Genealogie van NazatenDeVries en anderen
NN Nn
NN Nn.

relatie
met

Meerten Krijns. Zijn patroniem is onzeker.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Menno  †1629   


NN Tammes
NN Tammes.



Bronnen:
1.De Nederlandse Leeuw (O.D.J.Roemeling), S737
2.FamilySearch.Org - Church of Jesus Christ of Latter Day Saints -, S736
3.FamilySearch.Org - Church of Jesus Christ of Latter Day Saints -, S738
4.FamilySearch.Org - Church of Jesus Christ of Latter Day Saints -, S739


NN Nn
NN Nn.

tr.
met

Focko (Focco, Focce, Focke) Ewesma (Eusma, Ewens, Ewes) (Ackinga), zn. van Ewo Erickes van Emden en Bawe Ukena Tho Dijkhuizen, geb. te Woltersum, Gem. ten Boer circa 1390, komt voor als hoofdeling en ridder te Woltersum [Gr], relatie (1) met NN Nn. Uit deze relatie een dochter.

 



Aantekeningen bij Focko Ewesma (Ackinga).
Ubbo Emmius schrijft, in 1415 over het huis te Woltersum, behorende aan Focco Eusma, zoon van Ewo, wordt verwoest. Sicke Benninge noemt hem Focco Ewesma. Hij is waarschijnlijk een zoon van de voornoemde Ebbe of Ewe Ackinga en komt zelfs ook voor als Focke Ackinga. Door het huwelijk van zijn dochter Hisse met Dutmer Rengers zijn de Woltersumer goederen aan de familie Rengers gekomen.
In de kroniek van Sicke Benninga wordt het als volgt vermeld: 'Focke Ewsema huues tooltersum' is in 1415 'omgeworpen'. De borg van Focke Ackinga wordt dan door Keno tom Brok, leider van de Vetkopers, verwoest.

Andere bron: Hoofdeling Woltersum. In 1415 wordt zijn huis te Woltersum verwoest. Is dit dezelfde als Focko Ackinga,waarvan eveneens bekend dat zijn huis te Woltersum in 1415 wordt verwoest door de leider van de vetkopers Keno tom Brok? Deze Focko is een zoon van Ebbe Ackinga, gehuwd met N.N. Fratema. Ebbe bezit een steenhuis te Weiwerd, dat wordt verwoest in een oorlog Hij bouwt daarop het zojuist genoemde steenhuis ten oosten van Woltersum.

Schieringers en Vetkopers.
In de Friese landen woeden al halverwege de 14e eeuw veten tussen Schieringers en Vetkopers, de benamingen voor regionale strijdgroepen van wisselende samenstelling en betekenis die in de loop van de tijd blijken vooral te verschillen in de economische en politieke belangen die zij op enig moment nastreven.
Aanvankelijk kiest de stad voor de 'Schieringers' en is Groningen het centrum van verzet tegen Hollandse invloeden in de Friese landen, in die jaren belichaamd door Albrecht van Beieren, graaf van Holland (in functie 1358-1404). Albrecht van Beieren heeft onder meer een verbond gesloten met de hoofdeling Ocko tom Brok, die streeft naar de volledige macht in Oost-Friesland.
Schieringers: mogelijk genoemd naar de grauwe, of schiere, habijten van ongebleekte schapenwol van de lekenbroeders van de Cisterciënzer kloosterorde; de Vetkopers naar de vetweiderij en de daarmee verbonden handel (op Holland) door de orde der Praemonstratenzers of Norbertijnen. De benamingen komen voor het eerst voor in 1392 en gelden met name partijen in Westerlauwers Friesland. Voor de controversiële facties in Stad en Ommelanden zijn uit de 14e eeuw geen nadere aanduidingen bekend.
Kloosters en kloosterorden spelen een belangrijke rol in het politieke en economische leven, gegeven hun betrokkenheid bij landontginning, landbouw en waterstaat (zijlvestenijen). De leiding van de kloosters is veelal verwant aan plaatselijke machthebbers.


Focko Ewesma (Eusma) was inderdaad een zoon van Ewo.
Dat bewijst het volgende citaat:
"Focko Eusma, Ewonis filius, Wolterhemus."
(transcriptie: Focko Ewesma, zoon van Ewo, Woltersum)
Focko wordt hier Eusma genoemd en zijn vader Ewo was hoofdeling
te Woltersum.
Bron: Untersuchungen über friesische rechtsgeschichte, Volumes 2-3.
Karl Otto Theresius Freherr von Richthofen. W. Hertz. (Bessersche Buchh.), 1882.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Lupko*1432     


Bawe Tho Dijkhuizen
in
Genealogie van Ewe Ewesma.
Genealogie van Rypert Ripperda.
Parenteel van Ewe Ewesma.
Parenteel van Rypert Ripperda.

Bawe Ukena Tho Dijkhuizen (Fockena), geb. circa 1411, ovl. (minstens 66 jaar oud) na vrijdag 14 dec 1477.


Aantekeningen bij Bawe Ukena Tho Dijkhuizen.

DE BORG DIJKHUIZEN.
Dijkhuizen begint evenals Oosterwijtwerd een rol te spelen tijdens Focko Ukena. Deze zal ook Dijkhuizen hebben verkregen door zijn huwelijk met Hiddeke van Wijtwerd en eveneens zal hij de borg hebben gesticht. Niet alleen vermeldt dit Sicke Benninge in zijn kroniek, maar ook Focko's kleindochter Theda, gravin van Oost-Friesland.
In de strijd tussen Focko en de Groningers wordt het huis door de laatsten verwoest. Het moet dan kort daarna weer zijn opgebouwd, wanneer het waar is, dat Focko Ukena er in 1435 gestorven is. In elk geval klopt het jaartal van de dood niet, aangezien Focko op 23 april 1436 nog in leven is. Ook is Dijkhuizen in 1452 'onklaar'. In een akte van dat jaar wordt namelijk vermeld, dat er een erfscheiding zal plaatsvinden tussen Ulske en Bawe, dochters van Focko Ukena, en hun echtgenoten, zodra Dijkhuizen weer 'getimmerd' is.
Enkele jaren later vinden wij Ewe Ewesma (van Ewsum), zoon van Hidde Tamminga (Ewesma) en Menneke, getrouwd met Bawe, als hoofdeling te Dijkhuizen. Voor 1477 is hij waarschijnlijk gestorven, althans in dat jaar komt Bawe toe Dijkhuizen voor.
Een idee omtrent de grootte van het huis krijgen we uit een stuk van 1475. Daarin is sprake van een telling van stenen. Er zijn dan twee verdiepingen, een toren, een poort en een zaal.
Na de dood van Bawe vererft Dijkhuizen op haar zuster Ulske van Oosterwijtwerd. Deze schenkt in 1491 de heerd te Dijkhuizen met al het goed en land, uitgezonderd de gerechtigheid, aan haar dochter Hille Ripperda. Maar aangezien er veel kosten op vallen, geeft zij er land te Zeerijp bij.
Na de dood van Hille komen Oosterwijtwerd en Dijkhuizen weer in één hand, namelijk die van haar broer Eggert of Eggerik Ripperda.
Inmiddels is Dijkhuizen weer het slachtoffer geworden van oorlogsgeweld. In 1499 heeft graaf Edzard Appingedam en Dijkhuizen bezet. In het voorjaar van 1500 trekken de Groningers met een aantal Ommelanders uit met hun zwaarste geschut om Appingedam en de borg Dijkhuizen te veroveren. Ze kunnen de borg evenwel niet stuk schieten, want deze is versterkt met een bolwerk en een staket. Spoedig wordt Dijkhuizen door graaf Edzard ontzet. Het volgende jaar komen de Groningers terug, nu met meer succes. Op het huis ligt Eggerik Ripperda met 25 man. Nu wordt het zonder slag of stoot overgegeven. Eggerik en de zijnen worden gevangen genomen en het huis wordt geheel uitgebrand.
In het zelfde jaar 1500 is Eggerik getrouwd met Aleyt van Buckhorst tho Boxbergen. Haar broer Jan van Buckhorst heeft blijkens een getuigenis van 1536 op Dijkhuizen gewoond, maar wanneer dit geweest is, wordt niet vermeld.
Daarna is van het huis niets meer bekend. Over de puinhopen ontstaat in de jaren 1741-1743 een langdurig proces. De heer Ripperda van Ellerenborgh heeft in 1737 aan de vrouwe van Oosterwijtwerd, Margaretha Elisabeth Ripperda, het land waarop de ruïne staat verkocht, waarna deze is afgebroken en de fundamenten zijn uitgegraven. In 1738 zijn dus de laatste resten van Dijkhuizen verdwenen.

  • Vader:
    Focko (Fokko, Focco) Ukena, zn. van Uco (Fockena) Ukena Von Neermoor en Amcke van Lengen, geb. te Neermoor, Ost-Friesland [Dld] (of Edermoer) circa 1360, komt uit een Oost-Fries adelijk geslacht, beroemde Oostfriese veldheer, heer, heer te Aurich [Deu], hoofdeling te Leer (Dld), heer op Dijkhuizen, Tjamsweer [Gr], hoofdeling van Overledingen (Ostfr.) in 1435, ovl. (ongeveer 75 jaar oud) te Appingedam [Gr] op zaterdag 29 aug 1435, begr. te Appingedam, Augustinuskerk, tr. (2) met Hiddeke Ripperda Tho Dijkhuizen. Uit dit huwelijk 3 dochters, relatie (3) met Hebe II Tom Brok. Uit deze relatie een dochter, tr. (4) met Eneke . Uit dit huwelijk geen kinderen, tr. (resp. ongeveer 25 en ongeveer 11 jaar oud) (1) in 1385.
 

relatie (1)
met

Ewo Ewesma van Ewsum, zn. van Hiddo (Hidde) Tamminga van Hornhuizen (Ewes) en Menneke Ewes, geb. circa 1390, woont op Dijkhuizen en noemt zich dan Ewesma, hij laat een toren te Toornwerd bouwen in 1487, ovl. (minstens 87 jaar oud) na vrijdag 14 dec 1477.


Aantekeningen bij Ewo Ewesma van Ewsum.
Ewo Hoofdeling van Woltersum, woont op Dijkhuizen bij Appingedam. Hij heeft een steenhuis in Weiwerd dat in gevechten wordt verwoest. Hij bouwt daarna een huis in Woltersum dat in 1415 wordt verwoest door de troepen van Keno tom Brok. Waarschijnlijk is Ewo dezelfde als Ebbe Ackinga, van de Ackingaheerd in Oosterwierum (op die plaats ligt nu de Akkemaheerd).
In 1458 ruilen Ewo en zijn broer Onno bezittingen. In dit stuk uit 1458 (slechts in afschrift van 1512 overgebleven), is sprake van een ruil tussen Ewe en Onno Ewesma, waarbij Ewe landerijen onder Garmerwolde en Ten Boer verkrijgt en alle rechten en heerlijkheden in Fivelingo. Onno verkrijgt Menkemaheerd in Diddinghuizen en de principale heerd en state land de Oert genaamd met 'huisinge, heminge ende graften', 128 grazen groot, Sapsteder land met 20 grazen daarbij gelegen, die Onno al in huur heeft met alle rechten en heerlijkheden die op de heerd in den Oert vallen, met name het redgerrecht om het derde jaar, de helft van de overrechten te Middelstum, Toornwerd en Engeweer, waarvan Onno reeds de andere helft bezit, en ook Toornwerder zijlrechtereed, een schepperij in het Oosterambt. Deze rechten zullen eeuwig en erfelijk bij het huis Ewsum blijven en van de heerd in den Oert afgenomen zijn. Mocht later bij boedelscheiding de Oord van Ewsum gescheiden worden dan zal de collatie van de kerk te Toornwerd bij de Oord blijven. Verder zal Onno alle rechten en heerlijkheden in Hunsingo hebben en houden.
Ewo en Onno ondersteunen beiden de politiek van de Bourgondiërs.
Onno is mogelijk door de koning van Cyprus tot ridder geslagen en in 1445 heeft hij de kerk van Middelstum laten bouwen. In 1472 bouwt hij ook een voor die tijd moderne geschutstoren om de brug naar, de dan vrij ouderwetse, borg Eeuwsum met kanonnen te kunnen verdedigen. Deze toren is het enige onderdeel van de borg dat tegenwoordig nog bestaat. Onno is waarschijnlijk de rijkste hoveling van de Ommelanden geweest. Daaruit volgt dat Ewo ook zeer rijk moet zijn geweest.
Ewo van Ewsum is de zoon van Hiddo Tamminga van Hornhuizen (later Ewesma van Ewsum) en Menneke Ewesma van Ewsum. Zijn jongere broer, Onno, erft Ewsum en bouwde later Mensinge. Onno is gehuwd met Gele Manninga, dochter van Lütet en Adda Cirksena en zuster van Edzard. De kleindochters van Onno huwt beide met Ripperda's. Onno is de eerste ridder in de Ommelanden nadat hij voor verdiensten in het Heilige Land van de koning van Cyprus tussen 1443-45 de ridderslag ontvangt.

Opmerking:.
De oude naam van Toornwerd is Doornwerd, wij zeggen nog steeds Doord waarbij de "r" niet wordt uitgesproken. Mijn grootmoeder Hiltje Schollema-Bos (van Harm Hofman) woonde op Toornwerd en zij altijd "Dowerd". In de 14e eeuw wordt het dorp Tornwert, Thornwerth of Dornewert genoemd. Op sommige kaarten staat het gespeld als Dorware (Sibrandus Leo, 1579) of Doornwert (Tabula Dominii Groningae, 1660; Volkstelling 1795) of Dornwert. De schrijfwijze op kaarten werd waarschijnlijk eind 18e, begin 19e eeuw gewijzigd in Toornwerd of Toornwert, daar in het kadastrale minuutplan van 1832 staat vermeld dat de naam niet Doornwert, maar Toornwert is (aanvulling: Harm Hofman, Middelstum).

Aantekeningen bij Ewo Ewesma van Ewsum en Bawe Ukena Tho Dijkhuizen

Door zijn huwelik met Bawe Ukena, de dochter van de beruchte Focko Uken a, komt hij in het bezit van Dijkhuizen bij Appingedam, waar hij ook gaat wonen.

tr. (2)
met

Ewo (Erikes) Erickes van Emden, zn. van Eggerich Ewen van Jemgum en NN Nn, geb. te Jemgum, Oost-Friesland, Dld. in 1360, hij komt voor als hoofdeling te Woltersum [Gr], bezit een steenhuis in Weiwerd dat wordt verwoest, mogelijk behoort hem de Ackingaheerd te Oosterwierum (nu Akkemaheerd), woont borg Dijksterhuis, Appingedam [Gr], hij wordt voor het eerst genoemd met zijn halfneef Ewo Erickes van Jemgum in 1390, bouwt een huis te Woltersum dat wordt verwoest door Keno tom Brok in 1415, ovl. (minstens 98 jaar oud) na 1458.

 



Aantekeningen bij Ewo Erickes van Emden.
Mogelijk is Ewo Erickes van Jemgum dezelfde als Ewo Ewesma Ackinga, geboren in 1368. We vinden de eerste vermelding van Ewo in 1371 in Middelstum. De geschiedenis van Middelstum is grotendeels bepaald door de bewoners van de borgen Ewsum, Asinga en Mentheda.
In 1458 ruilen Ewo en zijn broer Onno bezittingen. In dit stuk uit 1458 (slechts in afschrift van 1512 overgebleven), is sprake van een ruil tussen Ewe en Onno Ewesma, waarbij Ewe landerijen onder Garmerwolde en Ten Boer verkrijgt en alle rechten en heerlijkheden in Fivelingo. Onno verkrijgt het voormalige kasteel Ewsum van Middelstum.


Het voormalige kasteel Ewsum van Middelstum.

Menkemaheerd in Diddinghuizen en de principale heerd en state land de Oert genaamd met 'huisinge, heminge ende graften', 128 grazen groot, Sapsteder land met 20 grazen daarbij gelegen, die Onno al in huur had met alle rechten en heerlijkheden die op de heerd in Oert vallen, met name het redgerrecht om het derde jaar, de helft van de overrechten te Middelstum, Toornwerd en Engeweer, waarvan Onno reeds de andere helft bezat, en ook Toornwerder zijlrechtereed, een schepperij in het Oosterambt. Deze rechten zouden eeuwig en erfelijk bij het huis Ewsum blijven en van de heerd in den Oert afgenomen zijn. Mocht later bij boedelscheiding de Oord van Ewsum gescheiden worden dan zou de collatie van de kerk te Toornwerd bij de Oord blijven. Verder zou Onno alle rechten en heerlijkheden in Hunsingo hebben en houden. Ewo en Onno ondersteunen beiden de politiek van de Bourgondiërs.

Onno zou door de koning van Cyprus tot ridder zijn geslagen en in 1445 de kerk van Middelstum hebben gebouwd. In 1472 bouwt hij tegen de wil van de stad Groninge ook een voor die tijd moderne geschutstoren om de brug naar, de dan vrij ouderwetse, borg Eeuwsum met kanonnen te kunnen verdedigen. Deze toren is het enige onderdeel van de borg dat tegenwoordig nog bestaat. Onno zou de rijkste hoveling van de Ommelanden zijn geweest, daaruit volgt dat Ewo ook zeer rijk moet zijn geweest.

De drie borgen komen in 1630 in handen van de familie Lewe, die daardoor de invloedrijkste familie van het dorp wordt. De borgen Asinga en Mentheda worden in de 18e eeuw gesloopt, borg Ewsum wordt in 1859 verkocht, dit betekent ook het einde van de band tussen de familie Lewe en het dorp Middelstum. Het huis wordt in 1863 afgebroken. Alleen de donjon met de kelder is (deels) bewaard gebleven en dateert uit 1472. De donjon is gebouwd door de tweede zoon van Ewe Ewesma en Hidde, Onne, die geridderd is wegens zijn kruistocht. De muren van de toren zijn meer dan 2 meter dik en is bijna 12 meter in diameter. Vanaf 1630 komt de borg in handen van Evert Lewe. Zijn zoon Johan neemt de borg over in 1641 en diens zoon Evert krijgt de borg in 1670.

Edzard Jacob, baron Lewe van Middelstum, is de laatste borgheer van Ewsum. In 1856 wordt de borg gekocht tijdens publieke verkoop door H.W. Wierda uit Winsum. Hij heeft het gekocht voor 40.275 gulden (= ± €18.000) en in 1863 laat Wierda het gebouw afbreken, alleen een deel van de (gevecht)storen en het schathuis overleven de sloop.

Uit dit huwelijk 3 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hisse Ewesma*1380 Woltersum [Gr]    
Ocka*1410  †1471 Jemgum, Oost-Friesland, Dld. 61
Focko Ewesma*1390 Woltersum, Gem. ten Boer    



Bronnen:
1.Groninger Volksalmanak 1841., GVA 1841 (blz/akte 5)


Desiderius van Verdun
Desiderius van Verdun2, geb. circa 5052,2,1,2,
Bisschop te Verdun [Fra] in 534,
Verdun (Nederlands: Verden aan de Maas, Duits: Verden an der Maas) is een gemeente in het Franse departement Meuse (regio Lotharingen) en telt 19.624 inwoners (1999). De plaats maakt deel uit van het arrondissement Verdun.

Verdun is een stad aan de Maas, gelegen in de noord-oosthoek van Frankrijk. Ze is tevens onder-prefectuur van het departement Meuse.
*
Geschiedenis
Verdun kreeg een plaats in de Europese geschiedenis vanwege het Verdrag van Verdun, waarbij in 843 het Karolingische rijk werd verdeeld. In 1552 werd koning Hendrik II van Frankrijk soeverein vorst van de Drie Bisdommen: prinsbisdom Metz, prinsbisdom Toul en prinsbisdom Verdun. De Slag om Verdun tijdens de Eerste Wereldoorlog kostte aan honderdduizenden soldaten het leven. Verdun heeft sindsdien een nationale rol in de herdenking van de gevallenen in die oorlog. De Ossuarium van Douaumont in de nabijheid van de stad is het centrum van vrijwel permanente herdenkingsactiviteiten.
Ovl. (Ongeveer 44 jaar oud) in 5492,2.

tr.
met

Nn 2, geb. te Toulouse [Fra] circa 5052,2.

Uit dit huwelijk een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Nn*530     



Bronnen:
1.Afgeschermd, Wikipedia
2.Genealogie van Bernd Josef Jansen, BJ Jansen


Sabina Katharina van Rietberg
Sabina Katharina (Sabina Catharina) van Rietberg, geb. in 1582, zij wordt Katholiek in 1601, ovl. (ongeveer 36 jaar oud) op donderdag 31 mei 1618.

  • Vader:
    Enno III van Oost-Friesland1, zn. van Edzart II Cirksena en Catharina Wasa Princes van Zweden, geb. te Aurich [Deu] op maandag 30 sep 1563, graaf van Oost-Friesland tussen 1599 en 1625, ovl. (61 jaar oud) te Leerort, Ost-Friesland op dinsdag 19 aug 1625, tr. (resp. ongeveer 34 en ongeveer 22 jaar oud) (2) in 1598 met Anna van Holstein-Gottorp, dr. van Adolf van Sleeswijk-Holstein-Gottorp (van Sleeswijk-Holstein-Gottorf) en Christina van Hessen, geb. op donderdag 27 feb 1575, ovl. (50 jaar oud) op donderdag 24 apr 1625. Uit dit huwelijk 5 kinderen, tr. (1).
 

tr. (resp. ongeveer 19 en ongeveer 35 jaar oud) op zondag 4 mrt 1601
met

Johan III (Jan) van Rietberg (van Oost-Friesland), zn. van Edzart II Cirksena en Catharina Wasa Princes van Zweden, geb. te Aurich [Deu] in 1566, hij wordt Katholiek, ovl. (ongeveer 59 jaar oud) te Rietberg [Deu] op donderdag 23 jan 1625.


Aantekeningen bij Johan III (Jan) van Rietberg (van Oost-Friesland).
Hij is de oom van zijn eigen vrouw Sabina Catharina, omdat zij de zuster is van zijn broer Enno III. Johan gaat terug naar het Katholieke geloof en in 1601 doet zijn aanstaande vrouw hetzelfde, waardoor er een 'päpstlicher Erlaubnis (Dispens)' plaatsvindt. Waarmee doet de Reformatie in het Graafschap Rietberg weer een stap terug. Door de overstap staat voor hem echter de deur open om officier te worden in keizerlijke en Spaanse dienst. Ook verovert Johan voor de Bisschop van Paderborn deze protestantse bisschopsstad terug en is daarom bovendien beslist niet onschuldig aan gruweldaden onder de plaatselijke bevolking.
Hij en zijn vrouw stichten samen de Franciscanerklooster Rietberg in 1618. "Nach einigen Anfangsschwierigkeiten wegen der von den Grafen beanspruchten Rechte zur Ernennung des Hausoberen wurde dann von Graf Ernst Christoph am Tage der Erscheinung des Herrn 1629 endgültig die Gründungsurkundeausgestellt. Die Gräfin Sabina Catharina war selbst tätiges Mitglied des 3. Ordens vom hl. Franziskus und hat sicher die Devotessen in der Grafschaft von Anfang an gefördert".
Na de dood van zijn vrouw, die in het kraambed van het elfde kind in 1618 sterft, regeert Johan het graafschap nog tot zijn eigen dood op 23 jan. 1625.

Uit dit huwelijk 11 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Edzard*1602  †1603  1
Anna Walburgis*1603  †1604  1
Catharina Maria*1604     
Graaf Ernst Chrisoph*1606  †1640  34
Enno Philipp*1608     
Leopold*1609  †1635  25
Walburgis Maria*1612  †1613  1
Ferdinand Franz*1613  †1648  34
Clara Sophia*1615     
10 Anna Clara*1616     
11 Graaf Johan IV*1618  †1660  42



Bronnen:
1.Afgeschermd, Wikipedia


NN Sebes
NN Sebes, geb. te Midwolda [Gr] circa 1376, Nn Sebes wordt genoemd als hoofdeling te Borssum [Deu].

  • Vader:
    Sebo Ennens van Midwolda, zn. van Emeco von Midwolda en NN Nn, geb. te Solwerd [Gr] in 1336, hoofdeling te Borssum [Deu], relatie.
 

relatie
met

Popko Tho Solwert, zn. van Wilcko Tho Solwert en NN Nn, geb. in 1390, overrichter van 1431 tot 1431.

 



Aantekeningen bij Popko Tho Solwert.
Overrichter 1431: "Even ten noordoosten van Appingedam ligt Solwerd, dat zijn bekendheid dankt aan de geschiedenis van 't zogenaamde 'Aauwelputje'. In de middeleeuwen is Solwerd een druk bezocht bedevaartplaatsje geweest, er staat dan een kapel, waar allerlei wonderen plaats zouden vinden. De Sacramentskapel dankt haar bestaan aan een vergrijp. Het verhaal behoort tot de groep van anti-joodse verhalen. De joden zouden zich regelmatig schuldig gemaakt hebben aan kerkdiefstal, ze worden nu eenmaal door sommigen nog steeds gezien als de 'vijanden van het ware geloof'. Die gedachte komt ook tot uitdrukking in het verhaal van het ouwelputje bij Solwerd. Dat wil dat in de kerk van Appingedam drie joden inbreken, omdat ze gehoord hebben dat zich daar vele zilveren en gouden voorwerpen bevinden. Zo nemen ze de gouden beker weg waarin drie ouwels of hosties zijn opgeborgen. Buiten Appingedam, bij Solwerd, "smetenze de ouwels" in de sloot. "Dou is ter 'n wonder gebeurd. Drij nachten achter nkander kwam der oet dij sloot 'n hailgroot, helder licht. Elk was der doodsbenauwd veur; gain ain wos ja wat dat bedude." En dus wordt de pastoor erbij gehaald, die ontdekt dat het licht afkomstig is van drie ouwels, die in het slootwater drijven. De ouwels worden uit het water gehaald en teruggebracht naar de kerk van Appingedam. Het slootwater blijkt echter een wonderdadige kracht te hebben gekregen: er vinden allerlei wonderbaarlijke genezingen plaats.
Velen gaan naar de plek waar inmiddels een kapelletje gebouwd is, net boven de sloot. Binnen is een put waaruit men water kan scheppen om ter plekke op te drinken of om mee naar huis te nemen. Maar een ding staat vast: " 't hailpallain as ie deraan leufden; aans hulp 't ook nog gain spier, net zo min as aander slootwotter." Het zal duidelijk zijn dat de kapel goede inkomsten opbrengt. De kerk van Appingedam en de Martinikerk van Groningen willen een deel van die inkomsten, wat na veel kerkelijk geharrewar ook gebeurt. Na de Reformatie wordt in 1602 besloten dat de kapel van Solwerd verkocht moet worden en het 'Aauwelputje' gedempt. Pas in 1682 gebeurt dat. (Uit "In de voetsporen van Emo en Menko," door Ada vanDeijk).

De kerk in Solwerd herinnert aan het gelijknamige buurtschap bij Appingedam. Het kerkgebouw dateert uit 1783 en is een mooi voorbeeld van classicistische bouwkunst. De kerk staat op de plaats waar eerder de middeleeuwse parochiekerk heeft gestaan.
• Hoe de verhouding Ewens en Tho Solwert in elkaar zit, is mij niet heel duidelijk. In het boek van A. Hoft: "Vissen rond de Floem" staat op bladzijde 37ev. het volgende: "In 1520 schrijft Focko Ewenstot Leermens, die dan tijdelijk te Hasselt verblijft, aan zijn 'Vriendtinne' Lutgert, 'verwaerersche' van het heilige putje te Solwerd, enkele mededelingen naar aanleiding van een door hem ontvangen bericht over de verkoop van een huis "op Hillige Sacramentsland, dages na onse liever Vrouwe Maria geboerte anno XX". Focko Ewens wordt genoemd in de lijst van Edele Heerden. Er is daar sprake van "Enno tho Solwerts hues, aan de zuidzijde van de Delf". Vermoedelijk heeft Focko het huis van zijn oom Enno geërfd. Daarna komt het in bezit van zijn zoon Popko. Een Enno tho Solwert komt óók voor in de "Geschiedenis van de Benedictijnenkloosters in de Provincie Groningen" door C. Damen O.S.B, waarin deze meedeelt dat Enno op 1 oktober 1523 een dochter aan het klooster Feldwert opdraagt. Hij heeft reeds een dochter afgestaan. Zij zullen "professiede sancksusters" zijn geweest. Bij de abtskeuze in 1559 zijn nog twee zusters genoemd: Hayo en Grete Tzolwerts. Enno kan een zoon zijn van Popko tho Solwert, die een broer Hayo heeft gehad en wiens vader eveneens Enno heet. Er bestaat namelijk een acte uit 1487, waarin in de week voor Johannes Baptiste, Haye van Solwert in de Meene Landeswarff, gehouden op het Raadhuis te Groningen, veroordeeld wordt wegens "nederslage van salige Ennens tho Solwert, sijns vaders" en buiten Groningen verbannen wordt. In april 1492 zit hij gevangen te Kampen. Het is zeer aannemelijk, dat zij kleinkinderen zijn van Popke tho Solwert, die in 1431 als 'overrichter' genoemd wordt. De jongste Enno wordt genoemd in het Clauwboek voor de Leermenster redgered voor Doek Abbekema, voor de Syeerdaheem en voor het Maarhuis, in het jaar 1596. In1608 eveneens voor het Maarhuis (..). Het steenhuis te Solwerd, waar Enno of zijn familie wonen, heeft ongetwijfeld gelegen op de zuidwestzijde van de terp, herkenbaar door de afgraving. Het steenhuis behoort in 1530 aan Eppo Bauckens, wiens familie woont op het huis Bauckens bij Heveskes. Hij is mogelijk verwant aan de familie tho Solwert en woont vermoedelijk te Holwierde. In dat jaar is het steenhuis volgens de rekeningen van de rentmeester van Karel van Gelre 'afgesleten' en de stenen zijn naar Delfzijl gevoerd, want stenen zijn in die tijd duur.

Uit deze relatie 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Enno*1404  †1486  82
NN     


NN Nn
NN Nn.

relatie
met

Enno Tho Solwert, zn. van Popko Tho Solwert en NN Sebes, geb. circa 1404, ovl. (ongeveer 82 jaar oud) in 1486.

Uit deze relatie 2 zonen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Hayo Ennes     
Popko Ennes  †1455   


Amso Jelmers Thoe Weytwert
Amso Jelmers Thoe Weytwert.

tr.
met

Focko Ewens Tho Solwert (6290, Ewens), zn. van Lupko Ewens en NN Tho Solwert (Nn), geb. te Solwerd, Gem. Appingedam (te Holwierde [Gr]) circa 1464 (circa 1457, voor 1544), woont op de Jacobusheerd te Leermens, hoveling te Leermens [Gr], is een van de verdedigers van Appingedam, hoofdeling te Leersum [Ut], kerkvoogd te Solwerd [Gr], is een van de voogden van de Kapel v.h. Heilige Sacrament te Solwerd [Gr] op maandag 20 nov 1511, woont in Leermens [Gr] in 1515, woont in Holwierde [Gr] in 1520, bewoont de Jocobsmaheerd Leermens [Gr] voor 1515, is een van de voogden van de Kapel v.h. Heilige Sacrament te Solwerd [Gr] in 1520, redger te Siddeburen [Gr] in 1542, wordt Focko Ewens genoemd te Enselens in 1595, ovl. (minstens 56 jaar oud) te Leermens [Gr] tussen 1520 en 1538 (zondag 16 mrt 1603), begr. te Leermens [Gr], relatie (2) met Enneke Itens. Uit deze relatie een dochter.


Aantekeningen bij Focko Ewens Tho Solwert (6290, Ewens).
Hij komt ook voor als Amse en Amso Jelmers, maar ook Jelmers Tho Weywert of Tho Weitwerd worden genoemd.
Focko verdedigt Appingedam samen met Eltet tho Lellens, Wigbolt van Ewsum en Johan Rengers van Ten Post. Focko wordt genoemd in 1508.
Op vrijdag na Mattheus 1538 doen voormond en voogden over de nagelaten kinderen van Focko Ewens, oud omstreeks 16 a 17 jaren, uitwijzing aan Hiddo Ickynge te Usquert "wegens sijn moeije Hisse Tho Winschote" van 22 grazen land te Oosterwijtwerd, onverschieden in een heerd, waarvan Unico Ripperda het andere deel toebehoort, "als Tyecke Duers up Hissen vors. gheeerfft hadde met alsulcker bescheide. Kunde Hidde vorscr. nabrengen ende bewysen dat Tiake vorscr. ynde vorscr. herdt meere geheadt solde tho HIdd en vorscr. vordeel wesen." Popke Ewens, als een erfgenaam "tho Focke Ewens, consenteert in een en ander. De voorstanders zijn Mr. Wilrik Hayens, de hoofdeling Johan Rengers en Menno Sygers.
Focko is op 20 november 1511 een van de voogden van de Kapel van het H. Sacrament te Solwerd. Ook in 1520 is hij voogd van deze Kapel.
In een door hem geschreven brief uit Hasselt spreekt hij over zijn zoon.
Een en ander vinden we in 'Gruoninga' 9:93, 1963 en 10:18, 1964.
Hij woont op de Jacobusmaheerd te Leermens. In 1595 wordt hij Focko Ewens te Enselens genoemd. In de kerk te Leermens ligt zijn grafzerk met het volgende opschrift: Ao 1603, DEN 16 MARTY, IS DIE ERNF. FOCKOEWENS CHRISTLICH IN DEN HEREN ENTSLAPEN. Wapens: Rechts: Een omgewend paaslam. Links: Twee tegen elkaar klimmende halve leeuwen. Helmteken: een uitkomend paaslam. (GDW 2251).

Uit dit huwelijk 4 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Popko*1510  †1552  42
Hille  †1669   
Wischke     
Popko     


NN Nn
NN Nn.

relatie
met

Haye Unckens, zn. van Hayo Tonkens en Frouwe Nn, geb. in 1529.


NN Tyackens
NN Tyackens.

tr. (Tammo Hayes minstens 32 jaar oud) na 1555
met

Tammo Hayes Ton(c)kerts, zn. van Hayo Tonkens en Frouwe Nn, geb. te Beerta [Gr] circa 1523 (1527)1, volmacht van het kerspel te Beerta [Gr] in 1572, ovl. (minstens 54 jaar oud) na 1577, tr. (1) met Bilecke (Bylcke) Wigbolts (Wigbolds). Uit dit huwelijk 4 kinderen.


Aantekeningen bij Tammo Hayes Ton(c)kerts.
In 1563 is Tammo Hayes Tonckerts (ook Tonkers en Tonkens) hij 40 jaar oud. Daaruit kunnen we afleiden dat hij omstreeks 1523 moet zijn geboren. Voor het eerst komt hij voor op 30 augustus 1554 wanneer Tammo Hayes Tonckens te Beerta een rente van 12 Rijnse gl. verkoopt uit de hem en zijn vrouw Beyle Wigbolts (ook: Bilecke) toebehorende heerd (boerderij) en land en een andere heerd. We kunnen hieruit opmaken dat hun huwelijk heeft plaatsgevonden voor 30 aug. 1554 en we kunnen ook concluderen dat hij mogelijk is het bezit is geweest van twee heerden.
Op 15 mei 1574 verkoopt Menno Tiddinga (zijn neef) een rente van 12 Rijnse gl. uit zijn heerd te Beerta ter vervanging van een rentebrief tot een even groot bedrag dd. 30 augustus 1554 over deze heerd, die heeft toebehoord aan Tammo Hayo Tonckens en door Menno bij executie is gekocht. Deze renten uit deze heert zijn in 1558 en 1570 nog door Tammo Hayo voldaan.
Coldenborch.
Op 20 augustus 1561 en 16 september 1561 dienen voor B. en R. van Groningen zaken inzake beslag dat 'Johan Tycheler the den Coldenborch' heeft laten leggen onder Tammo Hayo Tonckerts, wiens beroep 16 september 1561 wordt afgewezen. Op dezelfde dag wordt een appel van Tammo Hayo, die beloofd heeft aan zijn huurder Johan Trapker het loon te betalen, dat deze verdiend heeft van Jurgen Ottens 'dee tycheler', eveneens afgewezen.
Op 3 november 1562 koopt hij (Tammo Hayes) van Sybelke Luppens 8 grazen land. De verkoper heeft deze van zijn vader geërfd. Enkele dagen later, 8 november 1562, koopt hij van Tijddo Popinga, die verkoopt met medeweten en toestemming van Menno Houwerda, hoofdafdeling te Appingedam, 10 grazen land te Ulsda, die Tijddo voor een deel heeft geërfd van zijn vader en voor een deel heeft gekocht. Tammo Hayo verkoopt deze 18 grazen op 17 november 1563 aan de stad Groningen, waarbij blijkt dat de kerk te Beerta nog 10 grazen, Tammo Hayo Bunnens nog 4 en Tammo Ubbens nog 2 grazen land te Ulsda in bezit heeft. Het bezit van Tammo Hayo Tonckens te Ulsda is groter geweest, want op 15 oktober 1563 wordt door Hans Lutze van Hamborch aan de stad Groningen o.m. verkocht een "ovenhues mit de .. tichelboede ender der oven" door hem destijds gekocht van Tammo Hayo.
Vervallen breuken.
Op 16 oktober 1564 treedt Doedo Tyarcks namens hem op tegen Aysse Haykens. Als volmacht van het kerspel Beerta komt hij voor op 1 mei 1572. Op 24 februari 1573 worden hem in verband met 'vervallen breuken' gerechtelijk twee akkers ontzegd ten behoeve van Ayelt Febens. Op 11 maart 1575 wordt hij gedaagd door de dijkrichter van Finsterwolde over de betaling van onkosten aan een dijk, waarvan hij schijnbaar onderhoudsplichtig is. Hieruit blijkt ook dat hij kennelijk in financiële moeilijkheden verkeert, omdat dan reeds sprake is van 'zijn crediteuren'.
Tussen hem en zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk ontstaat een proces, waarbij de kinderen, waaronder nog minderjarige, stellen nog niets uit de nalatenschap van hun moeder te hebben genoten, terwijl de crediteuren blijkbaar het tegendeel hebben beweerd. B. en R. van Groningen verklaren op 28 februari 1575 die bewering onbewezen en spreken uit dat de kinderen hun deel nog moeten hebben, doch daarbij moeten bewijzen wat hun moeder heeft ingebracht.
Luppo Herens procedeert vervolgens tegen de crediteuren over de aanbreng van zijn schoonmoeder Bylcke haar huwelijk met Tammo Hayo Tonckens. De ambtman heeft op 7 januari 1576 vonnis gewezen in het voordeel van Luppo. In beroep beslissen B. en R. op 4 april 1576 dat Luppo tegen borgtocht de beslissing van de ambtman ten uitvoer mag leggen, onverkort het recht van de crediteuren voor St. Jan tegenbewijs te leveren. De volgende dag wordt nog bepaald dat Luppo nog de laatste punt van de kenning van de ambtman en van de Raad moet bewijzen, nl. dat de goederen van Tammo Hayo Tonckens op de sterfdag van zijn vrouw meer waren dan de schulden, alvorens de borg geaccepteerd zal worden.
Tussen 5 april en 13 juni 1576 schrijft de namens de crediteuren optredende Gerard Titsing aan Doedo Tyarcks, richter in het Oldambt, dat hij wegens de crediteuren te Hogebunde in Oost-Friesland is geweest en voor de ambtman aldaar enige getuigenissen heeft geproduceeerd in de zaak van de 'praetense uitboedeling' . De getuigenis van de goudsmid is later afgelegd en berust onder Luppo Herens. Crediteuren wensen daarop te reageren en verzoeken de richter Luppo te gelasten deze getuigenis te overleggen. De verklaring van deze goudsmid is bewaard gebleven, evenals de taxatie van de onroerende goederen van Tammo Hayo's vrouw. Op 13 juni 1576 heeft de richter Luppo gelast copie te geven uit de verklaring van de goudsmid.
Huwelijken.
Uit een volgend stuk blijkt dat Tammo Hayo hertrouwd is geweest. Op 22 juni 1576 blijken B. en R. een verklaring te hebben ontvangen volgens welke de erfgenamen van Tyacko Ipens te kennen geven dat de crediteuren van Tamme Hayens hun hebben aangezegd "uting" te doen van hun zusters goed, welke zuster getrouwd is geweest met Tamme Hayens. Deze uitboedeling was hun tot dusver belet door allerlei omstandigheden, o.m. omdat zij nog moesten scheiden en delen met hun oudtante. Men kon niet gewaar worden hoe groot haar deel was. Dat deel is nu geschat en de erfgenamen zijn bereid de uitboedeling ten spoedigste te laten plaatsvinden. Zij verzoeken B. en R. dit te mogen doen in aanwezigheid van twee onpartijdige personen "want wy begeren ut de moeyte te wesen".
In het geschil komt zelfs de nalatenschap van Tammo Hayo's grootouders Tonckert Frericks en Nanna in het geding, waartegen twee andere kleinzoons van het echtpaar, Aelrick Weerts en Menno Luerts, met hun niet nader genoemde adherenten, opponeren. De ambtman wijst in deze zaak vonnis 20 december 1574, dan is er dus er al sprake van crediteuren van Tammo Hayo. B. en R. spreken zich 8 juli 1577 over deze zaak uit. Inmiddels is het land van Tammo Hayo reeds bij executie verkocht; zijn neef Menno Tiddinga blijkt 15 mei 1574 reeds eigenaar van een heerd, die bij executie wordt verkocht. Ander land wordt door de crediteuren verkocht, doch dit land blijkt Tammo Hayo niet in eigendom toe te behoren, 'doch hem verset' te zijn. Koper en crediteuren leggen de zaak aan B. en R. als scheidslieden voor, die op 17 juli 1577 hun oordeel geven.
In geen van de hierboven stukken wordt Tammo Hayo als overleden genoemd. Tammo (en zijn eerste vrouw) Bylcke hebben tenminste 4 kinderen: Tonkert en Wapke [Tammes]; van beide andere kinderen komen we geen namen niet tegen.
Kinderen.
1. Wapke Tonckerts (v).
2. Tonkert Tammes (m) - ca 1553- ca 1630; Tonckert trouwt twee keer. De eerste keer met Frouwe Tonckerts circa 1595 en de tweede keer met Lutgere Tonckerts voor 31 okt. 1608. Uit het eerste huwelijk komen minstens 9 kinderen voort. Het eerste kind is Bilecke (1593) en daarna volgen Haijo (1597), Luppo (1598), Eggo (1601), Frouwe (1603), Tamke (1607), Lutgere (overl. 1610), Ocke (overl. 1605) en Fossa. Alle kinderen krijgen als patroniem Tonckerts mee, behalve Ocke die Aapkes gaat heten. Van Eggo is bekend dat hij filosofie studeert in Groningen op 22 april 1619. Drie jaar later wordt hij genoemd als kandidaat in de theologie (24 aug. 1622) en op 7 sept. 1624 is hij predikant in Westerlee. Hij trouwt omstreeks sept. 1625 te Beerta met Aissa Aeijssens Wijncken. Ze krijgen 5 kinderen.
Luppo huwt drie keer (met Martijen Tjarcks, Euwke Aetiens en Haycke Edzens) en schept uit deze drie huwelijken minstens 8 kinderen. Luppo is diaken in Winschoten en is daar tevens gerechtsdienaar.
3. Nn Tammens (v) - ca 1556; zij trouwt voor 7 jan. 1576 met Lupko Herens. Uit dit huwelijk worden minstens twee kinderen geboren, nl. Wessel en Allert Luppes.
4. Nn Tammens (m) - ca 1557.
Zijn tweede vrouw, Nn Tyackes (haar 'voornaam' komen we nergens tegen) komt op 17 september voor als voormond over de kinderen van wijlen Tonko Eggens. Aijlcke Ockes, zijn eerste vrouw, overlijdt na 11 dec. 1638. Uit het huwelijk met zijn tweede vrouw (tr, voor 31 okt. 1608) Ealheid Heres, geb. ca 1579 in Winschoten zijn geen kinderen bekend.
Bronnen:.
*De Nederlandsche Leeuw (O.D.J. Roemeling); 105:377 (1988) (S748 [404];.
* De Nederlandse Leeuw (O.D.J.Roemeling); 105:368 (1988);.
* Gruoninga -; -Book; 15:127 (1970);.
* FamilySearch.org - Church of Jesus Christ of Latter Day Saints -;.
* Book; 2Z59-T4; e.a.


Bronnen:
1.De Nederlandse Leeuw (O.D.J.Roemeling); 97:10 1980; 105:368 (1988)., S741
2.De Nederlandse Leeuw (O.D.J.Roemeling); 105:368 (1988), S742


NN Ayolts
NN Ayolts, ovl. na maandag 3 mei 1632.


NN Nn
NN Nn.

relatie
met

Wilcko Tho Solwert.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Popko*1390     


NN Nn
NN Nn.

relatie
met

Ulphert Amses, geb. circa 1489, Zijlrechter in Borgsweer in 15771, functie van 1577 tot 1577, relatie (2) met NN Nn. Uit deze relatie geen kinderen.


Bronnen:
1.Gruoninga 29:136, 1984, see also Gruoninga 1971, p.37, 126-128., S619


NN Nn
NN Nn.

tr.
met

Aeldrick Wyarts, zn. van Aeldrick Wyarts (Wyarths, Wijerts) en N2 Tonckerts.


NN Nn
NN Nn.

relatie
met

Amse Eltjes, dr. van Eltje Amses en Aeylcke Nn, geb. te Holwierde, Bierum, Holwierde [Gr].

Uit deze relatie 2 kinderen:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jelmer     
Eltke     


NN Nn
NN Nn.

relatie
met

Ipe Eltjes, zn. van Eltje Amses en Aeylcke Nn, ovl. te Eekwerd [Gr] in 1539 Hij is geëxecuteerd in Eekwerder Til.


NN Nn
NN Nn.

relatie
met

Brundt Eltjes, zn. van Eltje Amses en Aeylcke Nn, ovl. circa 1549.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Tyarck     


NN Nn
NN Nn.

relatie
met

Menno Houwerda, geb. te Termunten [Gr].

Uit deze relatie een dochter:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Ideke*1297 Oostwold [Gr]    


Nn Drost
in
Genealogie van Tyacko Tiddinga.
Parenteel van Tyacko Tiddinga.

Nn Eggeriks Drost.


Aantekeningen bij Nn Eggeriks Drost.
De vermelding Nn Drost komen we bij verschillende onderzoekers tegen. Wie deze vrouw is geweest en ook over haar voorouders, worden nergens vermeldingen opgetekend.

relatie
met

Boelo Doedens Tiddinga, zn. van Tyacko Tiddinga en NN Nn, geb. circa 1420.


Aantekeningen bij Boelo Doedens Tiddinga.
In 1271/76 wordt Ebbo Tiddinga genoemd en in het Oorkondenboek van Groningen en Drenthe komt op 1391 Tyacko Tyddinga in Eexta voor als een van de hoofdelingen bij de grensscheiding van Reiderland en Oldambt. Hij leeft nog in 1420. In 1454 komt Dodo Tiddinga voor. Door de ondergeschiktheid van het Oldambt aan de stad Groningen is het hoofdelingenschap in het Oldambt verdwenen zodat de Tiddinga 's en ook de Huninga 's in de 17e eeuw alleen door hun vroegere belangrijke positie zich boven de anderen verhieven, waardoor zij Jonker genoemd worden.

Uit deze relatie een zoon:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Doedo Boelens*1440  †1454  14

')}