Genealogie van NazatenDeVries en anderen
Ulfert Fockens
Ulfert Fockens, geb. te Borgsweer [Gr] circa 15452, Warffum [Gr] in 1598 Woonde hier op Hoysum, ovl. (hoogstens 88 jaar oud) te Eenrum [Gr] voor 16331, begr. te Eenrum [Gr] 3.

relatie
met

Dedde Edzes, geb. te Lesterhuis, Gem. Termunten circa 15496, ovl. (hoogstens 84 jaar oud) te Eenrum [Gr] voor donderdag 10 feb 1633 In ieder geval overleden tussen 10-02-1632 en 1633.
In ieder geval begrafen tussen 18-02-1932 en 1633, begr. te Eenrum [Gr] op vrijdag 18 feb 16335.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Focko*1567 Hoysum, Warffum †1617 Hoysum, Warffum 50



Bronnen:
1.Westerwolde; 22:49, 2001, S665
2.De Nederlandse Leeuw (O.D.J.Roemeling), S669
3.De Nederlandse Leeuw (O.D.J.Roemeling); 106:347 (1989), S670
4.De Nederlandse Leeuw (O.D.J.Roemeling); 106:345 (1989), S666
5.Gruoninga -; -Book; 4:46 (1958), S667
6.Gruoninga -, S668


Ulfert Aysses
Ulfert Aysses, Belastinginner te Borgsweer.

relatie
met

NN Nn.

Uit deze relatie een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
NN     


Ulfert Jans
Ulfert Jans.

relatie
met

Liefke Berents.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jan     


Ullerica Eleonora Polman Gruys
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Ullerica Eleonora Polman Gruys, geb. te Groningen [Gr] op vrijdag 29 mei 1801.

tr. (22 jaar oud) te Coevorden [Dr] op vrijdag 20 feb 1824
met

Hendrik Jacob Herbig.


Ulm Ebbes Pot (Ook: Pott)
Ulm Ebbes Pot (Ook: Pott).

tr. none
met

Anna Alberts Tap.

Uit deze relatie een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Albertje*1836 Oude Pekela [Gr]    


Ulm Egbert Hillinga
in
Genealogie van Godde Hilling.
Parenteel van Godde Hilling.

Ulm Egbert Hillinga, geb. te Winschoten [Gr] circa dinsdag 13 sep 1864 Leeftijd overlijden: 9 maand, Overlijdens aangifte op maandag 13 mrt 18651, ovl. (ongeveer 9 maanden oud) te Winschoten [Gr] op dinsdag 13 jun 1865 Overleden op een leeftijd van 9 maand1.



Bronnen:
1.Burgerlijke stand (Genlias): Groninger Archieven, aktenummer 50., S96
2.Huwelijksakten Dordrecht 1893 van Anna, S147
3.Algemene bron, S201


Ulm Egbert Hillinga
in
Genealogie van Godde Hilling.
Parenteel van Godde Hilling.

Ulm Egbert Hillinga, geb. te Winschoten [Gr] op vrijdag 25 mei 18661, agent van politie, hoofdconducteur NS, ovl. (89 jaar oud) te Hoogeveen [Dr] op zaterdag 11 jun 1955.

wonen te Baarn [Ut], tr. (resp. 23 en 21 jaar oud) te Groningen [Gr] op zondag 3 nov 1889 Wettiging 1 kind
met

Paulina Maria Johanna Knuppel, dr. van Johannes Hendricus Knuppel en Aaltje Bakema, geb. te Groningen [Gr] op maandag 9 dec 18671, ovl. (82 jaar oud) te Hoogeveen [Dr] op zaterdag 24 dec 1949.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johannes Hendrikus*1889 Groningen [Gr] †1963 Groningen [Gr] 74
Alida Alberdina*1893 Zwolle    
Alberdina Foskea*1894 Zwolle †1968 Haarlem [Nh] 73



Bronnen:
1.Genlias, Burgerlijke stand. Aktenummer: 278, gem. Groningen., S202
2.Huwelijksakten Dordrecht 1893 van Anna, S147
3.Algemene bron, S201


Ilsana Nn
Ilsana Nn1.

tr.
met

Liutpald II van Beieren1, zn. van Liutpald I van Beieren en Nn von Hohenkammer, geb. circa 7851,1,1, graaf te Beieren [Deu] van 814 tot 846, ovl. (ongeveer 61 jaar oud) circa 8461,1.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Liutswind*812  †849  37
Nn     
Ellanswind     



Bronnen:
1.Genealogie van Bernd Josef Jansen, BJ Jansen


Ulphert Amses
Ulphert Amses, geb. circa 1489, Zijlrechter in Borgsweer in 15771, functie van 1577 tot 1577.

relatie (1)
met

NN Nn.

relatie (2)
met

NN Nn.


Bronnen:
1.Gruoninga 29:136, 1984, see also Gruoninga 1971, p.37, 126-128., S619


Ulrica Eleonora Polman Gruijs
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Evert Horencken.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Hendrina (Hendrikje) Hiddingh.
Parenteel van Johan Horenken.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Ulrica Eleonora Polman Gruijs, geb. te Groningen [Gr] op maandag 20 mrt 1854, titel.

tr. (resp. 44 en ongeveer 53 jaar oud) te Leek [Gr] op donderdag 7 apr 1898
met

Willem Frans van Panhuys, zn. van Mr. Ulrich Willem Frederik van Panhuys en Wendelina Cornera Von Inn- Und Kniphausen, geb. te Groningen [Gr] in 1845, relatie (2) met Johanna Catharina Anna Polman Gruijs (Gruys), dr. van Pompejus Polman Gruijs en Josina Petronella Lewe Van Nijenstein. Uit deze relatie geen kinderen.


Ulrich Harringa
Ulrich Harringa, ovl. in 1627.


Ulrich I Cirksena (Van Oost-Friesland)
 
Ulrich I Cirksena (Van Oost-Friesland)1,2,3, geb. te Norden in 14081,2,3, wordt door kiezer Friedrich III in de erfelijke "Reichsgravenland" verheven, is de eerste graaf van Oost-Friesland van 1441 tot 1466, ovl. (ongeveer 58 jaar oud) te Emden (Dld) op woensdag 26 sep 1466 of 26 sept. 1466.



Aantekeningen bij Ulrich I Cirksena (Van Oost-Friesland).
Ulrich I van Oost-Friesland (* Norden, 1408; † Emden, 25 of 26 september 1466 ) is een zoon van de hoofdeling (hoofdman) Enno II Edzardisna van Norden en Greetsiel en van Gela van Manslagt. Deze Ulrich I wordt nogal eens verward met Ulrich I Wuerttemberg (ca 1259).

Ulrich I Cirksena (Bron: WP).
Zijn vader Enno heeft Nordens Attena geërfd en is hoofdman van Norden geworden, waardoor Ulrich een belangrijke erfenis verwerft. Door zijn moeder Gela, dochter van Affo Beninga, hoofdman in Pilsum en Manslagt, en van Tiadeka Siartza van Berum, verkrijgt hij ook de erfenis van de aanzienlijke familie Cirksena. Gela en haar nicht Frauwa Cirksena ('Sydzena') zijn de enige erfgenamen van de Cirksena van Berum. Enno heeft van de gelegenheid gebruikt gemaakt om zijn zoon uit zijn eerste huwelijk, Ulrichs stiefbroer Edzard uit te huwelijken aan Frauwa. Ulrich en Edzard nemen daarbij de familienaam en het wapen van hun echtgenotes aan. Wanneer Edzard an Frauwa in 1441 zonder nakomelingen allebei aan de pest sterven, erft Ulrich ook de nalatenschap van de Cirksena van Berum. Met zijn vader en zijn oudste stiefrboer Edzard sluit Ulrich in 1430 de Freiheitsbund der Sieben Ostfrieslande.

De Averborg bij Aurich (Bron: WP).
De vrijheidsbond is gericht tegen de heersende Fokko Ukena. Edzard weet samen met zijn broer Ulrich een eind te maken aan de macht van de Ukena-partij. Ulrich Cirksena voert zelf ook een handige huwelijkspolitiek. Zijn eerste vrouw is Folka, erfdochter van hoofdman Wibet van Esens. Zij draagt hem in 1440 de heerlijkheid Esens over. Na het huwelijk in 1455 van Ulrich Cirksena met Theda, de kleindochter van zijn tegenstander wordt het grootste deel van Oost-Friesland verenigd. Slechts de heerlijkheden Jever en Friedeburg handhaven hun zelfstandigheid. Sibet Attena, een neef en helper van Ulrich krijgt de heerlijkheden Esens, Stedesdorf en Wittmund, die samen het Harlingerland vormen. Het Harlingerland blijft wel onder het oppergezag van de familie Cirksena. Omdat Ocko I tom Brok het gebied in 1381 als leen heeft opgedragen aan de graaf van Holland, is de status van de heerser van Oost-Friesland onduidelijk. De heerser in Oost-Friesland besluit de situatie te verbeteren door zich direct tot de keizer te wenden. Keizer Frederik III verheft Ulrich daarom in 1464 tot rijksgraaf. De keizer beleent Ulrich I met het rijksgraafschap in Norden, Emden, Emisgonien in Oost-Friesland. Hij moet daarvoor wel een belangrijke geldsom overmaken aan de kanselarij van de keizer, die steeds in geldnood verkeert.
In 1448 laat Ulrich een waterburcht, de Averborg bouwen, 'gegenüber der Burg', waarmee wordt bedoeld dat er tegenover de burcht heeft gestaan van de familie tom Brok.

Model van de Averborg bij Aurich (Bron: WP).
De Averborg wordt een burcht met vier vleugels. Eggerik Beninga (* Eggerik Beninga leeft van 1490 tot 19 okt. 1562 en is een oostfriese geschiedschrijver uit het adelijke geslacht Beninga.
Hij is tevens een van de eerste staatsmannen van Oost-Friesland en is drost geweest te Leerort en tegelijkertijd tussen 1540 en 1556 raadgever van gravin Anna van Oost-Friesland. De door hem geschreven kroniek Cornica der Fresen, is geschreven in het plat-Duits en omvat de geschiedenis van de Friezen van de oudste tijd tot 1562. Zijn grafsteen bevindt zich in de kerk van Grimersum) schrijft daarover in zijn Cronica der Fresen: "(..) leet juncker Ulrick de overborch to Aurick int veerkannte mit den 4 tornen anleggen un uptimmeren und enen wall darumme tehen". Het gebied, waar de borg op gebouwd wordt is eerder gebruikt als paarden en veemarkt. Bovendien koopt Ulrich vier kampen (* Kamp komt van het lateinse campus en is in feite een afgemeten stuk land.) van een zekere Udo Rienena uit Barstede. In 1568 wordt de burcht door een grote brand volledig verwoest. In de tweede helft van de 16e eeuw wordt er een nieuwe borg, ook weer met vier vleugels, gebouwd. De uitbreidingen in 1731/32 onder Georg Albrecht Cirksena veranderen het slot van Aurich nog éénmaal, waarna in 1852 volledige nieuwbouw plaats vind. Het wordt dan niet meer gebruikt als zetel van een voorname familie, maar de plaats waar de regering van Hannover zetelt. Van het vroegere complex zijn tegenwoordig alleen noch resten van de gracht en van een wal te zien. Verder versieren de zuilen van het slotpark nu het einde van de Burgstrasse, maar bovenal getuigt nog de Marstall van Georg Albrecht van het oude Cirksena slot. Ooit zijn hier de vorstelijke paarden en de 'Neue Kanzlei' gehuisvest.

Het wapen van de Beninga's uit Grimersum.

relatie
met

Theda Ukena, dr. van Uko Fockena Ukena von Norden en Hebe Attena von Nesse Und Dornum, geb. circa 1434, ovl. (ongeveer 60 jaar oud) op maandag 17 sep 1494, relatie (2) met Vieto Frese. Uit deze relatie geen kinderen.

Uit deze relatie 6 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heba*1457  †1477 Norden 19
Gela*1458  †1492 Klooster Marienthal, Ost-Friesland, Dld. 34
Enno I*1460  †1491 Friedeburg [Deu] 30
Edsgardt I De Grote*1462 Greetsiel [Deu] †1528 Emden (Dld) 66
Uko*1463  †1507  44
Almuth*1465  †1522 Norden, Klooster Marienthal 57



Bronnen:
1.Die Begründung der Erstgeburtsnachfolde im ostfriesischen Grafenhuas der Cirksen, Hans Heinrich Hobbing, Aurich [Deu], 1915
2.Ostfriesland bis zum Aussterben seines Fürstenhauses, Heinrich Reimers, Bremen, Dld., 1925
3.Das Geschlecht Cirksena, Ernst Esselborn, Berlijn [Deu], 1945

Dossier:


Ulrich Willem Pollman Gruys
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Ulrich Willem Pollman Gruys, geb. in 1804, ovl. (ongeveer 21 jaar oud) in 1825.


Ulske von Brokum
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Ulske Ukena von Brokum (komt ook voor als Fockena), geb. circa 1420, erfvrouwe te Oosterwijtwerd [Gr], erfvrouwe te Holwierde [Gr], erfvrouwe te Uitwierde [Gr], erfvrouwe te Herwen [Ge], erfvrouwe van Dijkhuizen, Tjamsweer [Gr], door haar komen Oosterwijtwerd en de borg Dijkhuizen aan de Ripperda's, zij wordt de stammoeder van het geslacht Ripperda, ovl. (minstens 54 jaar oud) na 1474.


Aantekeningen bij Ulske Ukena von Brokum (komt ook voor als Fockena).
Zij brengt de borgen en heerlijkheden van Winsum, Oosterwijtwerd en Dijkhuizen aan de Ripperda's en leeft nog in 1474 als ze genoemd wordt te Boxbergen.

  • Vader:
    Focko (Fokko, Focco) Ukena, zn. van Uco (Fockena) Ukena Von Neermoor en Amcke van Lengen, geb. te Neermoor, Ost-Friesland [Dld] (of Edermoer) circa 1360, komt uit een Oost-Fries adelijk geslacht, beroemde Oostfriese veldheer, heer, heer te Aurich [Deu], hoofdeling te Leer (Dld), heer op Dijkhuizen, Tjamsweer [Gr], hoofdeling van Overledingen (Ostfr.) in 1435, ovl. (ongeveer 75 jaar oud) te Appingedam [Gr] op zaterdag 29 aug 1435, begr. te Appingedam, Augustinuskerk, tr. (1) met Theda von Rheide. Uit dit huwelijk 6 kinderen, waaronder, relatie (3) met Hebe II Tom Brok. Uit deze relatie een dochter, tr. (4) met Eneke . Uit dit huwelijk geen kinderen, door dit huwelijk komen de bezittingen van de Ukena's in handen v.d. Ripperda's, kerk.huw. (resp. ongeveer 51 en ongeveer 33 jaar oud) (2) in 1411, door het huwelijk wordt het Huis van Oosterwijtwerd gesticht in 1411.
 

tr. (resp. ongeveer 32 en ongeveer 39 jaar oud) te Op Dijkhuizen op dinsdag 10 feb 1452
met

Unico II Ripperda Tot Farmsum, zn. van Hayo I Ripperda en Reinsta Abdena von Emden, geb. in 1413, hoofdeling en proost te Farmsum [Gr], hoofdeling en proost te Loppersum [Gr], hoofdeling (dankzij de afkomst van zijn vrouw) te Oosterwijtwerd [Gr], ontvangt van de keizer een bevestiging van zijn heerlijke rechten op maandag 12 jan 1474, verkrijgt het muntrecht, ovl. (ongeveer 61 jaar oud) op de Ripperdaborg aldaar in 1474 (hij overlijdt aan de pest), begr. te Farmsum [Gr] begraven in de kerk.

 



Aantekeningen bij Unico II Ripperda Tot Farmsum.

Unico Ripperda.
UNICO RIPPERDA (of Uniken), zoon van Hayo, zijn moeder is een Abdena. Hij is hoofdeling van Oosterwijtwerd, Holwierde en Uitwierde en volgt in 1441 zijn oom Dithmaer Rengers op als proost van Farmsum. Met zijn neef Johan Rengers wordt hij 1474 door Groningen afgevaardigd naar den Keizer om met andere rechten o.a. voor de stad het goudenmuntrecht te verkrijgen. Wat het muntrecht voor de stad betreft, heeft de deputatie geen succes; de stad verkrijgt dit eerst in 1487. Van keizer Frederik III verkrijgen zij echter persoonlijk als buitengewoon gunstbewijs (bij acte van 12 Januari 1474) het recht om gouden en zilveren munten te slaan. Of zij het ooit uitgeoefend hebben, is onbekend. Beiden hebben met hun lastgevers hierover moeilijkheden gekregen en hebben, nadat zij hun diploma aan het stadsbestuur hebben overgelegd, dit nooit terug ontvangen. Ripperda overlijdt nog in hetzelfde jaar aan de pest (1474) en zal misschien ook daardoor geen gelegenheid hebben gehad het recht uit te oefenen.
(U. v. Ripperda, Genealogie. Een kopie van de akte van 1474 (Keulen) bevindt zich in de Regesta Imperii van de Akademie der Wissenschaften und der Literatur Mainz (Regest 6826): "Bestätigt und vermehrt die Privilegien des Uniko Ripperda, Hauptmanns in Farmessum (in Friesland). Pön 60 Mark Goldes." "- Daz wir umb sundrer erberkeit tugent und redlicheit und vernunfft, damit unnser und des reichs lieber getrewer Uniko Ripperda hawbtman zu Farmessum vor unnser keiserlichen maiestat berumbt ist, auch der getrewen annemen und nuczlichen dinst willenn, die er uns und dem heiligen reich offt willigclich getan hat und in kunftig zeit wol tun mag und sol, demselben Uniko all und iglich gnad freiheit recht brieve, privilegia gerechtigkeit allt herkomen und gut gewonheit zu dem sloss und herlicheit Farmessum in Frieslannde gehorennde mit den hewsern und hawsstetten bynnen Farmessum gelegen auch den dreye reittschafftn inwenndig und auswenndig Delfs mit namen Farmessumer Vitwirder und Hallwirder, wie dann das sein vater und er bisher in ruhigem possess und gebrauch inngehabt und gebraucht und herbracht fur sich sein eelich sun albeg den elltissten. Ob er der aber nicht enhette, sein eelich tochter oder ob die auch nicht weren, sein nechst frunde unverscheidenlich bey einander zu behallten in allen und iglichen iren wortten punctn articln innhalltungen meynungen und begreyffungen, als Romischer keiser gnediglich vernewet confirmirt und bestett. Und damit wir auch den gemelten Uniko in solhen seinen getrewen dinstn und bey uns und dem heiligen reich dest mit geneigterm willen behalltn mugn, demselben Uniko und seinen erbenn diss besunder gnad und freiheit getan und von newem gegeben haben. Also daz sy nu hinfür in den vorgemelten iren herlichheitten guldein und silbrein müncz wie durch annder unnser und des reichs undertan in dem Friesslannd gepflegen und daselbs zu teglichem gebrauch und wert genomen wirdet unnder irem wappen machen, dadurch sy auch die wege und strass daselbs dem kaufmann und wanndeltn personen zu gut gepessern und befriden von allem zollpern gut so in dieselb ir herlicheit gebracht oder durch gefurt wirdet, redlich zys und weggellt nemen mugen. Und dartzu im seinen eelichen hawsfrawen und kinden unnser lieben frawen ordnen und gesellschafft zu tragen vergonnet und erlaubt haben, auch all und iglich eynung verpuntnuss und verschreibung, ob er oder sein vordern der gegen yemand mit iren slossen und bevestigung on unnser vorfarn oder unnser als Romischen keisers und irs rechtn herren, dem sy on mittel zusteen willen und bevelh gemacht hetten genntzlich abtan vernicht und in und sein erben davon entledigt und absolvirt .." ).
In 1473 en 1474 maakte Unico samen met Johan Rengers van Ten Post (later Rengers tot Scharmer en Dijksterhuis) deel uit van een gezantschap van de Stad (Groningen) en Ommelanden naar keizer Frederik III te Keulen, ter bevestiging van hun oude vrijheden. In 1474 worden zowel Unico als Johan Rengers tot rijksvrijheer verheven: "Durch Urkunde des Kaisers Friedrich III. vom Mittwoch nach Heil. 3 Könige 1474 wird er und seine Nachkommen für ewige Zeiten als Reichsunmittelbarer Häuptling und Freiherr vom Kaiser anerkannt und erhielt das Recht, Münzen zu schlagen, sowie die oberste Rechtssprechung in seinen Besitzungen auszuüben." Unico schijnt daadwerkelijk van dit muntrecht gebruik te hebben gemaakt, doch is waarschijnlijk niet in staat geweest veel van zijn nieuw-verworven rijksvrijheid te realiseren.
DE BORG TE WINSUM.
Deze tak van de Ripperda's, die actief zijn geweest in het noorden en het oosteN van ons land, hebben een borg gehad in Winsum. Aldaar wordt gesproken over een oostelijke en een westerlijke Ripperdaborg. Unico erft de borg Oosterwijtwert.
(* Bronnen: Zie: W.G. Feith in Ned. Leeuw XL, 106-109; * Wapenheraut V, 151 (hier foutief) en 273, 274; * Friedländer, Ostfr. Urkundenb. l, no. 753; P.O. van der Chijs, Munten v. Friesl. Gron. en Drenthe, 433 vlg.).
DE BORG TE FARMSUM.
Omstreeks het jaar 1000 spreekt men voor het eerst van het dorp Farmsum: "Fretmarashem". In het jaar 1228 is er sprake van ' Fermeshem'. Aan het einde van de 14e eeuw wordt de naam als 'Fyrmesen' geschreven en nog later als 'Fermissum' en Farremsem'. De rechtspraak is in handen van de Ripperda's, de bewoners van de borg.
In ongeveer 1270 wordt het steenhuis genoemd. In 1323 wordt de naam Ripperda aan het huis gekoppeld. In 1681 is er sprake van een borg met met een schathuis en traptoren, paardenstal, brouwhuis en 62 grazen land.
In 1745 wordt het interieur van het huis beschreven: een blauwe, een rode en een groene kamer, een klein kamertje, een grote zaal, een voorhuis een voorkamer, een keuken en een kamer daarnaast, een slaapkamer, gang en eetkamer enz. Poort, brouwhuis, koetshuis, schuur, provisiekamer en zolders completeren het beeld. In 1811 wordt het geheel afgebroken.
Tot 1681 wordt het huis bewoond door de familie Ripperda. Een eeuw lang bleef het huis van de familie Rengers. Vanaf 1246 wordt in een oorkonde, die trouwens niet als echt erkend wordt, Hayo Ripperda van Farmsum genoemd. Vanaf Unico Ripperda, die in verschillende oorkonden van 1375-1400 wordt genoemd, is het geslacht te volgen. Hij kan dan ook als de stamvader van de Ripperda’s worden genoemd.
De Farmsumer Borg en haar bewoners..
In 1687 wordt de borg Farmsum, die eigenlijk maar in handen van twee families is geweest, verkocht en kan men uit de verkoopbrief lezen: "De borch tot Farmsum uit het water opgetimmerd met het schathuis en toorn an de sijdt, met graften, bomen en plantagien en appelhof groot omtrent 12 grassen, met een groot keukehof met 40 grasen en 46 deimtes landes. De staende jurisdictie so civile als criminele over 5 dorpen als Farmsum, Weywart, Heveskes, Oterdum en Mithuisen, over welke 5 dorpen de coper de kerkvoogden alleen kan stellen, welcke ook rekenige an hem moeten doen. Het recht van unicus collator tot Farmsum, Oterdum en Mithuisen. Het Dijckgraaffschap over zee- en somerdij ken, waaronder verscheidene carspelen behoren. Het overste scepperschap van Farmsumerzijl, ses dijckrechter-eeden tot Farmsum, een dijckrechterseed tot Weywart en Collatie, het recht van een uitmijnder te mogen stellen, enige gestoelten en alle graven op 't choor in de kerke te Farmsum. ".
Uit deze opsomming blijkt wel duidelijk, dat de heren van de borg te Farmsum zo in de loop der tijden machtige heren zijn geworden en veel hebben te zeggen in het dagelijkse bestel van hun onderhorigen. De eerste heer op deze borg, dat eigenlijk wel een kasteel mag worden genoemd, is Unico Ripperda.
Deze is de eerste die in authentieke oorkonden wordt vermeld. Toch is deze heer niet bepaald gelukkig. Het is vroeger net als nu: er wordt wel eens op het verkeerde paard gewed. Dat doet Unico Ripperda, als hij zich schaart aan de zijde van de Vetkopers, die de Ommelanden aan Albrecht van Beieren heeft opgedragen. Een van zijn wonderlijke daden is, om op zijn slot te Farmsum een legertje van 400 zeerovers onder te brengen. Dat zijn de zogenaamde Victaliebroeders of Likedelers. Dit zijn zeerovers die in 1399 door de Hanzestaten en de koning van Denemarken zijn verdreven en dan uitwijken naar de Noordzee, de Eems en de Lauwerszee. De eigenaardige naam hebben ze gekregen, als zij in 1393 het belegerde Stockholm van victalie hebben voorzien.
Als bondgenoten krijgen zij naast zich verschillende Oostfriese heren, die hierdoor niet bepaalt armer worden. "Crime does not pay", dat geldt nog altijd. Ook voor de Victaliebroeders komt het einde, als zij in 1401 het onderspit moeten delven tegen de Hanze en eenvoudig vernietgd worden. Het samenwerken van Unico Ripperda, heer van Farmsum, met deze zeerovers komt hem dan ook duur te staan. De Groningers die een aanval doen om het roversnest uit te roeien, mogen dan bij de eerste aanval worden afgeslagen, drie dagen later veroveren ze het slot en moet Ripperda het gedogen, dat hij een bezetting van de vijand krijgt.
De opvolger van Unico is Hayo. Deze verzet zich tegen het stapelrecht en komt hierdoor in botsing met de stad Groningen. In 1434 wordt de olderman Willem Wicheringe naar Farmsum gezonden, om daar het stapelrecht erkent te krijgen. Deze afgezant wordt door de mensen op de borg doodgeslagen en daarmee krijgt Hayo Ripperda te maken met een zeer verbolgen stad die hem tenslotte zo klein weet te krijgen, dat hij op Sint - Laurentiusavond 1434 gedwongen is zich met zij tegenstander te verzoenen. Zijn tegenstanders eist een boet van 500 arentsgulden en dwingt hem de borg open te stellen voor Groningers. Dat het stapelrede gehandhaafd blijft, ligt natuurlijk voor de hand. Alle bewoners van de borg Farmsum de revue te laten passeren, zal een boekwerk ten gevolge hebben.
Een enkel voorbeeld, hoe groot de macht van de heren is en hoe die ook wel eens ten koste van het algemene belang in het oog houden, vormt het relaas van een gebeurtenis uit het leven van Unico Ripperda, hoveling van Oosterwijtwerd, Holwierde en Uitwierde en proost van Farmsum. M. ten Broek schrijft in de Groningse Volksalmanak 1936 het volgende interessante verhaal: "Unico Ripperda, de man van Uiske Ukena, was in de Ommelanden een man van betekenis. In het jaar 1473, een jaar voor zijn dood (hij overleed aan de pest) zonden de Stad en Ommelanden een gezantschap naar keizer Frederik die zich in dat jaar te Keulen bevond, om aan deze vorst te verzoeken: de bevestiging der oude vrijheid tegen de aanslagen van den Hertog van Bourgondië, de bekrachtiging der oude verbonden tusschen Stad en Ommelanden voor altijd en de bescherming des rijs tegen geweld. Verder moesten de gezanten onderhandelen over het potessaatschap van Friesland, den gouden muntslag en verheffing van alle raadsleden in den adelstand, aan die Stad door dien keizer aangeboden.
Tot dit gezandschap behoorden, behalve een der Groningsche burgemeesters en de stads-secretaris, de beide Ommelander edelen Unico Ripperda en Johan Rengers. Zij kwamen te Keulen, doch vernamen dat de keizer was vertrokken. Vervolgens reisden zij naar Andernach, waar zij door de vorst werden ontvangen. Zij moesten zich echter tevreden stellen met enige vage beloften. Konden zij dus voor de belangen van hun zenders weinig doen, hun eigen belang wisten zij des te beter te behartigen. Zij wisten namelijk brieven te verkrijgen waarbij hun het rechtsgebied in hun kerspelen de tol en, het recht om gouden munt te slaan, werd verleend. Dat Unico Ripperda ook werkelijk van het verkregen muntrecht gebruik heeft gemaakt, blijkt wel uit een mededeling van den reeds meermalen genoemden kroniekschrijver Harkenroth, die beweert dat hij deze munten gezien heeft.
In 1474 keerden de gezanten naar hun woonplaats terug. Rengers was tijdens hun afwezigheid tot burgemeester van Groningen gekozen. Na hun terugkeer deelden zij den hunner bemoeiingen aan de in de St. alburgskerk te Groningen vergaderde Staten der Ommelanden mee. Over de door hen verkregen voorrechten zwegen de heren natuurlijk. De vergadering hoorde de lezing der stukken bedaard aan, zonder de gezanten te loven of te laken. Waarschijnlijk hebben de heren met hun missie nog een ander voordeeltje behaald. Uit zijn verantwoording bij de Stad en Ommelanden gedaan blijkt dat aan Rengers ook aangeboden was het ridderschap, doch dat hij hiervoor had bedankt en dat de keizer in plaats daarvan hem met voornoemde giften had begunstigd." Wanner men zoiets leest zou men willen zeggen: "Niets nieuws onder de zon." In 1687 wordt het slot verkocht, is de "regering" van de Ripperda's ten einde. Eigenaar wordt Ephraim van Wervelde, die de burcht niet lang daarna overdraagt aan Edzar Rengers en Catharine van der Noot (zie aldaar voor het vervolg van dit verhaal).

De in 2012 teruggevonden zerk van Unico I Ripperda in de kerk van Farmsum.

Uit dit huwelijk 7 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wiska*1452  †1488  36
Hayo II*1452 Farmsum [Gr] †1504 Farmsum [Gr] 52
Heer Focco I*1456 Farmsum [Gr] †1480 Winsum 24
Hiddeke*1457  †1527  70
Hilania Ripperda*1459  †1502  43
Heer Eggerik*1460  †1537  77
Bolo     



Bronnen:
1.Groninger Volksalmanak 1841., GVA 1841 (blz/akte 5)

Unico I Ripperda
 
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Unico I (Uniko, Umke, Uncko, Oncko, Oeneke) Ripperda1, geb. circa 1335, proost te Farmsum [Gr], hoofdeling te Farmsum [Gr], proost te Loppersum [Gr], geldt als stamvader van de Ripperda's, voogd van de kinderen van Egge Addinga te Wedde [Gr] in 1397, ovl. (hoogstens 65 jaar oud) voor 1400, begr. te Farmsum [Gr] in de kerk.



Aantekeningen bij Unico I Ripperda.
Unico Ripperda, geboren circa 1335, hoofdeling te Farmsum en volgens een grafschrift in de kerk van Farmsum, proost van Farmsum en Loppersum. Hij maakt deel uit van de groep hoofdelingen en Vetkopers, die in 1398 hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland en Zeeland, huldigen. Dit leidt tot het beleg van de borg Farmsum door de stadsburgers van Groningen in maart 1400. Hij overlijdt in 1400, mogelijkerwijze na de val van de borg. Omdat de geregelde stamreeks na Unico voortgaat, geldt hij als de stamvader van het geslacht Ripperda.
Hij wordt in een loden kist begraven in de (oude) kerk van Farmsum. Bij de herbouw van de kerk in 1865 komt men de kist weer tegen en wordt in de nieuwe kerk neergelaten, rechts van het koor.

Het stamwapen van de Ripperda's.
Wapen: In zwart een geharnaste galopperende man te paard, zwaaiend met e en zwaard boven de gepluimde helm,alles vangoud. Helmteken: een uitkomen de draak van goud met opgeheven vlucht. Dekkleden: goud en zwart.
Schildhouders: twee draken van goud, 'gehalsband van hetzelfde'.
De Ripperda's worden, in tegenstelling tot de vele andere aanzienlijke geslachten, niet hoofdeling of heerschap genoemd maar 'jonker', evenals de Onsta's en de Addinga's. Met deze laatste familie zijn zeker bloedbanden. Unico Ripperda van Farmsum is bijvoorbeeld voormond van Haye en Bole Addinga. Verder is het wapen van de Addinga's exact gelijk aan aan dat van de familie Ripperda, behalve het email van het veld dat bij de Addinga's azuur is. Ook komen in beide geslachten vaak dezelfde namen voor. InDe Wapenheraut: 'Denaam van het geslacht Ripperda zal wel af te leiden zijn van de mans voornaam Rippert (Rupert), zoals meer Friesche geslachtsnamen eigenlijk patronymica zijn. In het Oorkondenboek van Groningen en Drenthe vindt men Ripperda als Ripperdes, Rypperdes en zelfs nog duidelijker: Rypertszoen. Verder komt een Rippert Ripperda bij verschillende schrijvers voor. Als curiosum zij hier vermell de naamsafleiding van: 'reit das Pferd da', blijkbaar inverband met het wapen. Ook moet er een familietraditie hebben bestaan, volgens welke aan vele leden van het geslacht te paard een ongeluk zou overkomen en de zogenaamde 'Ripperda-dood' sterven.
De preciese oorsprong van het geslacht is niet met zekerheid vast te stellen. Wel staat vast, dat de Ripperda's tot de inheemse Friese hoofdelingenadel der Ommelanden behoren. Naar alle waarschijnlijkheid stamt het geslacht uit Oost-Friesland en hebben leden zich reeds vóór 1300 bij Nansum, Farmsum en Winsum in de Ommelanden gevestigd.
De eerste vermelding van een Ripperda dateert uit 1057 toen de rijke, Oostfriese landeigenaar, Frerik Ripperda, bekend stond wegens zijn vroomheid en het bouwen van kerken. In een afschrift van een bewezen oorkonde van omstreeks 1323 verschijnt Aylwarth Rippertha van de Weer bij Stedum als medezijlrechter van Winsum. Nagenoeg gelijktijdig leeft Thiacko Ryperta, die optreedt als medebelanghebbende bij een overeenkomst over het redgerschap in Holwierde. Wat echter de verwantschap van deze beide Ripperda's en hun nakomelingen betreft, daaromtrend ontbreken duidelijke gegevens. Ook zijn er vermeldingen uit de 17e eeuw van een tak van de Ripperda's die tijdens de 15e en 16e eeuw aan de Duitse Oostzeekust hebben gewoond en verwant zijn met het geslacht Von Holsten (01). Een lid van deze tak, Fredo von Ripperda, schijnt een wapen te hebben gevoerd dat echter volledig afwijkt van het Ripperda stamwapen (02).
Het feit dat de stamwapens van de geslachten Ripperda en Tho Nansum identiek zijn, alhoewel met verwisselde kleuren en een ander helmteken, doet vermoeden dat beide uit dezelfde stam voortkomen. De kroniek van Wittewierum vermeldt in 1208 een Eggardus de Nothensum en in 1267 een Ripertus de Nothensum. Verder wordt in 1452 de "Ripperdeheert to Nansum" als een steenhuis in het Holwierder redschap genoemd.
Ook bestaat er duidelijk een nauwe verwantschap tussen de Ripperda's en de Addinga's van Westerwolde. Het is echter onwaarschijnlijk dat het hier ook twee aftakkingen van hetzelfde geslacht betreft. In 1392 wordt Unico I Ripperda tot Farmsum voogd van de gebroeders Adde, Hayo en Bolo Addinga. Hun vader, Eggerik, heer van Westerwolde, is gehuwd met de zuster van Unico I, Margaretha Ripperda. Unico I is op zijn beurt gehuwd met de zuster van Eggerik. Ook de in beide geslachten veel voorkomende voornamen Hayo, Eggerik, Bolo, e.a. wijzen op een verwantschap. Hayo Addinga van Westerwolde voert hetzelfde wapen als dat van de Ripperda's, behalve dat het email van het veld bij de Ripperda's zwart is en bij de Addinga's blauw. Dit wapen is echter ontleend aan dat van zijn moeder, Margaretha Ripperda, daar zijn vader, Eggerik, oorspronkelijk een leeuw als stamwapen voert.

Afbeelding: Het Huis te Farmsum is een borg geweest in het Groningse dorp Farmsum. De borg is vermoedelijk in de 14e eeuw gebouwd. In 1812 is hij gesloopt. De geslachten Ripperda, Rengers en Van Weivelde hebben de borg bewoond. Van de borg is niets meer over; het gebied waarin de borg heeft gestaan is echter nog altijd duidelijk zichbaar en op die plaats staat nu een school, de openbare Dalton-Basisschool de Ripperdaborg.
01.Fredo von Ripperda is gehuwd met N.N. von Jemmingen. Hij leeft circa 1500. Hun dochter, Anna Maria von Ripperda is gehuwd met Jürgen von Hoenen zu Loge, drost van Legert, zoon van Enno von Hoenen en N.N. von Saksena. Via het geslacht Von Hoenen is deze tak van de Ripperda's verwant met het geslacht Von Holsten.
02.Schild: gedeeld: Links, in zwart een halve adelaar van goud; Rechts, in rood twee lelies van goud boven elkaar. Helmteken: een lelie van goud tussen een vlucht. Rietstap beschrijft het wapen van het geslacht Rypperda dat hiermee verwant zou kunnen zijn: Parti: au 1, d'or, à la demi-aigle de sable, mouvante du parti; au 2, coupé: a. de sinople à une rose d'argent; b. d'argent à trois étoiles de sinople. Casque couronné.
Unico I ondertekent zoals reeds vermeld een verdrag tussen hertog Albrecht van Beieren en de Ommelanden. Deze Albrecht is de broer van Willem V, van 1354 tot 1389 diens ruwaard, daarna zijn opvolger. Albrecht heeft zich diepgaand met het noorden ingelaten. In zijn sterfjaar raakt hij in een twist met de Hanzestad Hamburg, als hij 200 Spitsbroeders van de zeerover Störtebecker in Farmsum een schuilplaats biedt.
Van Fretmarschem tot Farmsum.
Omstreeks het jaar 1000 spreekt men voor het eerst van het dorp Farmsum: "Fretmarashem". In het jaar 1228 was er sprake van ' Fermeshem'. Aan het einde van de 14de eeuw wordt de naam als 'Fyrmesen' geschreven en nog later als 'Fermissum' en Farremsem'. De rechtspraak was in handen van de Ripperda's, de bewoners van de borg.
De borg in farmsum.
In ongeveer 1270 wordt het steenhuis genoemd. In 1323 wordt de naam Ripperda aan het huis gekoppeld. In 1681 is er sprake van een borg met met een schathuis en traptoren, paardenstal, brouwhuis en 62 grazen land.
In 1745 wordt het interieur van het huis beschreven: een blauwe, een rode en een groene kamer, een klein kamertje, een grote zaal, een voorhuis een voorkamer, een keuken en een kamer daarnaast, een slaapkamer, gang en eetkamer enz. Poort, brouwhuis, koetshuis, schuur, provisiekamer en zolders completeren het beeld. In 1811 wordt het geheel afgebroken. Bewoners Tot 1681 wordt het huis bewoond door de familie Ripperda. Een eeuw lang bleef het huis van de familie Rengers. Vanaf 1246 wordt in een oorkonde, die trouwens niet als echt erkend wordt, Hayo Ripperda van Farmsum genoemd. Vanaf Unico Ripperda, die in verschillende oorkonden van 1375-1400 wordt genoemd, is het geslacht te volgen. Hij kan dan ook als de stamvader van de Ripperda’s worden genoemd.
De Farmsumer Borg en haar bewoners..
In 1687 wordt de borg Farmsum, die eigenlijk maar in handen van twee families is geweest, verkocht en kan men uit de verkoopbrief lezen:"De borch tot Farmsum uit het water opgetimmerd met het schathuis en toorn an de sijdt, met graften, bomen en plantagien en appelhof groot omtrent 12 grassen, met een groot keukehof met 40 grasen en 46 deimtes landes. De staende jurisdictie so civile als criminele over 5 dorpen als Farmsum, Weywart, Heveskes, Oterdum en Mithuisen, over welke 5 dorpen de coper de kerkvoogden alleen kan stellen, welcke ook rekenige an hem moeten doen. Het recht van unicus collator tot Farmsum, Oterdum en Mithuisen. Het Dijckgraaffschap over zee- en somerdij ken, waaronder verscheidene carspelen behoren. Het overste scepperschap van Farmsumerzijl, ses dijckrechter-eeden tot Farmsum, een dijckrechterseed tot Weywart en Collatie, het recht van een uitmijnder te mogen stellen, enige gestoelten en alle graven op 't choor in de kerke te Farmsum.
Uit deze opsomming blijkt wel duidelijk, dat de heren van de borg te Farmsum zo in de loop der tijden machtige heren zijn geworden en veel hebben te zeggen in het dagelijkse bestel van hun onderhorigen. De eerste heer op deze borg, dat eigenlijk wel een kasteel mag worden genoemd, is Unico I Ripperda.
Unico Ripperda.
Deze is de eerste die in authentieke oorkonden wordt vermeld. Toch is deze heer niet bepaald gelukkig. Het was vroeger net als nu: er wordf wel eens op het verkeerde paard gewed. Dat doet Unico Ripperda, als hij zich schaart aan de zijde van de Vetkopers, die de Ommelanden aan Albrecht van Beieren heeft opgedragen. Een van zijn wonderlijke daden is, om op zijn slot te Farmsum een legertje van 400 zeerovers onder te brengen. Dat zijn de zogenaamde Victaliebroeders of Likedelers. Dit zijn zeerovers die in 1399 door de Hanzestaten en de koning van Denemarken zijn verdreven en vervolgens zijn uitgeweken naar de Noordzee, de Eems en de Lauwerszee. De eigenaardige naam hebben ze gekregen, toen zij in 1393 het belegerde Stockholm van victalie hebben voorzien.
Als bondgenoten krijgen zij naast zich verschillende Oostfriese heren, die hierdoor niet bepaald armer zijn geworden. Crime does not pay, dat geldt nog altijd. Ook voor de Victaliebroeders komt het einde, als zij in 1401 het onderspit moeten delven tegen de Hanze en eenvoudig vernietgd worden. Het samenwerken van Unico Ripperda, heer van Farmsum, met deze zeerovers komt hem dan ook duur te staan. De Groningers die een aanval plegen om het roversnest uit te roeien, mogen dan bij de eerste aanval worden afgeslagen, drie dagen later veroveren ze het slot en moet Ripperda het gedogen, dat hij een bezetting van de vijand krijgt. De opvolger van Unico is Hayo. Deze verzet zich tegen het stapelrecht en komt hierdoor in botsing met de stad Groningen. In 1434 wordt de olderman Willem Wicheringe naar Farmsum gezonden, om daar het stapelrecht erkend te krijgen. Deze afgezant wordt door de mensen op de borg doodgeslagen en daarmee krijgt Hayo Ripperda te maken met een zeer verbolgen stad die hem tenslotte zo klein weet te krijgen, dat hij op Sint - Laurentiusavond 1434 gedwongen is zich met zij tegenstander te verzoenen. Zijn tegenstanders eist een boete van 500 arentsgulden en dwingt hem de borg open te stellen voor Groningers. Dat het stapelrede gehandhaafd blijft, ligt natuurlijk voor de hand. Alle bewoners van de borg Farmsum de revue te laten passeren, zou een boekwerk ten gevolge hebben.
Een enkel voorbeeld, hoe groot de macht van de heren is geweest en hoe die ook wel eens ten koste van het algemene belang in het oog hebben gehouden, vormt het relaas van een gebeurtenis uit het leven van Unico Ripperda, hoveling van Oosterwijtwerd, Holwierde en Uitwierde en proost van Farmsum en Loppersum. M, ten Broek schrijft in de Groningse Volksalmanak van 1936 het volgende interessante verhaal:"Unico Ripperda, de man van Uiske Ukena, is in de Ommelanden een man van betekenis. In het jaar 1473, een jaar voor zijn dood (hij overleed aan de pest) zonden de Stad en Ommelanden een gezantschap naar keizer Frederik die zich in dat jaar te Keulen bevond, om aan deze vorst te verzoeken: de bevestiging der oude vrijheid tegen de aanslagen van den Hertog van Bourgondië, de bekrachtiging der oude verbonden tusschen Stad en Ommelanden voor altijd en de bescherming des rijs tegen geweld. Verder moesten de gezanten onderhandelen over het potessaatschap van Friesland, den gouden muntslag en verheffing van alle raadsleden in den adelstand, aan die Stad door dien keizer aangeboden.
Tot dit gezandschap behoren, behalve een der Groningsche burgemeesters en de stadssecretaris, de beide Ommelander edelen Unico Ripperda en Johan Rengers. Zij komen uit Keulen, maar vernemen dat de keizer is vertrokken. Vervolgens reizen zij naar Andernach, waar zij door de vorst worden ontvangen. Zij moeten zich echter tevreden stellen met enige vage beloften. Kunnen zij dus voor de belangen van hun zenders weinig doen, hun eigen belang weten zij des te beter te behartigen. Zij weten namelijk brieven te verkrijgen waarbij hun het rechtsgebied in hun kerspelen de tol en het recht om gouden munt te slaan, wordt verleend. Dat Unico Ripperda ook werkelijk van het verkregen muntrecht gebruik heeft gemaakt, blijkt wel uit een mededeling van den reeds meermalen genoemden kroniekschrijver Harkenroth, die beweert dat hij deze munten gezien heeft
.
In 1474 keren de gezanten naar hun woonplaats terug. Rengers is tijdens hun afwezigheid tot burgemeester van Groningen gekozen. Na hun terugkeer delen zij den hunner bemoeiingen aan de in de St. alburgskerk te Groningen vergaderde Staten der Ommelanden mee. Over de door hen verkregen voorrechten zwegen de heren natuurlijk. De vergadering hoort de lezing der stukken bedaard aan, zonder de gezanten te loven of te laken. Waarschijnlijk hebben de heren met hun missie nog een ander voordeeltje behaald. Uit zijn verantwoording bij de Stad en Ommelanden gedaan blijkt dat aan Rengers ook aangeboden is het ridderschap, doch dat hij hiervoor heeft bedankt en dat de keizer in plaats daarvan hem met 'voornoemde giften had begunstigd.' Wanneer men zoiets leest zou men willen zeggen: 'Niets nieuws onder de zon.'.
Over de vrouw, waarmee hij getrouwd is geweest, is vrijwel niets bekend. Behalve dan dat zij uit Westerwolde afkomstig is en haar vader Adde I van Westerwolde is. Hij is hoofdeling van Reiderland en heer van Westerwolde en Wedde. Unico I is begraven in de kerk van Farmsum. De loden doodkist van Unico is bij de herbouw van de kerk te Farmsum voor de dag gekomen en in 1865 in de opnieuw opgetrokken kerk aldaar neergelaten, rechts van het koor.
In de zomer van 2012 is zijn grafzerk onder de houten vloer en een laag puin teruggevonden. Het is een eenvoudige steen zonder sterfdatum. Waarschijnlijk is de steen vervaardigd tijdens zijn leven tussen 1465 (als Unico's vader Boele nog leeft) en 1474. In de hoeken vinden we vier kwartierwapens, niet op de later gebruikelijke wijze in één richting geplaatst. De wapens aan de voet van de zerk staan op de kop. Daardoor is het minder duidelijk wat het hoofd en wat de voet van de steen is. Als we de kwartieren in de gebruikelijke volgorde, dus van zuidwest naar noordoost lezen, dan vinden we op de zerk van Unico I Ripperda:.
I. Een ruiter te paard, omgewend (zoals gebruikelijk bij het wapen van de Ripperda's).
II. Gevierendeeld (Huinga).
III. Doorsneden: A. een omgewende uitkomende halve leeuw. B. drie rozen (Wigboldus).
IV. Sint-Joris, een draak doorstekend.
De laatste kwartieren staan daarbij dus op de kop. De kwartieren van Wigboldus en Huinga zullen verwijzen naar Unico's grootouders van moederskant. Zijn moeder Hille, was een docher van Bartold Wigboldus.
Een overledene wordt in die tijd altijd met de voeten naar het oosten begraven en een grafsteen wordt zonder uitzondering op de zelfde wijze georiënteerd. Opvallend is echter dat de tekst van het grafschrift aan de westzijde aanvangt en niet,.zoals gebruikelijk, aan de oostzijde. De verklaring zal zijn dat in het begin van de 18e eeuw de zerk ten onrechte omgekeerd is herplaatst, omdat men het kwartier met de ruiter te paard interpreteerde als het grootvaderlijke kwartier Ripperda, in plaats van het wapen met Sint-Joris. Men is zich er blijkbaar niet van bewust dat de Ripperda's tot de generatie van Unico Sint-Joris mét draak als wapenfiguur voeren; pas Unico's kinderen reduceren dit tot een eenvoudige ridder te paard. Het feit dat Unico's zerk zowel dit laatste wapen als een Sint-Joris met draak vertoont , maakt de zerk zeer waardevol voor de geschiedenis van de ontwikkeling van deze wapenfiguur die we bij verschillende geslachtswapens in Groningen en Oostfriesland aantreffen. Wellicht heeft het kwartier dat later wordt aangezien voor het wapen Ripperda, betrekking op een grootmoeder van Unico uit de familie Addinga .
In 1687 wordt het slot verkocht en is de 'regering' van de Ripperda's ten einde. Eigenaar wordt Ephraim van Wervelde, die de burcht niet lang daarna overdraagt aan Edzar Rengers en Catharine van der Noot (lees verder over de borg te Farmsum bij Edzar Rengers en Catharina van der Noot).

De in 2012 teruggevonden zerk van Unico I Ripperda in de kerk van Farmsum.

relatie
met

Hayen Addinga van Westerwolde, dr. van Adde I Addinga en Nn.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Heer Hayo I*1395  †1435 Farmsum [Gr] 40



Bronnen:
1.De plaats Farmsum (Farmsum.Net), FarmsNet

Dossier:


Lutgard van Essen
Lutgard van Essen.

tr. in 1455
met

Johan Sticke, zn. van Johan Sticke en Jutte van Pesie, ovl. in 1488, tr. (2) met Elsabe Middachten. Uit dit huwelijk een dochter.


Unico Ripperda
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Unico Ripperda, proost te Emden (Dld), pastoor te Appingedam [Gr], ovl. op donderdag 8 mrt 1528 bij zijn zuster Sophia op de Lütetsburg, begr. te Norden in het oude klooster aldaar.

  • Vader:
    Hayo II Ripperda, zn. van Unico II Ripperda Tot Farmsum en Ulske Ukena von Brokum (komt ook voor als Fockena), geb. te Farmsum [Gr] (op de Ripperdaborg) tussen 1452 en 1453, hoofdeling en proost te Farmsum [Gr], ovl. (hoogstens 52 jaar oud) te Farmsum [Gr] op dinsdag 6 dec 1504, begr. te Farmsum [Gr] in de kerk aldaar, tr. Eylcke is erfgename van de heerlijkheid Dam.
 


Unico Rengers
Unico Rengers, geb. circa 1600.

relatie
met

Anna van Bellingeweer Tamminga.

Uit deze relatie een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Elisabeth*1624  †1684 Usquert [Gr] 60


Unico Allard Alberda Van Menkema
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Ewe Ewesma.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Johan Horenken.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van NN Hunigue.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.
Parenteel van Sico Tjaerda van Starkenborgh.

Unico Allard Alberda Van Menkema1, geb. te Groningen [Gr] Heerestraat op woensdag 9 feb 1803, ged. te Groningen [Gr]1 in de Martinikerk op zondag 27 feb 18031. Unico Allard erft in 1828 de Menkemaborg van zijn vader, ovl. (56 jaar oud) te Uithuizen [Gr]2 op maandag 23 mei 18592.

tr. (beiden 25 jaar oud) te Groningen [Gr] op zaterdag 15 nov 1828
met

Josina Petronella Polman Gruys, dr. van Jan Ernst Polman Gruys (Inspecteur) en Johanna Agnes Lewe Van Nijenstein, geb. te Groningen [Gr] op zondag 9 jan 1803, ovl. (51 jaar oud) te Groningen [Gr] op vrijdag 15 sep 1854.

Uit dit huwelijk 4 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gerhard Alberda*1829 Uithuizen [Gr] †1902 Uithuizen [Gr] 72
Jan Ernst*1831 Uithuizen [Gr] †1851 Groningen [Gr] 19
Ellisabeth Anna Alberda*1833 Menkema †1891 Groningen [Gr] 58
Edzard Willem Alberda*1833 Uithuizen [Gr] †1887 Uithuizen [Gr] 54



Bronnen:
1.Algemeen Doopboek Groningen, RHC GA, Collectie DTB toeg. 124, Inventarisnr.: 153, van 1796 tot 1807 (zondag 27 feb 1803)
2.BS Overlijdensregister Uithuizen, RHC GA (maandag 23 mei 1859 akte 22)


Unico Allard Alberda Van Menkema
in
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Ewe Ewesma.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Johan Horenken.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van NN Hunigue.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.
Parenteel van Sico Tjaerda van Starkenborgh.

Unico Allard Alberda Van Menkema1, ged. te Groningen [Gr]1 op zondag 15 mrt 18011, ovl. (hoogstens 1 jaar oud) te Groningen [Gr] voor 1803.



Bronnen:
1.Algemeen Doopboek Groningen, RHC GA, Collectie DTB toeg. 124, Inventarisnr.: 153, van 1796 tot 1807 (zondag 15 mrt 1801)
')}