem coaluerunt". In 1790 erft hij van zijn vader de Menkemaborg te Uithuizen. Na de Franse bezetting wordt hij in 1814 opgenomen in de ridderschap van Groningen, maar een belangrijke rol in het publieke leven speelt hij dan niet meer.

Uit dit huwelijk 7 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Christina Alberda~1791 Groningen [Gr] †1855 Ellecom [Ge] 63
Anna Habina Alberda~1793 Groningen [Gr] †1797  3
Susanna Elisabeth Alberda~1795 Groningen [Gr] †1820  24
Anna Habbijna*1797 Groningen [Gr] †1856 Veendam [Gr] 58
Maria Elisabeth Reijniera Alberda*1798 Groningen [Gr] †1857 Olst [Ov] 59
Unico Allard Alberda~1801 Groningen [Gr] †1803 Groningen [Gr] 1
Unico Allard Alberda*1803 Groningen [Gr] †1859 Uithuizen [Gr] 56

')}