Genealogie van NazatenDeVries en anderen
Unico Allard Alberda
in
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Johan Horenken.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Unico Allard Horenken Alberda, geb. te Groningen [Gr] op donderdag 17 okt 1726, heer van de borg Dijksterhuis, Appingedam [Gr], heer van Menkema, burgemeester, ovl. (63 jaar oud) te Uithuizen, Menkemaborg op vrijdag 27 aug 1790.

tr. (resp. 35 en ongeveer 25 jaar oud) te Barneveld [Ge] op maandag 31 mei 1762
met

Christina Bentinck van den Brielle, dr. van Goossen Geurt Bentinck Van Den Brieller en Wilhelmina Jeanne van Reede, geb. in 1737, ovl. (ongeveer 78 jaar oud) te Groningen [Gr] op zondag 26 nov 1815.

Uit dit huwelijk 6 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wilhelmina Jeanne*1770  †1845 Dijksterhuis 75
Gerard*1764 Uithuizen [Gr] †1828 Uithuizermeeden [Gr] 63
Gosen Geurt*1766  †1830  64
Suzanne Elisabeth Horenken*1768  †1789  21
Everdina Cornere*1774  †1818  44
Christina Maria Horenken*1775 Uithuizen op de Menkemaborg †1856 Groningen, Grote Markt Nr E4 80


Unico Evert Alberda van Vennebroek
in
Genealogie van Hendrik Clant.
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Unico Evert Alberda van Vennebroek, geb. te Anloo [Dr] in 1714, Heer van Vennebroek. heer van te Vennebroek, rentmeester van een compagnie paarden, ovl. (ongeveer 80 jaar oud) in 1794.

  • Vader:
    Onno Tamminga van Alberda van Rensuma van Nijenstein1, zn. van Mello Alberda op Menkema en Susanna Elisabeth Tamminga, geb. te Groningen [Gr]1 op maandag 3 jun 16691,1, gecommitteerde der Staten-Generaal, geduputeerde staat, gecommitteerde raad wegens de Ommelanden, jonker, heer van Ringeweer tot Uithuizen te Zandeweer [Gr] op dinsdag 15 nov 1695, ovl. (73 jaar oud) te Zandeweer [Gr]1 op vrijdag 10 mei 17431,1, tr. (resp. 26 en minstens 18 jaar oud) te Zandeweer [Gr] op dinsdag 15 nov 1695.
 

tr. (resp. ongeveer 30 en ongeveer 29 jaar oud) (1) in 1744
met

Theodora Elisabeth De Sighers de Sighers ther Borch, geb. in 1715, ovl. (ongeveer 32 jaar oud) in 1747.

tr. (resp. ongeveer 34 en ongeveer 18 jaar oud) (2) te Anloo [Dr] op zaterdag 14 dec 1748
met

Johanna Agnes van Dongen, dr. van Frederik Hendrik van Dongen en Eva Gijsbertina Geertruida Sighers ter Borch, geb. te Anloo [Dr] Huize Vennebroek in 1730, ovl. (ongeveer 23 jaar oud) in 1753.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Josina Petronella*1751 Anloo [Dr] †1828 Groningen [Gr] 76



Bronnen:
1.De Ommelander Borgen en Steenhuizen, Dr. W.J Formsma, Stol en Pathuis, Van Corcum & Comp. B.V., ISBN 90 232 1047 6, Assen [Dr], 1973
2.Algemeen Doopboek Kerkelijke gemeente Groningen, RHC GA, Collectie DTB, toeg. 124, Inventarisnr.: 148, Groningen [Gr], van 1676 tot 1705 (zaterdag 19 dec 1676)


Unico Evert Lewe van Nijenstein
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Genealogie van Reint Alberda.
Genealogie van Tobias van Iddekinge.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Evert Horencken.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Hendrina (Hendrikje) Hiddingh.
Parenteel van Johan Horenken.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Unico Evert Lewe van Nijenstein, geb. te Groningen [Gr] op donderdag 15 mrt 1787, ovl. (71 jaar oud) te Groningen [Gr] op maandag 3 mei 1858.

tr. (resp. 31 en 21 jaar oud) op maandag 5 okt 1818
met

Johanna Catharina van Iddekinge, dr. van Jean Francois van Iddekinge en Christina Maria Horenken Alberda, geb. te Kropswolde [Gr] op zondag 23 okt 1796, ovl. (30 jaar oud) te Zuidbroek op woensdag 19 sep 1827.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jean Francois Lewe*1823 Groningen [Gr] †1882 Groningen [Gr] 58
NN Lewe*1819 Winschoten [Gr]    
Josina Petronella Lewe*1820 Groningen [Gr]    



Bronnen:
1.BS Overlijdensregister Groningen, RHC GA, Collectie DTB, Groningen [Gr] (vrijdag 18 jan 1828 akte 67)


Unico Evert Lewe van Nijenstein
in
Genealogie van Lubbert Lewe.
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Evert Horencken.
Parenteel van Ewe Ewesma.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Hendrina (Hendrikje) Hiddingh.
Parenteel van Johan Horenken.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van NN Hunigue.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.
Parenteel van Sico Tjaerda van Starkenborgh.

Unico Evert Lewe van Nijenstein, geb. te Groningen [Gr] op dinsdag 8 dec 1863, burgemeester te 's-Heer Abtskerke [Ze] van woensdag 20 jan 1892 tot zaterdag 15 apr 1933 , ovl. (72 jaar oud) te Goes [Ze] op woensdag 6 mei 1936.

  • Vader:
    Jean Francois Lewe Van Nijenstein, zn. van Unico Evert Lewe van Nijenstein en Johanna Catharina van Iddekinge, geb. te Groningen [Gr] op donderdag 18 dec 1823, advocaat en procureur, ovl. (58 jaar oud) te Groningen [Gr] op vrijdag 14 jul 1882, tr. (resp. ongeveer 31 en ongeveer 21 jaar oud) in 1855.
 
  • Moeder:
    Ellisabeth Anna Alberda Van Menkema, dr. van Unico Allard Alberda Van Menkema en Josina Petronella Polman Gruys, geb. te Menkema op zondag 20 jan 1833, ovl. (58 jaar oud) te Groningen [Gr] op maandag 28 dec 1891.
 


Essa von Klein-Borssum
Essa von Klein-Borssum.

tr.
met

Wiard VII .

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Haico II*1432  †1493  61


Unico II Tot Farmsum
 
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Unico II Ripperda Tot Farmsum, geb. in 1413, hoofdeling en proost te Farmsum [Gr], hoofdeling en proost te Loppersum [Gr], hoofdeling (dankzij de afkomst van zijn vrouw) te Oosterwijtwerd [Gr], ontvangt van de keizer een bevestiging van zijn heerlijke rechten op maandag 12 jan 1474, verkrijgt het muntrecht, ovl. (ongeveer 61 jaar oud) op de Ripperdaborg aldaar in 1474 (hij overlijdt aan de pest), begr. te Farmsum [Gr] begraven in de kerk.



Aantekeningen bij Unico II Ripperda Tot Farmsum.

Unico Ripperda.
UNICO RIPPERDA (of Uniken), zoon van Hayo, zijn moeder is een Abdena. Hij is hoofdeling van Oosterwijtwerd, Holwierde en Uitwierde en volgt in 1441 zijn oom Dithmaer Rengers op als proost van Farmsum. Met zijn neef Johan Rengers wordt hij 1474 door Groningen afgevaardigd naar den Keizer om met andere rechten o.a. voor de stad het goudenmuntrecht te verkrijgen. Wat het muntrecht voor de stad betreft, heeft de deputatie geen succes; de stad verkrijgt dit eerst in 1487. Van keizer Frederik III verkrijgen zij echter persoonlijk als buitengewoon gunstbewijs (bij acte van 12 Januari 1474) het recht om gouden en zilveren munten te slaan. Of zij het ooit uitgeoefend hebben, is onbekend. Beiden hebben met hun lastgevers hierover moeilijkheden gekregen en hebben, nadat zij hun diploma aan het stadsbestuur hebben overgelegd, dit nooit terug ontvangen. Ripperda overlijdt nog in hetzelfde jaar aan de pest (1474) en zal misschien ook daardoor geen gelegenheid hebben gehad het recht uit te oefenen.
(U. v. Ripperda, Genealogie. Een kopie van de akte van 1474 (Keulen) bevindt zich in de Regesta Imperii van de Akademie der Wissenschaften und der Literatur Mainz (Regest 6826): "Bestätigt und vermehrt die Privilegien des Uniko Ripperda, Hauptmanns in Farmessum (in Friesland). Pön 60 Mark Goldes." "- Daz wir umb sundrer erberkeit tugent und redlicheit und vernunfft, damit unnser und des reichs lieber getrewer Uniko Ripperda hawbtman zu Farmessum vor unnser keiserlichen maiestat berumbt ist, auch der getrewen annemen und nuczlichen dinst willenn, die er uns und dem heiligen reich offt willigclich getan hat und in kunftig zeit wol tun mag und sol, demselben Uniko all und iglich gnad freiheit recht brieve, privilegia gerechtigkeit allt herkomen und gut gewonheit zu dem sloss und herlicheit Farmessum in Frieslannde gehorennde mit den hewsern und hawsstetten bynnen Farmessum gelegen auch den dreye reittschafftn inwenndig und auswenndig Delfs mit namen Farmessumer Vitwirder und Hallwirder, wie dann das sein vater und er bisher in ruhigem possess und gebrauch inngehabt und gebraucht und herbracht fur sich sein eelich sun albeg den elltissten. Ob er der aber nicht enhette, sein eelich tochter oder ob die auch nicht weren, sein nechst frunde unverscheidenlich bey einander zu behallten in allen und iglichen iren wortten punctn articln innhalltungen meynungen und begreyffungen, als Romischer keiser gnediglich vernewet confirmirt und bestett. Und damit wir auch den gemelten Uniko in solhen seinen getrewen dinstn und bey uns und dem heiligen reich dest mit geneigterm willen behalltn mugn, demselben Uniko und seinen erbenn diss besunder gnad und freiheit getan und von newem gegeben haben. Also daz sy nu hinfür in den vorgemelten iren herlichheitten guldein und silbrein müncz wie durch annder unnser und des reichs undertan in dem Friesslannd gepflegen und daselbs zu teglichem gebrauch und wert genomen wirdet unnder irem wappen machen, dadurch sy auch die wege und strass daselbs dem kaufmann und wanndeltn personen zu gut gepessern und befriden von allem zollpern gut so in dieselb ir herlicheit gebracht oder durch gefurt wirdet, redlich zys und weggellt nemen mugen. Und dartzu im seinen eelichen hawsfrawen und kinden unnser lieben frawen ordnen und gesellschafft zu tragen vergonnet und erlaubt haben, auch all und iglich eynung verpuntnuss und verschreibung, ob er oder sein vordern der gegen yemand mit iren slossen und bevestigung on unnser vorfarn oder unnser als Romischen keisers und irs rechtn herren, dem sy on mittel zusteen willen und bevelh gemacht hetten genntzlich abtan vernicht und in und sein erben davon entledigt und absolvirt .." ).
In 1473 en 1474 maakte Unico samen met Johan Rengers van Ten Post (later Rengers tot Scharmer en Dijksterhuis) deel uit van een gezantschap van de Stad (Groningen) en Ommelanden naar keizer Frederik III te Keulen, ter bevestiging van hun oude vrijheden. In 1474 worden zowel Unico als Johan Rengers tot rijksvrijheer verheven: "Durch Urkunde des Kaisers Friedrich III. vom Mittwoch nach Heil. 3 Könige 1474 wird er und seine Nachkommen für ewige Zeiten als Reichsunmittelbarer Häuptling und Freiherr vom Kaiser anerkannt und erhielt das Recht, Münzen zu schlagen, sowie die oberste Rechtssprechung in seinen Besitzungen auszuüben." Unico schijnt daadwerkelijk van dit muntrecht gebruik te hebben gemaakt, doch is waarschijnlijk niet in staat geweest veel van zijn nieuw-verworven rijksvrijheid te realiseren.
DE BORG TE WINSUM.
Deze tak van de Ripperda's, die actief zijn geweest in het noorden en het oosteN van ons land, hebben een borg gehad in Winsum. Aldaar wordt gesproken over een oostelijke en een westerlijke Ripperdaborg. Unico erft de borg Oosterwijtwert.
(* Bronnen: Zie: W.G. Feith in Ned. Leeuw XL, 106-109; * Wapenheraut V, 151 (hier foutief) en 273, 274; * Friedländer, Ostfr. Urkundenb. l, no. 753; P.O. van der Chijs, Munten v. Friesl. Gron. en Drenthe, 433 vlg.).
DE BORG TE FARMSUM.
Omstreeks het jaar 1000 spreekt men voor het eerst van het dorp Farmsum: "Fretmarashem". In het jaar 1228 is er sprake van ' Fermeshem'. Aan het einde van de 14e eeuw wordt de naam als 'Fyrmesen' geschreven en nog later als 'Fermissum' en Farremsem'. De rechtspraak is in handen van de Ripperda's, de bewoners van de borg.
In ongeveer 1270 wordt het steenhuis genoemd. In 1323 wordt de naam Ripperda aan het huis gekoppeld. In 1681 is er sprake van een borg met met een schathuis en traptoren, paardenstal, brouwhuis en 62 grazen land.
In 1745 wordt het interieur van het huis beschreven: een blauwe, een rode en een groene kamer, een klein kamertje, een grote zaal, een voorhuis een voorkamer, een keuken en een kamer daarnaast, een slaapkamer, gang en eetkamer enz. Poort, brouwhuis, koetshuis, schuur, provisiekamer en zolders completeren het beeld. In 1811 wordt het geheel afgebroken.
Tot 1681 wordt het huis bewoond door de familie Ripperda. Een eeuw lang bleef het huis van de familie Rengers. Vanaf 1246 wordt in een oorkonde, die trouwens niet als echt erkend wordt, Hayo Ripperda van Farmsum genoemd. Vanaf Unico Ripperda, die in verschillende oorkonden van 1375-1400 wordt genoemd, is het geslacht te volgen. Hij kan dan ook als de stamvader van de Ripperda’s worden genoemd.
De Farmsumer Borg en haar bewoners..
In 1687 wordt de borg Farmsum, die eigenlijk maar in handen van twee families is geweest, verkocht en kan men uit de verkoopbrief lezen: "De borch tot Farmsum uit het water opgetimmerd met het schathuis en toorn an de sijdt, met graften, bomen en plantagien en appelhof groot omtrent 12 grassen, met een groot keukehof met 40 grasen en 46 deimtes landes. De staende jurisdictie so civile als criminele over 5 dorpen als Farmsum, Weywart, Heveskes, Oterdum en Mithuisen, over welke 5 dorpen de coper de kerkvoogden alleen kan stellen, welcke ook rekenige an hem moeten doen. Het recht van unicus collator tot Farmsum, Oterdum en Mithuisen. Het Dijckgraaffschap over zee- en somerdij ken, waaronder verscheidene carspelen behoren. Het overste scepperschap van Farmsumerzijl, ses dijckrechter-eeden tot Farmsum, een dijckrechterseed tot Weywart en Collatie, het recht van een uitmijnder te mogen stellen, enige gestoelten en alle graven op 't choor in de kerke te Farmsum. ".
Uit deze opsomming blijkt wel duidelijk, dat de heren van de borg te Farmsum zo in de loop der tijden machtige heren zijn geworden en veel hebben te zeggen in het dagelijkse bestel van hun onderhorigen. De eerste heer op deze borg, dat eigenlijk wel een kasteel mag worden genoemd, is Unico Ripperda.
Deze is de eerste die in authentieke oorkonden wordt vermeld. Toch is deze heer niet bepaald gelukkig. Het is vroeger net als nu: er wordt wel eens op het verkeerde paard gewed. Dat doet Unico Ripperda, als hij zich schaart aan de zijde van de Vetkopers, die de Ommelanden aan Albrecht van Beieren heeft opgedragen. Een van zijn wonderlijke daden is, om op zijn slot te Farmsum een legertje van 400 zeerovers onder te brengen. Dat zijn de zogenaamde Victaliebroeders of Likedelers. Dit zijn zeerovers die in 1399 door de Hanzestaten en de koning van Denemarken zijn verdreven en dan uitwijken naar de Noordzee, de Eems en de Lauwerszee. De eigenaardige naam hebben ze gekregen, als zij in 1393 het belegerde Stockholm van victalie hebben voorzien.
Als bondgenoten krijgen zij naast zich verschillende Oostfriese heren, die hierdoor niet bepaalt armer worden. "Crime does not pay", dat geldt nog altijd. Ook voor de Victaliebroeders komt het einde, als zij in 1401 het onderspit moeten delven tegen de Hanze en eenvoudig vernietgd worden. Het samenwerken van Unico Ripperda, heer van Farmsum, met deze zeerovers komt hem dan ook duur te staan. De Groningers die een aanval doen om het roversnest uit te roeien, mogen dan bij de eerste aanval worden afgeslagen, drie dagen later veroveren ze het slot en moet Ripperda het gedogen, dat hij een bezetting van de vijand krijgt.
De opvolger van Unico is Hayo. Deze verzet zich tegen het stapelrecht en komt hierdoor in botsing met de stad Groningen. In 1434 wordt de olderman Willem Wicheringe naar Farmsum gezonden, om daar het stapelrecht erkent te krijgen. Deze afgezant wordt door de mensen op de borg doodgeslagen en daarmee krijgt Hayo Ripperda te maken met een zeer verbolgen stad die hem tenslotte zo klein weet te krijgen, dat hij op Sint - Laurentiusavond 1434 gedwongen is zich met zij tegenstander te verzoenen. Zijn tegenstanders eist een boet van 500 arentsgulden en dwingt hem de borg open te stellen voor Groningers. Dat het stapelrede gehandhaafd blijft, ligt natuurlijk voor de hand. Alle bewoners van de borg Farmsum de revue te laten passeren, zal een boekwerk ten gevolge hebben.
Een enkel voorbeeld, hoe groot de macht van de heren is en hoe die ook wel eens ten koste van het algemene belang in het oog houden, vormt het relaas van een gebeurtenis uit het leven van Unico Ripperda, hoveling van Oosterwijtwerd, Holwierde en Uitwierde en proost van Farmsum. M. ten Broek schrijft in de Groningse Volksalmanak 1936 het volgende interessante verhaal: "Unico Ripperda, de man van Uiske Ukena, was in de Ommelanden een man van betekenis. In het jaar 1473, een jaar voor zijn dood (hij overleed aan de pest) zonden de Stad en Ommelanden een gezantschap naar keizer Frederik die zich in dat jaar te Keulen bevond, om aan deze vorst te verzoeken: de bevestiging der oude vrijheid tegen de aanslagen van den Hertog van Bourgondië, de bekrachtiging der oude verbonden tusschen Stad en Ommelanden voor altijd en de bescherming des rijs tegen geweld. Verder moesten de gezanten onderhandelen over het potessaatschap van Friesland, den gouden muntslag en verheffing van alle raadsleden in den adelstand, aan die Stad door dien keizer aangeboden.
Tot dit gezandschap behoorden, behalve een der Groningsche burgemeesters en de stads-secretaris, de beide Ommelander edelen Unico Ripperda en Johan Rengers. Zij kwamen te Keulen, doch vernamen dat de keizer was vertrokken. Vervolgens reisden zij naar Andernach, waar zij door de vorst werden ontvangen. Zij moesten zich echter tevreden stellen met enige vage beloften. Konden zij dus voor de belangen van hun zenders weinig doen, hun eigen belang wisten zij des te beter te behartigen. Zij wisten namelijk brieven te verkrijgen waarbij hun het rechtsgebied in hun kerspelen de tol en, het recht om gouden munt te slaan, werd verleend. Dat Unico Ripperda ook werkelijk van het verkregen muntrecht gebruik heeft gemaakt, blijkt wel uit een mededeling van den reeds meermalen genoemden kroniekschrijver Harkenroth, die beweert dat hij deze munten gezien heeft.
In 1474 keerden de gezanten naar hun woonplaats terug. Rengers was tijdens hun afwezigheid tot burgemeester van Groningen gekozen. Na hun terugkeer deelden zij den hunner bemoeiingen aan de in de St. alburgskerk te Groningen vergaderde Staten der Ommelanden mee. Over de door hen verkregen voorrechten zwegen de heren natuurlijk. De vergadering hoorde de lezing der stukken bedaard aan, zonder de gezanten te loven of te laken. Waarschijnlijk hebben de heren met hun missie nog een ander voordeeltje behaald. Uit zijn verantwoording bij de Stad en Ommelanden gedaan blijkt dat aan Rengers ook aangeboden was het ridderschap, doch dat hij hiervoor had bedankt en dat de keizer in plaats daarvan hem met voornoemde giften had begunstigd." Wanner men zoiets leest zou men willen zeggen: "Niets nieuws onder de zon." In 1687 wordt het slot verkocht, is de "regering" van de Ripperda's ten einde. Eigenaar wordt Ephraim van Wervelde, die de burcht niet lang daarna overdraagt aan Edzar Rengers en Catharine van der Noot (zie aldaar voor het vervolg van dit verhaal).

De in 2012 teruggevonden zerk van Unico I Ripperda in de kerk van Farmsum.

tr. (resp. ongeveer 39 en ongeveer 32 jaar oud) te Op Dijkhuizen op dinsdag 10 feb 1452
met

Ulske Ukena von Brokum (komt ook voor als Fockena), dr. van Focko Ukena en Hiddeke Ripperda Tho Dijkhuizen, geb. circa 1420, erfvrouwe te Oosterwijtwerd [Gr], erfvrouwe te Holwierde [Gr], erfvrouwe te Uitwierde [Gr], erfvrouwe te Herwen [Ge], erfvrouwe van Dijkhuizen, Tjamsweer [Gr], door haar komen Oosterwijtwerd en de borg Dijkhuizen aan de Ripperda's, zij wordt de stammoeder van het geslacht Ripperda, ovl. (minstens 54 jaar oud) na 1474.


Aantekeningen bij Ulske Ukena von Brokum (komt ook voor als Fockena).
Zij brengt de borgen en heerlijkheden van Winsum, Oosterwijtwerd en Dijkhuizen aan de Ripperda's en leeft nog in 1474 als ze genoemd wordt te Boxbergen.

Uit dit huwelijk 7 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Wiska*1452  †1488  36
Hayo II*1452 Farmsum [Gr] †1504 Farmsum [Gr] 52
Heer Focco I*1456 Farmsum [Gr] †1480 Winsum 24
Hiddeke*1457  †1527  70
Hilania Ripperda*1459  †1502  43
Heer Eggerik*1460  †1537  77
Bolo     


Dossier:

Unico Ripperda Tot Weldam en Olidam
 
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Unico Ripperda Tot Weldam en Olidam, geb. circa 1569, heer, heer van te Horst [Ge], heer van 'Weldam', Goor [Ov], heer van borg 'Olidam',, aanvankelijk is hij kanunnik te Deventer [Ov] in 1601, wordt lid van de Ridderschap in 1610, lid van het College van Gedeputeerde Staten van 1611 tot 1619, vertegenwoordigt de Admiraliteit te Amsterdam [Nh] in 1618, ovl. (ongeveer 56 jaar oud) op maandag 22 sep 1625.



Aantekeningen bij Unico Ripperda Tot Weldam en Olidam.
DE HOFKERK IN GOOR.
Op de plek waar de Hofkerk heeft gestaand, stond volgende oudste bronnen in 1347 al een kerkje. Rondom dit kerkje ontstaat de Olde Statt, het oudste deel van Goor. Het gebouw staat als het ware op een eiland tussen twee brede beken: de Regge en de Poelsbeek die samen een breed moeras vormen. Tijdens de slag om Goor is de kerk inclusief de toren totaal verwoest. Pas in 1604, 23 jaar na de verwoesting, is er geld voor de herbouw.

Ter ere van Johan Ripperda, heer van Weldam is deze grafkelder ingericht.
In 1709 is de unieke en met bladgoud versierde grafkelder gesticht in de Hofkerk. Een enorm portaal van zo'n vier meter hoogte siert de toegangsdeuren tot de ruimte waar Johan Ripperda, broer van de initiatiefnemer voor de slag om Goor, ligt begraven. Maar het meest veelzeggende is misschien wel het feit dat er in de latijnse tekst onder het wapen met geen woord wordt gerept over Eggerik Ripperda, die door Willem van Oranje is benoemd tot zijn plaatsvervanger in Overijssel.

De latijnse tekst in de metershoge poort meldt dat Eggerius de eerste Ripperda is die van Friesland naar Overijssel komt. Dat is in 1520. Zijn zoon wordt drost van Salland. Eggerik volgt zijn vader op als drost, wordt luitenant stadhouder van Overijssel en leidt de aanval op Goor. Maar geen woord hierover in de kroonlijst.
De letterlijke tekst boven de toegangsdeuren luidt:.
Den allerhoogsten God en der onvergetelijke nagedachtenis gewijd aan den zeer edelen en grootmoedigen Unico Ripperda, drost van Twente, wiens overoude voorzaten voor vele eeuwen vermogend door aanzien en rijkdommen leefden in Vriesland tussen Lavica en Amissen.
Eggerius heer van Wijtwardin en Dijkhuizen was de eerste die zich naar Overijssel begaf in 1520 en is daar getrouwd met Aleide van Beekhorst, freule van Buxbergen. Hun zoon Unico, drost van Salland, kreeg in huwelijk Judith van Twickel, feule van Weldam en Borculo.

Aan de buitenkant van de Hofkerk aan de Bandijk is in de 17e eeuw een dubbel familiewapen van Ripperda aangebracht.
Aan de andere kant van deze muur is het familiegraf.
Hun spruit Johannes nam zich tot vrouw Anna van Vermondt en Odink wier zoon Unico zich in den echt begaf met Anna de Vos van Steenwijk. Uit deze is gesproten Johannes, drost van Twente die trouwde met Sophia van Raesveldt en Twickelo.
Uit de voorzaten en dezen vader en moeder is gesproten Unico Ripperda, enige zoon die na zich door uitstekende bedrijven en schitterende verdiensten in het gemenebest een hogen en onsterfelijken roem te hebben verworven, kinderloos zijne ziel aan God zijn en Schepper heeft weergegeven in den ouderdom van 63 jaren op de 22 april der jare 1709 na Christus onze zaligmaker.
.
De grafkelder is niet geopend voor publiek.

Johan Ripperda en Catharina van Voorst zijn in de grafkelder bijgezet. Op de foto de grafsteen van Catharina van Voorst die getrouwd is geweest met Unico Ripperda, zoon van Johan Ripperda, heer van Weldam.
Bronnen.
01. Weldam, de geschiedenis van een landgoed van G.J. Geerts Boekhandel Broekhuis.
02. Zeven Eeuwen geschiedenis van Zwolle van J.A.J. Temmink.

tr. (ongeveer 35 jaar oud) (1) in jun 1604 dit huwelijk blijft kinderloos
met

Catharina van Voorst, dr. van Elbert van Voorst en Johanna van Arnhem, ovl. op dinsdag 16 aug 1605 in het kraambed.

tr. (resp. ongeveer 39 en ongeveer 28 jaar oud) (2) in 1608
met

Anna de Vos van Steenwijk, dr. van Hendrik de Vos van Steenwijk en Mechteld van Mulert Tot den Ordel, geb. in 1580, ovl. (hoogstens 41 jaar oud) voor 1621.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Johan*1610  †1653 Goor [Ov] 43
Anna  †1624   
Anna Catharina*1609 Markelo [Ov] †1677  68

ervrouwe te Vorden [Ge], tr. (ongeveer 52 jaar oud) (3) in 1621
met

Ages Ripperda Van Vorden, erfvrouwe te Vorden [Ge].

Dossier:

Unico Ripperda van Weldam en Olidam
 
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Unico Ripperda van Weldam en Olidam, geb. op dinsdag 29 jan 1647, heer, heer, drost te Vollenhove [Ov], studeert te Leiden [Zh], lid van de ridderschap in 1671, drost te Vollenhove [Ov] in 1682, landdrost op donderdag 23 okt 1692, ovl. (62 jaar oud) mogelijk te Denekamp [Ov] op woensdag 24 apr 1709 overlijdt kinderloos.



Aantekeningen bij Unico Ripperda van Weldam en Olidam.

Unico Wilhelm van Wassenaer-Obdam. Hij is een neef van Unico Ripperda en erfgenaam van het kasteel Weldam.
Geboren 29 Jan. 1647, overleden (te Denekamp?) 24 April 1709, zoon van Johan en van S.M. van Raesfelt.
Hij wordt 2 mei 1671 ten landdage van Overijsel geadmitteerd en wordt landdrost van Vollenhove en 25 oktober 1692 drost van Twenthe, welk ambt hij tot zijn dood bekleedt. Weldam maakt hij fidei commis op zijn neven Ripperda van de Leemcuil, Wassenaer van Twickel en Munster van Saurenburg. Hij overlijdt kinderloos en is te Oosterwijtwert gehuwd (ondertr. te Goor 14 Nov. 1686) met Margaretha Elisabeth Ripperda, vrouwe van Oosterwijtwert, overl. 23 Febr. 1738, oud 71 jaar; dochter van Gijsbert Herman en van Josina Maria Ripperda. Zij, M.E.R, hertrouwt in 1711 met Willem Hendrik Carel Ripperda tot Veenhuis, Leemcuil en Vorden, heer tot Verwolde. Deze heeft bij zijn eerste vrouw Anna Margaretha Ripperda tot Vorden, een voorzoon Maurits Carel Georg Willem R, die met Weldam wordt beleend. Bij zijn kinderloos overlijden in 1751 komt Weldam aan U.W. graaf v. Wassenaer.
Zijn neven, de h.h. Willem Hendrik Carel baron Ripperda tot De Leemcule, Unico Wilhelm graaf van Wassenaer-Obdam tot Twickel en Unico Freiherr von Münster auf Surenburg, waren fidei commisaire erfgenamen van de heerlijkheid en kasteel Weldam.
(Bronnen: Gesl. Aant. 191; Inventaris Farmsum, no. 499 en 511; Nederl. Leeuw XXXII, 124; Wapenheraut V, 217; XIX, 391).

tr. (resp. 39 en ongeveer 19 jaar oud) te Oosterwijtwerd [Gr] op donderdag 14 nov 1686
met

Margaretha Elisabeth Ripperda Tot Oosterwijtwerd1, dr. van Gijsbert Herman Ripperda en Josina Maria Ripperda Van Zeerijp (bij haar huwelijk komt zijn met attestatie van Tjamsweer en Zeerijp), geb. in 1667, vrouwe te Oosterwijtwerd [Gr], ovl. (ongeveer 71 jaar oud) op zondag 23 feb 1738 overlijdt kinderdloos Margaretha is begraven in de Mariakerk te Oosterwijtwerd, begr. te Groningen [Gr]2 op vrijdag 28 feb 17382, tr. (resp. ongeveer 44 en hoogstens 45 jaar oud) (2) in okt 1711 met haar neef Willem Hendrik Carel (Baron) Ripperda van Venhaus. Uit dit huwelijk geen kinderen.

 



Aantekeningen bij Margaretha Elisabeth Ripperda Tot Oosterwijtwerd.

Het rouwbord van Margaretha Elisabeth Ripperda, overl. op 23 febr. 1738.
Margaretha Elisabeth Ripperda tot Oosterwijdwerd.
Zij is de laatste geweest van het geslacht van de Oosterwijtwerder tak van de Ripperda's. Met haar komt de heerlijkheid Oosterwijtwerd in het bezit van het geslacht Rengers.


Bronnen:
1.Stichting Dodenakkers.Nl, St.Doden
2.Breukdodenboek Kerkelijke gemeente Groningen, RHC GA, Collectie DTB, toeg. 124, Folio 131, Inventarisnr.: 194, Begraafakte, Groningen [Gr], van 1729 tot 1794 (vrijdag 28 feb 1738)

Dossier:


Unico Ripperda Tot Boekelo
in
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Unico Ripperda Tot Boekelo, geb. tussen 1567 en 1570, heer te Boxbergen [Ov], heer te Boekelo [Ov], heer te Hengelo, drost, drost te Diepenheim [Ov], drost, ritmeester van 1598 tot 1612, landdrost van 1612 tot 1623, ovl. (hoogstens 56 jaar oud) op vrijdag 22 sep 1623.


Aantekeningen bij Unico Ripperda Tot Boekelo.
Unico Ripperda Tot Boekelo en Buxbergen, heer van Buxbergen, Boeculo (Boekholt) en Hengelo, geb. omstr. 1570, overleden 22 Sept. 1625, zoon van Herman Ripperda en van Margriet van Heyden.
Hij koopt bij zijn huwelijk het aan den Rutenberch leenroerig huis Hengelo, is van 1598 tot 1621 drost van Haaksbergen en wordt in laatstgenoemd jaar drost van Twenthe, van welk ambt hij in 1623 afstand doet. Hij wordt op 7 Sept. 1614 ritmeester en zijn broeder Eggerick Adriaan Ripperda onder hem kapitein. Op 14 jJuli 1625 is hij bezig met het fortificeeren van zijn huis te Hengelo, welk werk gevaarlijk wordt geacht, omdat de vijand uit Oldenzaal hetzelve zou kunnen doen bezetten.
Unico heeft een krachtige lichaamsbouw en een helder verstand. In 1605 leidt hij de heldhaftige verovering van een Spaanse schans bij Goor. Hij woont eerst op het Hof te Boekelo en koopt in 1615 de heerlijkheid en kasteel Hengelo van Frederik van Twickelo. Hij laat deze burcht uitbreiden en woont er later zelf ook. In 1617 wordt hij tijdens een zitting van de Ridderschap van Overijssel door zijn standsgenoot, Johan van Twickelo tot Borgbeuningen, van overspel beschuldigd. Dit leidt tot zoveel ophef dat zij de Staten dreigt te scheuren. Bij een schermutseling verwondt zijn zoon Willem, Hendrik van Ittersum tot de Hofstede, die het heeft voorzien op Unico's drostambt. Uiteindelijk moet prins Maurits in de zaak bemiddelen, waarna Unico afstand doet van het drostambt.
Hij huwt 23 Aug. 1596 met Anna van Doetinchem, overl. 24 Dec. 1636, dochter van Willem van den tot Rande en van Johanna Pipenpoy. Behalve een zoon Harmen, geb. in 1598 en gebleven in den oorlog van Bohemen, spruit uit dit huwelijk een zoon Willem, die volgt. Unico heeft nog twee natuurlijke kinderen, waarvan Margaretha (geacht als gelegitimeerd) in het voorjaar van 1618 met Herman van Heuvel (Hövell) richter van Delden, later van Enschede, huwt.
(Bronnen: van Doorninck, Geslachtk. Aant, 4-6; Wapenheraut V, 215).

  • Vader:
    Herman Ripperda, zn. van Unico III Ripperda en Judith (Jutta) van Twickelo, geb. na 1548 (1584, mogelijk een bastaardzoon), heer (het slot) Boxbergen, Wesepe [Ov], heer te Boekelo [Ov], heer van 'Weldam', Goor [Ov], heer van, drost te Salland [Ned], in dienst geweest van het Spaanse leger, in krijgsdienst bij ritmeester Johan v. Plettenburg ten Walle voor Spanje, dient bij de Duitse hertog Erik van Brunswijk, Calenberg en Lunenberg van 1528 tot 1584, comandant in het leger tot 1597, ovl. (hoogstens 77 jaar oud) te Hengelo op maandag 22 sep 1625 op kasteel Hengelo, tr. (2) met Mechteld Middelborgh. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (resp. hoogstens 21 en ongeveer 19 jaar oud) (1) circa 1569.
 

tr. (resp. hoogstens 29 en ongeveer 26 jaar oud) (1) op vrijdag 23 aug 1596
met

Anna van Doetinchem, dr. van Willem heer van Rande en Johanna de Pipenpoy van Merchtem, geb. in 1570, ovl. (ongeveer 66 jaar oud) op woensdag 24 dec 1636.

Uit dit huwelijk 2 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Baron Wilhelm*1600  †1669  69
Herman*1598  †1669 Bohemen [Deu] 71

tr. (2) (buitenechtelijke relatie)
met

Nn.

Uit deze relatie 2 dochters:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Margaretha     
Merlina     


Unico Ripperda Van Farmsum
Unico Ripperda Van Farmsum, titel, ovl. in 1400.

relatie
met

Addinga Nn.


Unicos Von Leer
Unicos Von Leer, geb. circa 1392.


Uniko von Leer
Uniko von Leer, geb. te Weener, Ost-Friesland, Dld. circa 1356.

relatie
met

NN Nn.

Uit deze relatie 2 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hayo*1390     
Unicos*1392     


Ursula Van Middachten
Ursula Van Middachten, erfvrouwe te Herveld [Ge], erfvrouwe, ovl. op vrijdag 24 apr 1643.

tr. in 1600
met

Goswin (Goossen) von Raesfeld Zu Romberg Und Nienborg, heer, heer, drost te Borculo [Ge], ovl. op zaterdag 21 sep 1641.

Uit dit huwelijk een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Stephania Anna  †1627   


Vera Graven
in
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Vera Graven, geb. te Brighton, Engeland op vrijdag 5 jul 1901, ovl. (ongeveer 77 jaar oud) circa 1979.

tr. (resp. 23 en 30 jaar oud) op dinsdag 27 jan 1925, (gesch. op donderdag 3 dec 1936)
met

Johan Æmilius Abraham van Panhuys, zn. van Hobbe van Panhuys en Elske de Bockq van Scheltena, geb. te Bennebroek [Nh] op vrijdag 6 jul 1894, titel en van 1907 tot 1950, ovl. (65 jaar oud) te Cambridge/Usa op maandag 13 jun 1960, tr. (1) met Johanna Maria van Muyen. Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (3) met Christian Beatrice Greenhill Gardyne. Uit dit huwelijk geen kinderen.


Veronica van Haesbaert
Veronica van Haesbaert, geb. in 1780, ovl. (ongeveer 66 jaar oud) in 1846.

relatie
met

Christiaan van Orsoy, geb. in 1740, ovl. (ongeveer 68 jaar oud) in 1808.

Uit deze relatie een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Veronica Pietronella*1780  †1846  65


Veronica Pietronella van Orsoy
in
Genealogie van Reint Alberda.
Parenteel van Abel Tamminga.
Parenteel van Hendrik Clant.
Parenteel van Hendrina (Hendrikje) Hiddingh.
Parenteel van Johan Rengers.
Parenteel van Lubbert Lewe.
Parenteel van Reint Alberda.
Parenteel van Rypert Ripperda.
Parenteel van Tyacko Tiddinga.

Veronica Pietronella van Orsoy, geb. op dinsdag 28 mrt 1780, ovl. (65 jaar oud) op vrijdag 20 mrt 1846.

tr. (resp. 34 en 31 jaar oud) te Groningen [Gr] op donderdag 26 mei 1814
met

Onno (II) Joost Sickinghe, zn. van Pieter (II) Rembt Sickinghe (Drost van Hunsingo.) en Anna Josina Petronella Alberda van Ekenstein, geb. te Groningen [Gr] op dinsdag 30 jul 1782, Lid Provinciale Staten. Rechter te Winschoten, Mr. en Jonkheer in 1815, ovl. (62 jaar oud) te Winchoten op zaterdag 15 feb 1845.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Pieter (III) Feijo Onno*1824 Groningen [Gr] †1885 's-Gravenhage [Zh] 61


Vieto Frese
Vieto Frese.

relatie
met

Theda Ukena, dr. van Uko Fockena Ukena von Norden en Hebe Attena von Nesse Und Dornum, geb. circa 1434, ovl. (ongeveer 60 jaar oud) op maandag 17 sep 1494, relatie (1) met Ulrich I Cirksena (Van Oost-Friesland)1,2,3, zn. van Enno II Edzardisna Von Greetsiel Und Norden en Gela Beninga von Manslagt. Uit deze relatie 6 kinderen.


Bronnen:
1.Die Begründung der Erstgeburtsnachfolde im ostfriesischen Grafenhuas der Cirksen, Hans Heinrich Hobbing, Aurich [Deu], 1915
2.Ostfriesland bis zum Aussterben seines Fürstenhauses, Heinrich Reimers, Bremen, Dld., 1925
3.Das Geschlecht Cirksena, Ernst Esselborn, Berlijn [Deu], 1945

Vrouwke de Vries
 
in
Genealogie van Melchior Borchart.
Genealogie van Uildricks Jans.
Parenteel van Melchior Borchart.
Parenteel van NN Hunigue.
Parenteel van Tyacko Tiddinga.
Parenteel van Uildricks Jans.

Vrouwke de Vries2, geb. te Finsterwolde [Gr]2 op zondag 26 jun 19042 (getuigen: haar vader Roelf Borgert de Vries (aang.), 26 jaar, arbeider, vader v.d. geborene, wonende te Finsterwolde, Hindrik Jans Lier, 62 jaar, gemeenteveldwachter, wonende te Finsterwolde en Jan Voortman, 66 jaar, kuiper, wonende te Finsterwolde)2, Status voor vrijdag 4 nov 19663, ovl. (70 jaar oud) te Winschoten [Gr] op dinsdag 11 mrt 19751, begr. te Finsterwolde [Gr] op vrijdag 14 mrt 19751.



Aantekeningen bij Vrouwke de Vries.


Vrouke de Vries, dochter van Roelf Borgert de Vries en Geertje Nanninga.

Vrouke is overleden in 'De Molenhorn' te Winschoten en is begraven op de begraafplaats van Finsterwolde. Op 14 maart kunnen zij die de overledene de laatste eer willen bewijzen, om 13.15 uur dat doen in de aula van 'De Haven', Hoofdweg 2 te Finsterwolde.

  • Vader:
    Roelf Borgert de Vries7, zn. van Roelf de Vries en Vrouwke Janssen, geb. te Reiderwolderpolder6 op woensdag 13 mrt 18786 's morgens om vijf uur (getuigen: Marcus van der Tuuk (aang.), 61 jaar, geneesheer, wonende te Finsterwolde, Derk Jan Mellema, 38 jaar, landbouwer, wonende te Reiderwolderpolder en Cornelis Jan Onnes, 47 jaar, landbouwer, wonende te Reiderwolderpolder)4, geboortegetuige (aang.) van zijn dochter Moetje (Moutje) de Vries op maandag 12 aug 1907, huwelijksgetuige van Petrus (Piet) van der Kruijs en zijn dochter Moetje (Moutje) de Vries op vrijdag 11 dec 1925, huwelijksgetuige van Eggo Gernaat en zijn dochter Gepke de Vries op vrijdag 8 nov 1929, huwelijksgetuige van Jan Groenbroek en zijn dochter Elsien (Heika, Eike) de Vries te Finsterwolde [Gr] op vrijdag 20 mei 1932, arbeider op vrijdag 8 mei 1903, huwelijksgetuige van Christian (Chris) Schuthof en zijn dochter Vrouwke de Vries te Finsterwolde [Gr] op maandag 18 aug 1924, geboortegetuige (aang.) van zijn dochter Vrouwke de Vries op maandag 27 jun 1904, geboortegetuige (aang.) van zijn dochter Gepke de Vries op woensdag 15 dec 1909, onbezoldigd Rijksveldwachter, wegwerker op vrijdag 8 nov 1929, bestuurslid Woningcompact 'De Eendracht' te Finsterwolde voor zaterdag 9 feb 1952, bestuurslid van het Waterschap 'De Reiderwolderpolder' voor zaterdag 9 feb 1952, van het overlijden is aangifte gedaan op zondag 11 mei 19528, ovl. (73 jaar oud) te Finsterwolde [Gr]7 op zaterdag 9 feb 19527 (getuige: Rieko Schuur (aang.), 53 jaar, werkhuisvader, wonende te Finsterwolde)5,7, begr. te Finsterwolde [Gr] op woensdag 13 feb 1952 de begrafenis vindt 'smiddag plaats vanuit café van der Holt te Finsterwolde, waar ook de laatste eer bewezen kan worden1, wonen in een woning van het Waterschap bij de Tille, tr. (resp. 25 en 19 jaar oud) te Finsterwolde [Gr]9 op vrijdag 8 mei 19039 (getuigen: zijn vader Roelf de Vries, vader van de bruidegom, haar vader Geert Nanninga, vader van de bruid, haar moeder Moetje (Moutje) Kiewiet, moeder van de bruid, Hindrik Jans Lier, 61 jaar, gemeenteveldwachter, wonende te Finsterwolde, Harm Tiedens, 59 jaar, smid, wonende te Finsterwlde, Uuldrik Slijm, 50 jaar, arbeider, wonende te Finsterwolde, Thomas Henri Klinkhamer, 23 jaar, zonder beroep, wonende te Finsterwolde, Hindrik Jans Lier, gemeenteveldwachter, 61 jaar, Harm Siedens, 59 jaar, smid; Uuldrik Slijm, 50 jaar, arbeider, Thomas Henri Klinkhamer, 23 jaar, zonder beroep, allen wonende te Finsterwolde)9.
 
 

tr. (resp. 20 en 22 jaar oud) te Finsterwolde [Gr] op maandag 18 aug 1924 (getuigen: haar vader Roelf Borgert de Vries, vader van de bruid, haar moeder Geertje Nanninga, moeder van de bruid, zijn vader Geert Schuthof, vader van de bruidegom, zijn moeder Catharina Schäfer, moeder van de bruidegom, Eltjo Westerhuis, 46 jaar, gemeenteontvanger, wonende te Finsterwolde en Albertus Dinckgreve, 42 jaar, ambtenaar ter secretarie, wonende te Finsterwolde)
met

Christian (Chris) Schuthof14, zn. van Geert Schuthof en Catharina Schäfer, geb. te Winschoten [Gr]14 op dinsdag 29 okt 190114, woont te Winschoten [Gr] voor vrijdag 8 aug 1924, arbeider op vrijdag 8 aug 1924, ovl. (66 jaar oud) op zaterdag 11 nov 196713, begr. te Finsterwolde [Gr] op woensdag 15 nov 196713.

 



Aantekeningen bij Christian (Chris) Schuthof.

.

Deze Christaan wordt doorgaans Chris genoemd en hij trouwt met Vrouwke de Vries, een van de vijf dochters van Roelf Borgert de Vries en Geertje Nanninga, op 8 november 1923. Chris is een hardwerkende man, wat ook is te zien aan zijn lichaamsbouw. Chris treedt in de voetsporen van zijn voorouders. De vis laat Chris wel links liggen, maar dat kan niet worden gezegd van de drank. Zo nu en dat gaat Chris zich te buiten aan de drank, wat zijn temperament behoorlijk parten speelt. In zijn jonge jaren, maar ook later nog, gaat in het café het biljart en de kant en wordt dat de plek voor de muzikanten. Chris kan behoorlijk goed zingen en als het beetje mee zit, zingt ook hij daar tijdens de kermis samen met Vrouwke in het café in de sfeer van Johnny Jordaan en weerklinkt hun: “Als je verliefd bent, dan kijk je naar elkander. Als je verloofd bent, heel stiekum naar een ander. Als je getrouwd bent, denk je vaak met spijt: M’n eerste liefde dat was de mooiste tijd,” door het café. Als het Chris belieft, zingt later hij ook wel eens samen met dochter Geertje. (Bron: G. Hillinga-de Vries en eigen ervaringen).

Chistiaan is begraven op de begraafplaats van Finsterwolde. 'Zij, die de overledene de laatste eer willen bewijzen, worden daartoe in de gelegenheid gesteld om 1.30 uur in hotel Van der Holt.'.


Uit dit huwelijk 4 kinderen, waaronder:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Roelf Borchert (Roelf)*1924  †1966 Wedderveer [Gr] 42
Catharina (Rieni)*1926  †2003 Winschoten [Gr] 77
Geert*1932  †2011 Wedde [Gr] 78



Bronnen:
1.Grafzerk. Rouwadvertenties., S549
2.BS Geboorteregister Finsterwolde, RHC GA (zondag 26 jun 1904 akte 41)
3.Huwelijkskaart Geertje en Bruno, S543
4.Huwelijksboekje., S530
5.Burg. Stand (Genlias), S529
6.BS Geboorteregister Finsterwolde, RHC GA (woensdag 13 mrt 1878 akte 31)
7.BS Overlijdensregister Finsterwolde, RHC GA (zaterdag 9 feb 1952 akte 3)
8.Burg. Stand (Genlias), S478
9.BS Huwelijksregister Finsterwolde, RHC GA (vrijdag 8 mei 1903 akte 15)
10.Rouwadvertenties., S554
11.BS Overlijdensregister Finsterwolde, RHC GA (donderdag 24 jan 1946 akte 3)
12.Grafzerk. Burg. Stand (Genlias), S479
13.Rouwadvertenties, S551
14.BS Geboorteregister Winschoten, RHC GA, Groningen [Gr] (dinsdag 29 okt 1901 akte 260)

Dossier:

Vrouwke Janssen
 
in
Genealogie van Melchior Borchart.
Parenteel van Melchior Borchart.
Parenteel van NN Hunigue.
Parenteel van Tyacko Tiddinga.

Vrouwke Janssen1, geb. te Wymeer, Weener [Deu] op zondag 25 aug 1839, dienstmeid, ovl. (61 jaar oud) te Reiderwolderpolder1 op woensdag 3 jul 19011 in de overlijdensakte is sprake van geboren te "Wijmeer in Pruissen"1, begr. te Finsterwolde [Gr].



Aantekeningen bij Vrouwke Janssen.


Overlijdensakte van Vrouwke Janssen 3 jul 1901, overl. te Reiderwolderpolder, gem. Finsterwolde.

Vrouwke Janssen is van Duitse afkomst en is geboren in Wymeer. Ze is (waarschijnlijk) genoemd naar een zus van haar vader die ook Vrouwke heet. Over Wymeer is een boek op persoonlijke titel uitgegeven door Rolf Koens in 2003, waarbij de periode van 1713-1900 wordt beschreven. Het boek is niet opgenomen in de officiële OSB. In het kerkeboek van Wymeer vinden we behalve de geboorte van Vrouwke het volgende: "deze nae volgende syn de communicanten of ledematen van de gemeente tot Wymeer soo by de aenkomst van myn bedieninge zyn gewest: Frouwke Jansen". Omdat we hier te maken hebben met de Kirchenmitglieder 1713 en de Kircheneintritte van de gemeente tussen 1714 en 1723, gaat het daarbij om een andere Vrouwke Jansen, want Vrouwke Jannsen, geh. met Roelf Roelfs de Vries wordt pas geboren op 25 aug. 1839.

wonen te Reiderwolderpolder, tr. (resp. 35 en 30 jaar oud) te Finsterwolde [Gr]4 op dinsdag 18 mei 18754,4
met

Roelf de Vries5,6, zn. van Roelf Borgert(s) de Vries en Jantje(n) Jans Kamer, geb. te Finsterwolde [Gr]5 op woensdag 23 okt 18445, boerenknecht en dagloner, huwelijksgetuige van zijn zoon Roelf Borgert de Vries en Geertje Nanninga te Finsterwolde [Gr] op vrijdag 8 mei 1903, geboortegetuige (aang.) van zijn zoon Roelf Borgert de Vries op maandag 30 okt 1876, geboortegetuige (aang.) van zijn zoon Roelf Borgert de Vries op zondag 26 dec 1875, arbeider op vrijdag 8 mei 1903, ovl. (69 jaar oud) te Reiderwolderpolder6 op vrijdag 31 jul 19146 (getuigen: Jan Etsko Walma, 39 jaar, handelaar, wonende te Reiderwolderpolder en Jan Woldendorp, 56 jaar, arbeider, wonende te Reiderwolderpolder)6, begr. te Finsterwolde [Gr].

 



Aantekeningen bij Roelf de Vries.


Overl. akte van Roelf (Roelfs) de Vries.

Hoe heeft Roelf Roelfs de Vries Vrouwke aan de haak geslagen? De eerste komt uit het Oldambt, de laatste uit Wymeer in Oost Friesland. Het verhaal erachter zal wel nooit helemaal boven water komen. Toch zal ik een poging doen die de waarheid daarover zal benaderen. Mogelijk heeft Roelf zich aangesloten bij een groep Hollandgängers en is hij op de terugweg met ze meegegaan naar Wymeer. Het kan ook zijn dat Roelf behoord heeft tot de slikwerkers, een van de mannen die heeft meegeholpen aan inpolderingen. De ingelanden, de boeren en de grondeigenaren krijgen snel door dat zij drie vliegen in één klap kunnen slaan: dijken opwerpen, land winnen en geld verdienen. De Staten van Holland sturen na de kerstvloed van 1717 maar liefst 500 soldaten en 4000 arbeiders naar het noorden. Razendsnel verrijst de ene na de andere polder. Reiderwolderpolder 1862, Negenboerenpolder 1872, Westpolder 1875, Eemspolder 1876, de Aalanden 1877, Johannes Kerkhovenpolder 1877, Lauwerpolder 1892. De stad Groningen verwerft ineens honderden hectares vruchtbaar land, de boeren zwemmen in het geld en bouwen huizen en boerderijen als kastelen. Over de grens in Duitsland heeft Fredrik de Grote al in 1752 opdracht gegeven de Landschaftspolder (1770) in te dijken. De Heinitzpolder (1778) en de Kanalpolder volgen en zo probeert men het land terug te winnen in een gebied waarvan Plinius eens heeft gezegd dat hij niet weet of de bodem tot de aarde dan wel tot de zee behoort. Het gebied dat door de Dollard is verzwolgen wordt in ras tempo terug gewonnen. De Duitsers noemen het gebied daarom Bunderneuland. Vervolgens ligt er tussen Weener en Bunde, ten oosten van Wymeer, tussen Boen en Stapelmoor een veengebied waar veel mensen nodig zijn voor de ontginning. Van over de grens komen stoere mannen werken op het Herrenland van het klooster Dünebroek. Het grensverkeer bij (Oude) Statenzijl, Nieuweschans en Bellingwolde wordt gekenmerkt door de trek van honderden Hollandgängers die gehoord hebben dat er geld te verdienen valt aan de andere kant van de Zuiderzee, in Holland en omgekeerd trekken ruige Groningers de grens over om daar te halen wat ze hier niet kunnen vinden.

Hollandgänger.
De groep Hollandgängers kan bestaan uit handelaren, (seizoen)arbeiders en emigranten. Daarmee is gelijk het verschil gelegd tussen passant (met het voornemen om weer naar huis te keren) en migrant (met het voornemen om daar (langdurig) te blijven). Onder de Hollandgänger onderscheiden we verschillende arbeidsgroepen, zoals,.
- Gräsmäher/Hannekemaaier, seizoenarbeiders die gras maaiden en/of de oogst binnenhaalden, bleven circa 6 weken in de maanden mei en juni in Nederland;.
- Tödden, reizende handelaren;.
- Torfgräber, seizoenarbeider die turf steekt in het oosten van Nederland. Deze arbeid vangt aan begin april;.
- Walfänger, seizoenarbeider die op de walvisvaart gaat, vertrekt voor pasen naar Holland (Zaandam, Hoorn, Amsterdam, Rotterdam) en komt laat herfst pas weer terug. Vooral seizoenarbeiders uit Gehrde en Menslage namen hieraan deel.
Hoewel er al in de 16e eeuw Hollandgänger zijn, komt de trek pas in de 18e eeuw goed op gang. Door de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) is het Osnabrücker Nordland verzwakt en is er een gebrek aan arbeidskrachten. Pas na 1700 zijn de sporen van het oorlogsgeweld uitgewist en ontstaat er een overschot aan arbeidskrachten. Dit duurt tot de Franse Revolutie. In het begin van de 19e eeuw zijn de verdiensten in Holland sterk teruggelopen en wordt de Hollandgängerei langzamerhand omgezet in de grote emigratie-stroming naar de Verenigde Staten. In 1656 telt Menslage 57 en Badbergen 73 Hollandgänger. In percentage van de bevolking is dit slechts 3% respectievelijk 2%. Voor Menslage zal dit aantal in de 18e eeuw nog oplopen. Voor Badbergen nauwelijks. In 1811 telt canton Quakenbrück (met Essen, Quakenbrück, Badbergen en Menslage) 13.000 inwoners met 505 (4%) Hollandgänger. In Canton Vörden ligt dit net onder de 10%. In Canton Fürstenau ligt dit boven de 10%, in Canton Ankum rond de 14%. In 1829 telt het Amt Bersenbrück zo'n 1340 - 1370 Hollandgänger. Daarvan komen er minder dan 500 uit Artland (bijna 5% van de bevolking). Het percentage ligt hoger bij de Kirchspielen Ankum, Bersenbrück en Alfhausen (boven de 7%) waar 876 Hollandgänger zijn. Badbergen telt 70-80 Hollandgänger, Gehrde 180 - 200 en Menslage 214. In 1830 is het aantal Hollandgänger uit het Amt Bersenbrück opgelopen tot circa 2000, vanwege de arbeidscrisis in het Amt. Vanwege de Nederlandse oorlog tegen België valt er echter weinig te verdienen. In 1832 doet dat het merendeel besluiten thuis te blijven, waardoor de armoede in het Amt alleen maar toeneemt. In 1833 proberen weer zo'n 2000 arbeiders geld te verdienen in Holland. Vanwege de slechte oogst verdienen zij gemiddeld slechts zo'n 30 tot 40 gulden. Vervolgens neemt het aantal Hollandgänger alleen nog maar af: 1850 (1834), 1649 (1835), 1572 (1837), 1190 (1841), 1121 (1842), 840 (1844), 760 (1846), 510 (1847). Tegen het eind van de eeuw loont het niet meer om naar het westen te trekken. Ze blijven weg omdat de welvaart in Duitsland toeneemt. Toch kennen we de verhalen over de Hannekenmaaiers maar al te goed. Ze reizen in groepen, die almaar groter worden en zijn bepakt met gereedschap en grote hoeveelheden spek en gerookt varkensvlees, omdat dat goedkoper is dan kopen in Nederland. Ze worden afgeschilderd in talloze kluchten als dom, vies en gierig en als opscheppers die zich beter voordoen dan ze zijn, in de hoop een Nederlandse vrouw aan de haak te slaan. Dat moet velen gelukt zijn, want alleen al tussen 1815 en 1850 hebben zich ongeveer 140.000 van deze trekarbeiders blijvend in ons land gevestigd.

De verdienste van de gemiddelde Hollandgänger is tussen de jaren 1834 en 1847 variërend van 15 tot 24 Rth. (omgerekend 28 tot 44 Hfl.). De seizoenarbeiders blijven meestal 2 tot 3 maanden in het buitenland, doch dit kan uitlopen tot 6 maanden.
Om in Holland te mogen werken hebben de seizoenarbeiders toestemming nodig van het Amt (Fürstenau of Vörden). Echter een flink aantal arbeiders trekt zonder toestemming naar Holland. In 1656 wordt hierop gereageerd en krijgen de 'Unerlaubten' een geldstraf van 5 Rth. naast de administratiekosten (Amtsgeld/Verwaltungsgebühr). Omdat 1656 een slecht arbeidsjaar geweest is, waarin veel seizoenarbeiders slechts met 1 Rth. thuisgekomen zijn, kunnen zij eenvoudigweg deze boete niet betalen.
Bippen is een plaats waar veel trekarbeiders passeren. In 1850 passeren daar zo'n 2000 personen uit Oldenburg en Diepholz. Tussen Ankum en Ueffelen ligt de zogenaamde Breite Stein, een grote zwerfkei waar verschillende groepen zich verzamelen om gezamenlijk verder te reizen. Deze steen ligt nu voor de lutherse kerk in Badbergen als het Bismarck gedenkteken. In Lingen steekt men met het veerschip de Ems over, om vervolgens via Neuenhaus en Uelsen naar Venebrugge en Hardenberg te lopen. In Hardenberg kan men overnachten. Rond 1844 zijn hier nog zo'n 130 herbergen. Vanaf daar kan de bagage met wagen of schuit (over de Vecht) naar Hasselt vervoerd worden. De trekarbeiders volgen lopend de zogenaamde Hessenweg, ten noorden van Dalfsen en Ommen en ten zuiden van het hoogveen.

De wegen zijn in de regel onverhard en na een flinke regenbui vaak moeilijk begaanbaar. Ook het reizen met paard en wagen is niet aangenaam. Tot het midden van de 19e eeuw is reizen over water het meest comfortabel. Alleen in de winterperiode (december-maart) zijn de waterwegen meestal onbevaarbaar. Onderweg zijn de wandelaars niet alleen blootgesteld aan weer en wind maar ook aan wilde dieren (wolven) en rovers. Daarom reizen ze veelal in groepen. Misschien is onze Roelf één van hen geweest.
Hasselt is voor de overtocht naar Amsterdam over de Zuiderzee het voordeligst, doch Zwolle is een alternatief. Hasselt is voor deze overtocht echter gunstiger gelegen en heeft verschillende contracten met het Amsterdamse schippersgilde afgesloten ten einde deze overtocht te monopoliseren dit ten koste van Zwolle en andere Overijsselse plaatsen. De Zwollenaren laten het hier niet bij zitten en proberen op alle mogelijke manieren de arbeiders op te pikken voor ze in Hasselt zijn. Meestal gebeurt dit door ze in te laten schepen bij de Berkummer Brug of bij de Noodhaven, ook genaamd het Varkensgat. In 1733 is deze concurrentiestrijd een climax. De Zwolse schippers plaatsen in het veld bij Ommen en Dalfsen palen met het opschrift dat trekarbeiders uitsluitend de aangewezen route mogen volgen. Als de arbeiders zich daar niets van aantrekken, probeert men hen met behulp van soldaten te dwingen naar de Zwolse schepen te lopen. Ook dat lukt niet. Ten slotte sluiten de Zwollenaren met de Hardenbergse praamschippers een geheime overeenkomst dat zij de bagage van de arbeiders niet naar Hasselt, maar naar het Varkensgat zullen brengen. Als de arbeiders naar Hasselt gaan laten zij Dalfsen links liggen en gaan zij via het 'poepen-' of 'pikmaaierspad' en via het sluisje genaamde 'poepestouwe' (nu bij het gemaal Streukeldijk) bij de hoge noordelijke dijk langs het Zwarte Water. Dan kan men Hasselt in de verte al zien liggen. Vlak voor het stadje loopt men de Engpoort door waarna men aan de rechterhand de Heilige Stede heeft, een kapelletje op het Eiland voor de katholieken die in 1357 gesticht is en in 1551 de Pauselijk aflaat verkregen heeft wegens de wonderen die daar plaats gevonden hebben. In Hasselt zijn maar liefst zo'n 210 herbergen. De schepen leggen in Amsterdam allen aan dezelfde kade aan, bij de Oude Brug, ook wel Moffenbeurs genaamd. Daar zijn bovendien veel gelegenheden waar de trekarbeiders overnachten kunnen. Als de winter nadert zijn de Hollandgänger al weer op weg naar Duitsland. Ze trekken ook bij Bellingwolde en Nieuweschans de grens over, terug naar huis of hebben gehoord dat er in het Oldambt werk is en trekken door de polders om daar hun heil te zoeken. Ze vertellen er over het veengebied bij Wymeer en Stapelmoor. Wat volgt is het omgekeerde van wat we net hebben gelezen. In de winter hebben de Groningse landarbeiders geen werk bij de boer en trekken ze met de Hannekemaaiers mee naar Duitsland om in het veen te werken. Zo leren ze elkaars gebeid kennen. Dezelfde taal spreken ze immers al….

Terug naar Roelf.
Hoe het precies is gegaan, weten we niet. Roelf is mogelijk in het veen gaan werken bij Wymeer, of Vrouwke komt als dienstmeid terecht bij een boer in een Groningse polder. In ieder geval weten beiden dat er hard gewerkt moet worden om eten op tafel te krijgen. Roelf weet dat als geen ander. Zijn vader is zelf boerenknecht en dagloner en zijn grootvader heeft een boerderijtje gehad in Ekamp. Het harde werken is overgegaan van vader op zoon. Ook Vrouwke kent het harde werken. Zelf komt ze uit een gezin met 11 kinderen. Bovendien moet ze als oudste dochter niet alleen flink aanpakken, ze ziet het ook aan haar drie oudere broers, ze ervaart de pijn als haar zusje Stijntje nog geen 4 maanden oud wordt. Zo komen Roelf en Vrouke elkaar tegen in een tijdperk en in een gebied waarin wordt geleerd wordt aan te pakken. Werk kan niet smerig zijn en geen arbeid is ver weg als er geld te verdienen valt.

Uit dit huwelijk 6 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Roelf Borgert*1875 Reiderwolderpolder †1876 Reiderwolderpolder 0
Roelf Borgert*1876 Reiderwolderpolder †1877 Reiderwolderpolder 0
Roelf Borgert*1878 Reiderwolderpolder †1952 Finsterwolde [Gr] 73
Gepke*1880 Reiderwolderpolder †1880 Reiderwolderpolder 0
Jan*1882 Reiderwolderpolder †1883 Reiderwolderpolder 0
Gepke*1884 Ganzedijk Finsterwolde †1970 Begraafplaats te Finsterwolde 85



Bronnen:
1.BS Overlijdensregister Finsterwolde, RHC GA (donderdag 4 jul 1901 akte 26)
2.Die Familien der Kirchengemeinde Wymeer 1713-1900, Boek, Rolf und Christian Koens, Eigenverlag, 3-9806065-0-7, Westerstede [Dui], 2004 (blz. 205)
3.Stapelmoor, Die familien der Kirchengemeinde, tussen 1709 en 1900 (vrijdag 2 mrt 1804)
4.BS Huwelijksregister Finsterwolde, RHC GA (dinsdag 18 mei 1875 akte 10)
5.BS Geboorteregister Finsterwolde, RHC GA (vrijdag 25 okt 1844 akte 38)
6.BS Overlijdensregister Finsterwolde, RHC GA (maandag 3 aug 1914)

Dossier:
')}